direct naar inhoud van 5.2 Archeologie
Plan: Haaksbergen Dorp, deelplan Hassinkbrink, partiële herziening Hassinkborgh
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1062-0001

5.2 Archeologie

5.2.1 Kader

Het begrip cultuurhistorie omvat het cultureel erfgoed met betrekking tot archeologie, historische geografie en historische bouwkunde. De zorg voor het cultureel erfgoed is ondergebracht bij de Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). - voorheen de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek.

In het geval van ruimtelijke planvorming dient de waarde van het cultuurhistorisch erfgoed in het plangebied te worden meegenomen in het toetsingskader, daar deze van invloed kan zijn op de ontwikkelingsmogelijkheden van de betreffende locatie. In de planvorming dient onder andere rekening te worden gehouden met de archeologische waarde in de bodem, beschermde stad-, dorpsgezichten, monumenten en historische geografische elementen. De bescherming van de archeologische waarden en de historische (steden)bouwkunde zijn geïmplementeerd in een wettelijk kader van de Wet op de Monumentenzorg 2007 . De historische geografie dient vanuit de beleidsmatige invalshoek als aandachtspunt meegenomen te worden.

5.2.2 Situatie plangebied

Ten behoeve van het bepalen van eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied is een bureauonderzoek en een veldonderzoek uitgevoerd.

Naar aanleiding van het bureauonderzoek, waarbij een diversiteit aan bronnen is geraadpleegd, en op basis van de bodemgesteldheid, geldt voor het plangebied een lage tot hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (archeologische resten) uit alle perioden.

Het veldonderzoek bestond uit een booronderzoek karterende waarderende fase. de onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventariserend veldonderzoek uit de KNA versie 3.

Het veldonderzoek telt 10 boringen, waarbij de boringen, in verband met onder meer een bouwdepot op het terrein, alsmede het beperkte oppervlak, zo gelijk matig mogelijk over het plangebied worden verdeeld. Tijdens dit onderzoek zijn in geen van de boringen archeologische indicatoren aangetroffen. De bodem in het plangebied lijkt geheel verstoord.

5.2.3 Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen is geconcludeerd dat bij de realisatie van de plannen vermoedelijk geen archeologische waarden zullen worden verstoord. De bodem in het plangebied is diep verstoord, waarschijnlijk bij de egalisatie van het terrein. Hieruit volgend wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

Indien bij de uitvoering van werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. het RASM verplicht (vondstmelding via ARCHIS).