direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Industrie-West, partiële herziening Tolstraat 36
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1091-0003

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • e. tuinen;
  • f. erven;
  • g. terreinen;
  • h. ontsluitingswegen;
  • i. ontsluitingspaden;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag niet worden overschreden.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,50 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 onder a en toestaan dat de hoogte, indien dit uit oogpunt van bedrijfsvoering dan wel architectuur noodzakelijk is, over een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bebouwde oppervlakte wordt verhoogd tot niet meer dan 16 m;

4.3.2 Afwegingskader

Een in 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

4.4.1 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in Artikel 7 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. detailhandel;
  • c. Bevi-inrichtingen;
  • d. vuurwerkbedrijven;
  • e. Wgh-inrichtingen;
  • f. Seksinrichtingen;
  • g. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan.

4.5.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen Ruimtelijk Kwaliteitsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschapsmaatregelen gefaseerd mogen worden uitgevoerd als bedoeld in Bijlage 2.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na:
    • 1. realisatie van fase 1 als bedoeld in Bijlage 2 de bijbehorende landschapsmaatregelen worden uitgevoerd;
    • 2. realisatie van fase 2 en/of 3 als bedoeld in Bijlage 2 de bijbehorende landschapsmaatregelen worden uitgevoerd;

teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Strijdig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 onder a en b voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. 4.5.1 onder a voor het toestaan van zelfstandige kantoren;
  • c. 4.5.1 onder b voor het toestaan van detailhandel in volumineuze goederen en productiegebonden detailhandel.

4.6.2 Voorwaardelijke verplichting

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 2, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen tevens voorzien in een adequate landschappelijke inpassing teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing en een versterking van de landschappelijke waarden ter plekke;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.