direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan H22L Nabij Goorseveldweg 125
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.TAMH22L-0002

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het mogelijk maken van het gewijzigd situeren van een bouwvlak, zodat een agrarische bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen dichterbij bestaande bedrijfsgebouwen kunnen worden gerealiseerd. Het plangebied is gelegen direct ten noorden van de Goorseveldweg 125. Dit TAM-omgevingsplan vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22L) van het Omgevingsplan van de gemeente Enschede. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het Omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl (https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/) uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22L van het omgevingsplan van de gemeente Enschede. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22L.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘22L.’ gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 3. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • 4. De regels in afdeling 22.2 (activiteiten met betrekking tot bouwwerken, open erven en terreinen), met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 (milieubelastende activiteiten) van het omgevingsplan van gemeente Enschede, zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk (22L).
  • 5. De regels in dit hoofdstuk (22L) zijn van toepassing op de locatie gelegen direct ten noorden van de Goorseveldweg 125, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0153.TAMH22L-0002 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl en/of https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.

Artikel 2 Toepassing begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, Bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, Bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, Bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in Artikel 3 daarvan is afgeweken.

Artikel 3 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

3.1 plan:

de omgevingsplanwijziging TAM-omgevingsplan H22L Nabij Goorseveldweg 125 met identificatienummer NL.IMRO.0153.TAMH22L-0002 van de gemeente Enschede.

3.2 afhaalzaak:

een bedrijf waar in hoofdzaak al dan niet ter plaatse bereide kant en klare maaltijden, kleine etenswaren, alcoholvrije dranken en/of consumptie-ijs, worden verkocht, voor consumptie anders dan ter plaatse.

3.3 ambachtelijke bedrijvigheid:

kleinschalige consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd.

het leveren van goederen is toegestaan, mits:

  • dit naar aard en omvang een ondergeschikte activiteit is, en;
  • de goederen verband houden met de betreffende bedrijfsactiviteit.

tot 'ambachtelijke bedrijvigheid' kunnen in ieder geval de volgende bedrijfsactiviteiten worden gerekend: fietsenmaker, schoen- en/of kledingreparatie, modeontwerp, kledingmakerij, woningstoffeerderij, lijstenmakerij, naaiatelier, sleutelmakerij, klompenmakerij, uurwerkreparatie, reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen, computerservice, digitale en informatietechnische bedrijvigheid, grafische vormgeving, decorbouw, goud- en/of zilversmederij en beoefening van scheppende en beeldende kunst.

3.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.5 bebouwingspercentage:

een percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat ten minste moet of ten hoogste mag worden bebouwd.

3.6 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch of anderszins veelal kortdurend verblijf, met de mogelijkheid tot het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woning of een daarbij behorend gebouw en wordt geëxploiteerd door de bewoners van de betreffende woning.

3.7 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

3.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een (bedrijven)terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op het gebruik (werkfunctie) van de bij de woning behorende gebouwen of terrein, noodzakelijk is.

3.9 beroep of bedrijf aan huis:

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, digitaal of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten of een ambachtelijk bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:

  • a. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en;
  • b. degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is.
3.10 bestaande bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde een tijdelijk toegestaan bouwwerk, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan rechtmatig aanwezig of rechtmatig in uitvoering zijn, dan wel na dat tijdstip zijn of mogen worden opgericht krachtens een verleende omgevingsvergunning, die vóór dat tijdstip is aangevraagd.

3.11 bijgebouw:

een bij een hoofdgebouw behorend, op maaiveldniveau staand vrijstaand gebouw of een uitbreiding van een hoofdgebouw zonder rechtstreekse verbinding vanuit het hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

3.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

3.13 bouwlaag:

het doorlopende gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw of kelder en zolder.

3.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

3.15 bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

3.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

3.17 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1 of F2 en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

3.18 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

3.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

3.20 dakopbouw:

een constructie, niet zijnde een dakkapel, op een hellend dak waarin een of meerdere ramen zijn opgenomen en die voorzien is van zijwanden en een hellend dak, waarbij de nok van deze constructie hoger ligt dan de nok van het oorspronkelijke dak.

3.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop en het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een afhaalzaak is geen detailhandel.

Van (reguliere) detailhandel is geen sprake als verkoop uitsluitend via internet plaatsvindt en daarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is ter plaatse geen showroom/uitstalling van de te verkopen goederen;
  • er is ter plaatse geen sprake van afhalen en/of betalen van goederen door klanten;
  • indien de gronden (mede) de functie wonen hebben, dan is de verkoopfunctie ondergeschikt aan de woonfunctie op het bouwperceel;
  • er is geen negatieve ruimtelijke uitstraling op de (woon)omgeving.
3.22 eigen terrein als bedoeld in de regelingen voor parkeren en bergen van hemelwater:

het terrein en/of bouwwerk dat de aanvrager in eigendom of in gebruik heeft en waarover hij kan beschikken en die bij het te realiseren (bouw)plan en/of het bouwwerk horen.

3.23 extensieve recreatie

ondergeschikt medegebruik van grond, gericht op ontspanning, waarvoor weinig voorzieningen nodig zijn en waaraan weinig mensen tegelijkertijd en op dezelfde plek deelnemen, zoals fietsen en wandelen.

3.24 garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bedoeld voor de verkoop van motorvoertuigen en het onderhoud en/of de reparatie van motorvoertuigen.

3.25 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

3.26 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, waaronder het telen van kleinfruit (zoals aardbei, bosbes, rode bes, witte bes, zwarte bes, kruisbes, braam, framboos), een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven.

3.27 horecabedrijf:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, met uitzondering van bed and breakfast, en/of het exploiteren van zaal-, congres- en vergaderaccommodatie. Een afhaalzaak is ook een vorm van een horecabedrijf.

3.28 horeca-categorie

categorie waarin een bepaald type horeca valt, gebaseerd op milieubelasting (met name geluid en geur), openingstijden en mogelijke impact op de omgeving als gevolg van bezoekers. De indeling in categorieën is als volgt:

  • categorie 1: nacht- of uitgaanshoreca;
  • categorie 2: overige horeca;
  • categorie 3: daghoreca of winkel-ondersteunende horeca, gehouden aan de regels voor winkelsluitingstijden volgens de Winkeltijdenwet en de Verordening winkeltijden Enschede 2018 (en diens rechtsopvolgers);
  • categorie 4: kleinschalige ondergeschikte horeca (zoals ‘blurring’); dit is niet zelfstandige horeca die een functionele relatie heeft met de toegestane activiteiten/functie ter plaatse en daar uitsluitend ondergeschikt en ondersteunend aan is, naar aard, omvang en openingstijden. Voorbeelden zijn horeca in winkels, culturele voorzieningen, zorginstellingen, sportkantines, bedrijfskantines en bedrijfsrestaurants;
  • categorie 5: hotels.

Voor categorie 3 en 4 geldt dat deze activiteiten gericht zijn op drank- en/of maaltijdverstrekking, waarvan de exploitatie normaliter geen aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en geen druk op de openbare orde met zich mee kan brengen.

3.29 huishouden:

een verzameling van één of meerdere personen die samen één zelfstandige huishouding voeren die zich kenmerkt door continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

3.30 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie tenminste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van die woning.

3.31 infrastructureel kunstwerk:

een bouwwerk ten behoeve van verkeersdoeleinden en/of de waterhuishouding, zoals een viaduct, een brug, een dam, een duiker, een sluis, beschoeiingen en remmingswerken, met uitzondering van (aanleg)steigers.

3.32 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor zakelijke dienstverlening, waarbij hoofdzakelijk werkzaamheden aan een bureau of in een overlegruimte of vergelijkbaar plaatsvinden en het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

3.33 kelder:

het beneden peil gelegen gedeelte van een gebouw.

3.34 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de activiteit regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende functie behoren.

3.35 nutsvoorzieningen:

gebouwde dan wel ongebouwde en/of ondergrondse infrastructurele voorzieningen, met uitzondering van hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen, ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening, warmte-koude opslag of het (tele)communicatie-verkeer.

3.36 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,5 meter boven peil is gelegen.

