direct naar inhoud van Toelichting
Plan: bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0001.jpg"

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of zo mogelijk een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen. Indien de gemeenteraad dit niet tijdig doet, vervalt haar bevoegdheid om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld in het kader van omgevingsvergunningen). Voor een bestemmingsplan dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro (1 juli 2008) ten minste vijf jaar oud was, moet binnen vijf jaar (vóór 1 juli 2013) een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.

Voor een aantal kernen binnen de gemeente Hardenberg zijn recentelijk bestemmingsplannen vastgesteld of in voorbereiding. Dat geldt niet voor het bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven, waar op dit moment tien (bestemmings)plannen van kracht zijn. De gemeente wil terug naar één actueel bestemmingsplan met ruimere gebruiks- en bouwmogelijkheden.

De gemeente is gelijktijdig met dit bestemmingsplan voor Bruchterweg - Nieuwe Haven gestart met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijvenpark Haardijk, voor de woonwijk Marslanden en voor het centrumgebied van Hardenberg kern. Genoemde plannen zijn inmiddels vastgesteld. Deze drie bestemmingsplannen gelden als 'model' voor toekomstige actualiseringen. Met deze plannen beschikt de gemeente over een actuele systematiek en voorbeelduitwerking voor drie verschillende gebiedstypen: bedrijventerreinen, woonwijken en centrumgebieden. Daarmee kunnen ook de overige bestemmingsplannen van de gemeente op snelle en adequate wijze worden herzien. Voor onderhavig bestemmingsplan is dus zoveel als mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan bedrijvenpark Haardijk.

De gemeente zet qua juridische systematiek in op globale bestemmingsplannen. Er is flexibiliteit nodig om maatschappelijke en economische ontwikkelingen te kunnen faciliteren. Uiteraard zal een gezonde balans tussen ontwikkelingen en bestaande waarden moeten worden gevonden. Ook de rechtszekerheid van burgers en bedrijven mag niet uit het oog worden verloren. Op deze aspecten zal in de planbeschrijving nader worden ingegaan.

Plangebied

De ligging en begrenzing van het plangebied is aangegeven op het overzichtskaartje voor in deze toelichting. De plangrenzen zijn gebaseerd op de aanwezige functies, de ruimtelijke kwaliteiten en de bestaande plannen. Globaal genomen bestaat het plangebied uit het gebied tussen de zuidelijke kernrand van Hardenberg, het Kanaal Almelo De Haandrik, de Broeklandenweg/Twenteweg en de Vecht. De vigerende plannen die nog niet uitgevoerde (bouwkundige) ontwikkelingen mogelijk maken, zijn buiten het plangebied gehouden.

Huidig planologisch regime

Voor het plangebied zijn op dit moment zes bestemmingsplannen en vijf partiële herzieningen van kracht. Deze elf plannen zijn vastgesteld door de voormalige gemeente Hardenberg tussen 1959 en 1995.

Het nieuwe bestemmingsplan heeft ten opzichte van deze vigerende plannen een ruimere regeling ten aanzien van het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden. Dit wordt in de planbeschrijving toegelicht.

Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk is ingegaan op de cultuurhistorische ontwikkeling van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het overheidsbeleid voor bedrijventerreinen. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4, Planbeschrijving, gaat het om de huidige situatie binnen het plangebied en de juridische regeling voor de toekomst. Hoofdstuk 5 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, archeologie en dergelijke. De laatste twee hoofdstukken gaan achtereenvolgens in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Plangebied: ontstaan en ontwikkeling

Dit hoofdstuk plaatst de ruimtelijke ontwikkeling van het bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven in cultuurhistorisch perspectief. Dit verklaart het bestaande patroon van bebouwing (en landschap) en kan als richtinggevend kader worden gezien voor ontwikkelingen in de toekomst.

Aan de hand van topografische kaartjes (zie pagina 7) uit verschillende jaren wordt de ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied in beeld gebracht. Het gaat om vier momentopnames, namelijk: 1850, 1900, 1950 en 2010.

1850

In 1850 is de bebouwing van de stad Hardenberg nog beperkt van omvang. Het plangebied is voor een deel in gebruik als landbouwgrond. Het noordwestelijke deel, genaamd De Esch, omvat de oude bouwlandgronden van Hardenberg. Aan de zuidoostkant daarvan en langs het dal van de Vecht liggen enige kampen die ook als bouwland dienst doen. De Burgerkampen is als een vroege heideontginning te herkennen. In tegenstelling tot het essen- en kampenlandschap wordt dit gebied gekenmerkt door een strakke rechthoekige opzet. In 1850 bestaat het gebied ten zuidoosten van de Burgerkampen uit nog niet ontgonnen heide- en veengronden. De Vecht ligt als een meanderende rivier aan de westzijde van het plangebied. De Bruchterweg vormt de belangrijkste verbinding door het gebied.

1900

In de periode tussen 1850 en 1900 komen in en langs het plangebied enige belangrijke infrastructurele werken tot stand. De spoorlijn Mariënberg-Emmen wordt als lokaalspoorlijn aangelegd. Aan de oostzijde van het plangebied is het Kanaal Almelo De Haandrik gegraven. De Vecht is in deze periode gekanaliseerd. De oude meanderarmen van de rivier zijn als relict in het landschap nog te herkennen.

Wat betreft het agrarisch grondgebruik zijn weinig veranderingen opgetreden. Op bescheiden schaal vinden ontginningen binnen de heidegebieden plaats. Dit is het geval ten zuiden van de Burgerkampen en vanaf de dijk van het Kanaal Almelo De Haandrik. Door de ontginningen zijn verspreid in het gebied vrij veel boerderijen gebouwd. De Bruchterweg is inmiddels verhard.

1950

In de periode tussen 1900 en 1950 vinden geen ingrijpende veranderingen in het gebied plaats. Vrijwel alle heidegronden zijn inmiddels ontgonnen tot landbouwgrond. Verspreid liggen nog enkele kleine perceeltjes met heide. De bebouwing is ook nauwelijks toegenomen. Een deel van de oude Vecht-armen is verdwenen.

2010

Na 1950 verandert het plangebied ingrijpend: een groot deel van het plangebied krijgt een functie als bedrijventerrein. De Esch wordt bebouwd met bedrijven en woningen. Het bedrijventerrein wordt in verschillende stadia uitgebreid tot de huidige omvang. De J.C. Kellerlaan neemt als belangrijke ontsluitingsweg deels de functie van de Bruchterweg over. Opgemerkt kan worden dat de Bruchterweg nog vrijwel geheel hetzelfde tracé volgt als in 1850.

In het zuidoosten van het plangebied is de Nieuwe Haven aangelegd. De Radewijkerbeek is omgelegd en loopt nu door het plangebied.

Het plangebied vormt nu een harde begrenzing van het rivierdal dat nog wordt gekenmerkt door open graslanden.

Het noordoostelijke gedeelte van het plangebied is nog in agrarisch gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0002.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijk

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten voor hun grondgebied bestemmingsplannen moeten vaststellen. Hoewel er enige wettelijke grenzen gelden, staat het de gemeente in principe vrij om de inhoud en vorm van die bestemmingsplannen te bepalen. Het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer pleit er in de brochure 'Met globale bestemmingsplannen meer mogelijkheden' (1 februari 2010) voor om niet onnodig gedetailleerd te bestemmen. Onder 'globaal' verstaat het ministerie een bestemmingsplan waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden aan gebiedsbestemmingen zijn gekoppeld. Bij 'gedetailleerd' gaat het juist om de koppeling van deze mogelijkheden aan individuele percelen, waarvoor dan een 'eindbeeld' ontstaat. Over het algemeen bevat de tweede planvorm meer regels. Een bestemmingsplan is globaal als het voldoende flexibiliteit biedt om initiatieven toe te staan die niet direct zijn geregeld. Het ministerie spreekt tegen dat gedetailleerdere plannen per definitie meer rechtszekerheid bieden: "Gedetailleerd bestemmen lijkt meer rechtszeker dan globaal bestemmen. Maar de praktijk laat zien dat er veel en gemakkelijk van wordt afgeweken. De rechtszekerheid is dan niet meer dan de zekerheid dat er een procedure moet worden gevolgd om iets anders toe te staan. Inhoudelijke rechtszekerheid is er niet. Een globale bestemming kan tot hetzelfde inhoudelijke resultaat leiden." In deze tijd van 'minder regels, meer service', wat bijvoorbeeld uitkomt in de omgevingsvergunning (sinds 1 oktober 2010), is het zaak bestemmingsplannen op te stellen die meer zijn gericht op het begeleiden van ontwikkelingen (ontwikkelingsplanologie) dan op het tegenhouden (toelatingsplanologie) daarvan.

3.2 Provincie

Hardenberg is het stedelijk centrum van Noordoost-Overijssel. De kern vervult een streekfunctie op het gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. In november 1997 hebben de gemeente Hardenberg en de provincie Overijssel het convenant 'Hardenberg, kern met een streekfunctie' ondertekend. Dit convenant is vervolgens geactualiseerd in maart 1999, in juni 2004 en in februari 2008. Hiermee zijn de gemeente en de provincie een gezamenlijke inspanningsverplichting aangegaan om de streekfunctie van Hardenberg voor Noordoost-Overijssel te versterken.

In de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (juli 2009) heeft de provincie haar visie, beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van het ruimtelijk-fysieke domein verwoord. De ambitie voor Overijssel is "om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken."

