direct naar inhoud van 3.10 Externe veiligheid
Plan: Evenementenhal Hardenberg 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00022-VG01

3.10 Externe veiligheid

3.10.1 Algemeen

Het op 27 oktober 2004 in werking getreden Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder aangeduid met Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daarvoor legt het besluit het plaatsgebonden risico vast en geeft het besluit een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

De Verantwoordingsplicht bestaat uit de volgende stappen en is zodanig opgebouwd dat deze in het bestemmingsplan opgenomen kunnen worden:

Vaststellen van de risico's van de huidige situatie.

  • Vaststellen van het risico na realisatie van de nieuwe plannen.
  • Ruimtelijke onderbouwing van het plan.
  • Maatregelen ter beperking van de risico's.
  • Mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.

Plaatsgebonden Risico

Het Plaatsgebonden Risico (PR) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit.

Het PR wordt bepaald door te stellen dat een (fictieve) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het PR is geheel afhankelijk van de hoeveelheid vervoer en de aard van gevaarlijke stoffen en de ongevalsfrequentie. Het PR kan als contour worden weergegeven op een topografische kaart door middel van lijnen die getrokken zijn door de punten met een gelijk risico.

De grenswaarde van het PR voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen mogen niet binnen deze contour worden toegevoegd. Op termijn zal de PR 10-6 ook voor bestaande situaties als grenswaarde gaan gelden.

Vanaf de PR10-8-contour wordt het risico als verwaarloosbaar beschouwd. Buiten deze contour dragen bestemmingen nauwelijks meer bij tot de hoogte van het groepsrisico.

Groepsrisico

Het Groepsrisico (GR) wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevals- en uitstromingsfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Bij het aangeven van representatieve aantallen personen wordt gewerkt vanuit zowel de kwetsbare als de minder kwetsbare bestemmingen. Met het GR wordt aangegeven hoe hoog het totale aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers (N) groter wordt, moet de kans (f) op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. Dit resulteert in een fN-curve waarbij de kans tegen het aantal slachtoffers is uitgezet. Bij het bepalen van het GR wordt er getoetst aan de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde is geen norm of grenswaarde, maar geldt als ijkpunt. In de praktijk wordt de oriëntatiewaarde vaak als richtlijn genomen. Het lokale bevoegd gezag bepaalt echter zelf of zij een groepsrisico in een bepaalde situatie acceptabel vindt of niet. Het groepsrisico geeft aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen. Op basis van deze informatie kan het bevoegd gezag zijn standpunt bepalen.

3.10.2 Risicobronnen

Spoorlijn Zwolle-Emmen

Het plangebied wordt begrensd door de spoorlijn Zwolle-Emmen, de J.C. Kellerlaan en de provincialeweg N343 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Zodoende kan het vervoer van gevaarlijke stoffen een belemmering vormen voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plan. Om de externe veiligheidsrisico's in kaart te brengen is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd van het vervoer van gevaarlijke stoffen over beide transportassen. De vervoerscijfers over de spoorlijn zijn afkomstig van Prorail.

Vervoerscijfers in ketelwagens per jaar

Spoorlijn Zwolle-Emmen   A Brandbaar gas   B Toxisch gas   C3 Brandbare vloeistof   D Toxische vloeistof  
2007   0   0   0   0  
2020   0   0   500   0  

Provinciale weg N343/ J.C. Kellerlaan

Er zijn geen vervoerscijfers van de provincialeweg N343 en de J.C. Kellerlaan bekend. De vervoerscijfers voor de N34, afkomstig uit de Tellingen & telmethodiek vervoer van gevaarlijke stoffen, gelden als input voor de vervoerscijfers van de N343 en de J.C. Kellerlaan. Er is sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen in de categorie LF1, LF2, LT2, GF2, GF3 en GT4. Als dit geen overschrijding van de risico's oplevert zal het werkelijke vervoer van gevaarlijke stoffen dat ook niet doen.

De huidige transportgegevens voor de provinciale weg N343 en de J.C. Kellerlaan worden omgerekend naar mogelijk toekomstige transportgegevens. Door DVS zijn groeiscenario's bepaald om het vervoer in de toekomst generiek te kunnen inschatten. Voor deze studie is het scenario met de hoogste groei gebruikt. Dit is het GE-scenario. In tabel 3.2 staan de groeipercentages per jaar van de transportcategorieën per scenario gegeven.

