direct naar inhoud van 4.10 Externe veiligheid
Plan: Hardenberg, Sportboulevard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00029-VG01

4.10 Externe veiligheid

4.10.1 Algemeen

Door ARCADIS is in februari 2009 een onderzoek uitgevoerd naar externe veiligheid. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor stationaire bronnen en transportassen. De richtlijnen voor stationaire bronnen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe Veiligheid Inrichtingen (Revi). De richtlijnen voor vervoer zijn vastgelegd in de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. In zowel de richtlijnen voor stationaire bronnen als voor de transportassen worden normwaarden gegeven voor twee verschillende typen risico's, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico

Het Plaatsgebonden Risico (PR) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit.

Groepsrisico

Het Groepsrisico (GR) wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongeval- en uitstromingsfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval.

Deze rapportage is in november 2010 aangepast aan de inmiddels gewijzigde situatie: de komst van het Regionaal Technisch Centrum is nu bij alle berekeningen meegenomen. De belangrijkste conclusies zijn hieronder weergegeven.

Plaatsgebonden Risico

De PGS 15-opslag van Future Pipe Industries heeft een PR 10-6-contour van 30 meter buiten het voormalig Wavin-terrein (zie Bijlage 16 QRA Future Pipe Industries voor de rapportage van kwantitatieve risicoanalyse van Future Pipe Industries). Deze risicocontour legt ruimteijke beperkingen op aan de ontwikkeling van een deel van het plangebied. Binnen de PR 10-6-contour is de realisatie van onderwijsinstellingen en sportaccommodaties niet toegestaan op basis van het gemeentelijk beleid of de wetgeving.

Door de compartimenten van de PGS 15-opslag te voorzien van automatische zelfsluitende branddeuren en ventilatieopeningen verdwijnt de PR 10-6-contour. Deze maatregel zou betekenen dat het plaatsgebonden risico van de opslagloods geen beperkingen meer oplegt aan de ontwikkeling van het plangebied.

Groepsrisico

De realisatie van de sportboulevard Jan Weitkamplaan leidt daarnaast tot een toename van het groepsrisico van de JC Kellerlaan en de PGS 15-opslag van Future Pipe Industries. Het gaat om een zeer geringe toename, waarbij het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft. Wel wordt aanbevolen om rekening te houden met de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en hulpverlening in het plangebied en daarover in overleg te treden met de regionale brandweer. Wanneer in de PGS 15-opslag gekozen wordt voor zelfsluitende branddeuren en ventilatieopeningen daalt het berekende groepsrisico tot nul.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Omdat het groepsrisico wel toeneemt, dient gemotiveerd te worden waarom deze toename verantwoord wordt geacht. Deze verantwoording volgt hieronder.

4.10.2 Verantwoording groepsrisico
4.10.2.1 Inleiding

De verantwoording bestaat uit de volgende elementen:

  • Vaststellen van de risico’s van de huidige situatie.
  • Vaststellen van het risico na realisatie van de nieuwe plannen.
  • Ruimtelijke onderbouwing van het plan.
  • Maatregelen ter beperking van de risico’s.
  • Mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.

In deze paragraaf worden de stappen doorlopen en eventuele maatregelen aangegeven.

Het advies van de brandweer inzake de voorgestelde maatregelen wordt toegevoegd aan het bestemmingsplan voor de sportboulevard Jan Weitkamplaan.

4.10.2.2 De risico's

Op basis van de uitgangspunten in deze studie leidt de realisatie van de sportboulevard Jan Weitkamplaan tot een toename van het groepsrisico van de JC Kellerlaan en de PGS 15-opslag van Future Pipe Industries. Het gaat in beide gevallen om een zeer geringe toename, waarbij het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft. Verder is voor de PGS 15-opslag een PR 10-6-contour berekend van 30 meter buiten het voormalig Wavin-terrein. Dit betekent dat deze risicobron in principe ruimtelijke beperkingen oplegt aan de ontwikkeling. Het betreft hier echter een zeer klein deel van het plangebied, waar geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn gepland. Voor kwetsbare objecten als scholen, ziekenhuizen en kantoren (meer dan 1500 m2 bruto vloeroppervlak), is de PR 10-6-contour een harde grenswaarde waarbinnen niet gebouwd mag worden. Voor beperkt kwetsbare objecten als sporthallen, zwembaden en sportterreinen is de PR 10-6-contour een landelijke richtwaarde. Op basis van het gemeentelijke beleid zijn ook beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan binnen deze risicocontour.

