direct naar inhoud van 5.1 Flora & fauna
Plan: Buitengebied, partiële herziening Kolleweg 7
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1078-0003

5.1 Flora & fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

Ecochore Natuurtechniek uit Eibergen heeft op de locatie een quickscan Natuuronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden hierna behandeld. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting.

5.1.1 Gebiedsbescherming

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ's).

Vaak vallen de Natura 2000-gebieden samen met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat dieren en planten in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan dit opzicht worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

De dichtstbijzijnde Natura2000 gebieden zijn het Teeslinkven, het Boddenbroek en het Buurserzand/Haaksbergerveen. Deze gebieden liggen respectievelijk 7,5 km ten zuidwesten, 2,7 km ten noordwesten en 4,5 km ten oosten van de planlocatie. De planlocatie is niet gelegen binnen een ecologische verbindingszone. Op de kaart in figuur 5.1, zien we op korte afstand ten noordoosten van de planlocatie de begrenzingen van de EHS. De begrenzing van deze zone ligt op slechts enkele decameters afstand, juist aan de overzijde van de Kolleweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1078-0003_0017.png"
Figuur 5.1. Ligging plangebied ten opzichte van de EHS (Bron: Provincie Overijssel)

De geplande werkzaamheden als het amoveren van de aanwezige varkensschuren en het realiseren van een nieuwe werktuigenberging binnen het onderzoeksgebied, zullen geen toename van verstorende invloeden hebben op de Natura2000 gebieden of EHS aangezien het plangebied niet ligt binnen de grenzen van voornoemde gebieden (EHS en Natura2000) of invloedssfeer (Natura2000). Door het intrekken van de milieuvergunning zal er echter sprake zijn van een verbetering van de milieusituatie, voor de nabijgelegen EHS, aangezien de uitstoot van ammoniak, fijnstof en andere mogelijk schadelijke stoffen fors minder zal zijn. Zowel de werkzaamheden als de toekomstige inrichting zullen geen negatieve gevolgen hebben op de beschreven gebieden, aanwezige habitats of kwalificerende soorten. Verdere toetsing aan deze gebieden is hierdoor niet noodzakelijk.

5.1.2 Flora- & faunwet

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

5.1.2.1 Flora

In het gebied zijn tijdens de quickscan geen beschermde plantensoorten waargenomen. Gezien de gebiedsopbouw zijn geen zwaar beschermde soorten te verwachten. Aangezien beschermde soorten ontbreken, is nader onderzoek of ontheffing niet noodzakelijk.

5.1.2.2 (Broed)vogels

Op het erf zijn in potentie geschikte mogelijkheden aanwezig als broedlocatie van huismus en steenuil. Met name de woning vormt voor huismussen een geschikte broedlocatie. In de te slopen schuren zijn deze nu niet aanwezig waardoor de sloop kan worden uitgevoerd.

Door de potenties van de te slopen schuren voor broedlocaties, kunnen beide vogelsoorten in de toekomst wel van de planlocatie gebruik gaan maken. Bij geen veranderingen aan de schuren, kan tot het nieuwe broedseizoen in (februari) 2013, de locatie gesloopt worden zonder nader onderzoek naar vogels. Bij langere leegstand, meerdere broedseizoenen, of veranderende bouwkundige staat (deels vervallen, meer toegangsmogelijkheden voor vogels ed) dient door een deskundige beoordeeld te worden of vestiging van deze soorten alsnog heeft plaatsgevonden.

Effecten op soorten van categorie 5, waarvan de nestlocatie alleen beschermd is indien ecologische afwegingen dat rechtvaardigen, bijvoorbeeld wanneer er geen alternatieven in de directe omgeving voorhanden zijn, kunnen worden veroorzaakt binnen de planlocatie. Mogelijke broedvogels van categorie 5 op de planlocatie zijn koolmees, pimpelmees, spreeuw ed. De populatie van deze soorten zal echter geen negatieve effecten ondervinden van de geplande ingrepen. Er blijven voldoende alternatieve broedgelegenheden aanwezig in de directe omgeving.

5.1.2.3 Herpetofauna en vissen

Doordat beschermde soorten niet aanwezig zijn, is geen nader onderzoek of opheffing noodzakelijk.

5.1.2.4 Zoogdieren

Tijdens het onderzoek zijn enkele sporen aangetroffen van ‘ware’ muizen en bruine rat. De eerste soort staat vermeld op Tabel 1 van de Ff-wet. De bruine rat is niet beschermd. In het gebied kunnen diverse soorten worden aangetroffen als: ware muizen, spitsmuizen, konijn, algemene marterachtigen enz. Ook deze soorten staan vermeld op Tabel-1 Ff-wet waardoor een vrijstelling geldt voor Ruimtelijke Ontwikkelingen en Ingrepen en geen nader onderzoek of ontheffing noodzakelijk is.

Vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde grondgebonden zoogdiersoorten als de steenmarter of eekhoorn (tabel 2 Ff-wet) zijn niet aanwezig. Hierdoor is voor deze groep geen nader onderzoek of ontheffing noodzakelijk.

De schuren zijn niet geschikt voor vleermuizen. Hierdoor zijn voor deze soortgroep geen nader onderzoek of aanvullende maatregelen noodzakelijk.

5.1.2.5 Ongewervelden

Het gebied is niet geschikt als voortplantings- en leefgebied voor beschermde en Rode lijstgenoteerde vlinders en overige insecten. Beschermde soorten zijn niet te verwachten aangezien de soorten van deze groepen veelal erg kritisch zijn aan het biotoop.

5.1.2.6 Consequenties tijdens de bouwactiviteiten en de zorgplicht

Indien het terrein langere tijd braak ligt tijdens de bouwwerkzaamheden (na de sloop of bij leegstand) is het mogelijk dat er nieuwe situaties worden gecreëerd voor dieren en planten om zich vestigen. Het verdient aanbeveling om bouwmateriaal en eventuele zandhopen slechts korte tijd op te slaan. Hierdoor wordt voorkomen dat dieren en planten zich tijdens de werkzaamheden kunnen vestigen.