direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Dedemsvaart, Bransveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00012-VG01

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

Op 26 mei 2009 is de omgevingsvisie van de Provincie Overijssel vastgesteld door Gedeputeerde Staten en op 1 juli 2009 door Provinciale Staten. In de Omgevingsvisie zijn het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan met elkaar geïntegreerd zodat één beleidsplan ontstaat voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de Omgevingsvisie benoemt de provincie de provinciale belangen en geeft ze aan hoe ze de maatschappelijke opgaven samen met de partners gaat realiseren. De Omgevingsvisie is een structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.

Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de Omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.

Het door de provincie gekozen sturingsmodel in de Omgevingsvisie kan als volgt worden beschreven. Allereerst vindt de afweging plaats of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Dit is opgenomen in de generieke beleidskeuzes. Vervolgens wordt gekeken waar deze ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. In de Omgevingsvisie zijn ontwikkelingsperspectieven opgenomen voor de gebieden. Tot slot wordt met behulp van de gebiedskenmerken (die gekoppeld zijn aan vier verschillende lagen zoals onder andere de natuurlijke laag) aangegeven hoe de ontwikkeling plaats moet vinden.

Generieke beleidskeuzes: (of-vraag)

De provincie zet in op differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar.

Naast het bovenstaande zijn er drie generieke beleidskeuzes van toepassing: bovenlokale afstemming, integraliteit (watertoetsproces, bodem, externe veiligheid et cetera) en de SER-ladder. Bij de SER-ladder worden ruimtelijke keuzes in een hiërarchische volgorde gemaakt en onderbouwd:

  • gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering (inclusief schuifruimte) beschikbaar gemaakt kan worden;
  • vergroot de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen;
  • aanleg van nieuwe terreinen waarbij relevante waarden en belangen in een gebiedsgerichte aanpak worden afgewogen, onder meer aan de hand van gebiedsspecifieke kwaliteitsvoorwaarden (zie gebiedskenmerken).

De nieuwbouwlocatie Bransveen omvat circa 370 grondgebonden woningen. De locatie Bransveen krijgt door zijn invulling (aangesloten wordt bij de lokale en historische kwaliteiten van Dedemsvaart) een geheel eigen identiteit. De ontwikkeling van circa 370 woningen is nodig om te kunnen voorzien in de woningbehoefte van Dedemsvaart. In het gemeentelijke Structuurvisie is deze ontwikkeling al genoemd. Bij het opstellen van de Structuurvisie heeft de provincie ingestemd met de ruimtelijke ontwikkelingsgedachte voor Dedemsvaart. In Dedemsvaart wordt nadrukkelijk ingezet op inbreiding. Het Centrumplan Dedemvaart dat in ontwikkeling is gaat uit van het toevoegen van circa 120 woningen in het centrum. Daarnaast wordt gewerkt aan de herstructurering van de Oranjebuurt. De herstructurering voegt meer woningen toe dan er worden gesloopt. De ingezette acties om woningen binnen stedelijk gebied toe te voegen zijn niet voldoende om te voldoen aan de vraag naar nieuwe woningen. De ontwikkeling van Bransveen is noodzakelijk om te voldoen aan de vraag.

Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)

Op de Overzichtskaart van de provincie wordt het volgende ontwikkelingsperspectief geschetst voor het plangebied:

Ontwikkelingsperspectief 2. "Buitengebied accent productie" (schoonheid van de moderne landbouw). In dit type open gebieden krijgt de modernisering en schaalvergroting van de landbouw royaal de ruimte. Dit ontwikkelingsperspectief omvat de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, lintbebouwingen en bosstroken optimaal in harmonie zijn met deze schaalvergroting. De kwaliteitsambitie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren.

Het plangebied grenst aan het oosten van de kern Dedemsvaart. Zie hiervoor ook de in 4.1 Bestaande situatie opgenomen luchtfoto. Ten noorden van het plangebied is ook woonbebouwing opgenomen. Ten westen van het plangebied wordt een nieuwe woonwijk gerealiseerd. Hoewel voor het plangebied het ontwikkelingsperspectief "buitengebied accent productie" op de overzichtskaart van de provincie is opgenomen, past een stedelijke uitbreiding hier heel goed. Het plangebied is vrijwel ingesloten met het stedelijke ontwikkelingsperspectief "dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus". Het beleid voor dit type gebied is dat een veelzijdige mix van woon- en werkmilieus ontstaat. De identiteit en eigenheid van de kernen is leidend bij de opgaven zoals herstructurering, inbreiding en uitbreiding. Het stedenbouwkundig plan voor Bransveen heeft als uitgangspunt om de lokale en historische kwaliteiten van Dedemsvaart te versterken. Het initiatief sluit goed aan bij het ontwikkelingsperspectief van de provincie.