Groeipercentages conform het GE-scenario:

Stofcategorie   GE-scenario  
LF1 (brandbare vloeistof)   1%  
LF2 (brandbare vloeistof)   1%  
LT1 (giftige vloeistof)   2,70%  
LT2 (giftige vloeistof)   2,70%  
GF1 (brandbaar gas)   2,70%  
GF2 (brandbaar gas)   2,70%  
GF3 (brandbaar gas)   0%  
GT3 (giftig gas)   0,50%  

Op basis van deze percentages is het vervoer van gevaarlijke stoffen in 2020 bepaald. In onderstaande tabel staan de huidige vervoerscijfers en de transportintensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen voor 2020 voor de provincialeweg N343 en de J.C. Kellerlaan.

Huidige en toekomstige vervoerscijfers voor de N343/ J.C. Kellerlaan:

N343/ J.C. Kellerlaan   2006   2020  
LF1 (brandbare vloeistof)   1232   1416  
LF2 (brandbare vloeistof)   1199   1378  
LT2 (giftige vloeistof)   66   96  
GF2 (brandbaar gas)   16   23  
GF3 (zeer brandbaar gas)   181   181  
GT4 (zeer toxisch gas)   3   4  

Lpg-tankstations

Op de J.C. Kellerlaan 18 en op de Bruchterweg 104 in Hardenberg is een lpg-tankstation gevestigd. Beide tankstations vallen onder de werkingssfeer van het Bevi en de daarbij horende Regeling externe veiligheid inrichtingen. De tankstations hebben een doorzet van maximaal 1.000 m3 per jaar. Het invloedsgebied ligt op 150 meter van het vulpunt. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van het tankstation (en buiten de PR10-6-contour). Daarmee heeft het lpg-tankstation geen invloed op het groepsrisico van het plangebied.

Buisleiding met gevaarlijke stoffen

Voor de realisatie van het plan is een hogedruk aardgasbuisleiding in beheer van de Gasunie N.V. van belang die langs het plangebied loopt. De diameter van de buisleiding is 8 inch. De maximale werkdruk bedraagt 40 bar. Bij de verdere ontwikkeling van het plan moet rekening worden gehouden met de minimale bebouwingsafstanden voor de buisleiding. Voor de aardgasleiding is deze bepaald op 4 meter. Verder geldt voor de aardgasleiding een toetsingafstand van 30 meter, waar binnen op basis van de vigerende circulaires slechts gebouwd mag worden indien daaraan planologische, economische of technische redenen ten grondslag liggen.

Op dit moment is een nieuwe AMvB Buisleidingen in ontwikkeling die de Circulaire voor hogedruk aardgasleidingen gaat vervangen. In de AMvB wordt het verplicht om een risicoberekening uit te voeren voor hogedruk aardgasleiding. Voor de risiconormering (plaatsgebonden risico en groepsrisico) wordt verder aangesloten bij de systematiek van het Bevi. De verwachting is dat de AMvB Buisleidingen dit jaar openbaar wordt gemaakt en volgend jaar in werking treedt.

Vooruitlopend op de nieuwe risicomethodiek heeft de Gasunie voor hogedruk aardgas-leidingen de PR 10-6-contour berekend. Volgens de provinciale risicokaart heeft de hogedruk aardgasleiding langs het plangebied geen PR 10-6-contour.

Op basis van de memo "Eisen omgevingsdata in het kader van groepsberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, revisie 4 van de Nederlandse Gasunie" dient er rekening gehouden te worden met een invloedsgebied van 95 meter, gemeten vanaf de as van de buisleiding. Dit invloedsgebied ligt op ruime afstand van het plangebied. Het plangebied heeft geen invloed op de hoogte van het groepsrisico van de buisleiding.

3.10.3 Plaatsgebonden risico

Het spoortraject Zwolle-Emmen

Op basis van de gehanteerde uitgangspunten is er geen PR 10-6-contour aanwezig. Dit is berekend op basis van de vervoersprognoses 2020 van ProRail.

Provincialeweg N343/ J.C. Kellerlaan

Op basis van de beschreven uitgangspunten is het plaatsgebonden risico berekend voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N343 en de J.C. Kellerlaan.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg kent geen PR 10-6 contour op basis van de vervoerscijfers 2007 en prognoses 2020 van DVS.

3.10.4 Groepsrisico

Het spoortraject Zwolle-Emmen

Het groepsrisico van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor ligt op nul, met en zonder de realisatie van de Evenementenhal. De ontwikkeling van het plan leidt, ten opzichte van het spoor, niet tot een toename van het groepsrisico.

