direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Avereest, Woudbloemweg 8a Dedemsvaart
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00104-VG01

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.

De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu’s; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde ‘SER-ladder’; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma’s en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
3.2.2 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving: een ontwikkelingsgerichte aanpak

De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de "Kwaliteitsimpuls Groene omgeving" ontwikkelt als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab’s, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.

Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en "Catalogus Gebiedskenmerken".

Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd:

Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de "Catalogus Gebiedskenmerken" wordt uitgevoerd.

Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen danwel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. ‘SER-ladder’ gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven.

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

Figuur 3.1. geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00104-VG01_0004.png"

Figuur 3.1. Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' en de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Indien het concrete initiatief, het oprichten van een nieuw akkerbouwbedrijf aan de Woudbloemweg, wordt getoetst aan de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving'en de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.4.1 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

De ontwikkeling van een nieuw akkerbouwbedrijf zou in eerst instantie plaatsvinden op basis van de in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Avereest" opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Door toepassing te geven aan deze wijzigingsbevoegdheid kan men een nieuw akkerbouwbedrijf oprichten met daarbij een bedrijfswoning van 600 m³.

Een wijzigingsplan hoeft niet te worden voorgelegd aan de provincie Overijssel. Er wordt immers gebruik gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid op basis van een bestemmingsplan dat reeds is goedgekeurd door de provincie Overijssel. Indien enkel gebruik zou worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid zou de "Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving"niet van toepassing zijn geweest, of in elk geval zou niet aan dit instrument getoetst hoeven te worden.

Omdat het in het voorliggende geval een bestemmingsplanwijziging betreft waarbij een nieuw akkerbouwbedrijf wordt opgericht met een bedrijfswoning groter dan 600 m³ wordt er met het oog op deze "Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving" een investering gedaan in de ruimtelijke kwaliteit.

Aan de hand van een goed uitgewerkt erfinrichtingsplan wordt het nieuwe akkerbouwbedrijf ingepast in het landschap waarbij gebruik wordt gemaakt van landschapseigen beplanting. Hierbij wordt aangesloten op de bestaande structuren en kwaliteiten van het landschap. In het inrichtingsplan, welke is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting, is het landschap geanalyseerd en is op basis van deze landschapsanalyse de inrichting nader uitgewerkt.

De nadruk ligt op het versterken en accentueren van de 'oude' lijnen van het landschap met het erf als een groen eiland in het ontginningslandschap. De randen van het erf worden voorzien van beplanting in de vorm van hagen en/of bomen welke passend zijn binnen het omgevingstype en welke een impuls geven aan de groene omgeving. Door het nieuwe akkerbouwbedrijf in te passen volgens het Ruimtelijke kwaliteitsplan worden de belangrijke zichtlijnen geaccentueerd wat de beleving van het landschap ten goede komt.

Zoals ook uit de volgende paragrafen zal blijken, past deze ruimtelijke ontwikkelingen, binnen het ontwikkelingsperspectief ter plekke en gaat de toevoeging van een nieuw akkerbouwbedrijf niet ten koste van de ruimtelijke kwaliteit van de groene omgeving.

Hiermee wordt voldaan aan de wens van de provincie Overijssel met betrekking tot de impuls aan de groene omgeving.

3.2.4.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel.

3.2.4.2.1 Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” wordt opgemerkt dat het de vestiging van een nieuw akkerbouwbedrijf in het buitengebied betreft. In dit geval zijn diverse artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel 2009 van belang. In subparagraaf 3.2.4.1 is al ingegaan op de "Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving" en op de daarmee samenhangende investeringen in de ruimtelijke kwaliteit. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op artikel 2.1.4 van de Omgevingsverordening Overijssel 2009.

Artikel 2.1.4 Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
  • dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

In het voorliggende geval is het mogelijk om op basis van de in het bestemmingsplan "Buitengebied Avereest" opgenomen wijzigingsbevoegdheid een nieuw agrarisch bedrijf op te richten. Gebruikmaking van een dergelijke wijzigingsbevoegdheid is een aangelegenheid van het college van burgemeester en wethouders en behoeft geen instemming van de provincie Overijssel. Derhalve kan niet gesteld worden dat met voorliggend bestemmingsplan (planologisch gezien) een geheel nieuw akkerbouwbedrijf wordt opgericht. In het bestemmingsplan "Buitengebied Avereest" is hier immers al rekening mee gehouden door de opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

Op de huidige locatie heeft initiatiefnemer een gemengd bedrijf. De bebouwing aldaar is gericht op het houden vee en niet geschikt voor de werktuigen en machines die tegenwoordig gebruikt worden in de akkerbouw. Hergebruik van deze bebouwing is derhalve geen optie. Deze veehouderij staat momenteel te koop en zal worden afgestoten.

Zoals al verwoord in subparagraaf 3.2.4.1 wordt tevens een investering gedaan in het landschap waarbij het erf landschappelijk wordt ingepast in de omgeving. Leidend hierbij zijn de kwaliteiten en structuren van het aanwezige ontginningslandschap.