De provinciale ambitie op het gebied van "economie en vestigingsklimaat" is als volgt verwoord: "een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en MKB." Omwille van zuinig en zorgvuldig ruimtegebrek en tegelijkertijd voldoende beschikbaarheid van gevarieerde bedrijfslocaties wordt in de eerste plaats ingezet op herstructurering. De voordelen hiervan zijn:

  • ruimte op aanwezige bedrijventerreinen kan beter worden benut, doordat activiteiten die beter ergens anders kunnen plaatsvinden, worden verplaatst;
  • door samenwerking van overheid en ondernemers wordt gezamenlijk geïnvesteerd in de kwaliteit van de bedrijventerreinen. Hierdoor hoeven bedrijven niet naar een nieuw terrein, omdat het oude niet meer voldoet;
  • betere samenstelling van bedrijventerreinen doordat bedrijven selectief kunnen worden uitgeplaatst, bijvoorbeeld vanwege milieuaspecten of vervoersbewegingen;
  • aanknopingspunt om professioneel beheer van de bedrijventerreinen, bijvoorbeeld parkmanagement, te starten.

Vanaf 2009 zet de provincie een mix van nieuwe instrumenten in om voor de langere termijn vestigingslocaties te bieden die flexibel voldoen aan de wensen van bedrijven:

  • het invoeren van een Kwaliteitsscoresysteem voor bedrijventerreinen;
  • oprichting van de Herstructureringsmaatschappij bedrijventerreinen Overijssel (HMO) gericht op het vergroten van de private investeringen bij onrendabele herstructureringsprojecten;
  • subsidieregeling gericht op het vergroten van de publieke investeringen bij herstructureringsprojecten en het toepassen van procesmanagement;
  • kennis delen over innovatieve bedrijfslocaties en pilots/best-practices ondersteunen.

In de Omgevingsvisie is verder aangegeven dat de kern Hardenberg een (economische) streekfunctie vervult en ruimte krijgt om zich als locatie voor wonen, werken en voorzieningen (waaronder ziekenhuis) te ontwikkelen. De provincie ziet goede mogelijkheden om bij Hardenberg opgaven ten aanzien van de natuur, robuuste verbindingszone, wonen en werken en toerisme te combineren.

Bij nieuwbouw gaat de provincie uit van de zogenaamde 'SER-ladder'. Dit is een door de Sociaal Economische Raad (SER) ontwikkeld instrument om verrommeling van het landschap tegen te gaan. In kader 2.1 zijn de drie 'treden' van de SER-ladder aangegeven. De globale wijze van bestemmen en de eerdergenoemde verruiming van gebruiks- en bouwregelingen sluiten aan bij dit streven naar intensief en meervoudig ruimtegebruik.

Kader 2.1

SER-ladder
1. Gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden.
2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om de ruimteproductiviteit te verhogen. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door benutting van de 'derde dimensie' (ondergronds bouwen en hoogbouw), door technische vernieuwingen en door multifunctioneel ruimtegebruik. Wet- en regelgeving en het daarbij behorende beleidsinstrumentarium dienen een verhoging van de ruimteproductiviteit te bevorderen.
3. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik voor de desbetreffende functie aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak.  

3.3 Gemeente

Detailhandelsstructuurvisie

De gemeenteraad heeft op 21 december 2004 de Visie Detailhandelstructuur, gemeente Hardenberg (Seinpost, 2002) vastgesteld. Deze detailhandelsstructuurvisie geeft antwoord op de volgende vraag: "Hoe kan het economisch voorzieningenniveau in de diverse kernen binnen Hardenberg zodanig worden versterkt, dat de consument in een hoogwaardig, aantrekkelijk en leefbaar winkelgebied zijn aankopen kan doen?" In de kern Hardenberg zijn zowel PDV1 - als GDV2 -ontwikkelingen toegestaan. In november 2008 zijn de (on)mogelijkheden voor beide categorieën door Seinpost nader onderzocht. In het rapport Perifere & grootschalige detailhandel Hardenberg; Bouwstenen + advies is hiervan verslag gedaan. Geadviseerd wordt nieuwe detailhandel te concentreren op de Haardijk en bestaande detailhandel daar, zo mogelijk, naartoe te verplaatsen. Dit advies is in dit bestemmingsplan vertaald naar een juridische regeling. Vestiging van nieuwe detailhandel is uitgesloten, met uitzondering van enerzijds detailhandel die een ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsvoering vormt en anderzijds detailhandel die planologisch is toegestaan (voorzien van een specifieke aanduiding 'detailhandel'). Voor bestaande detailhandel, welke qua aard en omvang niet langer gewenst is op het bedrijventerrein, is een 'uitsterfconstructie' opgenomen. De bestaande bedrijven zijn in de bijlagen (bijlage 1) specifiek opgenomen. Doel hiervan is dat bij bedrijfsbeëindiging geen nieuwe detailhandelsvestiging ter plaatse kan worden gerealiseerd.

Bedrijvigheidsplan

Op verzoek van de provincie heeft de gemeente Hardenberg het Bedrijvigheidsplan 'Ruimte om te ondernemen' opgesteld (Ecorys, november 2004). In het kort gezegd is het bedrijvigheidsplan vooral een 'bedrijventerreinenplan'; het inventariseert de behoefte aan nieuw terrein en de noodzaak tot herstructurering. Het doel hiervan is "om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte op bedrijfsterreinen is om bij te dragen aan de provinciale groeidoelstelling van 4% in termen van werkgelegenheid."

In het bedrijvigheidsplan is een zogenaamd 'actieplan' opgenomen om het niveau van bedrijventerreinen binnen de gemeente op peil te krijgen. Deze bestaat onder andere uit de volgende onderdelen:

  • knelpunten wegwerken (voor de kern Hardenberg: beschikbare ruimte, representativiteit; indeling bedrijfsruimte);
  • actieplannen voor 'duurzame versterking' uitvoeren (de in het kader van duurzame versterking van bedrijven opgestelde Masterplannen en de acties die daarbinnen zijn geformuleerd, dienen op korte termijn te worden geïmplementeerd);
  • intensivering van ruimtegebruik op nieuwe en bestaande terreinen.

In het bedrijvigheidsplan zijn de resultaten van een ondernemersenquête verwerkt. Deze heeft voor Bruchterweg - Nieuwe Haven geleid tot de volgende aandachtspunten/wensen:

  • uitbreidingsruimte realiseren;
  • opknappen van wegen;
  • realiseren van meer parkeerruimte;
  • selectief aantrekken of uitplaatsen van een aantal bedrijven;
  • terreinverbetering: onder andere bewegwijzering, verkeersveiligheid, een collectieve vrachtwagenparkeerplaats, asfaltering van de wegen, onderhoud van het groen, herziening van de wegenstructuur en goede overlegstructuur tussen bedrijven en gemeente;
  • bedrijven met verhuisplannen zouden met of via de gemeente in contact moeten worden gebracht met omliggende bedrijven.

Deze aandachtspunten zijn onder andere meegenomen in het kader van het project 'Duurzame versterking' (zie hierna).

Toekomstperspectief bedrijventerrein kern Hardenberg

Eind 2007 heeft de gemeente haar Bedrijvigheidsplan 'Ruimte om te Ondernemen' (2004) geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie is het Toekomstperspectief bedrijventerreinen kern Hardenberg opgesteld. In dit rapport wordt geconcludeerd dat Hardenberg voortvarend bezig is met de aanpak van de herstructurering van bestaande terreinen. Er is op dit moment een leegstand onder oude en nieuwe bedrijfsgebouwen van circa 1,7 ha (peildatum 11 oktober 2007).

Bedrijventerreinenvisie

Om veroudering van bedrijventerreinen tegen te gaan, heeft het Rijk de Taskforce Herstructurering Bedrijventerreinen (THB) in het leven geroepen. De THB adviseert onder andere een consequente toepassing en verankering van de SER-ladder (zie kader 2.1), wat ook is vertaald in de provinciale omgevingsvisie en -verordening. Daarin ligt, zoals hiervoor is aangegeven, de focus op het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad en pas in de tweede plaats op uitbreiding. Op gemeentelijk niveau heeft dit beleid zijn weerslag gekregen in de Bedrijventerreinenvisie gemeente Hardenberg (Stec Groep, mei 2010).

De bedrijventerreinenvisie zet in op behoud en uitbouw van de streekfunctie die Hardenberg op dit moment voor bedrijvigheid vervult. Conform het collegeprogramma (zie navolgend) wordt daarom ingezet op:

  • het realiseren van een zo aantrekkelijk mogelijk ondernemersklimaat;
  • het zorgen voor voldoende bedrijventerreinen zodat aan elke vraag kan worden voldaan.

Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn hierbij van groot belang, bij zowel nieuwe als bestaande bedrijven. Herstructurering staat hoog op de agenda. Doel hiervan is bedrijfsterreinen toekomstvast te maken. Ook wil de gemeente met herstructurering inbreidingsmogelijkheden creëren.

In de bedrijventerreinenvisie is aangegeven dat het bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven circa 115 ha beslaat. De herstructurering van dit terrein is grotendeels afgerond (zie tevens in het navolgende) en leidt niet tot een substantiële terreinwinst c.q. nieuwe inbreidingsruimte.

Duurzame versterking Bruchterweg - Nieuwe Haven

Het bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven is een aantal jaren geleden gerevitaliseerd. In het rapport Duurzame versterking Bruchterweg - Nieuwe Haven (december 2005) worden maatregelen voorgesteld om het terrein ook in de toekomst 'up-to-date' te houden. Dit is nodig om de concurrentie aan te gaan met de bedrijventerreinen die op dit moment worden ontwikkeld. Het rapport zet in op een milieuhygiënisch verantwoord en economisch aantrekkelijk bedrijventerrein waar bedrijven toekomstperspectief hebben en waar via samenwerking en collectieve voorzieningen optimaal invulling kan worden gegeven aan het milieubeleid. De maatregelen die worden voorgesteld, moeten bijdragen aan:

  • groei- en vestigingsmogelijkheden van de bedrijven;
  • toekomstperspectief voor de bedrijven;
  • behoud van de werkgelegenheid;
  • versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het terrein;
  • een verduurzaming van het terrein.

