direct naar inhoud van 4.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied Hardenberg, Reestdal en Bergentheim-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00181-VG01

4.4 Gemeentelijk beleid

Waterplan Hardenberg (2008)

Het Waterplan Hardenberg is door de gemeente opgesteld in samenwerking met de provincie en de waterschappen Velt en Vecht, Reest en Wieden, Groot Salland en Regge en Dinkel. Het plan geeft een toekomstvisie tot 2020 waarin is vastgelegd hoe de gemeente en waterschappen met het water om willen gaan. Het doel van het plan is:

  • Afstemmen van beleid en verdiepen samenwerking;
  • Oplossen van knelpunten en benutten van kansen;
  • Voldoen aan nieuw beleid en wetgeving;
  • Vastleggen wateropgave voor het stedelijk en het landelijk gebied.

Visie 2020 De Vecht

De Vecht is een groene half natuurlijke laaglandrivier met een robuust watersysteem. Veiligheid van de burgers is de eerste prioriteit. Waar mogelijk zijn herstelprojecten uitgevoerd, hierbij gaan natuurontwikkeling en waterhuishouding hand in hand. Er is volop ruimte voor recreatie in het Vechtdal, zowel op het water als op het land. Hierbij wordt rekening gehouden dat de recreatieve ontwikkelingen niet ten koste gaan van de natuurontwikkeling en de waterhuishouding. De relatie van de Vecht met de steden Gramsbergen en Hardenberg is versterkt.

Visie 2020 Buitengebied

In het buitengebied is het waterbergend vermogen sterk vergroot en zijn de natuurwaarden langs watergangen versterkt, passend binnen de huidige functies van de gebieden. Waar mogelijk worden de gronden van particuliere terreinbeheerders ingezet voor waterretentie. Gestreefd wordt naar het zoveel mogelijk vasthouden en bergen van water in het watersysteem. Streven is een verdubbeling van de ruimte voor waterberging in het buitengebied, bijvoorbeeld middels het verbreden van watergangen. Naast ruimte voor water ontstaan hierdoor kansen voor natuur in de oevers en dit heeft een positief effect op de waterkwaliteit. De waterberging moet passen binnen de huidige landbouwfunctie, het waterpeil is niet verhoogd.

Om te komen tot een goede waterstructuur kunnen eventueel oude gedempte wijken open worden gegraven. Het grootschalig open landschap blijft behouden. Ter verbetering van de transportmogelijkheden over water en tevens ter bevordering van de recreatievaart zal het kanaal Almelo-De Haandrik worden verruimd.

Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 - 2013

Vanuit de Wet Milieubeheer is een gemeente verplicht om een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) op te stellen. Per 1 januari is de 'Wet gemeentelijke watertaken' van kracht geworden, die een wijziging aanbrengt in de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer. Naast de zorgplicht voor afvalwater is ook de zorgplicht voor hemelwater en grondwater opgenomen. In het GRP zijn de volgende doelen en speerpunten opgenomen:

  • Zorgen voor inzameling van afvalwater;
  • Zorgen voor transport van afvalwater;
  • Zorgen voor inzameling van regenwater (voor zover niet verzorgd door particulieren);
  • Zorgen voor de verwerking van ingezameld regenwater;
  • Zorgen dat er beleid vastgesteld wordt op het gebied van de gemeentelijke grondwaterzorgplicht en (zorgen dat dit uitvoering krijgt);
  • Doelmatig beheer en een goed gebruik van de riolering;
  • De kans op wateroverlast als gevolg van hevige neerslag zoveel mogelijk verkleinen;
  • De vuilemissie via overstorten en regenwateruitlaten zoveel mogelijk verminderen;
  • Het inzicht in de technische staat en het functioneren van de riolering verder verbeteren.

Beleidsnotitie Rood voor Rood met gesloten beurs (2006)

De gemeentelijke beleidsnota Rood voor Rood met gesloten beurs geeft invulling aan het Rood voor Rood beleid van de provincie. De nota heeft als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Om die realisatie mogelijk te maken, worden op planologisch verantwoorde locaties één of meer bouwkavels voor een woning toegekend, terwijl de deelnemer uit de vastgestelde waarde daarvan het slopen van de bedrijfsgebouwen en de bijdrage voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit moet bekostigen.

De gemeente heeft gekozen voor een gebiedsgerichte benadering, waarbij de kwaliteiten van het gebied bepalend zijn voor de toepassingsgeschiktheid van het Rood voor Rood beleid. De gemeente acht het in principe niet wenselijk om in open veen- en heideontginningsgebieden agrarische bedrijfsbebouwing te slopen en een burgerwoning terug te bouwen. De bedrijfsbebouwing binnen deze gebieden moet in geval van bedrijfsbeëindiging in principe beschikbaar blijven voor de doorstroming van agrarische ondernemers, eventueel van elders.

