direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerreinen Stepelo en de Greune
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1085-0002

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', voor bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', voor bedrijven tot en met categorie 4.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen', die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', voor bedrijven tot en met categorie 4.2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen';
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a t/m e zijn tevens bestaande bedrijven ter plaatse van bestaande bouwpercelen, als vermeld in bijlage 2 van deze regels, toegestaan indien deze niet voldoen aan de ter plaatse geldende maximale bedrijfscategorie;
  • g. de verkoop van motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, inclusief een autowasinrichting en detailhandel in weggebonden artikelen en onzelfstandige horeca met daarbij behorende voorzieningen en technische ruimte en berging;
  • h. bedrijfsverzamelgebouwen;
  • i. opslag van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitvoering:
  • j. bestaande perifere detailhandel en/of detailhandel in volumineuze goederen;
  • k. een antennemast ten behoeve van de mobiele telefonie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.

met daarbij behorende:

  • l. nieuwe bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en/of bestaande bedrijfswoningen als vermeld in bijlage 3 van deze regels;
  • m. reclameuitingen, reclamezuilen en prijzenzuilen bij tankstations;
  • n. gebouwen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • p. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • q. tuinen;
  • r. erven;
  • s. terreinen;
  • t. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • u. groenvoorzieningen;
  • v. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden waarbij geldt dat per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlakte voor bedrijfsgebouwen dient te worden voorzien in tenminste 1,3 parkeerplaats(en).
3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwperceel bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' weergegeven maatvoering;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' weergegeven maatvoering;
  • d. de afstand van een gebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 3 m ter plaatse van bedrijventerrein De Greune en niet minder dan 4 m ter plaatse van bedrijventerrein Stepelo bedragen, tenzij deze grens wordt gevormd door een openbare weg (rijweg inclusief rabatten met uitzondering van de Hengelosestraat, parkeerstroken, groenstroken, voet- en fietspaden e.d.) in welk geval deze afstand niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d is het toegestaan dat ten behoeve van kleinschalige bedrijven zijgevels en de achtergevel van een gebouw samenvallen met de perceelsgrens, met dien verstande dat bouwen op de perceelsgrens alleen mag wanneer een gebouw aan elkaar worden gebouwd met een gebouw op het naastgelegen bouwperceel.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen geldt dat:

  • a. een nieuwe bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)';
  • b. een bedrijfswoning mag alleen inpandig dan wel aanpandig worden opgericht;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  • d. bij een bedrijfswoning mogen vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
  • e. voor de onder d. bedoelde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag 50 m2 bedragen;
    • 2. de goothoogte respectievelijke bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m. respectievelijk 6 m.;
    • 3. de bijbehorende bouwwerken uitsluitend vanaf 3 m. achter de voorgevel van de bestaande bedrijfswoning opgericht mogen worden.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van een antennemast mag ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' maximaal 25 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan bedragen dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.
3.2.4 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3, geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten, bouwhoogten en dakhellingen betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
3.3.2 Markante bebouwing
  • a. Het bevoegd gezag is bevoegd bij de toepassing van deze regels, indien en voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - markante bebouwing' - mits een onevenredig gebruik niet wordt geschaad- nadere eisen te stellen.
  • b. De nadere eisen, als genoemd onder a., dienen betrekking te hebben op:
    • 1. de situering van de gebouwen om een goede verkeersafwikkeling en -veiligheid te verzekeren;
    • 2. De situering en de omvang (lengte en breedteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing om te bevorderen dat (met de architectuur van de gebouwen en de situering van een showroom) het aanzien van het bedrijventerrein als totaliteit een positief element vormt voor de herkenbaarheid van het bedrijventerrein;
    • 3. De situering van de terreinverlichting en andere lichtuitstralende elementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van de verkeersveiligheid te voorkomen.
3.3.3 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in 16.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 onder c en toestaan dat de hoogte, indien dit uit oogpunt van bedrijfsvoering dan wel architectuur noodzakelijk is, over een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bebouwde oppervlakte wordt verhoogd tot niet meer dan 12,5 meter voor het bedrijventerrein De Greune en tot 15 meter voor het bedrijventerrein Stepelo;
  • b. het bepaalde in 3.2.1 onder d ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot op de perceelgrens in gevallen waarbij sprake is van het splitsen van het kadastrale perceel;
  • c. het bepaalde in 3.2.3 onder b ten behoeve van de realisatie van een antennemast tot een hoogte van maximaal 25 meter in geval van één operator op de betreffende mast en tot een hoogte van maximaal 40 meter in geval van meerdere operators op de betreffende mast.
3.4.2 Afwegingskader
  • a. Een in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij betrokken worden:
    • 1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
    • 3. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
    • 4. bouw-/andere werkzaamheden die plaatsvinden binnen de beschermingszones van waterlopen (5 meter van uit de insteek), zijn slechts toelaatbaar indien een watervergunning is verkregen van het waterschap.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. zelfstandige kantoren;
    • 3. detailhandel met uitzondering van detailhandel in weggebonden artikelen en bestaande perifere detailhandel en/of detailhandel in volumineuze goederen;
    • 4. Bevi-inrichtingen;
    • 5. vuurwerkbedrijven;
    • 6. seksinrichtingen;
    • 7. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994.
  • b. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
  • c. Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep zijn de volgende bepalingen van
    toepassing:
    • 1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²;
    • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    • 3. de activiteit moet worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.1 onder a t/m e voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën zoals toegestaan op grond van het bepaalde onder 3.1 sub a t/m e, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 sub a t/m e voor bedrijven in één milieucategorie hoger dan is toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, die zijn genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
  • c. het bepaalde in 3.5 onder a voor het toestaan van Bevi-inrichtingen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 4.1' en 'bedrijf tot en met categorie 4.2' , mits de 10-6 risicocontour binnen de bedrijfskavel blijft;
  • d. het bepaalde in 3.5 onder a voor het toestaan van detailhandel in volumineuze goederen en/of perifere detailhandel;
  • e. het bepaalde in 3.5 onder a voor het uitoefenen van detailhandel in een bouwmarkt, mits aan de hand van verricht onderzoek is gebleken, dat binnen Haaksbergen nog voldoende distributie-planologische ruimte bestaat voor de vestiging van een bouwmarkt;
  • f. het bepaalde in 3.5 onder a voor het uitoefenen van detailhandel in goederen, die een eerstegraads verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met de hiervoor onder e. bedoelde goederen, mits deze detailhandel als een ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de onder e. omschreven bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • g. het bepaalde in 3.5 onder a voor het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en herstelde goederen, als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
  • h. het bepaalde in 3.5 onder a voor het uitoefenen van detailhandel in consumentenvuurwerk;
  • i. het bepaalde in 3.1 onder i voor het toestaan van een antennemast ten behoeve van de mobiele telefonie.
3.6.2 Afwegingskader
  • a. De in 3.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid;
    • 7. de verkeersafwikkeling;
    • 8. de parkeersituatie.
  • b. Werkzaamheden die plaatsvinden binnen de beschermingszones van waterlopen (5 meter van uit de insteek), zijn slechts toelaatbaar indien een watervergunning is verkregen van het waterschap.