direct naar inhoud van 5.15 Ruimtelijke ordening en milieu
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

5.15 Ruimtelijke ordening en milieu

Algemeen

Hoewel de ruimtelijke ordening en het milieubeleid zich met dezelfde omgeving bezighouden, is de wettelijke basis verschillend. Het belangrijkste kader voor het milieubeleid is de Wet milieubeheer. Voor de ruimtelijke ordening is dat de Wet ruimtelijke ordening. Omdat beide beleidsvelden zich met dezelfde omgeving bezighouden mag van wederzijds negeren geen sprake zijn. Zowel op rijksniveau als op provinciaal en gemeentelijk niveau laat het omgevingsbeleid een integratie van de twee beleidsvelden zien. Het bestemmingsplan mag geen belemmering zijn voor de uitvoering van het milieubeleid. Waar mogelijk versterkt het bestemmingsplan het instrumentarium uit het milieuspoor. Zo zijn in het bestemmingsplan de in het plangebied aanwezige hinderzones opgenomen, om te voorkomen dat vanuit het oogpunt milieubeheer onaanvaardbare situaties ontstaan.

Het bestemmingsplan kan echter niet in de plaats treden van milieubeleid. Het wettelijk kader is daar niet op toegesneden en het kan leiden tot een stelsel van dubbele of elkaar overlappende regelgeving.

Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

Op verschillende plaatsen in de planregels wordt gesteld dat geen medewerking wordt verleend aan een bepaald initiatief wanneer de milieuhygiënische uitvoerbaarheid niet is aangetoond. Dat wil zeggen dat de gemeente pas medewerking verleent aan het betreffende initiatief als daardoor geen onaanvaardbare milieusituatie ontstaat. De milieuhygiënische situatie wordt beoordeeld aan de hand van de op dat moment van kracht zijnde regelgeving en de bestaande, aanwezige milieukwaliteit.

Om zoveel mogelijk inzicht te geven in milieuaspecten die bij de beoordeling van aanvragen en initiatieven een rol spelen, worden in onderstaande paragrafen de belangrijkste milieuregelingen die met ruimtelijke ordening samenhangen op een rij gezet. Dit biedt een goed overzicht van de doorwerking van het milieubeleid in het ruimtelijk beleid.

Overigens is bij de behandeling van de beleidsuitgangspunten in dit hoofdstuk reeds aandacht geschonken aan de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu.

Reconstructieplan en stankbeleid

Met het Reconstructieplan wordt onder meer gestreefd naar de reductie van de ammoniakemissie. Het bestemmingsplan biedt een planologische bescherming aan landschappelijke en natuurlijke waarden, die het Reconstructieplan via het milieuspoor beschermen. Voor het stankbeleid gold vanaf 1 januari 2007 de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Vanaf 1 januari 2013 vallen veel veehouderijen onder het Activiteitenbesluit. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) zijn voor deze bedrijven dan niet meer van toepassing. Dit betekent niet dat er geen eisen meer gelden voor ammoniak en geur. De eisen uit de Wgv en Wav zijn als voorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit.

Volgens de wetgeving moet er een ruimtelijke scheiding cq. afstand zijn tussen een veehouderij en een geurgevoelig object (omwonende). Hiervoor zijn normen gesteld voor de geurbelasting. Deze normen zijn onder andere afhankelijk van het type geurgevoelig object en of het dieren betreft met of zonder een geuremissie. De geurbelasting wordt berekend en getoetst met een verspreidingsmodel. Overigens hebben gemeenten meer beleidsvrijheid gekregen, doordat ze desgewenst zelf een andere norm mogen vaststellen dan in de wetgeving is opgenomen.

Wanneer een veehouderij wil uitbreiden of sprake is van hervestiging van een veehouderij, of wanneer een gevoelige functie zich in de nabijheid van de veehouderij vestigt, is toetsing aan de wetgeving noodzakelijk.

Voor een groot aantal diersoorten – met bijbehorende stalsystemen – zijn in de wetgeving geuremissiefactoren opgenomen. Dit geldt niet voor melkrundvee en paarden. Hiervoor geldt een vaste afstand van tenminste 50 meter voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

Geluidszones

Voor terreinen waarop inrichtingen aanwezig zijn of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken, geldt op basis van de Wet geluidhinder een verplichte zonering. De aanwezigheid van het industrieterrein aan de zuidwestkant van de kern Haaksbergen leidt er, ondanks dat vestiging van grote lawaaimakers ter plaatse niet meer is toegestaan, toe dat er een geluidscontour wordt geregeld door middel van een aparte planologische herziening van een bestemmingsplan.

