direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap
Plan: Buitengebied Hardenberg, Radewijkerweg 70 Radewijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00146-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een grondgebonden agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw, met dien verstande dat de bestaande vergunde veestapel mag worden uitgebreid met maximaal 200 stuks melk- en kalfkoeien;
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals halfopen landschap, regelmatige verkaveling en rechtlijnigheid;
  • c. een zorgboerderij;
  • d. voorzieningen voor zorgcliënten, sanitaire voorzieningen en ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding 'centrum';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. niet-agrarische nevenactiviteiten;
  • f. kleinschalig kamperen tot een maximum van 25 kampeermiddelen in of nabij het bouwvlak;
  • g. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • h. watergangen en waterpartijen, en
  • i. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen;
  • b. gebouwen ten behoeve voorzieningen voor zorgcliënten, sanitaire voorzieningen en ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
  • c. binnen elk bouwvlak één bedrijfswoning, met daarbij behorende bijgebouwen, mits binnen een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;
  • d. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoeropslag.

3.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd.

3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 en 3.2.2 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning, althans het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien die meer dan 750 m³ bedraagt;
  • b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven of niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte indien die meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
(bedrijfs)gebouwen   6 m   12 m  
bedrijfswoningen   3,5 m   10 m  
bouwwerken voor mestopslag     12 m  
silo's     20 m  
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen     1 m  
overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     12 m  
Teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlakken     2 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Verschuiving bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 voor een verschuiving van het bouwvlak, mits:

  • a. de naar de weg gekeerde bouwgrens niet wordt overschreden;
  • b. de verschuiving ten hoogste 20 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • e. inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een erfinrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende landschaps- en natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk wordt voorkomen; de uitvoering van het erfinrichtingsplan wordt als voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden;
  • f. het bepaalde in 3.2.3 in acht wordt genomen.

3.3.2 Vergroten inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder a, ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning tot 1200 m³, mits de inpassing van de gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een erfinrichtingsplan, waarbij de uitvoering van het erfinrichtingsplan als voorschrift aan de omgevingsvergunning wordt verbonden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het gebruik van gronden en gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals bedoeld onder 3.1 sub d heeft betrekking op nevenactiviteiten in de vorm van ambachtelijke bedrijvigheid, zakelijke dienstverlening en recreatieve activiteiten of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing, mits bedrijfsactiviteiten (niet zijnde buitenopslag) kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf;
  • b. detailhandel is alleen mogelijk voor zover het ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten betreft;
  • c. een bed and breakfast in bestaande hoofdgebouwen is toegestaan;
  • d. opslag en stalling in bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan;
  • e. er is geen sprake van buitenopslag van (afval)materialen en goederen behorende bij de nevenactiviteit;
  • f. de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • g. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. niet toegestaan is kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Niet-agrarische neventak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toevoegen van een niet-agrarische bedrijfstak aan een agrarisch bedrijf, onder de voorwaarde dat:

  • a. de toegevoegde tak uitsluitend betrekking heeft op:
    • 1. sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij, kampeerboerderij en pensions;
    • 2. zorgfuncties, waarbij de zorgfunctie plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing, er sprake is van een levensvatbaar agrarisch bedrijf en er sprake is van een verwevenheid tussen de zorgfunctie en het (grondgebonden) agrarisch bedrijf;
    • 3. detailhandel plaatsvindt in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
    • 4. bedrijven van categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • b. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor de niet-agrarische bedrijfstak mag binnen eenzelfde bouwvlak niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
  • d. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • e. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden;
  • f. er mag geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvinden, en
  • g. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 3.6.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  werken en werkzaamheden*  
    a   b   c   d   e   f   g    
-   Halfopen landschap             +   +    
-   regelmatige verkaveling       +            
-   rechtlijnigheid       +       +   +    
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = vergunning vereist  
a   Aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen  
b   Verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden  
c   Aanleggen en dempen van water  
d   Aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de
daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur  
e   Diepploegen, zijnde het extra diep - meer dan circa 0,4 m - omploegen  
f   Bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken
en telen van bomen, struiken en heesters  
g   Het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen  

3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1, bij a, voorzover het betreft kavelpaden en in- of uitritten met per geval een oppervlakte van maximaal 60 m²;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1, bij b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1, bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist;
  • h. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel, of daarmee gelijk te stellen plan.

3.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3.6.4 In te winnen adviezen

Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten.