direct naar inhoud van Artikel 8 Horeca
Plan: Scholtenhagen-Watermolen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1037-0004

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca(bedrijven);
  • b. hotel- en recreatieve overnachtingen;
  • c. inpandige bedrijfswoning tot een maximum van één per bestemmingsvlak;

met daarbijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • f. andere-werken;
  • g. tuinen;
  • h. erven;
  • i. terreinen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. overdekte speeltuin.

waarbij geldt dat:

  • n. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de bestemming primair gericht op de instandhouding en bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  • d. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • e. het bebouwingsvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage aangeduid;
  • f. in afwijking van het bepaalde in a t/m e geldt voor gronden, ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden, dat de bestaande hoofdvorm gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat:
    • 1. een afwijking van de goot- en/of bouwhoogte van maximaal 5% is toegestaan;
    • 2. de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, achter het denkbeeldig verlengde van de voorgevel, niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag, voor het denkbeeldig verlengde van de voorgevel, niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. voor palen en masten geldt een bouwhoogte van niet meer dan 7,5 meter;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.

8.2.3 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 8.2.1 en 8.2.2, geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw of bouwwerk en, voor zover heet goothoogten, bouwhoogten en dakhellingen betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.

8.3.1 Procedure

Voor het stellen van nadere eisen geldt de in 24.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 8.2.1 onder c ten behoeve van een dakhelling tot 0°;
  • b. 8.2.1 onder d ten behoeve van gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 50 m² per bestemmingsvlak ,met dien verstande dat dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk of dringend gewenst is, hetgeen door de aanvrager aannemelijk dient te worden gemaakt.
8.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de ontheffingsmogelijkheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.

8.4.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 24.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen:

  • a. als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  • b. voor het gebruik van bijgebouwen voor permanente bewoning.