3.37 ondergeschikt bouwdeel:

bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken.

3.38 overig bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde.

3.39 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand, niet zijnde een luifel.

3.40 perceelsgrens:

de grens van een (bouw)perceel.

3.41 plangebied:

het gebied waarop de omgevingsplanwijziging TAM-omgevingsplan H22L Nabij Goorseveldweg 125 van toepassing is.

3.42 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

3.43 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

3.44 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, constructies en objecten voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en andere, met de hiervoor genoemde gelijk te stellen bouwwerken, constructies en objecten.

3.45 terras:

een buiten het gebouw liggend deel van een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding drinken en/of eten voor directe consumptie kan worden verstrekt.

3.46 verdieping:

iedere voor mensen toegankelijke ruimte in een gebouw die is gesitueerd boven de ruimte(en) op de begane grond.

3.47 voorgevelrooilijn:

a. in een omgeving met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van voorgevels van bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van - een deel van de - voorgevels van de bestaande bebouwing.

b. in een omgeving zonder voorgevels als bedoeld onder a: de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak en de denkbeeldige lijn die in het verlengde ligt van deze grens.

3.48 vuurwerkbedrijf:

inrichting of bedrijf voor de vervaardiging, verwerking en/of opslag van vuurwerk en/of groothandel in vuurwerk.

3.49 warmte-koude opslag:

energievoorziening in de vorm van het opslaan van warmte en/of koude in de bodem waarbij gebruik wordt gemaakt van de temperatuur van het grondwater om gebouwen te verwarmen in de winter en/of af te koelen in de zomer.

3.50 werkingsgebied:

een locatie waarop regels van toepassing zijn.

3.51 woning:

een (gedeelte van een) gebouw / een complex van ruimten met woonfunctie, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is voor de huisvesting van en het gebruik door één huishouden. Daarbij zijn alle voorzieningen (keuken, badkamer en toilet) aanwezig en direct bereikbaar zonder daarvoor eerst een gemeenschappelijke verkeersruimte te moeten betreden.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

Bij toepassing van de regels in dit hoofdstuk wordt als volgt gemeten:

4.1 afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de perceelsscheiding van het bouwperceel.

4.2 afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

4.3 bouwdiepte van een bouwwerk:

tussen de voorgevel en de achtergevel, gemeten ter hoogte van het peil.

4.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

4.5 bruto vloeroppervlak van een gebouw (b.v.o.):

bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

4.6 buitenwerks gevelvlak van een bouwwerk:

Het gedeelte van het bouwwerk dat, voor zover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

4.7 dakhelling:

de hoek van het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

4.8 gebruiksoppervlak van een woning / wooneenheid:

gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

4.9 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

4.10 inhoud minimum bergingsopgave hemelwater

het grondoppervlak van de te realiseren bebouwing vermenigvuldigd met het aantal millimeters bergingsopgave per m2, uitgedrukt in kubieke meters: 5740 m2 x 80 mm = 459 m3 bergingsopgave.

4.11 inhoud van een bouwwerk (volume):

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

4.12 minimum/maximum bebouwingspercentage:

het aangegeven bebouwingspercentage moet worden berekend over het gehele bouwperceel, met inbegrip van de buiten de bouwgrens gelegen gronden. Voor de berekening blijven bouwwerken gelegen beneden peil buiten beschouwing.

4.13 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en functiegrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

4.14 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

4.15 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
4.16 plafondhoogte van de benedenverdieping van een gebouw:

de kleinste afstand tussen de begane grondvloer en de bovenliggende bouwkundige constructie van de betreffende ruimte(n).

4.17 verkoopvloeroppervlak van een gebouw (v.v.o.):

de totale overdekte vloeroppervlakte die voor het publiek geheel of grotendeels toegankelijk is, bestemd en feitelijk ingericht voor de verkoop en uitstalling van goederen.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk 22L.