Bodemonderzoek

In gevallen van bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming bestaat de mogelijkheid dat de bodem gesaneerd moet worden bij het ontwikkelen van activiteiten die in een bestemmingsplan zijn geregeld. Elk bestemmingsplan dient dan ook vergezeld te gaan van een bodemonderzoek teneinde de uitvoerbaarheid te kunnen toetsen. Aangezien het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen" een plan is dat strekt ter actualisatie van een bestaande regeling, geldt voor een dergelijk plan een uitzondering op de algemene regel dat voor elk plan een bodemonderzoek verricht moet worden. De nieuwe bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn immers gering. Bovendien is nog niet bekend of van de mogelijkheden gebruikt gemaakt gaat worden. Op het moment dat een concreet bouwplan wordt ingediend, zal in een aantal gevallen een bodemonderzoek nodig zijn ter vaststelling van de bodemkwaliteit. Een dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd op het moment dat gebruik wordt gemaakt van de (nieuwe) mogelijkheden van het bestemmingsplan.

Akoestisch onderzoek

Op grond van artikel 77 van de Wet geluidhinder dient voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek ingesteld te worden naar geluidsbelastingen op gevels van woningen afkomstig van wegverkeerslawaai. Uit dit onderzoek moet naar voren komen wat de te verwachten geluidsbelasting voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen is en welke maatregelen worden getroffen om de maximaal toegestane grenswaarden niet te overschrijden. Op basis van het bepaalde in artikel 76, lid 4, van de Wet geluidhinder, kan dit onderzoek achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woning of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

Aangezien het bestemmingsplan vrijwel geen nieuwbouw van geluidgevoelige functies (met name woningen) toelaat, kan een akoestisch onderzoek in principe achterwege blijven. In die situaties waar nieuwbouw of verplaatsing van geluidgevoelige functies wel mogelijk kan worden gemaakt, maar waar de exacte locatie nog niet bekend is, dient de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder in acht genomen te worden. Het verlenen van een hogere grenswaarde kan aan de orde zijn bij het realiseren van een dergelijk project.

Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • d. het project is genoemd of beschreven danwel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het criterium "niet in betekenende mate" kan pas worden toegepast als het NSL en de (nieuwe) regionale programma's zijn vastgesteld en dat is nog niet het geval. Daarom kan nog niet van de 3%-regeling gebruik gemaakt worden (het percentage van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 of NO2, waarmee de luchtkwaliteit verslechtert als gevolg van het project), maar geldt de 1%-grens. Daarbij moeten de voorgenoemde aantallen door 3 worden gedeeld. Voor woningbouw betekent dat bijvoorbeeld dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" (Nibm) verslechtert zolang het aantal woningen niet boven de 500 uitkomt.

Voorliggend bestemmingsplan voor het buitengebied van Haaksbergen is een conserverend bestemmingsplan en omvat dergelijke ontwikkelingen niet. Voor alle plannen geldt dat er in 2020 geen overschrijding is van de plandrempel voor de luchtkwaliteit. Tevens heeft geen enkele wijziging een zodanige omvang dat op basis van Nibm een verdere toets aan luchtkwaliteit noodzakelijk is.

Externe veiligheid

Bij ruimtelijke planvorming moet rekening gehouden worden met het aspect externe veiligheid. Daarbij gaat het om het risico dat mensen lopen, die zich in de buurt bevinden van locaties waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen, waar gevaarlijke stoffen worden op- en overgeslagen en waar gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Te denken valt aan LPG-stations, chloortransporten, buisleidingen en vuurwerkopslagplaatsen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat regels op grond waarvan de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen, tot een aanvaardbaar minimum dienen te worden beperkt.

Doel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid is duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's er in de gemeente zijn en hoe met deze risico's moet worden omgegaan. De gemeente streeft naar een beheersbare veiligheidssituatie waarbij:

  • 1. de risico's binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en men zich er bewust van is dat er risico's zijn;
  • 2. een zorgvuldige afweging plaats vindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid;
  • 3. nieuwe risicosituaties worden voorkomen en duidelijkheid wordt gegeven over hoe om te gaan met bestaande risico's;
  • 4. door middel van beleidsuitvoering en handhaving ervoor gezorgd wordt dat bestaande risico's beheersbaar blijven.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor. 

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Voor het plangebied zijn de volgende inrichtingen relevant: Tankstation Ter Huurne aan de Alsteedseweg 64, Tankstation Brand Oil aan de Eibergseweg 238, Tankstation Hulshof aan de Westsingel 15 en Tankstation Diepenmaat aan de Enschedesestraat 76. De laatste twee liggen slechts gedeeltelijk binnen het onderhavige bestemmingsplan.

Plaatsgebonden risico

In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg (minder dan 1.000 m3) moeten de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:

  • 15 meter vanaf de afleverzuil;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
  • 45 meter vanaf het vulpunt.

