direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1, partiële herziening Uitbreiding Uzin Utz
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1192-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bedrijf Uzin Utz Nederland B.V. is gevestigd op het bedrijventerrein Stepelerveld in Haaksbergen. Het bedrijf heeft bij vestiging gekozen voor het bedrijventerrein, zodat zij haar bedrijf in Haaksbergen kon vestigen, maar ook de gewenste uitbreidingen in de toekomst kan realiseren. Eén van de uitbreidingen betreft op dit moment de realisatie van een bedrijfsgebouw met een hoogte van ongeveer 42 meter. De bouwhoogte vloeit voort uit het productieproces. Vastgesteld moet worden dat een bedrijfsgebouw van een dergelijke bouwhoogte niet gerealiseerd kan worden binnen de regels van het vigerend bestemmingsplan.

1.2 Het plangebied

Het plangebied waar het bedrijfsgebouw met een hoogte van ongeveer 42 meter gerealiseerd moet worden betreft een gedeelte van het perceel Bouwstraat 18 in Haaksbergen. Op onderstaande schets is het plangebied globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1192-0001_0001.png"

Globaal plangebied (oranje omcirkeld) Bron: Google Maps

1.3 De bij het plan behorende onderdelen

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1, partiële herziening Uitbreiding Uzin Utz' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (NL.IMRO.0158.BP1192-0001);
  • regels
  • toelichting,

met de daarbij horende bijlagen.

1.4 Geldend planologisch kader

Op het perceel Bouwstraat 18 is van toepassing het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1'. Het perceel heeft de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen de bestemming is een maximale bouwhoogte van 12 meter bij recht toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken en een bouwhoogte van maximaal 16 meter mogelijk worden gemaakt, onder voorwaarde dat de bouwhoogte uit oogpunt van bedrijfsvoering of architectuur noodzakelijk is. Hierbij geldt verder naast de gebruikelijke afwegingen dat de oppervlakte van de hogere bebouwing niet meer dan 25% van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

1.5 Leeswijzer

De planbeschrijving is terug te vinden in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten, waarna in hoofdstuk 5 het juridisch kader wordt geschetst. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Uzin Utz wil een poederfabriek en een logistiek centrum (blauwe kleur) aan de oost- en noordzijde van het bestaande bedrijf realiseren. De poederfabriek voldoet grotendeels aan de regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1'. De poederfabriek wordt gezien als tweede uitbreiding van het bedrijf.

Op onderstaande schets is het toekomstbeeld van het bedrijf weergegeven. De geel gemarkeerde gebouwen betreffen de uitbreidingen op korte termijn. De tweede uitbreiding betreft de gebouwen in bruin/rood en in blauw weergegeven. Het gaat binnen dit bestemmingsplan om gebouw PH-01. In verband met het productieproces moet het gebouw een hoogte hebben van 42 meter. Op deze manier kan het productieproces op de gebruikelijke, verticale, wijze plaatsvinden. De opslag van materialen vindt bovenin de poedertoren plaats. Bij daadwerkelijke verwerking van de grondstoffen wordt gebruik gemaakt van de zwaartekracht (vrij verval). Binnen het bestemmingsplan is bij recht een bouwhoogte van 12 meter mogelijk en via afwijking is in geval van productieproces of architectuur een bouwhoogte van 16 meter mogelijk. De maximale toegestane bouwhoogte wordt hiermee overschreden, zodat strijdigheid bestaat met het vigerend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1192-0001_0002.png"

Uitbreidingsplannen Uzin Utz Bron: Te Kiefte Architecten b.v.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

In dit hoofdstuk worden het rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijke beleid beschreven. Het gaat hierbij om de belangrijkste algemene uitgangspunten en eventueel die punten die specifiek gelden in deze situatie. Tot slot wordt aangegeven hoe zich de gewenste ontwikkeling verhoudt tot de genoemde beleidskaders.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) wordt een totaalbeeld gegeven van het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid. De SVIR vormt daarmee het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid, die ruimtelijke consequenties hebben.

In de SVIR is de ladder voor de duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Per 1 oktober 2012 is deze ladder als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. In 2017 heeft de ladder een wijziging ondergaan, waardoor deze is vereenvoudigt en geoptimaliseerd. Met de ladder wordt een goede ruimtelijke ordening nagestreefd door een optimale benutting van de beschikbare ruimte in stedelijke gebieden.

In feite heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1' al een nadere afweging van het rijksbeleid plaatsgevonden. Het bedrijventerrein is daarmee gerechtvaardigd en meer specifiek de enkelbestemming 'Bedrijventerrein' voor het perceel. De gewenste uitbreiding past vrijwel volledig binnen aan de aangegeven bestemming, met uitzondering van de bouwhoogte.

Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel. De NOVI heeft als ontwerp in het najaar van 2019 ter inzage gelegen. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet.

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. Omgevingskwaliteit is daarmee het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.

De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het rijk.