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
7.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging op het omgevingsplan (het plan) aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit en indien van toepassing een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.2 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging op het omgevingsplan en hiermee in strijd is mag, mits dit strijdige gebruik naar aard en omvang niet wordt vergroot, worden voortgezet of hervat als:

  • a. het gebruik niet in strijd was met het voor deze wijziging van het omgevingsplan (het plan) geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat omgevingsplan.
  • b. het gebruik niet langer dan een periode van een jaar is/wordt onderbroken na de inwerkingtreding van deze wijziging op het omgevingsplan (het plan).

Hoofdstuk 2 Algemene activiteiten

Artikel 8 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functie(s).

Tot een strijdig gebruik met activiteit(en) en functie(s) wordt, tenzij anders bepaald in de betreffende regels, in ieder geval gerekend:

  • a. een seksinrichting;
  • b. iedere vorm van wonen;
  • c. indien wonen is toegestaan op basis van de daar geldende regels: het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor iedere vorm van bewoning, anders dan huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca;
  • f. zelfstandige kantoren;
  • g. garagebedrijven;
  • h. vuurwerkbedrijven en andere bedrijven die activiteiten verrichten die risicovol zijn voor de omgeving;
  • i. (andere) vergunningsplichtige milieubelastende activiteiten in de zin van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 9 Algemene beoordelingsregel voor omgevingsplanactiviteiten, voor zover van toepassing verklaard

9.1 Criteria

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:

  • a. Woon- en leefklimaat;
  • b. Straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. Verkeersveiligheid;
  • d. Parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • e. Groenwaarden in de openbare ruimte;
  • f. Sociale veiligheid;
  • g. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • h. Milieusituatie en beschermde natuurwaarden;
  • i. Cultuurhistorische waarden;
  • j. Gebruiks- en bouwmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.2 Betrekken resultaat van vooraf doorlopen proces

Als het gaat om een vergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken, worden de landschapsmaatregelen als genoemd in artikel 13.1.4 betrokken bij de beoordeling van de criteria in lid 9.1.

Artikel 10 Toepassingsbereik bouwregels

  • a. De bouwregels in dit hoofdstuk (22L) gelden als beoordelingsregels als bedoeld in artikel 22.29 van het Omgevingsplan van gemeente Enschede voor de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken zoals opgenomen artikel 22.26 van het Omgevingsplan van gemeente Enschede.
  • b. De bouwregels in dit hoofdstuk (22L) gelden in aanvulling op of (bij strijdigheid) in afwijking van artikel 22.29 van het Omgevingsplan van Enschede (Beoordelingsregels binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken).
  • c. De bouwregels in dit hoofdstuk (22L) gelden eveneens als ruimtelijke regels voor de vergunningvrije bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 22.27 het Omgevingsplan van Enschede, waarop het omgevingsplan onverminderd van toepassing is.

Artikel 11 Algemene bouwregel

Bouwen is alleen toegestaan als dit in overeenstemming is met de ter plaatse toegestane functies en activiteiten op basis van het Omgevingsplan van Enschede (waaronder dit plan), al dan niet op voorwaarde van een omgevingsvergunning. Woningen mogen niet bouwkundig worden gesplitst in meerdere woningen.

Artikel 12 Beroep of bedrijf aan huis

12.1 Regeling beroep of bedrijf aan huis

Voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen gelden de volgende regels:

  • a. het maximum vloeroppervlak voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis bedraagt 30% van het totale vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de daarbij behorende bergruimten en bijgebouwen en met een maximum van 100 m2;
  • b. buitenopslag van goederen en bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar toegankelijk gebied, anders dan laden en lossen, zijn niet toegestaan;
  • c. horeca en detailhandel zijn niet toegestaan;
  • d. er is geen sprake van bedrijfsactiviteiten die geheel of grotendeels zijn gebaseerd op het ontvangen van groepen klanten, tenzij wordt voldaan aan de hierna genoemde criteria:
    • 1. tijdens de reguliere kantooruren is het ontvangen van groepen klanten van maximaal 5 personen gelijktijdig toegestaan;
    • 2. buiten de reguliere kantooruren is het ontvangen van groepen klanten van maximaal 2 personen gelijktijdig toegestaan.
12.2 Omgevingsplanactiviteit beroep en bedrijf aan huis

De volgende activiteiten zijn alleen toegestaan met een omgevingsvergunning:

  • a. Een groter vloeroppervlak dan bepaald in lid 12.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, tot een maximum van 49%.
  • b. Een bed and breakfast (in afwijking van begripsbepaling beroep en bedrijf aan huis.
12.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit beroep en bedrijf aan huis

De omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 12.2 worden alleen verleend als wordt voldaan aan de beoordelingsregels in artikel 9.