Concreet gaat het vooralsnog om opwaardering van de hoofdroutes Bruchterweg en de J.C. Kellerlaan en onderzoek naar de ontwikkelingsmogelijkheden op/rond vier terreinen:

  • het gebied rondom de evenementenhal;
  • het gebied rondom de haven;
  • de zone tussen de Jan Weitkamplaan, gezondheidspark en Bruchterweg - Nieuwe Haven;
  • de entree van het bedrijventerrein langs de Bruchterweg.

Wat betreft de ontwikkeling van de zone Jan Weitkamplaan kan worden opgemerkt dat deze is opgenomen in het project sportboulevard.

Het project duurzame versterking en revitalisering (waarmee een budget van circa 1 miljoen euro is gemoeid) is inmiddels afgerond.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van projecten van tijdelijke aard en voor bepaalde planologische 'kruimelgevallen'. Hiervan is een lijst opgenomen in het Besluit algemene bepalingen omgevingsrecht (Bor) (artikel 4, bijlage II). Het aantal mogelijkheden om middels een omgevingsvergunning af te wijken, is dus beperkt.

Collegeprogramma

In het Collegeprogramma 2014-2018 (subtitel: 'Behoedzaam vooruit!', 24 april 2014) is aangegeven dat de gemeente het beleid uit de voorgaande collegeperiode voort wil zetten. Het streven is de economische positie van Hardenberg in de regio te versterken. Door beschikbaarheid van voldoende

bedrijventerrein en zo weinig mogelijk bureaucratie en regelgeving, wordt ruimte geboden aan de ontwikkeling van met name mkb-bedrijven, als motor van de lokale economie en werkgelegenheid. Daarnaast wordt het ondernemersstartpunt (met subsidiemogelijkheden van andere overheden) verbreed naar een kennis- en innovatiecentrum, gericht op de sectoren techniek, agrifood, ict en zorg. Verder ondersteunt de gemeente een initiatief van ondernemers om te komen tot een investeringsfonds voor startende ondernemers, door de ondernemers behulpzaam te zijn bij het aanboren van fondsen.

De globale regeling van dit bestemmingsplan komt tegemoet aan de wens van het college om ruimte te bieden aan de ontwikkeling van bedrijventerreinen.

Toekomstvisie

In de Toekomstvisie gemeente Hardenberg 2004-2019 (subtitel: 'Hardenberg stapt stevig op de toekomst af', vastgesteld 27 mei 2004) en de uitwerking daarvan in het Meerjarenprogramma (10 november 2005) wordt ingezet op versterking van vier gemeentelijke kwaliteiten: "de onderlinge betrokkenheid, de prettige woonomgeving, de ondernemerszin en de groene ruimte". De doelstellingen van het economisch beleid zijn:

  • behoud, versterking en verbreding van de werkgelegenheid;
  • concentreren bedrijvigheid in de kernen Hardenberg en Dedemsvaart;
  • versterken toerisme als visitekaartje van de gemeente;
  • vervullen van een regionale economische rol;
  • versterken verbindingen;
  • verminderen regelgeving.

Welstandsnota

De gemeenteraad heeft op 29 november 2011 de Welstandsnota Hardenberg Visie op beeldkwaliteit vastgesteld. Deze nota zet in op "het leggen van verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten." De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten waarbij elk project bijdraagt aan de versterking van de beeldkwaliteit van de leefomgeving. Daarmee zullen de verschillende kernen zich meer onderscheiden en krijgt elke kern haar eigen kleur (terug).

De gemeente wil meer vrijheid voor burgers creëren. Dit wordt bereikt door kaders te stellen 'waar het ertoe doet' en andere delen van de gemeente regelvrij te maken. Een en ander komt tot uiting in de toekenning van drie niveaus (zie navolgend). Op de belangrijke plekken wordt door middel van welstand en bestemmingsplan gestuurd. De laag gewaardeerde plekken zijn welstandsvrij. Voor deze gebieden is het bestemmingsplan maatgevend.

De welstandsnota maakt onderscheid naar de volgende niveaus:

  • Niveau 0 (laag): geen eisen ten aanzien van welstand. Beeldkwaliteit wordt geregeld in het bestemmingsplan.
  • Niveau 1 (midden): specifieke ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, gericht op behoud van belangrijkste gebiedskenmerken van architectonische of stedenbouwkundige aard. Inzet van een globale vorm van welstand met planbegeleiding naast het bestemmingsplan.
  • Niveau 2 (hoog): hoge ambitie ten aanzien van beeldkwaliteit, bij gebieden en/of locaties met een hoge architectonische en stedenbouwkundige waarde. Inzet van welstand met een intensieve vorm van planbegeleiding naast het bestemmingsplan.

Het bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven valt onder verschillende beschermingsniveaus (zie navolgende afbeelding): aan het 'middengebied' is grotendeels niveau 0 toegekend; voor het gebied langs de Vecht, de doorgaande wegen en randen van het plangebied geldt beschermingsniveau 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0003.jpg"

Uitsnede kaart Welstandsnota

Duurzaamheid

De gemeente streeft op termijn naar energieneutraliteit. Hiermee wordt bedoeld dat alle energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt in de gemeente zelf of in de regio duurzaam wordt opgewekt. Concreet wil de gemeente in 2014 minimaal 10% energie hebben bespaard en 10% meer duurzame energie per jaar hebben gerealiseerd. Dit doet de gemeente Hardenberg in stappen van 2,5% per jaar. Onderdeel van dit duurzaamheidsbeleid is het doen van energie- en duurzaamheidsscans bij bedrijven en het vormgeven van een energieloket voor bedrijven. Voor overige maatregelen op dit beleidsterrein wordt verwezen naar de gemeentelijke website.

Nota parkeernormering

De Nota Parkeernormering is op ontwikkelingen binnen het plangebied van toepassing (12 april 2007). Op basis van deze nota kan de parkeernorm worden bepaald. Vervolgens zullen gemeente en ondernemer in gezamenlijk overleg bepalen hoe de parkeersituatie ruimtelijk wordt opgelost.

Overig beleid

Het gemeentelijk beleid inzake archeologie en externe veiligheid komt bij de toets aan wet- en regelgeving in hoofdstuk 5 aan bod.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Bij de actualisering van een bestemmingsplan gaat het erom de bestemmingen opnieuw vast te leggen voor een periode van tien jaar. Dit betekent soms dat bestemmingen en/of daarbij behorende regelingen worden gewijzigd. Het gebied en de waardering daarvoor zijn in de loop van de jaren immers veranderd. De bestemmingen zullen daarop moeten worden afgestemd. Uitgangspunt is het in stand houden en bevorderen van een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Om de specifieke ruimtelijke kwaliteiten van Bruchterweg - Nieuwe Haven te kunnen bepalen, heeft een gebiedsinventarisatie plaatsgevonden. In het navolgende wordt ingegaan op de ruimtelijke structuur en op de waarden daarbinnen.

4.1 Functies

De functiekaart aan het eind van dit hoofdstuk laat zien welke (hoofd)functies binnen het plangebied Bruchterweg - Nieuwe Haven zijn vertegenwoordigd. Globaal genomen valt het plangebied uiteen in vier deelgebieden: bedrijvengebied, woongebied, agrarisch gebied en natuurgebied. In het navolgende is per deelgebied een korte typering gegeven.

Bedrijvengebied

Het bedrijvengebied wordt door een goederenspoorlijn opgesplitst in een oostelijk en een westelijk deel. De westzijde is ontsloten vanaf de Bruchterweg en is begrensd door woongebied (ten noorden), de spoorlijn (ten oosten), de Twenteweg (ten zuiden) en de uiterwaarden van de Vecht (ten westen). De bedrijfskavels in dit westelijk deel vormen smalle stroken die direct grenzen aan de Bruchterweg. Plaatselijk wordt deze doorgaande weg begeleid door opgaande oudere beplanting. Op enkele plekken zijn doorkijkjes naar de Vecht aanwezig.

Het oostelijke deel is ontsloten vanaf de J.C. Kellerlaan en omgeven door agrarisch gebied (ten noorden), het Kanaal Almelo De Haandrik (ten oosten), de Broeklandenweg (ten zuiden) en de spoorlijn (ten westen). Naast oriëntatie op de J.C. Kellerlaan of op een van de zijstraten daarvan, is een deel van de bedrijfskavels gegroepeerd rondom de Nieuwe Haven. De voorzijde van de bedrijfskavels in dit oostelijk deel kent zowel een invulling met tuinen als een complete verharding.

De J.C. Kellerlaan heeft een breed profiel en wordt begeleid door overwegend jonge laanbeplanting. Aan de westkant van de weg is een vrijliggend fietspad aanwezig.

Woongebied

Aan de noordwestkant is een woonwijk uit de jaren zestig gelegen waarbinnen zowel vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen als rijtjeswoningen voorkomen. De woningen in dit gebied kenmerken zich door twee verdiepingen en een licht hellend dak. De wijk wekt een groene indruk door de hagen op erfscheidingen en bomen in het openbare gebied.

Langs de Bruchterweg is lintbebouwing uit de jaren dertig aanwezig. In het lint worden, naast de woonfunctie, ook werkfuncties aangetroffen. Aan deze weg grenst ook een begraafplaats.

Het gebied langs de Burgemeester Schuitestraat en de Jan Weitkamplaan heeft een geheel eigen karakter. De lintbebouwing die hier voorkomt, wisselt van ouderdom en schaal. Voor de Burgemeester Schuitestraat is het grote moderne gebouw van het Vechtdal College beeldbepalend. Naast deze maatschappelijke voorzieningen zijn langs deze straat ook bedrijfspanden gelegen. Aan de Jan Weitkamplaan bepalen agrarische percelen het beeld.