Nationale belangen

Met de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen. De eerste drie nationale belangen zijn van een ander, meer overkoepelend karakter, dan de overige. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO²-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Prioriteiten

Tevens geeft de NOVI richting met behulp van vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Afwegingsprincipes

Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als de ondergrond. Zo wordt 'omgevingsinclusief' beleid gevoerd. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen

Uitgangspunten voor samenwerking

De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Er wordt gewerkt als één overheid, samen met de samenleving
  • 2. De opgave staat centraal
  • 3. Er wordt gebiedsgericht gewerkt
  • 4. Er wordt permanent en adaptief gewerkt aan de opgaven

Brede maatschappelijke betrokkenheid is een voorwaarde voor het slagen van gezamenlijke ambities. Daarom wordt in de NOVI tevens aandacht besteed aan participatie. Participatie vraagt om maatwerk per opgave, gebied en bestuurlijke situatie.

NOVI-gebieden

Ten slotte worden in de NOVI op vier thema's voorlopig acht zogenaamde NOVI-gebieden benoemd welke onderdeel worden van de Omgevingsagenda. Het Rijk zal in deze gebieden een actieve rol gaan spelen. Deze thema's en bijbehorende gebieden zijn:

  • 1. Transities van havengebieden in Regio Rotterdam en Amsterdam
  • 2. Transities landelijk gebied: De Peel en Groene Hart
  • 3. Energie- en klimaattransities in relatie tot verstedelijking: Groningen en regio Zwolle
  • 4. Transities in grensoverschrijdende context: Zuid-Limburg en de Zeeuwse havens/Zeeuws-Vlaamse kanaalzone.

Uitvoeringsagenda

De NOVI gaat vergezeld met een Uitvoeringsagenda, waarin staat hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

Zo helpt de NOVI om keuzes te maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

Conclusie:

In feite wordt de stedelijke ontwikkeling (bedrijventerrein) al gerechtvaardigd op grond van het vigerend bestemmingsplan. Toetsing dient nu ook plaats te vinden op basis van de NOVI. Vastgesteld kan worden dat de ontwikkeling in ieder geval past binnen de belangen, zoals verwoord onder 1 en 16. Wordt gekeken naar de prioriteiten, dan kan worden vastgesteld dat de eerste drie prioriteiten in deze situatie van betekenis zijn. Vastgesteld kan worden dat de ontwikkeling ook daarmee in overeenstemming is. De ontwikkeling wordt klimaatadatief gebouwd, draagt bij aan een duurzaam economisch groeipotentieel en daarmee ook aan een sterke en gezonde regio.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Overijssel hebben op 3 maart 2021 de Omgevingsvisie Overijssel 2019/2020 geactualiseerd, inclusief de Omgevingsverordening Overijssel. In hoofdzaak betreft het hier een consolidering van het beleid van 2017.

In de Omgevingsvisie staan de beleidsambities en doelstellingen genoemd die van belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel. De omgevingsvisie biedt ontwikkelingsperspectief voor de groene omgeving en voor de stedelijke vernieuwing. Ruimtelijke ontwikkelingen op gemeentelijk niveau moet hierin passen. De borging van de ambities en doelstellingen uit de Omgevingsvisie vindt plaats door de opgestelde Omgevingsverordening.

Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Stepelerveld heeft in het kader van het provinciaal beleid al bij vaststelling van het bestemmingsplan een nadere afweging plaatsgevonden, die het bedrijventerrein rechtvaardigt.

Voor wat betreft de ambities bij bedrijventerreinen in de Omgevingsvisie zet de provincie in op vernieuwings- en herstructureringsproces van bedrijventerreinen waardoor:

  • de interne structuur verbetert; een multifunctionele route er doorheen kan het hermetische karakter opheffen;
  • de aansluiting op het landschap en de omliggende wijken verbetert;
  • verdichting en intensivering van grondgebruik plaats vindt, en nieuwe uitleg wordt vermeden (zuinig ruimtegebruik);
  • duidelijke profilering en differentiatie van terreinen wordt verkregen;
  • de kwaliteit van de buitenruimte en de architectuur verbetert en meer samenhang krijgt;
  • opwaardering van het beeld en verbetering levensvatbaarheid plaats vindt;
  • eventuele culturele / historische waarden worden benut.

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat als er ontwikkelingen plaatsvinden op of rond bedrijventerreinen, dat deze moeten bijdragen aan:

  • 1. de versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerreinen;
  • 2. het verbinden van het terrein met de omgeving;
  • 3. versterking van de profilering gericht op onderling differentiatie met respect voor het verstedelijkingspatroon.

Conclusie:

Het bestemmingsplan gaat nog steeds uit van een bedrijventerrein op de locatie. Ten opzichte van het eerder vastgesteld bestemmingsplan Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1 wordt de bestemming naar omschrijving niet gewijzigd. De wijziging houdt verband met de hoogte van een bedrijfstoren. Ook kan worden vastgesteld dat een bedrijfstoren, als gekeken wordt naar de uitgangspunten bij de Omgevingsvisie voor bedrijventerreinen, bijdraagt aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van het bedrijfsterrein en eveneens een verbinding maakt met het terrein van de omgeving. De ontwikkeling wordt als passend gezien binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijke beleid

In het kader van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1 heeft op basis van de Structuurvisie 2030, Haaksbergen: groenste dorp van Twente' al een afweging plaatsgevonden. Binnen de structuurvisie is het gebied al aangemerkt als 'uitbreiding bedrijventerrein'. Belangrijkste ambitie was toen het versterken van de veelzijdigheid van de Haaksbergse economie.