Deze afstanden komen terug op de verbeelding als "veiligheidszone – lpg".

In het onderhavige geval zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de zones aanwezig.

Voor de ligging van de verschillende zones bij de 2 tankstations binnen het plangebied wordt verwezen naar Bijlage 18 Veiligheidszone Alsteedseweg en Bijlage 19 Veiligheidszone Eibergsestraat inclusief de 150-meterzones van het groepsrisico rond vulpunt en opslagtank).

Groepsrisico

Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna per tankstation ingegaan op de volgende aspecten:

  • a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
  • b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
  • c. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
  • d. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning zijn verbonden;
  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen.

Tankstation Ter Huurne, Alsteedseweg 64

Ad a. en b.

Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" van augustus 2004 en de update van 2007. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 meter van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 meter rondom het tankstation) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen en bedrijven zijn gelegen.

De rekentool heeft als basis het "Stappenplan Groepsrisicoberekening lpg-tankstations" van het Centrum voor Externe Veiligheid (RIVM) d.d. 1 november 2006.

Uit de berekening blijkt dat in de dagsituatie er sprake is van de aanwezigheid van 3,6 personen en in de nachtsituatie van 7,2 personen.

Ad c.

In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche thans maatregelen voorbereidt die tot vermindering van het groepsrisico zullen leiden. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • het gebruiken van een verbeterde vulslang. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk en vermindert het aantal knelpunten met het plaatsgebonden risico;
  • het aanbrengen van hittewerende coating op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme "BLEVE": Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen.

In de onderhavige situatie is het wenselijk om de aflevering overdag te laten plaatsvinden.

Ad d.

In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen vigerend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.

Ad e.

In de milieuvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar. De feitelijk verkochte hoeveelheid ligt een stuk onder die hoeveelheid.

Ad f.

Ruimte is schaars en de invulling van de ruimte wordt door tal van factoren bepaald. Het groepsrisico als gevolg van een lpg-tankstation is er daar één van. Het gemeentelijke beleid richt zich in beginsel op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Onder omstandigheden kan een toename onder de oriëntatiewaarde onaanvaardbaar worden gevonden. Dat is in de onderhavige situatie niet het geval, mede gelet op alle andere factoren die de invulling op de onderhavige locatie bepalen, waaronder de stedenbouwkundige inpassing.

Ad g. en Ad h.

Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt - indien mogelijk - in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.

In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.

Ad i.

Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen). In veiligheid brengen is vluchten en dat betekent weg van de brand.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van dit lpg-station het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.

Tankstation Brand Oil, Eibergseweg 238

Ook hier is het groepsrisico bij het lpg-tankstation berekend met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Uit de berekening blijkt dat binnen de contour van 150 meter rond zowel het vulpunt als rond de opslagtank er in de dagsituatie sprake is van de aanwezigheid van 2,4 personen en in de nachtsituatie van 4,8 personen.

Voor de overige punten wordt verwezen naar het gestelde bij tankstation Ter Huurne.

Tankstation Hulshof, Westsingel 15

Het groepsrisico is berekend in het bestemmingsplan "Industrie-West 2003". Daarbij is geconcludeerd dat het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.

Tankstation Diepemaat, Enschedesestraat 76

Voor dit tankstation is in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan "Bedrijf Diepemaat" een groepsrisicoberekening gemaakt. Geconcludeerd is dat het groepsrisico binnen de aanvaardbare grenzen zal blijven, mits de bebouwing binnen het plangebied van dit bestemmingsplan blijft behoren bij het bedrijf Diepemaat. Voor dit plan is slechts de zone rond de opslagtank lpg van belang.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van de lpg-stations het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.

Overige stationaire risicobronnen uit het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen volgens het rapport "Externe Veiligheidsbeleid gemeente Haaksbergen 2006-2010" (2007)

  • Camping Scholtenhage aan de Scholtenhageweg 30 heeft een bovengrondse propaantank met een inhoud van 5.000 liter. Voor de opslag van propaan en butaan valt het bedrijf niet onder het Bevi maar onder het "Besluit Voorzieningen en installaties Milieubeheer" en volgens dit Besluit dient een afstand van 40 meter tot kwetsbare en 20 meter tot beperkt kwetsbare objecten in acht te worden genomen. Binnen deze afstanden bevinden zich geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten.
  • Recreatiehof 't Stien'n Boer aan de Scholtenhageweg 42 heeft een bovengrondse propaantank met een inhoud van 6.000 liter. Volgens het "Besluit Voorzieningen en installaties Milieubeheer" dient bij deze hoeveelheid een afstand van 50 meter tot kwetsbare en 20 meter tot beperkt kwetsbare objecten in acht te worden genomen. Binnen deze afstanden bevinden zich geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten.
  • Camping Markslag aan de Markslagweg heeft een bovengrondse propaantank met een inhoud van 13.000 liter. Volgens het "Besluit Voorzieningen en installaties Milieubeheer" dient bij deze hoeveelheid een afstand van 60 meter tot kwetsbare en 20 meter tot beperkt kwetsbare objecten in acht te worden genomen. Binnen deze afstanden bevinden zich geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten.