Agrarisch gebied

De noordoostkant van het plangebied, tussen de Radewijkerbeek, de Klinkerweg en het Kanaal Almelo De Haandrik, bestaat uit agrarische gronden. Naast agrarische bedrijfsgebouwen liggen in dit gebied een aantal woningen verspreid.

Natuurgebied

Tussen de Vecht en de Bruchterweg ligt een open (weide)gebied met landschappelijke en ecologische kwaliteiten. Het gebied is grotendeels onbebouwd en onlosmakelijk verbonden met de Vecht. Voor dit gebied is het bestemmingsplan Molengoot opgesteld (ontwerp, maart 2011). De plangrenzen van onderhavig bestemmingsplan zijn hierop afgestemd.

Verkeersgebieden

De verkeersstructuur is weergegeven op het kaartje aan het eind van dit hoofdstuk.

Over het algemeen valt op dat de wegen binnen het plangebied ruim gedimensioneerd zijn. De toegepaste verharding is veelal betonklinkers. Het bedrijventerrein wordt extern ontsloten via de Twenteweg, de Jan Weitkamplaan, de Bruchterweg en de Broeklandenweg. De interne hoofdontsluiting wordt gevormd door de J.C. Kellerlaan en de Bruchterweg. Vanuit deze twee wegen worden de bedrijven ontsloten via de Vechtstraat, de Lage Inkweg, de Asjeskampweg, de Energieweg, de Twenteweg (parallelweg), de Stadskamp, de Handelsstraat, de Nijverheidsstraat, De Nieuwe Haven en de Loswal. Het spoor vormt een barrière binnen de interne ontsluitingsstructuur. Verkeer moet hierdoor vaak omrijden.

De externe ontsluitingswegen beschikken, met uitzondering van de Jan Weitkamplaan, over een vrijliggend fietspad. Laatstgenoemde weg heeft fietssuggestiestroken. Ook de J.C. Kellerlaan en de Bruchterweg (twee interne hoofdontsluitingen) beschikken over een vrijliggend fietspad.

Er ligt een fietsroute middels fietssuggestiestroken op de Lage Inkweg, over het spoor naar de Energieweg en via de J.C. Kellerlaan tot in de Handelsstraat. De fietsstrook sluit aan op een fietspad richting de Klinkerweg. Daarnaast zijn fietsstroken op de parallelweg van de Twenteweg.

4.2 Waarden

Uit de inventarisatie is een aantal specifieke ruimtelijke kwaliteiten naar voren gekomen. Deze zijn afgebeeld op de waardenkaart aan het eind van dit hoofdstuk.

Een belangrijke ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied zijn de (weide)gronden parallel aan de Vecht. Het gebied is landschappelijk waardevol door zijn openheid en fraaie ligging aan de Vecht. De vegetatie en aanwezigheid van weidevogels maken het gebied ook ecologisch waardevol.

De laanbeplanting langs de twee centrale ontsluitingsassen, de Bruchterweg en de J.C. Kellerlaan, vormt eveneens een te behouden kwaliteit. Het groen, dat van wisselende ouderdom en formaat is, oogt verfrissend te midden van het overwegend 'versteende' bedrijfsgebied.

4.3 Juridische vormgeving

In dit onderdeel van de toelichting wordt ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Dit bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012, versie 1.3.1 (SVBP 2012). Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

In het voorliggende bestemmingsplan worden tevens de begrippen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gehanteerd.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd. Vanaf 1 januari 2010 wordt het bestemmingsplan ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Globale regeling

De gemeente Hardenberg is evenals het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de mening toegedaan dat de vele voordelen van globaal bestemmen opwegen tegen de nadelen. Het is haar ervaring dat gedetailleerde bestemmingsplannen teveel vastleggen en te snel zijn verouderd. Wanneer burgers of particuliere ontwikkelaars in dergelijke gebieden met projectvoorstellen komen, blijkt vaak al snel een extra (bestemmingsplan)procedure noodzakelijk. Dit brengt kosten met zich mee en werkt vertragend, wat voor dergelijke partijen een reden kan zijn om af te haken. Juist vanwege de economische recessie is het in ieders belang dat ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig worden gehinderd. Daarnaast kan worden gesteld dat globale plannen over het algemeen langer houdbaar zijn en om minder herzieningsprocedures vragen. Dat scheelt tijd en geld. Verder kunnen globale plannen vaak rekenen op een groot draagvlak, omdat zij voor veel partijen mogelijkheden bieden. Er zijn dus genoeg redenen om globaal te bestemmen.

Het gemeentelijk adagium voor de vorige actualiseringsronde van bestemmingsplannen was: 'globaal waar kan, gedetailleerd waar nodig'. In die lijn zijn ook de komgebieden Heemse, Baalder/Baalderveld en Dedemsvaart opnieuw bestemd. De gemeente gaat grotendeels verder op dit spoor. Er is sprake van een aantal koerswijzigingen. Zo is het instrument 'nadere eisen' komen te vervallen, omdat er in de praktijk nooit gebruik van wordt gemaakt. Daarnaast zijn de nodige afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Dit om snel en adequaat op de behoefte van ondernemers te kunnen inspringen. Een afwijkingsbevoegdheid kan binnen de omgevingsvergunning worden afgehandeld zodat er geen vertraging in de vergunningsprocedure hoeft op te treden. Tevens biedt het de gemeente de mogelijkheid om een nadere afweging te maken, bijvoorbeeld met het oog op dreigende overlast, verkeersveiligheid of stedenbouwkundige kwaliteit.

Opzet van de regels

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken, een en ander conform de SVBP.

In hoofdstuk 1 staat een uitleg van de begrippen die in het plan zijn gebruikt en van de wijze van meten. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen geregeld. In hoofdstuk 3 zijn de algemene regels opgenomen die voor het hele plangebied gelden. Dit betreft de anti-dubbeltelbepaling, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de algemene wijzigingsregels.

Het overgangsrecht en de slotregel staan in hoofdstuk 4.

De bestemmingen

Het bestemmingsplan telt achttien bestemmingen, waaronder dubbelbestemmingen. Er is voor deze bestemmingen gekozen op basis van de feitelijk bekende (legale) situatie, de vigerende regeling en eerdergenoemde uitgangspunten.

Voor de percelen die buiten de grenzen van het bedrijventerrein liggen (globaal gelegen tussen de Klinkerweg, de Radewijkerbeek, de Jan Weitkamplaan en Kanaal Almelo-De Haandrik), maar wel zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Bruchterweg-Nieuwe Haven', is aangesloten bij de bestemmingen zoals die gehanteerd worden in het bestemmingsplan Buitengebied, namelijk 'Agrarisch - Besloten heideontginningslandschap', 'Bedrijf - Besloten heideontginningslandschap' en 'Wonen - Besloten heideontginningslandschap', welke qua opbouw en systematiek afwijken van de andere in het plan opgenomen bestemmingen. Aangezien de genoemde percelen feitelijk niet in het Buitengebied zijn gelegen en dus ook niet zijn onderzocht in het kader van de LIK'S, is vanwege de ligging van deze percelen (grenzend aan het buitengebied) toch aangesloten bij de gehanteerde systematiek en regels van het Buitengebied. De landschapsbestemming zorgt voor de planologische bescherming van de bestaande gebiedskenmerken en bepaalt mede de ruimtelijke inpasbaarheid van de toekomstige ontwikkelingen. Dit betekent dat indien eigenaren van de percelen een ontwikkeling wensen, zich dienen te conformeren aan de eisen die gelden en zijn voorgeschreven op basis van de landschapsbestemmingen.

De gemeente Hardenberg heeft in 2006 de Visienota Buitengebied vastgesteld. In deze visie zijn de hoofddoelen van het ruimtelijk beleid van de gemeente Hardenberg voor het buitengebied verwoord:

  • Het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit (de eigen identiteit);
  • Ruimte scheppen voor ruimte vragende functies (duurzaam en efficiënt); en
  • Het vergroten van de leefbaarheid op het platteland.


Het vertrekpunt bij de ontwikkelingsgerichte aanpak is dat gebieden hun ruimtelijke kwaliteit ('eigen identiteit') moeten behouden en versterken. Daarom is in 2011 bepaald wat deze 'eigen identiteit' is. Vanuit praktisch oogpunt zijn de uitkomsten hiervan vastgelegd in Landschap-Identiteit-Kaarten (LIK's) voor zeven verschillende deelgebieden.

Per deelgebied is aan de hand van literatuurstudie, veldinventarisatie en excursies met bewonersgroepen vastgesteld wat de kwaliteiten en knelpunten zijn. Hierbij is onder andere gekeken naar de zichtbare kenmerken in het gebied (zoals bebouwing, routing, verkaveling, beplanting en grondgebruik) en niet-zichtbare kenmerken (zoals geur). Bij het opstellen van de LIK's is onder andere gebruikgemaakt van de provinciale Catalogus Gebiedskenmerken.

Voor elk deelgebied is per landschapstype aangegeven wat de sterke en zwakke gebiedskenmerken zijn en welke ontwikkelingsmogelijkheden en bedreigingen aanwezig zijn. Zoals reeds vermeld, zijn percelen welke in voorliggend bestemmingsplan zijn voorzien van een landschapsbestemming niet onderzocht in het kader van de LIK'S, maar dienen de omschreven gebiedskenmerken wel in acht te worden genomen.

De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit, omdat ze bepalend zijn voor de manier waarop nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden ingepast.

Ruimtelijk kwaliteitsplan

De ontwikkelingsmogelijkheden via wijziging of afwijking van het bestemmingsplan moeten vanzelfsprekend gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het erf. Ook mag voor de omgeving geen onevenredige overlast optreden. Als tegenprestatie is daarom verbetering van de ruimtelijke kwaliteit als voorwaarde gesteld in de regels. Hiervoor zal in veel gevallen een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld moeten worden. De uitvoering van het ruimtelijk kwaliteitsplan wordt als voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning.