Verder zijn in deze studie de externe veiligheidsrisico’s beschouwd van het geprojecteerde zwembad in het plangebied en de dieseltank, de polyestertank, de gasflessenopslag en de silo’s met epoxyhars en harder van Future Pipe Industries. Alleen de polyestertank en het te realiseren zwembad (de mogelijke opslag van chloorbleekloog) kunnen externe veiligheidsrisico opleveren voor de omgeving. Door bij de ontwikkeling van het plangebied rekening te houden met de ligging van de polyestertank dan wel door bij het zwembad de het gebruik van chloorbleekloog overbodig te maken, kunnen deze risico’s worden beperkt.

4.10.2.3 Maatregelen ter beperking van de risico's

De PR 10-6-contour van het de PGS 15-opslag kan worden beperkt door toepassing van automatische zelfsluitende branddeuren en ventilatieroosters voor de compartimenten van de opslagloods. Uit contact met Future Pipe Industries blijkt dat de opslag op dit moment nog niet voorzien is van dit type deuren en roosters. Om het effect van deze maatregel te bepalen op de risicocontouren is een nieuwe risicoberekening uitgevoerd. Hieruit blijkt dat met het gebruik van automatische zelfsluitende branddeuren en ventilatieroosters de PR 10-6-contour verdwijnt. Met deze maatregelen daalt ook het berekende groepsrisico bij de realisatie van de sportboulevard Jan Weitkamplaan tot een waarde van nul. Aangezien de PR-contour van 30 meter wordt gerespecteerd, is het niet noodzakelijk om zelfsluitende deuren te plaatsen.

Tot slot kunnen de externe veiligheidsrisico’s van het geprojecteerde zwembad tot nul worden gereduceerd wanneer gebruik gemaakt wordt van een Chlorinsitu-IV chloride-arme installatie voor het desinfecteren van het zwemwater. Deze maatregel maakt het gebruik van chloorbleekloog overbodig. Deze keuze moet nog worden gemaakt. Gedacht wordt aan een installatie via elektrolyse. Daarbij is de aan- en afvoer van chloor overbodig.

4.10.2.4 Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en hulpverlening

Scenario's

In verband met de toename van het groepsrisico na realisatie van het plan wordt aanbevolen om te kijken naar de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en hulpverlening. Met betrekking tot deze maatregelen moet voor de ontwikkeling van de sportboulevard Jan Weitkamplaan rekening worden gehouden met de volgende ongevalscenario’s.

  • Ongeval met brandbare vloeistoffen met een plasbrand als gevolg (voor het spoor en de JC Kellerlaan).
  • Ongeval met brandbare gassen (LPG) met een BLEVE als gevolg (voor de JC Kellerlaan).
  • Ongeval met toxische vloeistoffen met een toxische wolk tot gevolg (voor de JC Kellerlaan).
  • Ongeval met toxische gassen met een toxische wolk tot gevolg (voor de JC Kellerlaan).

Het maatgevende effect bij een ongeval met brandbare vloeistoffen (benzine of diesel) is een plasbrand. Uitgaande van een worstcasescenario waarbij de gehele brandstoftank vrijkomt, bedraagt de effectafstand van de warme straling ongeveer 30 meter.

De effecten van een plasbrand kunnen worden beperkt met de aanleg van een barrière tussen de risicobron en het plangebied, bijvoorbeeld een geul (met water) of een klein betonnen muurtje. Bij een ongeval met een tankauto met brandbaar gas (lpg) is het maatgevende effect een zogenaamde 'koude' BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Dit wil zeggen dat een gas bij instantaan falen onder druk expandeert tot een dampwolk. Daarbij vindt directe ontsteking plaats van de dampwolk, gevolgd door een vuurbal. De effectafstand van een ‘koude’ BLEVE bedraagt 250 meter voor personen die buitenhuis aanwezig zijn en 150 meter voor aanwezigen binnenhuis.