Hoofdstuk 3 Activiteiten per functie

Artikel 13 Functie Agrarisch

13.1 Gebruiksactiviteiten agrarisch
13.1.1 Algemeen

De voor de functie Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor het weiden van vee en de exploitatie van een grondgebonden agrarisch bedrijf, alsmede het behoud van landschapselementen, met daaraan ondergeschikt:

  • a. het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in het koesteransicht dat is opgesteld en als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze regels;
  • b. agrarisch natuurbeheer;
  • c. extensieve recreatie;
  • d. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);
  • e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van water;
  • f. het wonen, indien en voorzover op grond van lid 13.2.2 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  • g. mantelzorg, indien en voorzover op grond van lid 13.2.2 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  • h. de verkoop van op het betreffende agrarisch bedrijf geteelde, gefokte en/of verwerkte producten, met dien verstande dat het bruto-verkoopvloeroppervlak niet meer dan 100m2 mag bedragen;
  • i. de uitoefening van een beroep of de exploitatie van een bedrijf voorkomend in de categorieën 1 of 2 van de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 2, waarbij de activiteiten plaats moeten vinden binnen een bestaand (eventueel daarvoor geschikt te maken) agrarisch bedrijfsgebouw. Per agrarisch bedrijf mag maximaal 300 m² bedrijfsvloeroppervlakte voor de nevenactiviteiten in gebruik zijn. Per agrarisch bedrijf mag maximaal 150 m2 voor bed and breakfast in gebruik zijn. Deze oppervlakte telt mee in de totale oppervlakte die voor nevenactiviteiten in gebruik mag zijn;
  • j. kleinschalige dagrecreatieve activiteiten op het gebied van cultuur en educatie, het bieden van dagbesteding aan specifieke doelgroepen uit de zorgsector, het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension en de stalling van caravans en campers en boten, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaats moeten vinden binnen een bestaand (eventueel daarvoor geschikt te maken) agrarisch bedrijfsgebouw;
    • 2. maximaal 300 m2 bedrijfsvloeroppervlakte is toegestaan, waarbij alle nevenactiviteiten meetellen.
    • 3. een horecabedrijf niet is toegestaan;
    • 4. er geen overnachtingen mogen plaatsvinden, behalve daar waar bed and breakfast is toegestaan.
  • k. (co-)vergisting van mest in een gesloten co-vergistingsinstallatie, met dien verstande dat co-vergisting alleen is toegestaan, als daarbij eigen geproduceerde mest wordt verwerkt en eigen of van derden afkomstige co-substraten worden toegevoegd en het digestaat (de co-vergiste mest) op de tot het bedrijf behorende gronden wordt gebruikt. Het digestaat moet voor minstens 50% uit dierlijke mest bestaan en nuttig toegepast worden;
  • l. de opwekking van hernieuwbare energie door de plaatsing van windturbines, uitsluitend voor zover gelegen op een afstand van meer dan 30 meter ten opzichte van de functie 'Leiding - Gas';
  • m. bouwwerken;
  • n. erven;
  • o. terreinen en;
  • p. voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
13.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze functie wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen, voor zover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 13.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 300m2;
  • b. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 13.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeropperlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150m2;
  • c. het permanent bewonen van een bed and breakfast accomodatie;
  • d. het opslaan van zand, stenen en naar aard daarmee gelijk te stellen materialen buiten het bouwvlak gedurende langer dan zes maanden per jaar;
  • e. het gebruik van grond als volkstuin;
  • f. het winnen van zand;
  • g. het houden van een evenement, zonder te hebben voldaan aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening.
13.1.3 Omgevingsplanactiviteiten gebruik

