direct naar inhoud van 4.2 Archeologisch onderzoek
Plan: Hardenberg, monding Oude Radewijkerbeek
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00086-VG01

4.2 Archeologisch onderzoek

Tijdens de realisatie van het plan zullen bodemingrepen worden uitgevoerd die de bodem en eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen verstoren. Daarom dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. In eerste instantie zal dit bestaan uit een archeologisch bureauonderzoek. Bij het opstellen van het definitieve ontwerp kan rekening worden gehouden met eventueel aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Dit kan zowel kostenbesparend als conserverend voor de archeologische waarden zijn.

De gemeente Hardenberg beschikt over een archeologische verwachtingskaart waaraan het archeologisch beleid is gekoppeld. De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Hardenberg geeft inzicht in welke mate de kans bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00086-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 7 Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart

Volgens de archeologische verwachtingskaart ligt het plangebied in een geul (groene kleur). De trefkans op archeologische waarden wordt in deze gebieden op laag gesteld, maar wel is er een kans op het aantreffen van een bijzondere dataset. Op de beleidskaart van de gemeente Hardenberg wordt aangegeven dat in het zuidwestelijke gedeelte van het plangebied een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden wanneer ingrepen groter dan 500 m² plaatsvinden. In het noordoostelijke gedeelte van het plangebied bedraagt de ondergrens 275 m². Er dient derhalve archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

De Radewijkerbeek is een beek die vroeger ter hoogte van het plangebied in de Vecht uitmondde. Er zijn geen aanwijzingen van bodemverstoringen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00086-VG01_0008.jpg"

Afbeelding 8: Historische kaarten 1830/1850 en 1904 boven en 1912 en 1975 onder (Bron: www. watwaswaar.nl)

4.2.1 Archeologische verwachting Oude Radewijkerbeek te Hardenberg

Het archeologisch onderzoek (Grontmij Archeologische Rapporten 904. Referentienummer 201686) is opgenomen in de bijlagen. Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied waarschijnlijk in tact is. De zuidgrens van het plangebied wordt gevormd door de Radewijkerbeek, die eigenlijk een oude arm van de Vecht is. De Radewijkerbeek mondde aan de oostkant van het plangebied uit in de Vecht. Op de hoogtekaart is te zien dat direct ten noorden van de beek mogelijk een oeverwal aanwezig is. Dit wordt onderschreven door de aanwezigheid van de aanwezige zavelafzettingen op het dekzand. Oeverwallen werden in het verleden gezien als gunstige locaties voor bewoning. In de omgeving zijn met name depotvondsten uit het Neolithicum bekend. In het plangebied zelf is een depotvondst aangetroffen uit de Bronstijd. Depotvondsten zijn voorwerpen die met opzet, vaak in rituele context, zijn gedeponeerd op speciale plaatsen, zoals de loop van een beek.

Ook in het overige gedeelte van het plangebied kunnen archeologische waarden worden verwacht uit de Bronstijd, maar ook uit overige periodes. De vondsten kunnen vanaf de bouwvoor worden aangetroffen. De archeologische verwachtingswaarde van het plangebied, die op de gemeentelijke beleidskaart als laag is aangegeven, kan naar middelhoog worden bijgesteld.

4.2.1.1 Specificatie archeologische perioden

Vroege en Midden Steentijd

In het Paleolithicum en Mesolithicum werd het gebied mogelijk bezocht door nomadische jagers/ verzamelaars. Deze trokken door het gebied en sloegen tijdelijke kampen op de relatief hogere delen van het landschap zoals dekzandopduikingen (koppen, ruggen). Archeologische indicatoren uit deze periode bestaan uit bewerkte en/of verbrande (vuur)stenen afslagen, houtskool en sporen van haarden of andere ingegraven grondsporen. De kans op het aantreffen van resten uit deze periodes is laag.

Neolithicum tot en met Ijzertijd

Vanaf de periode van het Neolithicum gingen mensen op vaste plaatsen wonen waar ze nederzettingen bouwden. Verder deed men vanaf deze periode aan akkerbouw en veeteelt. Archeologische indicatoren uit het Neolithicum kunnen onder andere bestaan uit sporen (paalkuilen, waterputten, greppels), huttenleem, voor de betreffende periode kenmerkend aardewerk en houtskool. Ook kunnen in een oude loop van de Vecht depotvondsten kunnen worden aangetroffen.

Romeinse Tijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd

Archeologische indicatoren uit de periode Middeleeuwen - Nieuwe Tijd kunnen bestaan uit onder andere sporen (paalkuilen, waterputten, greppels, afvalkuilen), funderingsresten, aardewerk, houtskool, metaal, glas en bot. Daarnaast moet rekening worden gehouden met ontginningsresten en depotvondsten.

4.2.2 Conclusie archeologisch onderzoek

Het plan voorziet om onder andere de monding van de Radewijkerbeek te verleggen. Tijdens de realisering hiervan worden graafwerkzaamheden uitgevoerd die eventueel aanwezige archeologische resten kunnen verstoren of vernietigen. Het doel van het bureauonderzoek was het opstellen van een specifieke archeologische verwachting. Vervolgens is deze verwachting in het veld getoetst door middel van een booronderzoek.

Op basis van het bureauonderzoek kunnen in het plangebied archeologische waarden worden verwacht. De archeologische resten kunnen vooral worden verwacht in de gedeeltes van het plangebied waar zich oeverwallen bevinden. Ook in de overige gedeeltes van het plangebied kunnen archeologische waarden worden verwacht. In de oude loop van de vecht kunnen bijvoorbeeld depotvondsten voorkomen. De archeologische resten kunnen vanaf de bouwvoor worden aangetroffen.

Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat in het plangebied beddingafzettingen voorkomen. Er zijn geen met veen gevulde laagtes aangetroffen. Het aangetroffen veen was te gelaagd en vermengd met zand of klei.

In de regel gelden bodemingrepen (dieper dan de bouwvoor) als verstorend voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Graafwerkzaamheden, agrarische werkzaamheden zoals (diep)ploegen en in mindere mate heien en het plaatsen van damwanden brengen bodemverstoringen met zich mee.

4.2.3 Archeologisch advies

In het plangebied worden met name depotvondsten verwacht. Deze zijn niet goed op te sporen door middel van een inventariserend veldonderzoek. Daarom wordt geadviseerd om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen door middel van het uitvoeren van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden. Dit betekent dat tijdens de graafwerkzaamheden een archeoloog aanwezig is in het veld. Deze archeoloog krijgt de gelegenheid aangetroffen archeologische waarden te documenteren en te bergen. Voorafgaand aan een archeologische begeleiding dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld. Het onderhavige archeologische onderzoek kan hiervoor als basis dienen. Het PvE voor de archeologische begeleiding dient tevens te worden opgenomen in het bestek voor de geplande maatregelen. Er wordt geadviseerd met betrekking tot de resultaten van het onderzoek en aanbevelingen contact op te nemen met de bevoegde overheid.