Provincialeweg N343/ J.C. Kellerlaan

Als gevolg van de autonome groei van het vervoer en het in de toekomst uitbreiden van de Evenementenhal neem het groepsrisico licht toe ten opzichte van de huidige situatie/huidig vervoer, maar blijft ruim onder de oriëntatiewaarde.

Verantwoording

De realisatie van de uitbreiding bij de Evenementenhal leidt alleen ten opzichte van de J.C. Kellerlaan tot een toename van het groepsrisico, maar deze blijft ruim onder de oriëntatiewaarde. Dit zorgt ervoor dat er voor dit uitbreidingsplan geen maatregelen genomen of aanpassingen gemaakt hoeven te worden om het groepsrisico op acceptabel niveau te houden.

Ten opzichte van het de verantwoording van het groepsrisico dient er ook gekeken te worden of hetzelfde plan ook op een andere locatie uitgevoerd zou kunnen worden. Omdat het hier een uitbreiding bij een al bestaand bedrijf, de Evenementenhal Hardenberg, betreft is het onlogisch om deze uitbreiding op een andere locatie te laten plaatsen vinden dan naast het originele complex.

Bij de verantwoording moet ook gekeken worden naar het te verwachten groepsrisico in de toekomst. Ten aanzien van de Evenementenhal is het niet te verwachten dat het groepsrisico zal verhogen. Dit omdat in de berekening van het groepsrisico al de maximale capaciteit van de Evenementenhal inclusief uitbreiding is meegenomen.

Restrisico

Activiteiten in het kader van dit plan kunnen, in de huidige plannen, tot incidenten leiden die beheersbaar worden geacht door de hulpverleningsdiensten. De, hieronder, genoemde maatregelen verkleinen de kans op het escaleren van een incident en zorgen ervoor dat de negatieve effecten verder teruggedrongen worden.

3.10.5 Maatregelen

Er zijn voor alle situaties PR 10-6-contour berekend. Uit de berekeningen is gebleken dat deze contour 0 is. Om die reden is het niet noodzakelijk om maatregelen te nemen ter beperking van de risico's.

Wel moet er bij het plan rekening gehouden worden met het juist positioneren van de aan- en afvoerroutes en vluchtwegen en -deuren. Dit zodat in het geval van een incident de hulpdiensten snel te plaatse kunnen komen en de bezoekers en het personeel van de Evenementenhal een veilig heenkomen kunnen zoeken.

Voor het gebruik van de vluchtwegen en -deuren dient ook een ontruimingsplan worden opgesteld. Een ontruimingsplan zorgt ervoor dat mensen op de hoogte zijn over wat er precies dient te gebeuren tijdens een incident. Ook zorgt dit plan ervoor dat ruimten systematisch worden bekeken om er zo voor te zorgen dat er niemand (behalve hulpdiensten) meer in het gebouw is.

3.10.6 Mogelijkheid voor hulpverlening en zelfredzaamheid

Scenario's

In verband met de lichte toename van het groepsrisico na realisatie van het plan zal gekeken moeten worden naar de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en hulpverlening.

Met betrekking tot deze maatregelen moet voor de ontwikkeling van de Evenementenhal rekening worden gehouden met de volgende ongevalscenario:

Ongeval met brandbare vloeistoffen met een plasbrand als gevolg (voor het spoor, de provincialeweg N343 en de J.C. Kellerlaan)

Het maatgevende effect bij een ongeval met brandbare vloeistoffen (benzine of diesel) is een plasbrand. Uitgaande van een worst case scenario waarbij de gehele brandstoftank vrijkomt, bedraagt de effectafstand van de warme straling ongeveer 30 meter.

De effecten van een plasbrand kunnen worden beperkt met de aanleg van een barrière tussen de risicobron en het plangebied, bijvoorbeeld een geul (met water) of een klein betonnen muurtje.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid heeft betrekking op het zelfreddend vermogen van mensen en de mogelijkheden om te kunnen vluchten. De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van de mate waarin mensen zelfstandig kunnen besluiten te vluchten en tevens in staat zijn te vluchten. De verwachting is dat de meeste bezoekers van de Evenementenhal voldoende zelfredzaam zijn.

In de Evenementenhal (inclusief hotel) dienen verder voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig te zijn met voldoende bijgehouden kennis om in het geval van een calamiteit adequaat te kunnen optreden. De accommodaties kunnen dan snel en onafhankelijk van de brandweer geëvacueerd worden.