De volgende activiteiten zijn verboden zonder omgevingsvergunning:

  • a. Het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. het rooien en verwijderen/afgraven van houtwallen, c.q. het rooien van singels;
    • 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, buiten een bouwvlak en met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
  • b. Het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, op gronden die zijn gelegen op een afstand van minder dan 50 meter vanaf gronden met de functie Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden, Agrarisch met waarden - Agrarische functie met ecologische waarden en Bos of Natuur:
    • 1. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
    • 2. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
    • 3. het leggen van drainagebuizen.
  • c. De onder a en b van dit lid bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan (Tam-omgevingsplan H22L Nabij Goorseveldweg 125).
  • d. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschapselementen in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
  • e. De omgevingsvergunning als bedoeld onder b van dit lid wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke waarden van de in de omschrijvingen van de onder b genoemde functies in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
13.1.4 Voorwaardelijke verplichting
  • a. tot een met de functie strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de functie zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 3 opgenomen landschappelijk inpassingsplan, ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de functie worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen drie jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit TAM-omgevingsplan 'H22L nabij Goorseveldweg 125' uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het zoals in bijlage 3 opgenomen landschappelijk inpassingsplan, ten einde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
13.2 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit bouwwerken
13.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor Agrarisch aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 13.1.
  • b. Etagebouw of splitsing van een bestaand gebouw in etages ten behoeven van een (pluim-)veehouderij is niet toegestaan.
  • c. Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 13.2.1a, 13.2.2, 13.2.3 en 13.2.4 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet voor bouwwerken, die zijn gebouwd is strijd met het voorheen geldende plan en niet krachtens de overgangsbepalingen van dat plan waren toegestaan.
13.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak.
  • b. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan.
  • c. Bedrijfswoningen dienen vrijstaand te worden gebouwd.
  • d. De inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 900m3, de goothoogte maximaal 6 en de bouwhoogte maximaal 10 meter bedragen, met dien verstande dat bij het bepalen van de inhoud van de bedrijfswoning, de in de bedrijfswoning aanwezige ruimte die ten dienste staan van het bedrijf onverkort meetellen.
  • e. De goothoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw mag maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 12 meter bedragen. De toegestane maximale bouwhoogte van een voor agrarische doeleinden te gebruiken bijbehorend bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedraagt 6 meter en 12 meter voor een voedersilo.
  • f. Per bouwvlak mogen bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2. De toegestane maximale goothoogte bedraagt 3 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter. De bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zijnde een uitbreiding van de wooneenheid, mag binnen het bouwvlak gelijk zijn aan de bouwhoogte van de woning; de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zijnde een uitbreiding van de woning, mag binnen het bouwvlak maximaal gelijk zijn aan de goothoogte van de woning.
13.2.3 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in de leden 13.2.2 en 13.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.
13.2.4 Overige, niet eerder genoemde, bouwwerken
  • a. Sleufsilo's, voer- en mestsilo's, mestopslagplaatsen en kuilvoerplaten zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak.
    • 1. Ook voor sleufsilo's en mest- en voederplaten met een maximale oppervlakte van 2500m2 kan een omgevingsvergunning worden afgegeven, mits deze aansluitend aan het bouwvlak worden aangelegd. Hierbij dient de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaats te vinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht (bijlage 1) richtinggevend. Er wordt geen omgevingsvergunning verleend als de locatie is gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN), zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 4.7.2 en 4.7.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.
  • b. Windturbines zijn niet toegestaan.
  • c. De maximaal toegestane bouwhoogte van voersilo's bedraagt 12 meter.
  • d. Voor mestbassins ten behoeve van energieopwekking door middel van (co-)vergisting geldt een maximale bouwhoogte van 12 meter. Voor erfafscheidingen, sleufsilo's, mestopslagplaatsen en kuilvoerplaten geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter.
  • e. De bouw van boogkassen is in beginsel niet toegestaan.
    • 1. Een omgevingsvergunning kan wel worden afgegeven voor de bouw van boogkassen met een oppervlakte van maximaal 250m2 per agrarisch bedrijf. Hierbij dient de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaats te vinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht (bijlage 1) richtinggevend.
  • f. De maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter.
  • g. in afwijking van 13.2.4e mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 3 meter zijn als wordt voldaan aan de beoordelingsregels in Artikel 9.
  • h. De maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10 meter.
  • i. De maximum bouwhoogte van beeldende kunst bedraagt 6 meter.
  • j. Voor niet eerder genoemde bouwwerken geldt binnen het bouwvlak een maximale bouwhoogte van 6 meter en daarbuiten een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Hoofdstuk 4 Activiteiten per thema

