direct naar inhoud van 2.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Dedemsvaart, Bransveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00012-VG01

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie

De structuurvisie voor de kern Dedemsvaart is op 25 april 2006 vastgesteld en op 20 oktober 2006 in werking getreden. In de structuurvisie wordt richting gegeven aan ontwikkelingen in Dedemsvaart in de komende 10 jaar op het gebied van wonen, werken en voorzieningen.

Wonen

Op het gebied van wonen staat er dat de zuidelijke uitbreidingswijken geleidelijk over kunnen gaan in het buitengebied door minder dichte bebouwing en meer groen aan de randen toe te passen. De bandbreedte voor woningbouw varieert in de structuurvisie van minimaal 1.000 tot ruim 1.600 woningen. Om het landelijke karakter van de gemeente te behouden, krijgen inbreidingsplannen voorrang boven uitbreidingslocaties. Voorwaarde is wel dat door de uitbreiding het huidige landelijke karakter van de woongemeenschappen niet evenredig mag worden aangetast.

Bransveen

De ontwikkeling Bransveen is opgenomen in de structuurvisie als uitbreidingswijk (vanaf 2009, 400 woningen). Op de visiekaart Structuurbeeld 2020 staat de locatie aangegeven als uitbreiding bij de kern. Aandachtspunt voor de uitbreidingswijken, waaronder Bransveen is het creëren van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving met een mix van woontypes en een goede en veilige auto-ontsluiting. Wat betreft Bransveen staat aangegeven dat het betreffende gebied landschappelijk waardevol is vanwege een zichtlijn vanuit de kern op het buitengebied.

Het plan Bransveen is een actie die volgt uit de Structuurvisie. De gemeente volgt hiermee de in 2006 ingezette lijn.

2.3.2 Woonplan 2008-2012 gemeente Hardenberg

In het woonplan wordt de visie van de gemeente Hardenberg op haar woonbeleid verwoord. Het woonplan is op 8 januari 2008 door de Gemeenteraad vastgesteld. De ambitie van de gemeente op de korte termijn (2012) wordt erin verwoord. Een doorkijk naar de periode erna wordt ook gegeven. Bij het opstellen van het vorige woonplan werd gewerkt met een toekomstvisie. In deze toekomstvisie is onder andere aangegeven dat de woningbouw zich concentreert in de kernen Hardenberg en Dedemsvaart. De beleidsdoelen uit het woonplan 2008-2012 zijn als volgt:

  • Gedifferentieerde leeftijdsopbouw: de gemeente streeft met name naar huisvesting van jongeren in de gemeente, richt zich op starters op de woningmarkt en op vermogende mensen.
  • Doelgroepen: de gemeente zal zich inzetten om in te spelen op de kwalitatieve woonvraag van de verschillende doelgroepen, zoals hulpbehoevenden, mensen met lagere inkomens et cetera.
  • Duurzaam bouwen en energie besparing: de gemeente richt zich op de kwaliteit van de woningvoorraad binnen de gemeente.
  • Regie op programmering en segmentering: de gemeente wil nog meer de regie nemen op de programmering en segmentering van de toekomstige woningbouwopgave.

Woningbouwproductie

De ambitie van de gemeente Hardenberg is om 300 woningen per jaar te realiseren. Voor de looptijd van het woonplan (5 jaar) gaat het om 1.500 woningen. De volgende verhoudingen worden hierbij gekozen:

  • koop/huur: 65%/35%
  • eensgezins/meergezins: 80%/20%

Voor Dedemsvaart gaat het om circa 75 woningen per jaar. Deze getallen zijn richtlijnen, geen contingenten. Meer informatie over het woonplan is te lezen in Bijlage 2 Woonplan 2008-2012.

2.3.3 Externe Veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente voor de periode 2007 – 2010 is vastgelegd in de visie "Hardenberg: bewust veilig" (3 april 2007).

In deze visie is uiteengezet op welke wijze met externe veiligheid moet worden omgegaan in ruimtelijke plannen en milieuvergunningen. Daarbij is onderscheid gemaakt in woongebieden, bedrijventerreinen en recreatiegebieden. Dat wordt bewust gedaan om leven, wonen en recreëren zo veilig mogelijk te maken. Ook gaat het erom om het bedrijfsleven op een verantwoorde wijze die ruimte te geven die ze nodig heeft om te kunnen bestaan.