De gemeentelijke beleidsnota Rood voor Rood is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. De regeling wordt wel op een aantal punten vereenvoudigd. Als Rood voor Rood wordt toegepast, dan moet een ruimtelijke kwaliteitsplan worden opgesteld, waarin wordt aangegeven hoe de nieuwe woning landschappelijk wordt ingepast en hoe de investering in ruimtelijke kwaliteit wordt vormgegeven. Omdat er geen uitgebreide rekensessies meer nodig zijn, komt de focus meer te liggen op het uiteindelijke resultaat van het project, namelijk de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Beleid plattelandswoningen (2012)

De Eerste Kamer heeft op 10 juli jl. een wetsvoorstel aangenomen waarin de term 'plattelandswoning' wordt geïntroduceerd. Deze wet biedt de mogelijkheid om als 'burger' in (voormalige) agrarische bedrijfswoningen te wonen, zonder dat dit de bedrijfsvoering van het voormalige agrarische bedrijf beperkt. Tot nu toe was dit niet mogelijk.

Knelpunten oude wetgeving

Door verschillende ontwikkelingen in het buitengebied neemt de vraag toe om agrarische bedrijfswoningen “los te knippen” van het agrarische bedrijf en in gebruik te nemen als burgerwoning. Denk bijvoorbeeld aan agrariërs die hun bedrijf verkopen en als burger willen blijven wonen in hun (voormalige) agrarische bedrijfswoning.

Een (voormalige) agrarische bedrijfswoning kan echter pas in gebruik worden genomen als burgerwoning nadat de woning een “gewone” woonbestemming heeft gekregen. Juist dit punt zorgt in de praktijk voor problemen, omdat het toekennen van een woonbestemming vaak (ongewenste) beperkingen met zich meebrengt voor het agrarische bedrijf waarvan de woning oorspronkelijk deel uitmaakte. Voor burgerwoningen gelden namelijk strengere milieunormen dan voor bedrijfswoningen.

Dat geldt ook als betrokken partijen – bewoner en agrariër – hierover geen conflict hebben en in pais en vree naast elkaar leven. Door de (mogelijke) beperkingen voor het eigen agrarisch bedrijf neemt de kans op ongewenste situaties zoals illegale burgerbewoning of leegstand van agrarische bedrijfswoningen toe. Samenvattend kan dan ook gesteld worden dat de oude wetgeving onvoldoende inspeelde op de actuele ontwikkelingen in het buitengebied.

Mogelijkheden nieuwe wetgeving

De nieuwe wetgeving komt tegemoet aan bovengenoemde knelpunten. Kern van de wetgeving is de introductie van een nieuw woningtype, te weten de plattelandswoning. Een plattelandswoning is een (voormalige) agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door burgers die geen functionele binding hebben met het functionerend agrarisch bedrijf. De wetgeving regelt namelijk dat de plattelandswoning qua milieubescherming gelijkgesteld wordt met de (voormalige) bedrijfswoning. De bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf waarvan de bedrijfswoning oorspronkelijk deel uitmaakte, wordt hierdoor niet langer beperkt.

Gevolg van het voorgaande is wel dat bewoners van een plattelandswoning niet beschermd worden tegen de milieueffecten (geur- en geluidhinder en luchtkwaliteit) van het agrarisch bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde. Dit betekent dat plattelandswoningen minder milieubescherming genieten dan normale burgerwoningen.

De wetgeving voor plattelandswoningen is alleen toepasbaar op (voormalige) agrarische bedrijfswoningen waarvan het agrarische bedrijf nog actief is. Voormalige agrarische bedrijven waarvan het agrarische bedrijf beëindigd is, dienen een “gewone” woonbestemming te krijgen.

Een (voormalige) agrarische bedrijfswoning kan pas in gebruik worden genomen als plattelandswoning, nadat dit planologisch is geregeld via bijvoorbeeld een bestemmingsplan of omgevingsvergunning.

Inventarisatie situatie Hardenberg

Uit inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, Reestdal en Bergentheim-Zuid enkele agrarische bedrijfswoningen zijn, die al langere tijd in gebruik zijn als burgerwoning. Het gebruik als burgerwoning is in strijd met de agrarische bestemming van de geldende bestemmingsplannen.