Een ongeval met toxische stoffen leidt tot vrijkomen van gasdampen die bij inhaling dodelijke effecten hebben (het maatgevende effect). Bij een ongeluk met toxische vloeistoffen (bijvoorbeeld salpeterzuur) kan in een worstcasescenario een plas ontstaan van 23 meter met een effectafstand van bijna 500 meter binnenhuis en ruim 600 meter buitenhuis. Bij een ongeluk met toxische gassen (bijvoorbeeld zwaveldioxide) ligt bij het instantaan vrijkomen van de gehele inhoud van een tankwagen de effectafstand op meer dan 5.000 meter voor zowel binnen- als buitenhuis. De werkelijke ligging van scenarioafstanden voor toxische stoffen is sterk afhankelijk van de windrichting en -sterkte ten tijde van een ongeval.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid heeft betrekking op het zelfreddend vermogen van mensen en de mogelijkheden om te kunnen vluchten. De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van de mate waarin mensen zelfstandig kunnen besluiten te vluchten en tevens in staat zijn te vluchten. Kinderen, ouderen en minder validen zijn voorbeelden van verminderd zelfredzame mensen. De verwachting is dat de meeste bezoekers van de sportboulevard voldoende zelfredzaam zijn. Wel zullen ook schoolgaande kinderen (denk aan zwemles in het bad) en revaliderende patiënten van het nabijgelegen ziekenhuis gebruik maken van de sportvoorzieningen. Deze groepen bezoekers zijn minder zelfredzaam en dit moet worden meegenomen in de verdere verantwoording. De scholieren van het Regionaal Technisch Centrum zijn als gemiddeld zelfredzaam te beschouwen. Vanwege de grote aantallen aanwezige personen heeft het ontvluchten wel meer aandacht nodig. In de sportaccommodaties en de onderwijsinstelling dienen verder voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig te zijn met voldoende bijgehouden kennis om in het geval van een calamiteit adequaat te kunnen optreden. De accommodaties kunnen dan snel en onafhankelijk van de brandweer geëvacueerd worden.

De mogelijkheden om een gebouw te verlaten zijn ook van belang in het kader van zelfredzaamheid. De aanwezigen moeten het gebouw en vervolgens het gebied in tegengestelde richting van de risicobronnen kunnen ontvluchten. Gezien de ligging van de verschillende risicobronnen (het spoortraject Zwolle-Emmen, de JC Kellerlaan en de PGS 15-opslag van Future Pipe Industries), moeten de aanwezigen het gebied in noordwaartse richting kunnen ontvluchten. Bij voorkeur via een andere route dan de aanrijdroute van de hulpverleningsdiensten.

Hulpverlening

Voor hulpverlening gaat het om de bereikbaarheid van het plangebied voor de hulpdiensten en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen. Het is van belang dat de aanrijdroute voor de hulpdiensten niet gelijk is aan de vluchtroute van de aanwezigen.

Het plangebied moet dus minimaal twee ontsluitingswegen hebben, zodat de sportboulevard goed bereikbaar is voor hulpdiensten in het geval van een calamiteit. Verder moeten voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen gerealiseerd worden zodat de brandweer niet alleen snel ter plaatse kan zijn, maar ook snel kan optreden bij een calamiteit. Verder heeft de brandweer voor de bestrijding of beperking van een plasbrand, BLEVE of gaswolk gedurende lange tijd voldoende bluswater nodig. De benodigde bluswatercapaciteit moet in overleg met de brandweer worden vastgesteld.

In deze paragraaf zijn algemene maatregelen en uitgangspunten beschreven inzake hulpverlening en zelfredzaamheid. Deze maatregelen moeten afgestemd worden in overleg met de regionale brandweer.

Het ARCADIS Rapport: 'Externe veiligheid sportboulevard Jan Weitkamplaan' van 16 november 2010, (074050978:0.2) is als Bijlage 15 Externe veiligheid sportboulevard Jan Weitkamplaan bij deze toelichting gevoegd.

4.10.2.5 Advies van de Veiligheidsregio IJsselland

De veiligheidsregio IJsselland heeft op 24 november 2009 advies uitgebracht over de uitgevoerde onderzoeken. In het kader van het vooroverleg heeft de Veiligheidsregio opnieuw een reactie gegeven (zie Bijlage 19 Vooroverlegreacties).Ze geeft daarin aan dat in de toelichting van het bestemmingsplan aangegeven moet worden waarom de maatregelen die genoemd zijn in de verantwoordingsparagraaf wel of niet genomen worden. Hieraan is gevolg gegeven (zie paragraaf 4.10.2.3).

De gemeente Hardenberg zal bij de verdere uitwerking van de plannen nadere invulling geven aan hetgeen is aangegeven in het advies van de veiligheidsregio. Zoals eerder is geconcludeerd bestaan er geen belemmeringen om dit bestemmingsplan verder in procedure te brengen.