Gebiedskenmerken (hoe-vraag)

Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe deze moet plaatsvinden. Deze gebiedskenmerken zijn gekoppeld aan verschillende lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de lust- en leisurelaag). Bij de gebiedskenmerken is in de kolom "sturing" onder de kop "norm" aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dienen te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop "richting" is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop "inspiratie" staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken. Voor dit initiatief is alleen de norm en richting uitgeschreven. Op het plangebied zijn de volgende lagen met de daarbijbehorende gebiedskenmerken uit de Omgevingsvisie van toepassing.

Natuurlijke laag: hoogveengebieden (in cultuur gebracht)

Norm hoogveengebieden (provinciaal belang):

De hoogveenrestanten krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van levend hoogveen, de waterkwaliteit, waterkwantiteit en de natuurkwaliteit. De overige delen van de hoogveengebieden krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op behoud van het nog resterende veenpakket; het waterpeil is hier op afgestemd.

Richting hoogveengebieden (wenselijk volgens de provincie):

Als ontwikkelingen plaatsvinden in de nabijheid van hoogveenrestanten, dan dragen deze bij aan verbetering van de hydrologie om verdroging van het veenpakket tegen te gaan en, waar mogelijk, aan toename van natuurkwaliteit en het areaal levend hoogveen. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Het plangebied is een in cultuur gebracht hoogveengebied. In 3.5 Waterparagraaf wordt uitvoerig ingegaan op het aspect water. Het initiatief houdt voldoende rekening met de natuurlijke laag.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: veengebieden - veenkoloniaal landschap

Norm (provinciaal belang) veengebieden - veenkoloniaal landschap:

Het veenkoloniaal landschap krijgt een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de grote open ruimtes, de vergezichten en het contrast tussen deze ruimtes en bestaande verdichte zones (bebouwing en beplanting). Het bestaande stelsel van kanalen en waterlopen, wegen en bebouwingslinten blijft of wordt daarbij weer gezichtsbepalend en is de plaats waar eventuele ontwikkelingen plaatsvinden.

Richting (wenselijk volgens de provincie)

Als ontwikkelingen plaatsvinden in het veenkoloniaal landschap, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van bijzondere architectuur (watererfgoed (sluizen, bruggen en dergelijke), de bijzondere villa's, buitens, herenboerderijen), de linten door het landschap en de open ruimtes.

Uitgangspunt voor het stedenbouwkundig ontwerp is de versterking van de lokale kwaliteiten van Dedemsvaart en de historische kwaliteiten van Dedemsvaart. Dit betekent dat de bebouwing een grote mate van differentiatie in panden (kleinschaligheid, panden met een of twee bouwlagen en dergelijke), een hoge beeldkwaliteit en belevingswaarde te zien moet geven. Verder zijn vanuit het plangebied zichtlijnen naar het buitengebied, is er langs de Stegerensallee lintbebouwing, is er vanaf de Moerheimstraat zicht op het buitengebied en zijn er in het plangebied doorzichten via de groenstructuren. De structuur is gebaseerd op het oorspronkelijke landschapspatroon. In de buurt van de twee in het verleden gedempte wijken worden wadi's aangebracht.

Het initiatief past binnen de gebiedskenmerken van de laag van het agrarische cultuurlandschap.

De stedelijke laag

Deze laag is in het plangebied niet van toepassing. Het noorden van het plangebied sluit aan op de stedelijke laag (woonwijken 1955-nu).

Lust- en leisurelaag

Deze laag is in het plangebied niet van toepassing.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief niet in strijd is met de provinciale Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening

In de verordening zijn die zaken uit de Omgevingsvisie opgenomen waarvan de provincie het belangrijk vindt dat de doorwerking van het beleid juridisch is geborgd. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee beleidsneutraal.

Het plangebied sluit qua typering beter aan bij het stedelijk ontwikkelingsperspectief "dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus" dan bij het ontwikkelingsperspectief "buitengebied accent productie (schoonheid van de moderne landbouw)" dat eigenlijk van toepassing is op het plangebied. In artikel 2.1.5. lid 4 van de Omgevingsverordening wordt aan de gemeenteraad de mogelijkheid geboden om gemotiveerd af te wijken van het ontwikkelingsperspectief dat voor het betreffende gebied geldt, wanneer:

  • er sprake is van sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen en
  • voldoende verzekerd is dat er sprake is van versterking van ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken.

Voor de locatie Bransveen geldt dat het hier gaat om een woningbouwlocatie die voorziet in de lokale woningbehoefte. Een woningbouwlocatie van een dergelijke omvang kan in Dedemsvaart alleen gevonden worden op een uitbreidingslocatie. De locatie Bransveen ligt aansluitend aan bebouwd gebied en is als uitbreidingslocatie bijzonder geschikt. De locatie ligt praktisch ingeklemd tussen verschillende stedelijke functies en wordt niet gezien als puur buitengebied. Daarbij sluit de ontwikkeling aan bij de nieuwbouwwijk Kotermeerstal en draagt bij aan een compacte vorm van de dorpskern. De locatie Bransveen heeft voldoende omvang om voor de langere termijn plancapaciteit te creëren en wordt gezien als een logische uitbreiding bij de dorpskern. Het zorgdragen voor voldoende aanbod van (sociale) huisvesting is aanleiding om Bransveen te ontwikkelen (sociaal economische- en maatschappelijk redenen).Bij het stedenbouwkundig ontwerp voor Bransveen is veel aandacht besteed aan de inpassing van het plangebied in de omgeving. Aangesloten wordt bij de lokale en historische kwaliteiten van Dedemsvaart. Er is voldoende verzekerd dat sprake is van versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken.