Geen van de bovenstaande stationaire risicobronnen vormt op dit moment een knelpunt in verband met het plaatsgebonden of groepsrisico.

Buisleidingen

Binnen het plangebied lopen enkele hogedruk-aardgasleidingen, de N-569-80-KR- en de - 81-KR-. Ze hebben allebei een werkdruk van 40 bar, waarbij de eerste een diameter heeft van 8 inches en de tweede van 6 inches. Deze leidingen brengen op dit moment geen plaatsgebonden of groepsrisicoknelpunten met zich mee. Wel moet nu nog op basis van de circulaire "Zonering langs hogedruk-aardgastransportleidingen" rekening worden gehouden met een bebouwingsvrije afstand van maximaal 5 meter bij incidentele bebouwing (vrijstaande woningen verspreid over een groot gebied en lintbebouwing loodrecht op de leiding) en maximaal 50 meter bij woonbebouwing.

Hoewel de huidige circulaire nog van kracht is, zou de gemeente bij het vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen graag rekening willen houden met nieuwe inzichten. Tot voor kort gaf het RIVM Centrum Externe Veiligheid op verzoek een conservatieve inschatting van de nieuwe veiligheidsafstanden. Inmiddels is door het RIVM en de Gasunie een nieuwe rekenmethodiek voorgesteld. Omdat de definitieve afstanden veelal kleiner zullen zijn dan de conservatief berekende afstanden, heeft het (voormalige) Ministerie van VROM het RIVM gevraagd deze conservatieve afstanden niet meer te communiceren, omdat ze nog formeel moeten worden vastgesteld.

Derhalve heeft de gemeente de Gasunie verzocht om een risicoberekening te maken van de in het buitengebied gelegen aardgastransportleidingen. Zij hebben te kennen gegeven dat alle PR-contouren op een afstand van 0 meter liggen.

Met betrekking tot de GR-berekeningen heeft de Gasunie aangegeven dat die alleen wordt gedaan als er een significante toename van het aantal personen in de nabijheid (tot 95 meter afstand bij een 8"-leiding) zal plaats kunnen vinden op basis van ontwikkelingen die in het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. Dat is hier niet het geval.

Van belang is dat de leidingen op de verbeelding worden aangegeven en dat binnen een strook van 5 meter aan weerszijden van de leiding alleen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die de instemming hebben van de leidingbeheerder, de Gasunie.

Routes gevaarlijke stoffen

In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2011 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.

Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd en in oktober 2009 de definitieve eindrapportage. Op 18 februari 2010 is het ontwerp-Basisnet Spoor naar de Tweede Kamer gestuurd en dat is inmiddels op 9 juli 2010 als definitief vastgesteld.

In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.

Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
  • et cetera.

Weg

De N18 is aangewezen als route gevaarlijke stoffen. Uit de Eindrapportage Basisnet Weg blijkt dat deze geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) heeft en dat een dergelijke contour voor deze weg ook niet wordt verwacht op basis van het hoogste groeiscenario (Global Economy).

De weg heeft verder een groepsrisico (GR), dat zowel in de huidige als in de toekomstige situatie beneden de 0,1*oriëntatiewaarde ligt.

Daarnaast hoeft bij de N18 geen rekening te worden gehouden met een PAG.

Water

De dichtstbijzijnde vaarweg is het Twenthekanaal dat ten noorden van de gemeente Haaksbergen is gelegen op meer dan 7 km van het plangebied. Uit voornoemd Basisnet blijkt dat het Twenthekanaal geen plaatsgebonden risicocontour heeft van 10-6 en dat het buitengebied van de gemeente Haaksbergen geen (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Spoor

Er lopen geen spoorlijnen door het buitengebied van de gemeente Haaksbergen, die gebruikt worden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De spoorlijn Zwolle - Enschede is het meest dichtbij gelegen op een afstand van minimaal 7 km. Uit het Basisnet blijkt dat dit baanvak geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en dat ook in de toekomst geen knelpunten voor het plaatsgebonden risico wordt verwacht. Daarmee vormt dit baanvak geen aanleiding voor een nadere beschouwing.

Voor het groepsrisico vormt het buitengebied van de gemeente Haaksbergen geen (mogelijk) aandachtspunt.