direct naar inhoud van 5.11 Natuur en landschap
Plan: Buitengebied Haaksbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0158.BP1036-0011

5.11 Natuur en landschap

Natuur- en landschapswaarden

Het bestemmingsplan richt zich op de bescherming van de aanwezige natuur- en landschapswaarden in het plangebied. Deze waarden komen dan ook terug in de hoofdbestemmingen en daaraan gekoppelde bouw-, gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden. Daarnaast worden ze beschermd via een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden". Met het oog op behoud, herstel en ontwikkeling van droge en natte natuurgebieden en wateren met natuurwaarden zijn deze gebieden specifiek bestemd.

De wettelijke bescherming van natuurwaarden (gebieden en soorten) is vastgelegd in een tweetal wetten: de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. In de Natuurbeschermingswet zijn onder andere de soorten en gebieden die op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn beschermd opgenomen. Het regime van de Flora- en faunawet is algemener, hier vallen veel meer soorten flora en fauna onder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0158.BP1036-0011_0029.jpg"

Voor de bestemming van de gronden die in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur liggen, is de actuele waarde leidend. De gronden die in eigendom zijn van een natuurbeherende organisatie of waarvoor een natuurbeheerovereenkomst geldt, hebben een natuurbestemming gekregen. Gronden die nu nog agrarisch in gebruik zijn, kunnen worden omgezet naar bos- of natuurgebied. In de planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van agrarische gebiedsbestemmingen naar bos, natuur en water.

Bestaande kleinschalige landschapselementen als houtwallen, houtsingels, hagen en beekwallen kleiner dan 0,25 hectare zijn opgenomen in de gebiedsbestemmingen. Ter bescherming van deze elementen is een "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden" opgenomen.

Daarnaast is de gebiedsaanduiding "milieuzone" opgenomen op die locaties waar sprake is van een "hydrologische bufferzone". Deze is bedoeld voor het behoud en de bescherming van de vochtgebonden natuurlijke waarden van de aanliggende bestemmingen "Bos" en "Natuur" en van de aanliggende bos- en natuurgebieden in de gemeente Hengelo.

Flora en fauna

De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied.

De Flora- en faunawet kent geen afstemmingsbepalingen met de Wet ruimtelijke ordening. Dit neemt niet weg dat er een belangrijke samenhang bestaat tussen ruimtelijk relevante besluiten en de door de Flora- en faunawet beoogde bescherming van soorten. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, moet daarom zekerheid zijn verkregen of verlening van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid in vier groepen. Deze vier groepen en het bijbehorende stroomschema zijn weergegeven in Bijlage 16 Stroomschema Flora- en faunawet.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, en slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
  • nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd; deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben; hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd; het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.

Differentiatie in beoordelingen Flora- en faunawet

In het kader van de toetsing van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaksbergen" aan de Flora- en faunawet is het relevant om onderscheid aan te brengen in de volgende typen ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt:

  • ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan;
  • ontwikkelingen die via een nadere toetsing (omgevingsvergunning bij afwijking, wijziging, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden) mogelijk worden gemaakt.

Ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan

De rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan beperken zich tot bestaande functies. Daarbij kunnen nieuwbouw en uitbreiding van gebouwen, verbouwingen, ondergeschikte bouwwerken en dergelijke aan de orde zijn. Hierbij is nog een onderscheid aan te brengen voor ingrepen waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is en ingrepen die zonder vergunning door de initiatiefnemer kunnen worden uitgevoerd.

Vergunningplichtige activiteiten kunnen betrekking hebben op activiteiten als het rooien van bomen, het slopen van gebouwen of diverse bouwactiviteiten. Een beoordeling van de gewenste ontwikkeling in het licht van de Flora- en faunawet is niet mogelijk en doelmatig in het kader van het bestemmingsplan maar wel bij de aanvraag van de betreffende vergunning. In het kader van de vergunningaanvraag dient altijd onderzoek naar de beschermde dier- en plantsoorten te hebben plaatsgevonden (rechtstreekse werking Flora- en faunawet). Afhankelijk van de activiteit en de periode dient een ontheffing aangevraagd te worden. Voor een deel betreft dit werkzaamheden die zijn gekoppeld aan een omgevingsvergunning die door de gemeente verstrekt moet worden. Voor bijvoorbeeld een ontgrondingvergunning is de provincie het bevoegd gezag.

Diverse activiteiten zijn niet gekoppeld aan een vergunning. Bijvoorbeeld vergunningvrij bouwen en regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen. Dergelijke activiteiten worden niet vooraf getoetst door de gemeente. In het kader van de Flora- en faunawet is het echter noodzakelijk in voorkomende gevallen ontheffing aan te vragen als een activiteit de gunstige staat van instandhouding van de populatie in gevaar kan brengen, op grond van de rechtstreekse werking van de Flora- en faunawet. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met de aanwezigheid van broedende vogels of vleermuizen in tuinen en in / op of onder daken. Ook in de meeste tuinvijvers en poelen zijn amfibieën aanwezig, deze diergroep is beschermd en mag in principe niet verstoord worden.

Ter voorkoming van schade aan de natuurwaarden dienen werkzaamheden altijd buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden. Daar waar sprake is van vaste broed- of verblijfplaatsen (bijvoorbeeld van gierzwaluw, kerkuil of vleermuizen) is het noodzakelijk om bij sloop of renovatie alternatieve nestlocaties aan te bieden. In die situaties is de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.

Ontwikkelingen die via een nadere toetsing mogelijk worden gemaakt

In het bestemmingsplan worden diverse ontwikkelingen met behulp van een wijzigingsbevoegdheid, omgevingsvergunning bij afwijking of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden mogelijk gemaakt. Voor een deel hebben deze ontwikkelingen betrekking op bepaalde op de verbeelding begrensde gebieden. Voor het overgrote deel betreft het algemene wijzigingen die niet zijn beperkt tot bepaalde gebieden.

De beoordeling van effecten op beschermde soorten planten en dieren en eventuele ontheffingsaanvraag dienen bij de toepassing van de betreffende bevoegdheid te zijn uitgevoerd.

Toetsing

Vanwege de rechtstreekse werking van de Flora- en faunawet is het niet nodig of gewenst om toetsing aan de wet als criterium op te nemen bij afwijkingsprocedures of wijzigingsbevoegdheden of om bij de vaststelling van het bestemmingsplan alle mogelijke rechtstreekse ontwikkelingen uitputtend te toetsen. Los van de regeling in het bestemmingsplan dienen ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de gunstige staat van instandhouding van planten- en dierensoorten rechtstreeks aan de Flora- en faunawet te worden getoetst.