Voor dit initiatief wordt gebruik gemaakt van de in de Omgevingsverordening gegeven mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van het ontwikkelingsperspectief en wordt verder uitgegaan van het stedelijke ontwikkelingsperspectief "dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus".

Voor de stedelijke omgeving wordt de SER-ladder gehanteerd. Dit houdt in dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende is voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving, kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Daarbij geldt dat de bovenlokale vraag naar woningen en voorzieningen geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken.

Vanwege de leefbaarheid van dorpen is het belangrijk dat gemeenten buiten de stedelijke netwerken woningen voor de lokale woningbehoefte realiseren en een basisniveau aan voorzieningen behouden.

Het onderhavige initiatief bevat een woningbouwlocatie van circa 370 woningen. Voor een woningbouwopgave van een dergelijke omvang zijn geen andere locaties (inbreiding of transformatie) in Dedemsvaart voor handen. De woningbouwlocatie wordt zorgvuldig ingepast in haar omgeving. Het gaat hier om een duurzame woonwijk, waarbij aansluiting is gezocht bij de lokale en historische kenmerken van Dedemsvaart. Verder zijn zichtlijnen opgenomen naar het buitengebied en zijn in het plangebied doorzichten via de groenstructuren opgenomen.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief past binnen de provinciale Omgevingsverordening.

Prestatieafspraken Wonen gemeente Hardenberg 2010-2015

Op 20 januari 2010 zijn tussen de provincie Overijssel en de gemeente Hardenberg de prestatieafspraken Wonen gemeente Hardenberg 2010-2015 gemaakt. De prestatieafspraken benadrukken de gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente en provincie ten aanzien van het woonbeleid.Belangrijke onderwerpen in de prestantieafspraken in relatie tot het plan Bransveen zijn ruimtelijke kwaliteit en het woningbouwprogramma. Onderstaand wordt op deze twee onderwerpen nader ingegaan.

Ruimtelijke kwaliteit

De focus bij de ruimtelijke kwaliteit wordt gelegd op:

  • cultureel erfgoed;
  • stedenbouwkundige en architectonische ontwerpen;
  • overgang stad en platteland;
  • bij bevolkingsverdunning of krimp op de verruiming van de openbare ruimte.

Het stedenbouwkundig ontwerp voor het plan Bransveen sluit aan bij de lokale en historische kwaliteiten van Dedemsvaart. Dit betekent dat de bebouwing een grote mate van differentatie in panden (kleinschaligheid, panden met een of twee bouwlagen met kap en dergelijke), een hoge beeldkwaliteit en belevingswaarde te zien moet geven. Stedenbouwkundig gezien vertoont het plan een overheersend lineaire structuur. Behalve dat dit goed aansluit bij de historische kwaliteiten van Dedemsvaart wordt hiermee ook aan het plangebied Bransveen een eigen identiteit gegeven. Verder zijn in het plangebied zichtlijnen opgenomen naar het buitengebied en zijn er doorzichten via de groenstructuren opgenomen. Hiermee wordt de overgang van stad en platteland mogelijk gemaakt. Wat betreft de ruimtelijke kwaliteit voldoet het plan Bransveen aan de prestatieafspraken.

Woningbouwprogramma

In de periode 1 januari 2010 tot en met 1 januari 2015 richt de gemeente Hardenberg haar beleid op een toename van de woningvoorraad met circa 1.066 woningen. Van deze circa 1.066 woningen zal 35% binnenstedelijk (inbreiding) en 65% buitenstedelijk (uitbreiding/uitleg) plaatsvinden. In de lokale woonvisie kan van het aantal van circa 1.066 worden afgeweken als er sluitende verdelingsafspraken zijn gemaakt met buurgemeenten die mogelijkheden geven voor een afwijkend aantal woningen.

Er wordt naar gestreefd dat de bestemmingsplancapaciteit niet meer zal bedragen dan 130% van de verwachte groei van de woningvoorraad.

Het plan Bransveen waarbij circa 370 woningen ontwikkeld kunnen worden, draagt bij aan de uitvoering van de prestatieafspraken zoals deze gesloten zijn met de provincie. Bransveen is een uitbreidingslocatie. Naast deze uitbreidingslocatie zijn er in Dedemsvaart ook inbreidingslocaties. Genoemd kunnen worden het Centrumplan en het herstructureren van de Oranjebuurt. Bransveen is nodig om de circa 1.066 woningen uit het woningbouwprogamma te kunnen realiseren.