direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Urkerweg ong.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1090-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Urkerweg ong.' met identificatienummer NL.IMRO.0158.BP1090-0002 van de gemeente Haaksbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.5 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.6 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.16 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen,

1.19 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 nadere eisen

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.22 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.23 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;

1.24 ondergeschikte horeca(activiteiten)

horeca uitsluitend ter ondersteuning van de hoofdactiviteit, waarbij de horecafunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die hoofdactiviteit en de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan die van de hoofdactiviteit, met dien verstande dat een kleinschalige terrasvoorziening is toegestaan;

1.25 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten of afgedekte ruimte van lichte constructie zonder eigen wanden;

1.26 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;

1.27 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.28 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.29 schaapskooi

een schaapskooi is een zogenaamde potstal en dient als onderkomen voor schapen die natuurgebieden begrazen, met dien verstande dat een schaapskooi zich niet kenmerkt als bedrijfsmatige schapenhouderij, maar dat het (hobbymatige) activiteiten betreffen die bij een vereniging danwel stichting wordt ondergebracht.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

Vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 m, respectievelijk overstekken van meer dan 1 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.5 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m² );
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (°).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het weiden van vee en het verbouwen van gewassen, met dien verstande dat volkstuincomplexen niet zijn toegestaan;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
  • c. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  • d. extensieve (dag)recreatie;
  • e. de instandhouding van landschapselementen;
  • f. landschappelijke inpassingen;

met daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van buitenrijbakken, de opslag van mest, kuilvoerplaten en sleufsilo's niet zijn toegestaan;
  • h. andere-werken;
  • i. wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. incidentele parkeervoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw, zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot en met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden voor doeleinden van handel en/of andere dan bedrijfsdoeleinden anders als bedoeld onder 3.1.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen van verharde wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
3.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden in het kader van landschappelijke inpassing;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 onder a, voor zover het betreft kavelpaden en in- en uitritten met per geval een oppervlakte van niet meer dan 100 m2;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 onder a, voor zover het betreft het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van een bouwvlak;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 onder a, voor zover het betreft het aanleggen van koe- en kavelpaden;
  • h. werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 onder b, voor zover het betreft het aanleggen van poelen;
  • i. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van of via een verleende subsidie op basis van het Natuurgebiedsplan Overijssel.
3.4.3 Afwegingskader

Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

Artikel 4 Maatschappelijk - Schaapskooi

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Schaapskooi' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een schaapskooi met informatiecentrum, alsook ondergeschikte en daarbijbehorende:
    • 1. kleinschalige detailhandel;
    • 2. kleinschalige horeca;
  • b. extensief (dag)recreatief en/of educatief medegebruik;
  • c. landschappelijke inpassingen;

met daarbijbehorende:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. andere werken;
  • d. wegen en paden;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen.

In de schaapkooi mogen uitsluitend tijdens de lammerperiode van 15 februari tot 1 mei schapen worden gehouden tot een maximum van 205 stuks.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Schaapskooi' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen, geen overkappingen zijnde

Voor een gebouw, geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen maximaal 950 m² mag bedragen;
  • b. voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee geldt dat de oppervlakte van het gebouw of onderdeel van een gebouw maximaal 525 m² mag bedragen en maximaal 205 schapen worden gehuisvest;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat, voor een oppervlakte van niet meer dan 100 m² de dakhelling 0° mag bedragen;
  • f. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag binnen het bouwvlak maximaal 2 meter bedragen en in overige gevallen niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest of voer mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.1 onder a om toe te staan dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen met maximaal 150 m² wordt vergroot;
  • b. 4.2.1 onder f om toe te staan dat de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens wordt verkleind tot 0 m;
  • c. 4.2.2 onder a om toe te staan dat erf- of perceelafscheidingen buiten het bouwvlak tot een bouwhoogte van 2 m worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. daardoor geen onaanvaardbare gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen; en
    • 2. de erf- of perceelafscheidingen overwegend doorzichtig worden gebouwd.
4.4.1 Afwegingskader

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de economische uitvoerbaarheid, externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot en met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan bedrijfsdoeleinden anders dan bedoeld onder 4.1;
  • d. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing.

4.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt ook gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de Bestemmingsomschrijving (lid 4.1) zonder de aanleg en instandhouding van de beplanting conform het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan, binnen 6 maand na ingebruik name van de gebouwen, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.5.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1 andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend;
  • b. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
6.2 Strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan

  • a. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van oppervlaktes ten behoeve van de huisvesting van vee zoals bedoeld onder lid 4.2.1 onder b;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijken gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
7.2 Afwegingskader

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 8 Algemene procedureregels

8.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende één week ter inzage;
  • 2. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • 3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • 4. burgermeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
  • 5. er kan worden afgeweken van het bepaalde onder a tot en met d, indien de belangen van gebruikers en/of eigenaren de betreffende en de aanliggende gronden niet worden geschaad.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van lid 10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Haaksbergen, partiële herziening Urkerweg ong.'.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Haaksbergen op:

, voorzitter

, griffier