direct naar inhoud van Artikel 20 Recreatie - Besloten veenontginningslandschap
Plan: Buitengebied Hardenberg, Reestdal en Bergentheim-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00181-VG01

Artikel 20 Recreatie - Besloten veenontginningslandschap

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen in de vorm van een bungalowpark met een maximum van 15 recreatiewoningen per willekeurige hectare terrein en met een onderlinge tussenafstand van ten minste 20 meter ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen";
  • b. algemene centrale voorzieningen in de vorm van (bouw)werken voor dag- en verblijfsrecreatie, zoals recepties, verkoopruimtes, kantines, recreatieruimtes, toiletgebouwen en fietsenstallingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen";
  • c. maximaal 1 bedrijfswoning en 1 recreatiewoning per aanduidingsvlak of maximaal 2 recreatiewoningen per aanduidingsvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen";
  • d. sportterreinen met bijbehorende (bouw)werken zoals tribunes, kantines, kleedkamers en lichtmasten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sport";
  • e. bijbehorende voorzieningen, zoals (afschermende) groenvoorzieningen, vijvers, speelvelden, parkeervoorzieningen, verkeers-, verblijfs- en nutsvoorzieningen;
  • f. de instandhouding en ontwikkeling van de sterke gebiedskenmerken van het besloten veenontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlage onderdeel uitmaken van de regels.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegestane (bouw)werken

Op de gronden als bedoeld in lid 20.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen"
  • b. gebouwen ten dienste van sportterreinen ter plaatse van de aanduiding "sport";
  • c. recreatiewoningen met berging, bedrijfswoningen en trekkershutten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen";
  • d. andere (bouw)werken.

20.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 20.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 115 % van de bestaande oppervlakte;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten dienste van sportterreinen mag niet meer bedragen dan 115 % van de bestaande oppervlakte;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer dan 750 m3 bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • e. recreatiewoningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd en de inhoud mag per woning niet meer bedragen dan 300 m3 of niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer dan 300 m3 bedraagt;
  • f. de oppervlakte van een berging behorend bij een recreatiewoning bedraagt niet meer dan 6 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte als deze meer dan 6 m2 bedraagt;
  • g. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen moet ten minste 6 meter bedragen; indien een perceelgrens aanwezig is, dan moet in afwijking hiervan, de afstand tussen de recreatiewoning en de (onderlinge) perceelgrens ten minste 3 meter bedragen;
  • h. de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken mogen niet meer of minder bedragen dan hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max: goothoogte   max: bouwhoogte   min: dakhelling  
    bedrijfsgebouwen   6 m   12 m   18°  
    gebouwen ten dienste van sportterreinen     4 m    
    tribunes     10 m    
    bedrijfswoningen¹   3,5 m   10 m   30°  
    bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
    recreatiewoningen   3,5 m   6 m    
    bergingen behorend bij recreatiewoning     3 m    
    overkappingen     4 m    
    erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
    overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
    overige andere bouwwerken     12 m    
    1) met dien verstande dat de bedrijfswoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  
  • i. een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, en afwijkt van het bepaalde onder g en h mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • j. in voorkomend geval artikel 37.1 en 37.2 (Afstanden tot water en wegen).

20.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 20 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in lid 2.3.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 20.2.2 onder c, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.000 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

20.3.2 Kleinere dakhelling bedrijfswoningen en bijgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.2 onder h, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

20.3.3 Toestaan groter oppervlak aan gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.2 onder a en b, voor het toestaan van een groter oppervlak aan gebouwen, mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

20.3.4 Afwijkende dakhelling en goothoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.2 onder h, voor het toestaan van een kleinere dakhelling en/of een hogere maximale goothoogte tot maximaal 10 meter voor bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • b. de afwijking past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

20.3.5 Hogere bouwhoogte gebouwen ten dienste van sporttereinen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 20.2.2 onder h, voor het toestaan van een hogere maximale bouwhoogte tot maximaal 6 meter voor gebouwen ten dienste van sporttereinen, mits de afwijking past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een bedrijfswoning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, anders dan aan de recreatieve voorziening ondergeschikte en gebonden horeca;
  • c. permanente bewoning van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.1 en lid 20.4, voor zover betreft het gebruik van gronden en bestaande gebouwen voor de volgende (neven)activiteiten:

  • a. koffie- en theeschenkerij;
  • b. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. andere recreatieve activiteiten, die in ruimtelijke en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld;
  • d. recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen".

Met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • 1. de functie van aangrenzende bestemmingen mag niet onevenredig worden belemmerd;
  • 2. er mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • 3. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • 4. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.