3.2.4.2.2 Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vorm gegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.

Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen.

Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.

De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang. In de groene ruimte gaat het - kort door de bocht - om het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur alsmede om de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.

In figuur 3.2. is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00104-VG01_0005.png"

Figuur 3.2. Uittreksel Perspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel 2009 (Bron: Provincie Overijssel)

Buitengebied accent productie - schoonheid van de moderne landbouw

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied accent productie" met de aanduiding "schoonheid van de moderne landbouw". Deze gebieden zijn primair gebieden voor de landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de open cultuurlandschappen. Het omvat de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, bebouwingslinten en bosstroken optimaal in harmonie is met de schaalvergroting van de landbouw. De beleidsambitie is gericht op het behoud van de herkenbaarheid van deze verschillende landschappen ten opzichte van elkaar en het accentueren van de verschillen en contrasten binnen deze landschappen.

Toetsing van het initiatief aan het "Ontwikkelingsperspectief"

De in voorliggend bestemmingsplan besloten nieuwvestiging van een akkerbouwbedrijf aan de Woudbloemweg past uitstekend binnen het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied-accent productie" met de aanduiding "schoonheid van de moderne landbouw". In deze gebieden is de schaalvergroting van de landbouw in harmonie is met de omgeving. Op basis van het vigerende bestemmingsplan kan medewerking worden verleend aan de vestiging van een nieuw akkerbouwbedrijf. Omdat het vigerende bestemmingsplan enkel bedrijfswoningen toestaat tot een maximale inhoud van 600 m³ en initiatiefnemer graag een grotere woning wil gaan bouwen, welke qua inhoud en afmetingen beter aansluiten bij de hedendaagse wooneisen, is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Benadrukt wordt dat voor het oprichten van een agrarisch bouwvlak met een kleinere bedrijfswoning geen bestemmingsplanherziening noodzakelijk.

Het gehele bedrijfsperceel zal landschappelijk worden ingericht waarbij de landschappelijke structuren en kwaliteiten van het aanwezige landschap leidend zijn. De 'oude' lijnen van het landschap zullen zichtbaar gemaakt worden. Één en ander wordt vormgegeven conform het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan. Dit plan voorziet in een goede harmonie tussen de omgevingskwaliteiten en het nieuwe bouwperceel.

3.2.4.2.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

1. De Natuurlijke laag.

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'hoogveengebieden (in cultuur gebracht)'. In figuur 3.3. is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00104-VG01_0006.png"

Figuur 3.3. Gebiedstype “Hoogveengebieden (in cultuur gebracht)" (Bron: Provincie Overijssel)

Hoogveengebieden (in cultuur gebracht)

Kenmerkend voor de in cultuur gebrachte hoogveengebieden zijn de opstrekkende verkavelingen die vanuit de linten, vrij kleinschalig, grotendeels is ontgonnen. Dit was het gevolg van de wens tot vergroting van het landbouwareaal (boekweit brand cultuur). Diepe afwateringskanalen werden niet gegraven zodat veel veen onder het grondwater bleef zitten. Een groot deel van dit landschapstype is dan ook later alsnog afgegraven, verder ontwaterd en weer als landbouwgrond in cultuur gebracht. En daarmee onderdeel geworden van het veenkoloniaal landschap.

Andere delen zijn door landinrichtingswerken minder herkenbaar geworden. De hoogveenontginnings- landschappen zijn te herkennen aan de opstrekkende verkavelingen, een min of meer grillig patroon van wegen en paden en de vele elzensingels. Reliëfrijk, vanwege het niet vergraven van delen, waar de veenpakketten dun waren. Het landschapstype is afwisselend meer of minder open.

De ambitie voor de resterende oude hoogveenontginningslandschappen is deze als ruimtelijk zelfstandige eenheden, herkenbaar en beleefbaar te maken. Als er ruimtelijke ontwikkelingen plaats vinden dan bieden de kleinschalige linten met kavelbeplantingen kans voor een afwisselend woon­ en werkmilieu, waar op kleinschalige en behoedzame wijze aan voortgebouwd kan worden. Met dubbele lintstructuren voor bijvoorbeeld langzaam verkeer kunnen deze linten nog aan woon­ en recreatieve kwaliteiten winnen.

Als ontwikkelingen plaats vinden in de hoogveenontginningen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van het kleinschalige karakter en de kenmerkende weg­ en kavelgrensbeplanting en de diverse bebouwingslinten.

Toetsing van het initiatief aan het de "Natuurlijke laag"

Van het van oorsprong aanwezige hoogveen is ter plaatse van de bouwkavel voor het akkerbouwbedrijf nauwelijks nog een spoor te bekennen. Het huidige landschap, het verkavelingspatroon en de grootschaligheid van het gebied lenen zich daarentegen uitstekend voor de landbouw. Het nieuwe agrarische bedrijfsperceel zal worden ingepast in het landschap waarbij het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan leidend is. Hierbij zijn de bestaande structuren en kwaliteiten van het landschap leidend en worden de 'oude' lijnen van het landschap geaccentueerd. Door de toevoeging van groen op de randen en het accentueren van belangrijke zichtlijnen ontstaat er een goed ingepaste bouwkavel zonder dat dit ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit.

