direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Gramsbergen, locatie de Vaart 12 te Ane
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00027-VG02

2.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

2.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • duurzaamheid;
  • ruimtelijke kwaliteit.


De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.


De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is." Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • Door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon,- werk- en mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen.
  • Investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk.
  • Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

2.2.2 Uitvoeringsmodel Omgevingvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes
  • 2. ontwikkelingsperspectieven
  • 3. gebiedskenmerken

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets aan de ontwikkelingsperspectieven plaats. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust-en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar dat past in de ontwikkelingsperspectieven en hoe het uitgevoerd kan worden.

2.2.3 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief, de herontwikkeling van de locatie aan de Vaart 12 te Ane, wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van belemmeringen is geen sprake.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambties voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vormgegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.

Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen. Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen, maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies, is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.

De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In de stedelijke omgeving is het de uitdaging de economische centra bereikbaar te houden en door herstructurering de kwaliteit van woonomgevingen en bedrijfslocaties te vergroten.

In figuur 2.1 is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectieven kaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00027-VG02_0002.jpg"

Figuur 2.1 Ontwikkelingsperspectievenkaart

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus'.

Binnen dit ontwikkelingsperspectief is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus. Elementen die voor steden worden omschreven zijn ook herkenbaar voor dorpen en kernen. Dorpen en kernen hebben een aantal eigen karakteristieken, waardoor ze de ambitie van een breed spectrum aan woon- werk- en mixmilieus completeren. De eigenheid kan worden versterkt door de karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding te maken met het omliggende landschap.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de transformatie van een voormalige agrarisch bedrijf naar een zorgvoorziening waarbij bestaande bebouwing een nieuwe functie krijgt. Bij deze zorgvoorziening worden tevens een bed en breakfast en vergaderruimte gerealiseerd. In het plangebied zullen de kenmerken van de plek worden gehandhaafd doordat de karakteristiek van aanwezige bebouwing en van het erf uitgangspunt geweest zijn voor het erfinrichtingplan. Tevens is in het erfinrichtingsplan het omliggende landschap een belangrijk uitgangspunt geweest voor de opgave.

Het ontwikkelingsperspectief 'dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus' is niet strijdig met de transformatie.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

1. De natuurlijke laag

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede bepalend worden. Ook in steden en dorpen zoals in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'dekzandvlakte en ruggen', zie figuur 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00027-VG02_0003.jpg"

Figuur 2.2 De natuurlijke laag - 'dekzandvlakte en ruggen'

Met betrekking tot dekzandvlakte is de ambitie gericht op het beleefbaar maken van de verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. Ook de strekkingsrichting van het landschap kan worden benut.

Bebouwing komt van nature op de hoger gelegen delen voor. Dit geldt ook voor de gebouwen op de locatie de Vaart 12 te Ane. Gebiedsvreemde beplanting op de locatie wordt verwijderd en/of vervangen door natuurlijk voorkomende soorten.

2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben ideeën over schoonheid geen rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

De locatie is op gebiedskenmerkenkaart 'de laag van het agrarisch cultuurlandschap' aangeduid met het gebiedstype 'essenlandschap', zie figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00027-VG02_0004.jpg"

Figuur 2.3 Laag van het agrarisch cultuurlandschap - 'Essenlandschap'

Het essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem van essen, flanken, lager gelegen maten en fliergronden, (voormalige) heidevelden en kenmerkende bebouwing rond de es (esdorpen en verspreide erven). Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en flanken van stuwwallen werden aangelegd. Eeuwenlange bemesting - met heideplaggen en stalmest - heeft geleidt tot een karakteristiek reliëf met soms hoge stijlranden. Onder en in de es heeft zich op deze wijze een waardevol archeologisch archief opgebouwd. De dorpen en erven lagen op de flanken van de es, op de overgang naar de lager gelegen maten- en flierenlanden. Zo lagen ze droog en werden tegelijkertijd de werklijnen zo kort mogelijk gehouden. Het landschapsbeeld is afwisselend en contrastrijk, volgend aan de organische patronen van het natuurlijke landschap. Typerend zijn de losse hoeven rond de es en de esdorpen met hun karakteristieke boerderijen en herkenbaar dorpssilhouet met vaak de kerktoren als markant element.

De ontwikkelingen in het 'Essenlandschap' zijn:

  • Herkenbaarheid van de essen, flanken, maten en flieren en heidegebieden is sterk afgenomen. De samenhang essenlandschap – bijvoorbeeld de relatie bebouwing/erf/omliggend land – verdwijnt.
  • Open karakter van de essen wordt bedreigd door toename bebouwing, en grondgebruik (bijvoorbeeld boomteelt).
  • Schaalvergroting, mechanisatie en kunstmest in de landbouw hebben geleid tot het in onbruik raken van de kenmerkende mineralenstromen in dit landbouwsysteem, vermindering van de contrasten en verlies aan oorspronkelijke functionaliteiten.
  • Burgererven hebben het karakter van het landelijk gebied verandert richting een mix van wonen en werken.
  • Nieuwbouw ontneemt soms het zicht op de es of vanaf de es op het dorp.

De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.

Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap dan wordt er gestuurd op normstellende, richtinggevende of inspirerende uitspraken.

Normstellend:

  • De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf.
  • Op de flanken krijgen de kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen, een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon.

Richtinggevend:

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.

Inspirerend:

  • Op grote essen is ruimte voor grootschalige grondgebonden landbouw. Accentueren en zichtbaar houden van de rand van de es als groene 'mantel'.

De uitbreiding en transformatie worden op zorgvuldige wijze landschappelijk en ruimtelijk ingepast. Er is voor de locatie een erfinrichtingsplan opgesteld. De karakteristieken worden in het bestemmingsplan beschermd. In het bestemmingsplan is de aanduiding 'groen' opgenomen om een groene buffer te creëren tussen het plangebied en de omgeving. Daarnaast in dit bestemmingsplan gewerkt met bouwvlakken waardoor de exacte locatie van bebouwing vast staat.

3. De stedelijke laag

In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Uniforme uitbreidingen aan steden maar ook aan dorpen bedreigen de karakteristieke verschillen. De stedelijke leefwijze en cultuur waaiert meer en meer uit over het agrarisch cultuurlandschap.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'Woonwijken 1955 - nu', zie figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00027-VG02_0005.jpg"

Figuur 2.4 De stedelijke laag- woonwijken 1955- nu

De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van onder andere hoofdroutes en wegen, wooneenheden en parkeren en groenstructuur). Functies zijn meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden. Nieuwbouwwijken bij kleinere plaatsen zijn niet altijd afgeronde eenheden. Ze zijn tegen de oudere bebouwingstructuur aan gebouwd, zonder relatie met de oorspronkelijke structuur van het dorp of het voormalige agrarische cultuurlandschap.

De hoofdstructuur rondom het plangebied wordt gekenmerkt door bebouwing welke vooral geconcentreerd is langs De Vaart en De Steeghe. Dit patroon wordt bij de transformatie van de locatie De Vaart 12 gehandhaafd. De stedelijke laag sluit hierdoor aan bij het voornemen.

De hoofdopzet van het erf en de bebouwing erop wordt eveneens gehandhaafd.

4. De lust- en leisurelaag

De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart 'de lust- en leisurelaag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten. Het Pieterpad dat in de nabijheid van het erf ligt en de toeristische functies leveren een meerwaarde op voor de locatie.

2.2.4 Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten herontwikkeling van de locatie de Vaart 12 te Ane in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoordde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.