direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Stepelerveld, fase 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1075-0003

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. terreinen;
  • i. ontsluitingswegen, met dien verstande dat:
    • 1. de hoofdontsluitingsroute dient te worden gerealiseerd met een profielbreedte van 2 x 5 m rijweg en 2 x 4,5 m rabatstrook;
    • 2. de breedte van overige wegen niet minder dan 7 m mag bedragen;
  • j. ontsluitingspaden;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden waarbij geldt dat per 100 m2 brutobedrijfsvloeroppervlakte voor bedrijfsgebouwen dient te worden voorzien in tenminste 1,3 parkeerplaats(en).

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80 %;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw maximaal 12 m bedraagt;
  • d. de afstand van een gebouw tot enige perceelsgrens mag niet minder dan 4 m bedragen, tenzij deze grens wordt gevormd door een openbare weg (rijweg inclusief rabatten, groenstroken, voet- en fietspaden e.d.) in welk geval deze afstand niet minder dan 12 m mag bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,50 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 onder c en toestaan dat de hoogte, indien dit uit oogpunt van bedrijfsvoering dan wel architectuur noodzakelijk is, over een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bebouwde oppervlakte wordt verhoogd tot niet meer dan 16 m;
  • b. het bepaalde in 3.2.1 onder d ten behoeve van het bouwen binnen 12 m uit de openbare weg, met dien verstande dat de afstand tussen gebouw en openbare weg (rijweg inclusief rabatten, groenstroken, voet- en fietspaden e.d.) niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • c. het bepaalde in 3.2.1 onder d en toestaan dat ten behoeve van kleinschalige bedrijven één zijgevel en één achtergevel van een gebouw samenvallen met de perceelsgrens, met dien verstande dat bouwen op de perceelsgrens alleen mag wanneer een gebouw aan elkaar worden gebouwd met een gebouw op het naastgelegen bouwperceel.

3.3.2 Afwegingskader
  • a. Een in 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij betrokken worden:
    • 1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
    • 3. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
  • b. werkzaamheden die plaatsvinden binnen de beschermingszones van waterlopen (5 meter van uit de insteek), zijn slechts toelaatbaar indien een watervergunning is verkregen van het waterschap Regge en Dinkel.

3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

3.4.1 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in 10 vermelde voorbereidingsprocedure.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. detailhandel;
  • c. Bevi-inrichtingen;
  • d. vuurwerkbedrijven;
  • e. Wgh-inrichtingen;
  • f. Seksinrichtingen;
  • g. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.1 onder a en b voor het toestaan van bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten of die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. 3.1 onder a en b en 3.5 onder c voor het toestaan van Bevi-inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', mits de 10-6 risicocontour binnen de bedrijfskavel blijft;
  • c. 3.5 onder a voor het toestaan van zelfstandige kantoren;
  • d. 3.5 onder b voor het toestaan van detailhandel in volumineuze goederen en productiegebonden detailhandel.

3.6.2 Afwegingskader
  • a. De in 3.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.
  • b. werkzaamheden die plaatsvinden binnen de beschermingszones van waterlopen (5 meter van uit de insteek), zijn slechts toelaatbaar indien een watervergunning is verkregen van het waterschap Regge en Dinkel.