De ambitie van de provincie is een kwaliteitsontwikkeling in gang zetten, waarbij elk project en elke ontwikkeling iets bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit zijn de bestaande gebiedskenmerken het uitgangspunt. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit vooral versterken door deze gebiedskenmerken te verbinden aan nieuwe ontwikkelingen.

Ruimtelijke kwaliteit moet gerealiseerd worden door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. In bijlage 3 van de toelichting worden de verschillende beleidsthema's uit de Omgevingsvisie nader beschreven.

Agrarisch

De grotendeels onbebouwde agrarische cultuurgronden zijn onder de bestemming Agrarisch gebracht. Het gaat hier om de gronden globaal gelegen ten zuiden van de Radewijkerbeek en ten westen van de Bruchterweg.

Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor een agrarisch bedrijf, met uitzondering van glastuinbouw. In de doeleindenbeschrijving is een expliciet onderscheid gemaakt tussen functies die ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijvigheid en functies die ook mogelijk zijn zonder relatie met de agrarisch bedrijvigheid. Bij deze laatste functies moet bijvoorbeeld gedacht worden aan waterhuishoudkundige voorzieningen en verkeersvoorzieningen.

Binnen het agrarische bouwvlak (dit betreft het agrarische bedrijf aan de Klinkerweg 2) mogen agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken worden opgericht. Bepaalde, kleinschalige, niet-agrarische nevenactiviteiten zijn bij recht toegestaan, andere nevenactiviteiten zijn na afwijking toegestaan. Het bestaande aantal agrarische bedrijfswoningen wordt toegestaan. Onder voorwaarden is inwoning in een agrarische bedrijfswoning toegestaan. Een agrarische bedrijfswoning met inwoningsituatie wordt aangemerkt als één agrarische bedrijfswoning.

De bebouwingsbepalingen binnen de bestemming Agrarisch met waarden zijn afgestemd op de gebiedskenmerken uit de LIK's. De inhoudsmaat van de agrarische bedrijfswoning bedraagt 750 m³. Sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten mogen tot maximaal 75 m (met een maximale hoogte van 1,50 m) buiten het bouwvlak gerealiseerd worden.

De agrarische gronden zijn eveneens bestemd voor het instandhouden van de aanwezige natuur- en landschapswaarden zoals beschreven in de LIK's. De landschapsbestemmingen zorgen voor planologische bescherming van de bestaande gebiedskenmerken en bepalen mede de ruimtelijke inpasbaarheid van de toekomstige ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan biedt bij recht geen extra ruimte voor uitbreiding van agrarische bedrijven. De bestaande rechten zijn vastgelegd. Verder is in het bestemmingsplan bestemd conform de feitelijke situatie.

Aanpassingen aan bestaande verkeersvoorzieningen zijn bij recht mogelijk binnen de agrarische bestemming. Hierbij moet gedacht worden aan de aanleg van fietspaden langs bestaande wegen en aanpassingen aan bestaande wegen en kruisingen.

Een verruiming van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning, verhoging van de maximale bouwhoogte van sleufsilo's / kuilvoerplaten, afwijkende maatvoering voor nieuwe stalconcepten, bepaalde nevenactiviteiten en burgerbewoning van een agrarische bedrijfswoning, zijn onder voorwaarden mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid.

Via een wijzigingsbevoegdheid is uitbreiding van het agrarische bouwvlak tot maximaal 1,5 ha mogelijk. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan geen nieuwvestiging van veehouderijen mogelijk.

Indien een agrarisch bedrijf stopt, biedt het plan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid om de (voormalige) agrarische bedrijfswoning in gebruik te nemen als burgerwoning. De ten tijde van de wijziging aanwezige niet-agrarische nevenactiviteiten, kleinschalige kampeerterreinen en niet-agrarische bedrijfsactiviteiten (die op grond van de agrarische bestemming toegestaan zijn), zullen binnen de woonbestemming voortgezet mogen worden. In het wijzigingsplan zullen deze functies, voor zover nodig, specifiek bestemd worden.

Verder is de Rood voor Rood regeling als wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de agrarische bestemming. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om vrijgekomen (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen een bedrijfsbestemming te kunnen geven.

Wanneer het bestemmingsplan extra mogelijkheden voor ontwikkeling biedt, wordt een tegenprestatie in de vorm van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit gevraagd. Hiervoor zal een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld moeten worden. De uitvoering van het ruimtelijke kwaliteitsplan wordt als voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning.

Er is eveneens een 'omgevingsvergunningplicht' opgenomen voor werken en werkzaamheden die de waarden van het gebied mogelijk negatief kunnen beïnvloeden. Het vergunningenstelsel is afgestemd op de specifieke kwaliteiten van het landschapstype.

Bedrijf

De in het plan aanwezige solitaire bedrijven, waaronder een bestaande bedrijfswoning, zijn als zodanig bestemd. In de Staat van bedrijven, behorende bij de regels, is (per bedrijfsvorm) informatie gegeven over de mogelijke milieubelasting van een bedrijfstype of -inrichting. Het basisprincipe is dat categorie 1- en categorie 2-bedrijven als passend worden beschouwd in een woonomgeving. De maximale toegestane bouw- en goothoogte van de bedrijfsgebouwen en dienstwoningen zijn in de regels opgenomen. Detailhandel is alleen toegestaan daar waar 'detailhandel' en 'specifieke vorm van detailhandel - fietsenhandel' in de verbeelding is aangegeven of indien het gaat om rechtstreeks voortvloeiende detailhandelsactiviteiten gebonden aan de bedrijfsvoering. Er kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de gebruiksregels voor de vestiging van bedrijven die naar aard en effecten of woon- en leefklimaat gelijk zijn aan de bedrijven zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan.

Bedrijf met waarden - Besloten heideontginningslandschap

Binnen deze bedrijfsbestemming zijn eveneens bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De bedrijven mogen met maximaal 15% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen uitbreiden. Via een afwijkingsmogelijkheid kan dit in bijzondere situaties maximaal 25% bedragen. Ook is het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid. Aan beide afwijkingsbevoegdheden is de eis van het opstellen van een ruimtelijk kwaliteitsplan verbonden. De uitvoering van het ruimtelijk kwaliteitsplan wordt als voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning.


Verder is het verhogen van de maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de gebouwen qua aard, schaal en beeld moeten passen op het perceel. In het hoevenlandschap wordt als aanvullende eis een ruimtelijk kwaliteitsplan geëist, vanwege de kwetsbaarheid van dit landschap.

Bedrijf - Gasontvangststation

Het gasontvangststation N-448 dat is gelegen aan de Bruchterweg (vlak bij de rotonde met de Twenteweg), is bestemd voor Bedrijf -Gasontvangststation met de daarbij behorende regels.

Bedrijventerrein

Binnen deze bestemming is een zonering opgenomen. De zoneringsmethode is afgeleid van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Het idee is dat op bedrijfspercelen die het dichtst bij hindergevoelige objecten zijn gelegen, alleen de laagste milieucategorieën zijn toegestaan (zie ook paragraaf 5.3).

De zoneringsmethode maakt onderscheid tussen woongebieden en individuele woonbestemmingen. Voor de laatste 'groep' geldt dat kortere afstanden tot hogere milieucategorieën aanvaardbaar zijn, omdat het karakter van het gebied waarin wordt gewoond anders is dan een rustig woongebied. Uiteraard dient ter plaatse wel te worden voldaan aan normen ten aanzien van het binnenklimaat, maar dat is geregeld via andere wetgeving (Bouwbesluit).

Binnen deze gebieden is maximaal één bedrijfswoning per bedrijf toegestaan. Binnen de bestemming zijn tevens meerdere functies zoals een kantoor, detailhandel, maatschappelijk, een sporthal, een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg toegestaan, alleen indien deze in de verbeelding is voorzien van een specifieke aanduiding. In de regels is opgenomen dat op elk bouwperceel voldoende ruimte aanwezig dient te zijn voor het parkeren of stallen van auto's ten behoeve van de bedrijfsvoering ter plekke. De gemeente gaat hierbij uit van de Nota Parkeernormering (12 april 2007).

Groen

De gronden met de bestemming Groen zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen. Daarnaast zijn paden, openbare nutsvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen deze bestemming toegestaan.

Maatschappelijk

De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk zijn bestemd voor religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg en opvang voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening.

Maatschappelijk - Begraafplaats

In het plangebied is de begraafplaats gelegen aan de Bruchterweg heeft de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats gekregen.

Verkeer

Alle doorgaande (hoofd)wegen krijgen een afzonderlijke verkeersbestemming en zijn niet opgenomen in de gebiedsbestemmingen. De overige wegen zijn binnen de gebiedsbestemmingen opgenomen.

Verkeer - Railverkeer

Het in het plangebied gelegen spoor is als zodanig bestemd en voorzien van een passende juridische regeling.

Water

Onder de bestemming Water is begrepen het Kanaal Almelo - de Haandrik en de waterloop Radewijkerbeek, met daarbij behorende oevers en groenvoorzieningen (en mede extensief recreatief medegebruik), die binnen het plangebied zijn gelegen.