Artikel 14 Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater

14.1 Algemene regels waterberging
  • a. Als het verhard oppervlak (bouwwerken en/of overige verharding) wordt aangepast, moeten in verhouding met de oppervlakte van het verhard oppervlak op het bouwperceel voldoende voorzieningen gerealiseerd worden voor het bergen en/of in de bodem infiltreren van hemelwater afkomstig van dat verhard oppervlak, bij voorkeur in combinatie met drainage.
  • b. De minimum bergingsopgave als bedoeld onder a bedraagt 80 mm per m2 verhard oppervlak.
  • c. De onder a genoemde voorzieningen worden gerealiseerd en in stand gehouden op eigen terrein.
  • d. De onder a bedoelde berging of infiltratie van hemelwater dient het (teveel aan) water af te wateren op een voorziening voor de ontvangst van hemelwater in het openbaar toegankelijk gebied.
  • e. In afwijking van c is het mogelijk om de voorzieningen als bedoeld onder a niet (geheel) op eigen terrein te realiseren, onder de volgende voorwaarden (uiteraard met toestemming eigenaar terrein buiten eigen terrein):
    • 1. Berging of infiltratie van hemelwater op eigen terrein is redelijkerwijs niet op doelmatige wijze mogelijk.
    • 2. Binnen of in de directe omgeving van het plangebied wordt ten allen tijde voldoende voorzien in waterbergende voorzieningen in relatie met de hoeveelheid verhard oppervlak in het plangebied.
    • 3. In het geval van een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken of een andere omgevingsplanactiviteit waarbij het verhard oppervlak wordt aangepast, wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregel in artikel 9.
  • f. De voldoende waterbergende voorzieningen als bedoeld onder a moeten in stand gehouden worden.
14.2 Beoordelingsregels waterberging bij omgevingsplanactiviteiten ten aanzien van bouwwerken en verharding

Bij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken of een andere omgevingsplanactiviteit waarbij het verhard oppervlak wordt aangepast, gelden de regels in artikel 14.1 als beoordelingsregels.

Artikel 15 Parkeren

15.1 Algemene regels parkeren
  • a. Bij het (ver)bouwen van bouwwerken en/of het wijzigen van het gebruik van bouwwerken en/of gronden moet, gelet op de omvang en het gebruik daarvan, in voldoende mate worden voorzien in ruimte voor:
    • 1. het parkeren van auto's;
    • 2. het stallen van fietsen;
    • 3. het stallen van brommers, scooters en andere soortgelijke vervoersmiddelen.
  • b. De onder a genoemde voorzieningen worden gerealiseerd en in stand gehouden op eigen terrein.
  • c. In afwijking van b is het mogelijk om de voorzieningen als bedoeld onder a niet geheel op eigen terrein te realiseren, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. Er wordt aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte voorzien;
    • 2. In het geval van een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken en/of voor het wijzigen van het gebruik van bouwwerken en/of gronden wordt voldaan aan de algemene beoordelingsregel in artikel 9.
  • d. Bij de beoordeling of er wordt voldaan aan het genoemde onder a gelden de parkeernormen en andere richtlijnen (zoals afmetingen van parkeerplaatsen) in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Enschede 2017' of in een beleidsregel die deze nota wijzigt of vervangt.
15.2 Beoordelingsregels parkeren bij omgevingsplanactiviteiten bouwwerken en gebruik

Bij een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken en/of een omgevingsplanactiviteit voor het wijzigen van het gebruik van bouwwerken en/of gronden, gelden de regels in artikel 15.1 als beoordelingsregels.