In het kort komt het er op neer, dat in of in de directe nabijheid van woongebieden geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd en dat op bedrijventerreinen een nieuwe risicobron kan worden geïntroduceerd, indien de risicocontour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. In het BEVI is voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht opgenomen. Wanneer bij een wijziging van het bestemmingsplan of een milieuvergunning het groepsrisico wijzigt, zal het groepsrisico opnieuw moeten worden beoordeeld.

Met betrekking tot het groepsrisico is voor een niet-normatieve benadering gekozen, waarbij de nadruk is gelegd op het oordeel van het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur dient namelijk te verantwoorden of een bepaald groepsrisico voor hen nog aanvaardbaar is. Het gemeentebestuur moet een oordeel geven over de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Dit geldt ook bij het bouwen binnen het invloedsgebied van lpg-tankstation dan wel een route waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Wanneer binnen dit invloedsgebied ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, dient in de besluitvorming rekening te worden gehouden met externe veiligheid. Het gemeentelijk beleid voor nieuwe situaties in woongebieden en overige gebieden houdt in dat een toename van het groepsrisico door een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied door projectie van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegestaan indien invulling aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico wordt gegeven. Indien binnen het invloedsgebied van een risicobron het aantal personen ten gevolge van een ruimtelijke ontwikkeling wijzigt, moet het groepsrisico worden verantwoord en moet de situatie voor het bestuur aanvaardbaar zijn. Voor dit bestemmingsplan geldt dat wanneer de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststelt de raad ook een besluit neemt in het kader van deze verantwoording.

In het kader van de rampenbestrijding ligt er voor de brandweer een taak voor wat betreft de voorbereiding op en de bestrijding van het restrisico dat overblijft na het treffen van de aanvaarde veiligheidsmaatregelen. Aspecten als zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid spelen hierbij een rol. Bij externe veiligheid wordt ook onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties. Dit in verband met verworven rechten en aanwezige bestaande technieken. Onder bestaande situaties worden de huidige, feitelijke situaties verstaan, maar ook de in de bestemmingsplannen geprojecteerde situaties, bij het in werking treden van het hiervoor omschreven externe veiligheidsbeleid. Naast de rijkswetgeving en provinciale wetgeving op het gebied van externe veiligheid is bovenstaand beleid richtinggevend voor de ruimtelijke plannen binnen de gemeente Hardenberg.

In het kader van het onderhavige bestemmingsplan is een quickscan externe veiligheid en berekeningen (QRA) uitgevoerd en een maatschappelijke verantwoording opgesteld. De resultaten van deze scan, de berekeningen en de verantwoordingsplicht zijn beschreven in 3.7 Externe veiligheid.

2.3.4 Archeologie beleid

Met de per 1 september 2007 van kracht geworden Wet op de archeologische monumentenzorg wordt een eigen verantwoordelijkheid van gemeenten ten aanzien van archeologie verwacht. De gemeente Hardenberg wil de besluitvorming zoveel mogelijk zelf ter hand nemen, om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van mogelijke interventies van het rijk of provincie.

Het gaat de gemeente Hardenberg om een zeer zorgvuldige omgang met het bodemarchief. Maar die omvang vindt niet meer plaats in een isolement van besluitvorming door alleen archeologen, maar in een arena waarbij ook gekeken wordt naar de realisatie van de planvorming, het voorkomen van mogelijke vertraging, de kosten van een opgraving, benuttingmogelijkheden en andere aspecten. Kortom: besluitvorming over de omgang met het Hardenbergse bodemarchief in een maatschappelijke context met een duidelijke bestuurlijke, en dus ook politieke verantwoordelijkheid.

Vanaf 30 juni 2009 geldt het 'Beleidsplan Archeologie' van de gemeente Hardenberg samen met de bijbehorende 'Archeologische Beleidskaart'.

Op deze kaart staan aangegeven:

  • De Rijksmonumenten: hierop is de monumentenverordening van toepassing.
  • Waardering van het gemeentelijk grondgebied op basis van de verwachtingswaarde archeologie: bij een "waarde - archeologie 1 t/m 5" op de kaart, dient op de plankaart een archeologische bestemming of aanduiding te worden opgenomen met bijbehorende bestemmingsplanregels. Voor deze gebieden geldt een hoge of middelhoge verwachtingswaarde van de archeologie.

In 3.3 Archeologie en cultuurhistorie wordt nader ingegaan op de archeologie met betrekking tot het plangebied.