Wonen - Besloten heideontginningslandschap

Alle bestaande burgerwoningen, globaal gelegen tussen de Klinkerweg, de Radewijkerbeek, de Jan Weitkamplaan en Kanaal Almelo-De Haandrik hebben een woonbestemming gekregen welke aansluit bij het bestemmingsplan Buitengebied. Binnen deze woonbestemming zijn diverse kleinschalige nevenactiviteiten toegestaan (o.a. bed and breakfast, boerderijkamers, aan-huis-gebonden beroep). De bebouwingsbepalingen zijn afgestemd op de gebiedskenmerken uit de LIK's. De maximale inhoudsmaat van de woning is afhankelijk gesteld van het landschapstype waarbinnen de woning is gelegen. Het oppervlak aan bijgebouwen bij een burgerwoning mag maximaal 100 m² bedragen. Om maatwerk te kunnen leveren aan percelen met een oppervlak van meer dan 1 ha en om te voorzien in de behoefte aan extra ruimte voor de stalling van bijvoorbeeld kleinvee of landbouwwerktuigen, wordt op dergelijke percelen maximaal 150 m² aan bijgebouwen toegestaan.

Het bestaande aantal woningen is toegestaan. Onder voorwaarden is inwoning in een woning toegestaan. Een woning met inwoningsituatie wordt aangemerkt als één woning.

Om te voorkomen dat de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven belemmerd wordt door de herbouw, verbouw of uitbreiding van een woning, mogen de nieuwe gevels van de woning niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 200 m van een agrarisch bouwvlak. Deze afstand is gebaseerd op de indicatieve hinderafstand die aangehouden moet worden tussen woningen en bedrijven voor het fokken en houden van pluimvee en varkens en is opgenomen in de handreiking 'bedrijven en milieuzonering' van de VNG.

Indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij een agrarisch bouwvlak komen te liggen dan de huidige gevels. Via een afwijkingsbevoegdheid kan hiervan afgeweken worden, op voorwaarde dat een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven niet wordt belemmerd.

Via een afwijkingsbevoegdheid, met daaraan gekoppelde voorwaarden, kunnen kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt worden. Hierbij is onder andere als voorwaarde gesteld dat de activiteit past bij de specifieke kwaliteiten en de schaal van de omgeving. Verder is het vergroten van de inhoud van een woning mogelijk via een afwijkingsbevoegheid. Hiervoor geldt onder andere dat een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld moet worden. De uitvoering van het ruimtelijk kwaliteitsplan wordt als voorwaarde verbonden aan de omgevingsvergunning.

Tot slot is de Rood voor Rood regeling als wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de landschapsbestemmig Wonen - Besloten heideontginningslandschap.

Woongebied

De andere bestaande woningen in het plangebied zijn bestemd als Woongebied, een ruime bestemming waarbinnen zowel het wonen en het verkeer als de groenvoorzieningen zijn begrepen. Voor de bestaande woningen zijn geen bouwvlakken opgenomen, wel dient bij het bouwen van een woning (niet zijnde aaneen gebouwd) een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelgrens te worden aangehouden.

Binnen deze bestemming is ook een mogelijkheid opgenomen om bijzondere woonvormen toe te staan. Toestemming hiervoor is afhankelijk van de effecten op de omgeving. Dit zal in een omgevingsvergunning worden mee gewogen. Eventuele maatregelen ter voorkoming van nadelige ruimtelijke gevolgen worden bij verlening van een vergunning als vereiste opgenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het voorkomen van geluid- en/of parkeeroverlast.

In de verbeelding is de aanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen voor het gedeelte van het bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven waarvoor door de gemeente (op basis de Wet geluidhinder) een zone is vastgesteld. Binnen deze zone zijn geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen toegestaan. Bij omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken indien wordt voldaan aan de geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel voor de geluidsgevoelige bebouwing een hogere grenswaarde is verkregen.

Ten behoeve van het gasontvangststaion N-448 dat is gelegen aan de Bruchterweg is een 'veiligheidszone - gasontvangststation' opgenomen van 15 m rondom de gevel. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. De bouw van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten mag slecht middels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bouwwerk worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorgeschreven voorwaarden in de regels.

Bijgebouwenregeling

De huidige bijgebouwenregeling van de gemeente is te beperkend gebleken. Om deze reden is in dit plan een nieuwe bijgebouwenregeling opgenomen, waarbij vooral meer ruimte is geboden aan de hoogte van de bijgebouwen.

Overige regelingen

In de Beleidsregel kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis heeft de gemeente aangegeven welke vormen van bedrijvigheid in de woonomgeving zijn toegestaan. De gemeente stelt dat bepaalde beroepen en bedrijven aan huis bijdragen aan een verlevendiging van woongebieden. Uiteraard moet daarbij worden voorkomen dat er hinder ontstaat. De aard, de omvang en de intensiteit van de bedrijfsfunctie moeten verenigbaar zijn met de woonfunctie, waarbij het wonen duidelijk de hoofdfunctie dient te blijven. Zo heeft de gemeente strikte criteria geformuleerd op het gebied van:

  • ondergeschiktheid aan de woonbestemming;
  • toegestane milieucategorie;
  • hinder/overlast;
  • verkeer en parkeren;
  • opslag en stalling;
  • hoofdverblijf;
  • publieke karakter.

De beleidsregel is vertaald in de regels van dit bestemmingsplan en is te raadplegen op de gemeentelijke website.

Overige bestemmingen

Dit bestemmingsplan kent vier dubbelbestemmingen, namelijk Leiding - Gas, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4, Waarde - Archeologie 5. De bestemming Leiding - Gas is gelegd op de zogenaamde belemmeringenzone. Dit is de zone waarbinnen de leidingbeheerder advies kan geven over wat er kan worden gebouwd.

Ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Binnen deze bestemmingen geldt dat niet zonder meer mag worden gebouwd en ook is een omgevingsvergunningverplichting opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

In paragraaf 5.9 van de toelichting wordt nadere uitleg gegeven over het gemeentelijke archeologiebeleid.

Uitsterfregeling woningen Bruchterweg 91, 93 en 95

Voor de woningen aan de Bruchterweg 91, 93 en 95 is een uitsterfregeling opgenomen.

De uitsterfregeling houdt in dat de woningen op het bedrijventerrein met de daarbij behorende bouwregels als zodanig worden bestemd, met dien verstande dat de burgerbewoning van de desbetreffende woning niet mag worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste anderhalf jaar gestaakt is geweest. De genoemde termijn sluit aan bij de genoemde termijn in het overgangsrecht. Een dergelijke uitsterfregeling is niet persoonsgebonden, maar objectgericht en biedt meer zekerheid voor de bewoners. Het gebruik van het gebouw mag dan ook net zo lang worden voortgezet, totdat het gebruik van het gebouw wordt gestaakt (onafhankelijk van de personen). Door gebruikmaking van een dergelijke uitsterfregeling, wordt hierdoor de status van de betrokken woningen dan ook duidelijk. Voor het bouwen zijn de overgangsregels zoals opgenomen in het bestemmingsplan onverkort van toepassing.


In artikel 8 van het bestemmingsplan (bestemming bedrijventerrein) is opgenomen dat op de adressen Bruchterweg 91, 93 en 95 wonen anders dan ten behoeve van de bedrijfsvoering is toegestaan, maar het gebruik ten behoeve van wonen op de adressen Bruchterweg 91, 93 en 95 niet mag worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste anderhalf jaar gestaakt is geweest (8.4.2 Uitsterfregeling).

4.4 Handhaving

De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van het bestemmingsplan. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de regels tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Er zal controle en toezicht moeten plaatsvinden om te constateren of overtredingen voorkomen. Vervolgens zal in veel gevallen worden geprobeerd middels overleg een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, kunnen handhavingsmiddelen worden toegepast, zoals bestuursdwang.

Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een overtreding valt niet onder handhaving. In het navolgende wordt ingegaan op de instrumenten waarmee de gemeente handhavend kan optreden.

Preventieve handhaving

Preventieve handhaving heeft als doel op voorhand overtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actueel bestemmingsplan dient aan een aantal (algemene) voorwaarden te worden voldaan.

  • 1. Voorlichting

Duidelijkheid verschaffen over de inhoud en de doelstellingen van het bestemmingsplan. Hieraan zal in elk geval via de inspraak over het bestemmingsplan inhoud worden gegeven. Die duidelijkheid kan verder ook in het vooroverleg over concrete aanvragen (om vergunning, herziening bestemmingsplan) worden gegeven.

  • 2. Klachtenregistratie

Door toepassing van een (geautomatiseerd) klachtenregistratiesysteem kunnen de binnengekomen klachten worden geregistreerd. Vervolgens kunnen door verbeteracties in de toekomst klachten worden vermeden. Door jaarlijkse verslaglegging ontstaat een beeld van de klachten en eventuele 'trends' daarin.

  • 3. Toezicht

Structurele controle in het veld heeft consequenties voor de inzet van personeel. Er wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld, waarin een afweging wordt gemaakt tussen taken en beschikbare middelen/menskracht. Hieruit volgt een prioritering van taken. Het gaat om taken op het gebied van onder andere bouwen, gebruik van gronden en gebouwen, milieu en de Algemene Plaatselijke Verordening.

  • 4. Financiële maatregelen

Financiële maatregelen zoals de verplichting extra legeskosten te betalen als pas achteraf een vergunning wordt aangevraagd, kunnen bijdragen aan een beter naleefgedrag.

  • 5. Heldere lijn

Door een eenduidige lijn te brengen in de gedragingen van de gemeente kan het optreden tegen overtredingen gemakkelijker worden gemotiveerd. Er ontstaat meer draagvlak voor het bestemmingsplan omdat op gelijke wijze tegen gelijke gevallen wordt opgetreden.

Repressieve handhaving

Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft waarmee naleving kan worden afgedwongen en tegen normafwijkend gedrag correctief kan worden optreden. De repressieve handhavingsmiddelen worden in het navolgende beschreven.

  • 1. Publiekrechtelijke handhaving

Deze vorm van handhaving bestaat uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang omvat het (doen) wegnemen of herstellen van hetgeen in strijd is met de te handhaven regels of verplichtingen die uit die regels volgen.