Vertaling wetgeving in bestemmingsplan

De gemeente ziet de nieuwe wetgeving als een goede oplossing voor de geschetste knelpunten rond de burgerbewoning van agrarische bedrijfswoningen. De nieuwe wetgeving is daarom als volgt vertaald in voorliggend bestemmingsplan:

  • Bedrijfswoningen die al langere tijd in gebruik zijn als burgerwoning krijgen een aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" op de verbeelding/plankaart. Hiermee wordt geregeld dat deze bedrijfswoningen ook als burgerwoning bewoond mogen worden. Daarmee worden strijdige planologische situaties opgeheven.
  • Om in te kunnen spelen op (toekomstige) aanvragen, wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het in gebruik nemen van een bedrijfswoning voor burgerbewoning. Hierdoor kunnen nieuwe aanvragen via een relatief lichte procedure afgehandeld worden. Per aanvraag kan het college vervolgens beslissen of zij wil meewerken aan een plattelandswoning.
  • Voormalige bedrijfswoningen die als burgerwoning in gebruik zijn en al een “gewone” woonbestemming hebben in het geldende bestemmingplan, behouden deze woonbestemming. Wijziging van de woonbestemming in een plattelandswoning is ongewenst omdat hiermee voorbij gegaan wordt aan de bestaande rechten van de bewoners.
  • Agrarische bedrijven waarvan de bedrijfsvoering in het geheel is beëindigd en in gebruik zijn als burgerwoning vallen buiten de toepassingsvoorwaarden van de nieuwe wetgeving. Zij krijgen daarom een “gewone” woonbestemming. Dit is mogelijk omdat deze bestemmingswijziging geen milieuhygiënische beperking oplevert voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven.

Beleidsregel 'Intrekking Wet op de Openluchtrecreatie (WOR)' (2008)

In de beleidsregel 'Intrekking Wet op de Openluchtrecreatie' is het interimbeleid vastgelegd voor de periode tussen de intrekking van WOR en het van kracht worden van het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied. In dit bestemmingsplan zijn de verschillende recreatieve voorzieningen binnen het plangebied als volgt bestemd:

  • De reguliere campings en bungalowparken hebben een recreatieve bestemming gekregen;
  • De kleinschalige kampeerterreinen bij "de boer" zijn opgenomen binnen de agrarische bestemming. De omvang is begrensd door het aantal campingplaatsen te limiteren op maximaal 15 of 25. Bepalend voor het maximale aantal campingplaatsen is het landschapstype waarbinnen de agrarische bestemming valt.
  • Als het agrarische bedrijf is beëindigd, worden de bestaande kleinschalige kampeerterreinen bij "de boer" als minicamping opgenomen binnen de woonbestemming. Het kleinschalige kampeerterrein mag in de bestaande omvang blijven bestaan. Uitbreiding is niet (meer) mogelijk.

Beleidsregel 'Mogelijkheden Bed & Breakfast - voorzieningen' (2009)

In deze beleidsregel zijn regels opgesteld voor Bed & Breakfast-voorzieningen in het buitengebied. In de bestemmingsplanregeling is op de volgende wijze aansluiting gezocht bij deze beleidsregel.

Bed & Breakfast - voorzieningen worden mogelijk binnen de hoofdgebouwen van woon- en agrarische bestemmingen. Ook in de bijgebouwen van deze bestemmingen zijn Bed & Breakfast - voorzieningen mogelijk, met uitzondering van de open veen- en heideontginningsgebieden. Omdat dit de agrarische ontwikkelingsgebieden zijn, wordt hier de recreatie niet gestimuleerd.

Beleidsplan Archeologie gemeente Hardenberg "Met het verleden stevig verankerd op de toekomst af" (2009)

Het archeologiebeleid legt vast hoe de gemeente Hardenberg met haar bodemarchief omgaat. In het beleidsplan zijn alle maatschappelijke en archeologische aspecten opgenomen en tegen elkaar afgewogen. De gemeente Hardenberg heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. De gemeente stelt met het beleidsplan:

  • De archeologische waarden- en verwachtingenkaart vast;
  • Ondergrenzen vast, die duidelijk aangeven of een initiatiefnemer dan wel vergunningaanvrager verplicht is archeologisch vooronderzoek te laten verrichten;
  • Een archeologische onderzoeksagenda vast en zal toekomstig archeologisch onderzoek (laten) beoordelen op basis van deze agenda;
  • De beleidskaart vast.

In het beleidsplan wordt een indeling gemaakt in de archeologische categoriën 1 tot en met 5. De gemeente heeft in het beleidsplan per archeologische categorie voorbeeldplanregels opgesteld.

Dit archeologiebeleid is in dit bestemmingsplan overgenomen in de vorm archeologische dubbelbestemmingen (zie voorbeeld afbeelding 4.3). Via een vergunningenstelsel in de dubbelbestemming is gewaarborgd dat de archeologische waarden in het plangebied in voldoende mate worden beschermd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00181-VG01_0027.png"

Afbeelding 4.3 Voorbeeld dubbelbestemming 'Waarde Archeologie'

Kadernota biodiversiteit en natuurwaardenkaart (2008)

De gemeente Hardenberg heeft een rijke variatie aan planten en dieren in verschillende landschapstypen. De gemeente wil de verdere ontwikkeling van deze biodiversiteit bevorderen. Hiervoor is het nodig de kansen en risico’s voor natuurontwikkeling en ruimtelijke ontwikkeling inzichtelijk te maken. Daarnaast zijn er kaders nodig waarbinnen het biodiversiteitsbeleid zich kan ontwikkelen, in overeenstemming met andere omgevingskwaliteiten en de economische ontwikkeling van de gemeente.