2. De Laag van het agrarische cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de laag van het agrarisch-cultuurlandschap' aangeduid met het gebiedstype “Veenkoloniaal landschap". In figuur 3.4. is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00104-VG01_0007.png"

Figuur 3.4. Gebiedstype “Veenkoloniaal landschap" (Bron: Provincie Overijssel)

Veenkoloniaal landschap

Kenmerkend voor het veenkoloniaal landschap zijn de grootschalige open landschappen met een lineaire bebouwings-, verkavelings- en ontwateringsstructuur die zijn ontstaan door grootschalige ontginning van de hoogveengebieden. Het Overijssels veenkoloniaal landschap is deel van een groter geheel dat zich uitstrekt over Groningen en Drenthe. Het is gevormd door ontginners en boeren uit met name het noorden. Typische Groningse boerderijen staan hier doorgaans naast de Overijsselse boerderijen.

De ambitie is gericht op de versterking van de aantrekkelijkheid, de leefbaarheid en de kwaliteit van dit landschap. Het gaat dan met name om de grote maat en de vergezichten. De norm is een beschermende bestemmingsregeling gericht op instandhouding van de grote open ruimtes, de vergezichten en het contrast tussen deze ruimtes en bestaande verdichte zones. Als ontwikkelingen plaatsvinden in het veenkoloniaal landschap dan dragen deze bij aan het behoud en de versterking van bijzondere architectuur, de linten in het landschap en de open ruimtes.

Toetsing van het initiatief aan het de "Laag van het agrarisch cultuurlandschap"

De vestiging van het akkerbouwbedrijf gaat niet ten koste van de bestaande structuren in het veenkoloniale landschap. Het zijn met name deze kenmerkende structuren die door middel van het inrichtingsplan geaccentueerd en versterkt worden. De open ruimtes in het landschap worden zoveel mogelijk gerespecteerd en met de bebouwing wordt aangesloten bij lijn van de verkavelingsstructuur en het overheersende bebouwingsbeeld in de veenontginningsgebieden. Het Ruimtelijke Kwaliteitsplan voorziet in een goede landschappelijke inpassing van het nieuwe akkerbouwbedrijf in de groene omgeving.

3. De Stedelijke laag

De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten

4. De Lust- en leisurelaag

Met de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap en de stedelijke laag is het spectrum van de ruimtelijke kwaliteit nog niet compleet. De lust & leisurelaag is het domein van de belevenis, de betekenis en identiteit. Het voegt kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken, recreatieve routes maar benut ook vooral de kwaliteit van de andere drie lagen. Het maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevenisaspect wordt een steeds belangrijke pijler onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid.

De ambitie is gericht op sterke ruimtelijke identiteiten als motor voor gebiedsontwikkeling. Het gaat er om beleving, betekenis en kwaliteit van de omgeving te versterken en de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de lust- en leisurelaag' aangeduid met 'donkerte' In figuur 3.5. is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00104-VG01_0008.png"

Figuur 3.5. Lust & leisurelaag: donkerte (Bron: Provincie Overijssel)

Donkerte

Lichte gebieden geven een beeld van economische dynamiek; zoals de steden en dorpen, de snelwegen, de kassengebieden, attractieparken en grote bedrijventerreinen. De donkere gebieden geven daarentegen een indicatie van het rustige buitengebied van Overijssel. Het zijn relatief luwe en dunbevolkte gebieden met een lage gebruiksdruk. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken.

De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. De kansen hiervoor doen zich met name voor bij ontwikkelingen die een grote invloed hebben op het aspect donkerte, zoals grotere woon- en werklocaties en wegen. Ook de projectering van passages van auto(snel)wegen en regionale wegen speelt daarbij een grote rol vanwege het feit dat op- en afritten veelal leiden tot stedelijke ontwikkelingen.

Toetsing van het initiatief aan het de "Lust- en leisurelaag"

Het betreft de vestiging van een nieuw akkerbouwbedrijf aan de Woudbloemweg in Dedemsvaart. Door het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van het akkerbouwbedrijf zal de hoeveelheid verlichting in beperkte mate toenemen. Enkel de bedrijfswoning zal enige lichtuitstraling hebben op de omgeving. Bij de bedrijfsbebouwing zal het gebruik van kunstlicht in de nachtelijke uren beperkt zijn en zoveel mogelijk worden vermeden. Overigens wordt het agrarisch bouwperceel goed landschappelijk ingepast. De randen van het erf worden voorzien van beplanting in de vorm van hagen en/of bomen welke passend zijn binnen het omgevingstype. Mede hierdoor blijft de uitstraling van kunstlicht op de omgeving zeer beperkt.

3.2.5 Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.