Dit houdt meestal in dat illegaal gebouwde bouwwerken worden afgebroken en illegaal gebruik van gronden en opstallen wordt beëindigd. Het kan ook gaan om het beletten van een overtreding; in dat geval heeft een aanzegging tot bestuursdwang of dwangsom een preventieve werking. Vóórdat tot een dergelijke maatregel wordt overgegaan, moet sprake zijn van een volledige afweging van het belang van de overtreder tegen het openbare belang.

  • 2. Privaatrechtelijke handhaving

Een overheidsorgaan kan slechts in bepaalde gevallen privaatrechtelijk optreden. Dit kan vrijwel alleen als sprake is van een privaatrechtelijke relatie tussen de overheid en de burger. Dit kan het geval zijn doordat het overheidsorgaan eigenaar is van grond of gebouwen, als een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat bij verkoop of erfpacht of als sprake is van een jegens de overheid onrechtmatige daad. Hierbij moet het belang van een overheidsorgaan zijn geschaad; het enkel overtreden van een voorschrift is niet voldoende.

  • 3. Strafrechtelijk optreden

De strafbaarstelling van overtreding van het bestemmingsplan is opgenomen in de Wet op de economische delicten. Daarin worden ook de strafmaxima genoemd. Medewerkers van de politie (algemene opsporingsambtenaren) en daartoe door de Minister van Justitie aangewezen (buitengewone) opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot opsporing van strafbare feiten.

Het strafrecht wordt als laatste middel in handhaving gezien; bestuursrechtelijk optreden heeft de voorkeur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0007.jpg"

Hoofdstuk 5 Toets aan wet- en regelgeving

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen waarvoor reeds een vastgesteld (bestemmings)plan van toepassing is. Er is wel sprake van een ruimere gebruiks- en bouwregeling ten opzichte van enkele vigerende plannen. Gelet op het kleinschalige en incidentele karakter daarvan, vloeit hieruit geen noodzaak tot nieuw onderzoek voort. Voor zover in de toekomst wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart (met bijbehorende onderzoeksverplichtingen). In dit hoofdstuk worden alle onderzoekaspecten volledigheidshalve kort nagelopen. De conclusie is dat de in dit bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen haalbaar en uitvoerbaar zijn. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de uitvoering van dit plan leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Nader milieuonderzoek kan dan ook achterwege blijven.

5.2 Wet geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82, lid 1 van de Wet ge-luidhinder).

Voor een aantal woningen binnen het plangebied is een hogerewaarde-procedure doorlopen. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvoor nieuw onderzoek is vereist.

5.3 Milieubeheer

Bestaande bedrijvigheid

Rond het bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven en het nieuwe bedrijventerrein Broeklanden is een wettelijke geluidszone vastgesteld. Uit akoestisch onderzoek door Regio IJssel-Vecht en Oranjewoud3 is gebleken dat op dit moment aan de grenswaarden wordt voldaan die op grond van geluidszonering gelden. Om te voorkomen dat in de toekomst knelpunten ontstaan, wordt het volgende aanbevolen:

  • geluidsverzwakking in woonwijken nadrukkelijk meenemen in de geluidsberekeningen (verzwakking vindt plaats door de hoge bebouwingsdichtheid binnen gebieden waar de geluidszone wordt overschreden);
  • voor de bestaande woningen binnen de geluidszone een hogere waarde vaststellen (tot en met 60 dB(A));
  • geluidszone uitbreiden en hogere waarden (tot 55 dB(A)) vaststellen voor de extra woningen die binnen de zone vallen.

Wat betreft toekomstige planontwikkeling worden de volgende aandachtspunten genoemd:

  • 1. het is uit akoestisch oogpunt niet gewenst dat woningen op het bedrijventerrein apart worden bestemd met de functie wonen;
  • 2. als er in het kader van ontwikkelingsgebied De Boschkamp geen (bedrijfs)woningen binnen de toekomstige 55 dB(A)-contour zijn geprojecteerd (het bestemmingsplan voorziet hierin) en er voor de woonfuncties binnen de toekomstige 50 dB(A)-contour een hogere waarde wordt vastgesteld, dan heeft dit plan geen akoestische gevolgen voor het bedrijventerrein Bruchterweg - Nieuwe Haven/Broeklanden.

Deze aanbevelingen zullen, op basis van de gewijzigde Wet geluidhinder, worden vastgelegd in een Zonebeheerplan. Conform het ´Advies burgerwoningen industrieterrein Bruchterweg - Nieuwe Haven' (BügelHajema Adviseurs, maart 2009) zijn de woningen aan de Twenteweg 2 en 4 als Woongebied en de woningen aan de Bruchterweg 92 en 98 als Industrieterrein bestemd4. Verder is de zonegrens in de verbeelding positief bestemd. Aan het gebied binnen deze zone zijn beperkende voorwaarden toegekend. Zo is de vestiging van nieuwe geluidgevoelige objecten verboden.

Nieuwe bedrijvigheid

Voor nieuw te vestigen bedrijvigheid is in dit bestemmingsplan uitgegaan van een zonering op grond van bedrijfscategorieën. Daarvoor is de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering als uitgangspunt genomen. Het idee is dat op bedrijfspercelen die het dichtst bij hindergevoelige objecten zijn gelegen, alleen de laagste milieucategorieën zijn toegestaan. Andersom geldt dat een grotere afstand tot dergelijke objecten de vestiging van hogere categorieën toelaat. Hierdoor wordt gewaarborgd dat geen onevenredige milieuhinder binnen de directe woonomgeving zal optreden.

De volgende indeling is aangehouden:

  • categorie 1 - afstand tot 10 m
  • categorie 2 - afstand tot 30 m
  • categorie 3.1 - afstand tot 50 m
  • categorie 3.2 - afstand tot 100 m
  • categorie 4.1 - afstand tot 200 m

5.4 Bodem

Er doen zich volgens de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart geen acute knelpunten binnen het plangebied voor. Voorafgaand aan het verlenen van omgevingsvergunningen zal de gemeente beoordelen of de bodemgesteldheid afdoende is onderzocht en het beoogde grondgebruik toelaat.

5.5 Water

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Deze paragraaf is de weerslag van het overleg tussen de gemeente en het Waterschap Velt en Vecht.

Locatie

Het betreft hier de actualisering van meerdere bestemmingsplannen en partiële herzieningen voor het hele gebied. Actualisering houdt in dat alle bestemmingen worden gecontroleerd en zo nodig in de verbeelding worden verwerkt. Er zal dan ook geen uitbreiding of wijziging in de afvoer van het hemelwater of het verhard oppervlak plaatsvinden. De omvang van het plangebied bedraagt circa 250 ha.

Peilen

De hoogte van het maaiveld in het gebied varieert van 7,5 m tot meer dan 10 m boven N.A.P. De locatie ligt in de zones van vijf peilvakken. Het zomerpeil in deze vakken varieert van 6,05 m tot 7,90 m boven N.A.P. Het winterpeil ligt tussen 6,05 m en 7,35 m boven N.A.P. Het peil in de Nieuwe Haven ligt in de zomer en winter op 9,10 m boven N.A.P.

De gebieden liggen naast het grondwaterwingebied Brucht. Hier heeft het drinkwaterbedrijf Vitens tot 31 december 2005 grondwater onttrokken voor drinkwaterproductie. Door onder andere beperkingen omtrent uitbreidingsmogelijkheden en de kwaliteit van het grondwater, heeft Vitens besloten de winning te beëindigen.

Dit heeft tot gevolg dat de grondwaterstand zal stijgen. Volgens een berekening van Vitens zal deze stijging niet hoger uitkomen dan tot 80 cm onder het maaiveld.

Wateroverlast

Er is in het plangebied op bepaalde momenten sprake van wateroverlast in of nabij het plangebied. Dit wordt veroorzaakt doordat het peil van het Kanaal Almelo - De Haandrik en/of de Radewijkerbeek soms zo hoog wordt dat sprake is van overstroming in bepaalde delen van het plangebied. In overleg met het Waterschap Velt en Vecht wordt hiervoor naar een oplossing gezocht.

Functiekaart

De functiekaart uit het Waterbeheerplan 2002-2006 geeft aan dat het grootste deel van het plangebied tot het stedelijk gebied wordt gerekend. Het Waterschap Velt en Vecht streeft ernaar dat de totale afvoer uit stedelijk gebied afneemt. Het noordoostelijk deel is aangeduid als natuur en landschap. Het zuidwestelijk deel van het plangebied is aangeduid als landbouw en landschap (B).

Kwetsbaar waterkaart en waterkansenkaart

Op dit gebied is volgens de kwetsbaar waterkaart op een zeer klein deel in het zuiden van de locatie de aanduiding 'grondwaterbeschermingsgebieden' van toepassing.

Door het gebied lopen een aantal watergangen. Van een verlaging van het grondwaterpeil of afwenteling van wateroverlast is geen sprake.

Hemelwater

Voor nieuwe ontwikkelingen geldt als uitgangspunt dat regenwater, afkomstig van verharde oppervlakken (daken, wegen), niet wordt afgevoerd op de riolering of afvalwaterzuivering, maar wordt geïnfiltreerd in de bodem, dan wel vertraagd wordt afgevoerd naar naburig oppervlaktewater.

Riolering

In het gebied Nieuwe Haven ligt een gescheiden stelsel waarvan het hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater dat wordt gevormd door de Radewijkerbeek en de Haven.

In het gebied Bruchterweg ligt gedeeltelijk een gemengd en gedeeltelijk een gescheiden stelsel.

Infiltratiemogelijkheden en afvoer hemelwater

De infiltratiemogelijkheden van de locatie zijn niet nader bekeken. Het beleid van de gemeente is om bij elke grotere wegreconstructie een IT-riool aan te leggen. Dit kan in de toekomst effect hebben op de afvoer van het hemelwater.