De mogelijkheden om een gebouw te verlaten zijn ook van belang in het kader van zelfredzaamheid. De aanwezigen moeten het gebouw en vervolgens het gebied in tegengestelde richting van de risicobronnen kunnen ontvluchten. Gezien de ligging van de verschillende risicobronnen (het spoortraject Zwolle-Emmen, de provincialeweg N343 en de J.C. Kellerlaan), moeten de aanwezigen het gebied in noordwaarts richting kunnen ontvluchten. Bij voorkeur via een andere route dan de aanrijroute van de hulpverleningsdiensten.

Hulpverlening

Voor hulpverlening gaat het om de bereikbaarheid van het plangebied voor de hulpdiensten en de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen. Het heeft de voorkeur dat de aanrijroute voor de hulpdiensten niet gelijk is aan de vluchtroute van de aanwezigen. Daarom moet het plangebied minimaal twee ontsluitingswegen hebben, zodat de Evenementenhal goed bereikbaar is voor hulpdiensten in het geval van een calamiteit.

Verder moeten voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen gerealiseerd worden zodat de brandweer niet alleen snel ter plaatse kan zijn, maar ook snel kan optreden bij een calamiteit. Voor de bestrijding of beperking van een plasbrand heeft de brandweer gedurende lange tijd voldoende bluswater nodig. De benodigde bluswatercapaciteit moet in overleg met de brandweer worden vastgesteld.

In deze paragraaf zijn algemene maatregelen en uitgangspunten beschreven inzake hulpverlening en zelfredzaamheid. Deze maatregelen moeten afgestemd worden in overleg met de regionale brandweer.

3.10.7 Gemeentelijke Visie Externe Veiligheid

De Externe Veiligheidsvisie van de gemeente Hardenberg stelt een aantal voorwaarden aan het plaatsen van een kwetsbaar object, in dit geval een hotel, op een bedrijventerrein.

Een (beperkt) kwetsbaar object mag niet worden geïntroduceerd binnen de contour van het plaatsgebonden risico.

Ten opzichte van het groepsrisico is de introductie van een risicobron toegestaan mits er invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht. Hiermee wordt voorkomen dat in de toekomst het groepsrisico in grote mate gaat toenemen.

3.10.8 Advies Veiligheidsregio IJsselland

In het kader van artikel 12:3 Bevi heeft de gemeente advies ingewonnen van de Veiligheidsregio IJsselland. Deze heeft op 29 oktober 2009 haar advies opgesteld.

Samengevat betrof dit advies:

  • de adviezen uit de brief van 15 december 2008 (kenmerk 20082089) van de Veiligheidsregio IJsselland over te nemen;
  • het rapport externe veiligheid en het bestemmingsplan aan te passen aan dit en het eerder gegeven advies;
  • in overleg met de hulpdiensten (lokale en regionale brandweer, GHOR en politie) de uitwerking met betrekking tot positionering, aan- en afvoerroutes, vluchtwegen en –deuren van de uitbreiding van de hal en van het hotel te realiseren;
  • ten behoeve van het hotel een ontruimingsplan op te laten stellen;
  • in overleg met de lokale brandweer de bluswatersituatie te beoordelen;
  • dit plan te toetsen aan de gemeentelijke visie Externe Veiligheid;
  • de toename van het groepsrisico verantwoorden in het bestemmingsplan.

De bovengenoemde adviezen zijn verwerkt in bovenstaande paragrafen 3.10.1 tot 3.10.7 van deze toelichting.

3.10.9 Conclusie

Op basis van de in dit rapport genoemde uitgangspunten is er geen PR 10-6 -contour aanwezig langs de spoorlijn Zwolle-Emmen, de provincialeweg N343 en de J.C. Kellerlaan. De twee lpg-tankstations en de hogedruk aardgasbuisleiding hebben wel een PR 10-6 -contour, maar het plangebied ligt buiten deze contouren. Daarmee leggen de genoemde risicobronnen geen ruimtelijke beperking op aan de uitbreiding van de Evenementenhal aan de noordzijde, op het terrein van voormalig transportbedrijf Veurink, en de bouw van een hotel aan de zuidzijde.
Als gevolg van de autonome groei van het vervoer en de gewenste ruimtelijke ontwikkeling neemt het groepsrisico toe, maar blijft ruim onder de oriëntatiewaarde.
Wel wordt in het Rapport Externe Veiligheid 074138255:B aanbevolen om rekening te houden met de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en hulpverlening in het plangebied en daarover in overleg te treden met de regionale brandweer.
Dit overleg zal te zijner tijd plaatsvinden in het kader van de vergunningverlening.