Om hier invulling aan te geven heeft de gemeente Hardenberg een kadernota biodiversiteit en een natuurwaardenkaart opgesteld. De natuurwaardenkaart dient meerdere doelen. Zo wordt de kaart gebruikt om vroegtijdig knelpunten te signaleren voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast geeft de kaart inzicht in de mogelijkheden voor verdere versterking van groene gebieden. De natuurwaardenkaart is meegenomen bij het opstellen van de LIK's en het bepalen van de gebiedskenmerken en ruimtelijke kwaliteiten in het plangebied.

Welstandsnota Gemeente Hardenberg, Voor altijd mooi (2006)

Het bevorderen van de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving is een belangrijk streven van het gemeentebestuur. Het te voeren welstandsbeleid is vastgelegd in de Welstandsnota Gemeente Hardenberg. Dit beleid wordt binnenkort herzien voor het buitengebied. Bij de herziening van het welstandsbeleid zullen de LIK's de basis vormen.

Externe Veiligheidsvisie gemeente Hardenberg (2011)

De gemeente heeft in 2011 een Externe Veiligheidsvisie vastgesteld, waarin het gemeentelijke beleid op het vlak van externe veiligheid is vastgelegd. Deze visie dient als toetsings- en ontwikkelingskader voor vergunningverlening (milieu), handhaving, routering vervoer gevaarlijke stoffen, ruimtelijke beleid, rampenbestrijding, brandweerplannen en risicocommunicatie.

In de Externe Veiligheidsvisie is de situatie in de gemeente Hardenberg geïnventariseerd en in kaart gebracht. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen: woongebieden, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en overige gebieden (met voornaamste bestemming buitengebied en natuurbeschermingsgebied). Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. De volgende beleidsuitgangspunten uit de visie zijn van belang voor dit bestemmingsplan:

  • Aan de wettelijke grenswaarde voor het plaatsgebonden risico moet worden voldaan.
  • Bij de introductie van een risicobron dient de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico binnen de erfgrens van de inrichting te liggen. Uitzondering hierop is dat de contour wel over gebieden mag liggen indien in het bestemmingsplan sprake is van een openbaar gebied, zoals wegen, kanalen, groenvoorzieningen, vijvers, parkeerplaatsen etc. en over gebieden waar geen bouwactiviteiten kunnen plaatsvinden op basis van het vigerende bestemmingsplan.
  • Voor risicobronnen niet zijnde BEVI-inrichtingen geldt dat toetsing aan de zogenaamde drempelwaardentabel moet plaatsvinden.
  • Indien binnen het invloedsgebied het aantal personen ten gevolge van een ruimtelijke ontwikkeling wijzigt, moet het groepsrisico worden verantwoord en moet de situatie voor het bestuur aanvaardbaar zijn.

In paragraaf 5.7 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid en de doorwerking van dit beleid in het bestemmingsplan.

Windturbines (tot maximaal 25 meter tiphoogte)

Windturbines met een maximale tiphoogte van 25 meter worden in het buitengebied toegestaan, met uitzondering van gebieden waar sprake is van een kwetsbaar landschap (lees: een beekdallandschap, een essen- en hoevenlandschap en de Ecologische Hoofdstructuur). De plaatsing van windturbines in het buitengebied wordt mogelijk gemaakt omdat de productie van windenergie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Hardenberg.

De windturbines mogen zowel binnen agrarische bouwvlakken als bij woningen of bedrijven geplaatst worden. De turbines zijn niet bij recht toegestaan, het plan bevat op dit punt een afwijkingsregeling. Aan het plaatsen van windturbines zijn in de afwijkingsbevoegdheid voorwaarden verbonden. Hierdoor wordt geborgd dat de landschappelijke inpassing op een goede manier plaatsvindt. Om te voorkomen dat omwonenden overlast ervaren door turbines, is daarnaast de randvoorwaarde opgenomen dat slechts meegewerkt wordt als het woon- en leefklimaat van de omwonenden niet onevenredig wordt aangetast. Initiatiefnemers zullen daarom via onderzoek en / of via technische informatie van gecertificeerde turbines moeten aantonen dat de turbines milieuhygiënisch passend zijn in de omgeving. Hierdoor wordt rekening gehouden met de belangen van omwonenden en worden onacceptabele situaties voorkomen.