In het gebied is geen nieuwe riolering gepland. Bij nieuwe (huis)aansluitingen worden het hemelwater en het vuil water gescheiden aangeleverd en op de perceelgrens aan elkaar gekoppeld. Op deze manier wordt bereikt dat bij een toekomstige aanleg van een IT-/hwa-riool een daadwerkelijke scheiding tussen droogweerafvoer en hemelwaterafvoer eenvoudig kan worden gerealiseerd.

Bij een correcte aansluiting van de huisaansluitingen zal de kans op verontreiniging minimaal zijn. Om vergissingen zoveel mogelijk te voorkomen, zal een nieuw dwa-riool in de kleur bruin worden uitgevoerd en een nieuw IT-/hwa-riool in de kleur groen.

Kans op verontreiniging oppervlaktewater

In en bij het gebied is oppervlaktewater aanwezig. Het betreft diverse waterlopen en de Nieuwe Haven. Door dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er treedt dan ook geen verandering op in een eventuele kans op verontreiniging van oppervlaktewater.

Onderhavig plan is door het waterschap beoordeeld. Het waterschap heeft geen bezwaar tegen het plan met betrekking tot de waterhuishouding. Het plan zal geen noemenswaardig effect hebben op de waterhuishouding van de omgeving. Het waterschap geeft een positief wateradvies, op voorwaarde dat aan eventuele opmerkingen en aanbevelingen wordt tegemoetgekomen.

5.6 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwer-kingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'nibm'-situatie waardoor (nieuw) onderzoek achterwege kan blijven.

5.7 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natuurbeschermingswet (1998) en de Flora- en faunawet.

De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden);
  • grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

Het Vechtgebied is onderdeel van de EHS en ten zuiden van het plangebied is op de EHS-kaart een 'zoekgebied robuuste verbindingszone' geprojecteerd.

De raad van de gemeente Hardenberg heeft aangegeven het initiatief te willen behouden om te komen tot een concrete begrenzing van de robuuste verbindingszone. Dit heeft ertoe geleid dat een stuurgroep is ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de provincie, de gemeenten en het waterschap. In opdracht van de stuurgroep is een begrenzingsvoorstel op kavelniveau opgesteld. Dit voorstel voorziet erin dat de robuuste verbindingszone ten zuiden van de Broekdijk en de Bruchterbeekweg komt te liggen. De stuurgroep heeft ingestemd met het begrenzingsvoorstel op kavelniveau. De gemeenteraad heeft op 27 oktober 2009 eveneens ingestemd met het begrenzingsvoorstel.

De robuuste verbindingszone kent geen externe werking, met andere woorden de robuuste verbindingszone levert geen belemmeringen op voor de directe omgeving.

De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn moeten worden beschermd.

In de Flora- en faunawet wordt de bescherming van soorten geregeld. De wet kent drie belangrijke elementen:

  • een lijst van beschermde soorten (circa 950 soorten);
  • het verbod op het doden, verstoren of beschadigen van beschermde dieren en hun holen, nesten en eieren en het verbod op doden, beschadigen of plukken van beschermde planten;
  • de verplichting om voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en planten.

Binnen het plangebied zijn geen ingrepen voorzien die om een onderzoek in het kader van de EHS, de Natura 2000-gebieden of de Flora- en faunawet vragen. Ook andersom zijn er op voorhand vanuit het bedrijventerrein geen belemmeringen voor bestaande en potentiële natuurwaarden aan te geven.

5.8 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Voor risicovolle bedrijven is onder meer van toepassing:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Gemeentelijk beleid

In het rapport 'Hardenberg: bewust veilig' heeft de gemeente Hardenberg haar externe veiligheidsbeleid voor de periode 2011-2014 uitgewerkt. Daarin zijn onder meer hindercontouren van Bevi-inrichtingen aangegeven. Op 31 mei 2011 heeft de gemeente de (herziene versie van de) Opleg-Notitie externe veiligheid vastgesteld. Hierin is aangegeven hoe binnen actualiserings-plannen met externe veiligheid moet worden omgegaan. Onderhavig bestemmingsplan volgt de systematiek van de opleg-notitie. Dit betekent: het vastleggen van de externe veiligheidssituatie en het, daar waar noodzakelijk, opnemen van regels die de ontwikkelingsmogelijkheden vastleggen.

Inrichtingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn enkele bedrijven aanwezig die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (bron: Risicokaart Overijssel en 'Hardenberg: bewust veilig').

De navolgende kaart betreft een uitsnede van de provinciale risicokaart met globaal aangegeven het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0008.jpg"

De volgende risicovolle inrichtingen liggen in het plangebied:

  • AVIA servicetankstation, Bruchterweg 99 (Bevi, lpg);
  • Wavin Nederland BV, Future Pipe Industries, Bruchterweg 88 (Bevi, chemicaliënopslag);
  • Brand Oil servicestations B.V., Bruchterweg 104 (Bevi, lpg);
  • Europagarage Hardenberg, J.C. Kellerlaan 18 (Bevi, lpg);
  • Gasreduceerstation Hardenberg, Bruchterweg 109 (Registratiebesluit).

De risicovolle inrichtingen buiten het plangebied liggen op een dusdanig grote afstand dat hun invloed niet tot over het plangebied reikt.

Uit recent onderzoek van Arcadis5 is gebleken dat de PR 10-6-contour van de opslag op het Wavin-terrein op maximaal 30 m buiten de terreingrens ligt. Wanneer Future Pipe Industries in de toekomst gebruik gaat maken van automatisch zelfsluitende branddeuren en ventilatieopeningen die de zuurstoftoevoer in geval van brand beperken, dan verdwijnt de PR 10-6-contour van de opslag.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In het gemeentelijke verkeersbesluit van 28 april 2005 is een overzicht van rijkswegen en provinciale en gemeentelijke wegen opgenomen die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen het plangebied gaat het om de volgende gemeentelijke wegen:

  • Energieweg;
  • J.C. Kellerlaan;
  • Nijverheidsstraat;
  • Loswal; Handelsstraat;
  • de Nieuwe Haven;
  • Duitslandweg.

Naast deze gemeentelijke wegen voor vervoer van gevaarlijke stoffen, ligt binnen het plangebied ook één provinciale weg voor dit doel: de N343.

Uit gegevens en eerder gedane onderzoeken blijkt dat deze weg geen plaatsgebonden risicocontour heeft en dat het groepsrisico ook niet de oriënterende waarde overschrijdt6 

Door het plangebied loopt de spoorlijn Emmen-Zwolle waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Uit het rapport 'Externe veiligheid Evenementenhal Hardenberg' (Arcadis, 8 mei 2009) blijkt dat het spoortraject Emmen-Zwolle, uitgaande van vervoersprognoses van ProRail tot 2020, geen 10-6-plaatsgebonden risicocontour kent. Wel heeft deze weg een invloedzone van 200 m waarbinnen het groepsrisico dient te worden beschouwd.

Buisleidingen

In het zuidelijk deel van het plangebied ligt een deel van de aardgastransportleiding N-527-43-KR (Gasunie) die leidt naar het gasreduceerstation in het plangebied. Deze leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 8 inch.

Conclusie

De voor het plangebied relevante hindercontouren zijn in de verbeelding overgenomen. In de regels zijn aan de gebieden die binnen de hindercontouren liggen, beperkingen gesteld om hinder of gevaar te voorkomen.

Ten aanzien van de Bevi-inrichtingen betreft dit de plaatsgebonden risicocontouren (10-6) en ten aanzien van de aardgastransportleiding betreft dit de belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de leiding.

Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat bij de ontwikkeling van objecten binnen het invloedsgebied van de risicobronnen:

  • lpg-tankstations: 150 m gemeten vanuit het vulpunt;
  • spoorlijn Emmen-Zwolle: 200 m vanuit het spoor;
  • aardgastransportleiding: circa 95 m vanuit het hart van de leiding;

het groepsrisico dient te worden beschouwd.

5.9 Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Hardenberg is verwoord in het Beleidsplan Archeologie (Past2Present, vastgesteld 30 juni 2009). Hierin is aangegeven hoe bij ruimtelijke ingrepen met het bodemarchief moet worden omgegaan. Belangrijk onderdeel van het beleidsplan is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of er belangrijke waarden binnen een bepaald gebied aanwezig zijn en of archeologisch onderzoek is gewenst. Ook geeft het beleidsplan enkele aanwijzingen voor de wijze waarop archeologie binnen bestemmingsplannen kan worden meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00041-VG01_0009.jpg"

Op de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart is aan een deel van het plangebied de bestemming Waarde - Archeologie 3, 4 of 5 toegekend. Zie vorenstaande uitsnede van die kaart. Waarde - Archeologie 3 (paars) heeft betrekking op ongekarteerde gebieden. Waarde - Archeologie 4 (oranje) geldt voor gebieden met een hoge archeologische verwachting. Waarde - Archeologie 5 (donkergrijs) betreft gebieden met een middelhoge archeologische verwachting. Voor deze drie gebiedstypen is een dubbelbestemming opgenomen en gelden beperkingen bij grondverzet. Zie hiervoor de regels van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan betreft een overwegend conserverend plan. Het gaat om een actualisering van bestaande bestemmingen en niet om nieuwe ontwikkelingen. Een exploitatieopzet of een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 23 februari 2012 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Daarnaast is het plan in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan betrokken instanties. Op 27 februari 2012 is tevens een inloopbijeenkomst georganiseerd. Tijdens de terinzagelegging zijn twee inspraakreacties en één overlegreactie ingediend. Eén reactie heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Voor een samenvatting van de binnengekomen reacties wordt verwezen naar het Eindverslag inspraakprocedure en vooroverleg (mei 2012), dat als bijlage aan dit plan is toegevoegd.