direct naar inhoud van 5.1 Flora en fauna
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Gramsbergen, Engeland 6 Ane
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00056-VG01

5.1 Flora en fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

5.1.1 Gebiedsbescherming
5.1.1.1 Algemeen

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.

Het plangebied is niet gelegen in, of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. Wel grenst het plangebied direct aan de EHS.

5.1.1.2 Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een gebied dat is aangewezen als EHS. De EHS ligt op een afstand van ruim één kilometer van de EHS. In figuur 5.1. is de ligging van het plangebied ten opzichte van de EHS weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00056-VG01_0014.png"

Figuur 5.1. Ligging plangebied t.o.v. de EHS (Bron: Ministerie van LNV)

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een gebied dat is aangewezen als EHS. Het dichtstbijzijnde gebied behorend tot de EHS is gelegen op een afstand van meer dan één kilometer ten noordwesten van het plangebied. Op basis van de afstand van het plangebied tot aan de EHS en de aard van de ruimtelijke ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS niet aan de orde is.

5.1.2 Flora en Faunawet

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Eelerwoude B.V. uit Goor heeft een quickscan flora- en faunwet uitgevoerd op het perceel. Deze quickscan is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. De resultaten zullen hieronder kort behandeld worden.

5.1.2.1 Vogels

In het plangebied kunnen diverse vogelsoorten tot broeden komen. Omdat het verstoren van broedende vogels verboden is door de Flora- en faunawet, moeten werkzaamheden zoals het slopen van panden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Het broedseizoen ligt voor de meeste soorten tussen maart en medio juli.

Door de sloop van het woonhuis gaat (tijdelijk) foerageer- en broedgebied verloren voor de huismus wiens vaste rust en verblijfplaatsen jaarrond beschermd zijn. Het gaat hierbij om ongeveer vijf paartjes. De verloren broedplaatsen dienen gecompenseerd te worden met een aantal nestkasten.

Er zijn sporen van kerkuil op het erf waargenomen. De soort broed waarschijnlijk in een nestkast in de kapschuur. Vanuit de Flora- en faunawet mogen nestkasten van kerkuil zonder het aanvragen van een ontheffing worden verplaatst naar een andere geschikte plaats op het erf. Voorgesteld wordt om deze te verplaatsen naar de nieuw te bouwen kapschuur. Indien de kapschuur gesloopt wordt voordat de nieuwe schuren gebouwd worden dient de nestkast tijdelijk in een geschikte boom opgehangen te worden. De kast dient voor maart verplaatst te worden i.v.m. een eventueel broedsel. In de nieuwe situatie worden een aantal nieuwe geschikte schuren teruggebouwd die als rustplaats kunnen dienen. Daarnaast wordt het erf groen ingericht en zal er weer bedrijfsvoering plaats gaan vinden. Dit zal de voedselvoorziening van de kerkuil (hoofdzakelijk muizen) ten goede komen. Een ontheffing voor het verplaatsen van de nestkast is niet noodzakelijk.

5.1.2.2 Vleermuizen

In het plangebied komen waarschijnlijk meerdere soorten vleermuizen voor. Het merendeel van de vleermuizen zal het plangebied gebruiken als foerageergebied of als vliegroute tussen de verblijfplaats en een foerageergebied. Met de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen zijn geen negatieve effecten te verwachten op vliegroutes en foerageergebied aangezien deze bijna volledig intact blijven. Wel is het mogelijk dat bij de sloop van het woonhuis (vaste) rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen verwijderd/vernietigd worden. Hier zijn mogelijk negatieve effecten te verwachten op gebouwbewonende vleermuizen.

5.1.2.3 Overige zoogdieren (grondgebonden)

Een strikt beschermde soort die kan voorkomen in de directe omgeving van het plangebied is de veldspitsmuis. Gezien de voorgenomen werkzaamheden die zich voornamelijk richten op het midden van het perceel blijven de ruigere randzones die geschikt zijn intact. Er is er geen sprake van vernietiging van het leefgebied van de soort, negatieve effecten worden niet verwacht. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.

5.1.2.4 Compenserende /mitigerende maatregelen vleermuizen

Mitigatie

Gelet op de seizoenscyclus van de soort kan de sloop het beste plaatsvinden in de periode van begin augustus tot half oktober. Deze periode kan eventueel worden verlengd tot in de winterperiode, mits tijdig maatregelen worden getroffen om vestiging van overwinterende vleermuizen in de panden te voorkomen. Dit kan door enkele dagen voor de sloop de woningen te strippen en gaten in de voor- en zijgevels te maken. Hierdoor gaan de spouwmuren doortochten. Op die manier worden mogelijk aanwezige vleermuizen alsnog verdreven, waarna de daadwerkelijke sloop kan daarna zonder problemen voor beschermde soorten doorgang vinden. De beste periode om de woningen te slopen ligt tussen augustus en halverwege oktober.

Compensatie

Compenserende maatregelen voor vleermuizen bestaan voornamelijk uit het aanbieden van (tijdelijke) verblijfplaatsen in de vorm van vleermuiskasten. Deze kasten worden aan de buitenzijde van gebouwen of bomen aangebracht. Daarnaast is het ook mogelijk om in nieuwe bebouwing voorzieningen te maken voor vleermuizen, bijvoorbeeld in de spouwmuur. In Nederland zijn op verschillende nieuwbouwlocaties al succesvolle voorbeelden hiervan bekend.

Initiatiefnemer zal compenserende maatregelen nemen om de mogelijke aanwezige vleermuizen een nieuwe verblijfplaats aan te bieden. Dit zal gebeuren in de aarden wal achter de nieuwe werktuigenberging. Met de sloop zal overigens rekening gehouden worden met mitigatie.

 

5.1.2.5 Zorgplichtbepaling

Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.

Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.