Het Stepelerveld wordt ontwikkeld tot een duurzaam bedrijventerrein met een overwegend lokale functie en een optimale bereikbaarheid. De duurzaamheid van het bedrijventerrein wordt gewaarborgd doordat bedrijven, die zich hier willen vestigen, verplicht moeten deelnemen aan het parkmanagement.

De ontwikkeling van Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1 is expliciet in de structuurvisie aangegeven. Het bedrijventerrein binnen deze fase moet zowel vanuit infrastructureel als landschappelijk oogpunt aansluiten op de bestaande structuren in het landschap. Destijds bij de vestiging van het bedrijf werd hieraan voldaan en in deze situatie is ook niets gewijzigd. De nieuwe ontwikkeling, de realisering van een hoog bedrijfsgebouw vindt plaats binnen het bouwvlak. De ontwikkeling kan in algemene zin gezien worden als passend binnen het gemeentelijk beleid. De afweging in hoeverre sprake is van landschappelijke inpassing is een afweging die wordt beschreven in hoofdstuk 4. Vastgesteld kan worden dat de bestaande (waardevolle) landschappelijke elementen (bomenrijen en hoogteverschillen) in het gebied worden gehandhaafd.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat in de toelichting op een bestemmingsplan moet worden beschreven op welke wijze de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Verder moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde beleidskaders.

Bij het beoordelen van milieu- en omgevingsaspecten wordt normaal gesproken ingegaan op verschillende thema's als bodem, geluid, milieuzonering, ecologie en dergelijke. Bij deze ontwikkeling hoeft enkel ingegaan te worden op het onderdeel landschappelijke inpassing. Reden hiervoor is dat de afweging van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten al heeft plaatsgevonden bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1' en de voorliggende ontwikkeling in algemene zin past binnen de regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1'.

Strijdigheid bestaat enkel uit de bouwhoogte van de bedrijfstoren (poedertoren). In dit kader wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het aspect landschappelijke inpassing. Er dient namelijk een nadere afweging op dit aspect plaats te vinden, om vast te stellen of nog sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.2 Welstandsaspecten

Voor beeldkwaliteit wordt verwezen naar de geldende welstandsnota van de gemeente Haaksbergen. Aanvullend op deze nota wordt door Het Oversticht, specifiek voor de locatie van de poedertoren, een addendum op de welstandsnota opgesteld. Het gaat hier om een specifiek een beeldkwaliteitsplan voor de poedertoren. De nota is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de binnen de milieu- en omgevingsaspecten is voornamelijk ingegaan op de landschappelijke inpassing. De informatie uit de vorige hoofdstukken is gebruikt voor het opstellen van het juridische deel van dit plan, namelijk de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de keuzes.

5.2 Opzet regels

He bestemmingsplan is conform de normen uit de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) opgesteld. Deze standaard zorgt ervoor dat bestemmingsplan op dezelfde manier worden opgebouwd en ook op dezelfde manier worden verbeeld.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Bij de opzet van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1'. In hoofdzaak zit het verschil in het toestaan van een grotere bouwhoogte over een beperkt gedeelte van de bestemming 'Bedrijventerrein'.

Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Het gaat hierbij om:

Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. Zoals hiervoor is aangegeven is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1'.

Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels is de exacte benaming van het bestemmingsplan vermeld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 economische uitvoerbaarheid

In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. De hoofdregel is dat bij elk bestemmingsplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en de met de procedure gemoeide kosten komen voor rekening van Uzin Utz.

6.2 maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Uitkomsten vooroverleg verwerken

6.2.2 Inspraak en participatie

Uzin Utz heeft op 12 november 2019 het bouwplan al gepresenteerd aan omwonenden middels een presentatie. Bij de presentatie van destijd is onderstaand overzicht gepresenteerd, wat vrijwel overeen komt met het huidige doorontwikkelde plan. Het plan is toen goed ontvangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1192-0001_0003.png"

Plattegrond bedrijfsuitbreiding, uitsnede presentatie 29 oktober 2019.

In het vervolg is op 17 april 2020 de buurt schriftelijk op de hoogte gebracht van de doorontwikkelde plannen voor inrichting van de bedrijfskavel. Schriftelijk in verband met de Covid-19 omstandigheden. Hierbij is de laatste stand van zaken beschreven en is de buurt in de gelegenheid gesteld eventuele vragen en opmerkingen te stellen. Er zijn geen negatieve reacties ontvangen op het plan. De brief die is gestuurd is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.

Tot slot heeft Uzin Utz op 10 september 2020 de omwonenden opnieuw uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst ter plaatse bij Uzin Utz. Ook tijdens deze bijeenkomst is de actuele stand van de plannen uiteengezet. Deze bijeenkomst is door de aanwezigen positief ontvangen.

6.2.3 Zienswijzen

Uitkomsten en consequenties zienswijzen verwerken.