direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Hardenberg Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00169-VG01

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat supermarkten uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' en de detailhandel uitsluitend op de begane grond is toegestaan, dan wel overeenkomstig de bestaande situatie;
  • b. dienstverlening met een baliefunctie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - baliefunctie';
  • c. horeca, categorie I;
  • d. wonen, met dien verstande dat:
  • woningen uitsluitend op de eerste verdieping en de verdiepingen daarboven zijn toegestaan;
  • het aantal (dienst)woningen per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  • e. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de begane grond in uitzondering op sub d;
  • f. zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • g. dienstverlening zonder baliefunctie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • h. horeca van categorie I en II, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2';
  • i. religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg en opvang voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen, alsook ondergeschikte horeca, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • j. bestaande bedrijven, voor zover deze niet vallen onder de a tot en met i genoemde functies;

en tevens voor:

  • k. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  • l. openbare nutsvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. vlonders, steigers, kunstwerken en terrassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water'.

Onder detailhandel is niet begrepen:

  • detailhandel in volumineuze goederen dan wel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen.
3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende regels:
  • 1. de gebouwen en overkappingen mogen de rooilijn niet overschrijden;
  • 2. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw op het bouwperceel.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende regels:
  • 1. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 30 m³;
  • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. er zijn uitsluitend vergunningvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5 m.

  • d. Indien sprake is van (her)bouw van geluidsgevoelige objecten in een zone langs een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder mag de afstand tot deze weg niet worden verkleind.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende functies of gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2, sub a, onder 2:

voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%;

  • b. lid 3.2, sub c:

tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep.
3.4.1 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan huis gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden, dan wel in alternatieve ruimte waarin in de nabijheid wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en/of onderhouden van alternatieve parkeer- en of stallingsruimte.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1, onder en lid 3.4:

voor het toestaan van detailhandel op verdieping, mits dit:

  • 1. geen onevenredige hinder oplevert voor de omgeving;
  • 2. geen onevenredige afbreuk doet aan het ruimtelijk karakter van het gebied;
  • 3. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. geen onevenredige nadelige invloed mag hebben op de afwikkeling van het verkeer en niet leidt tot onaanvaardbare parkeerdruk;
  • b. lid 3.1 onder d en 3.4:

voor het vergroten van het aantal woningen indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal woningen in een pand te wijzigen/verhogen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand;

  • c. lid 3.1 en lid 3.4 voor het toestaan van:
    • 1. de functies die zijn genoemd in lid 3.1 maar die niet ter plaatse zijn toegestaan;
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijven of die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 tot en met 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld;
    • 3. detailhandel in volumineuze goederen;

mits de betreffende nieuwe functie:

  • geen onevenredige hinder oplevert voor de omgeving;
  • geen onevenredige afbreuk doet aan het ruimtelijk (centrum)karakter;
  • de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast;
  • geen onevenredige nadelige invloed mag hebben op de afwikkeling van het verkeer en niet leidt tot onaanvaardbare parkeerdruk
  • niet in strijd is met het gemeentelijk detailhandelsbeleid;
  • d. lid 3.4:

voor het in één of meerdere woningen wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale woonzorgfuncties, dan wel het toevoegen van zorgfuncties, zoals centrale verblijfsruimten, centrale keukens en dergelijke aan de woonfunctie met dien verstande dat de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren. De aanvraag om een omgevingsvergunning dient in te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.