direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zwembad Diekman
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00249-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Op sportpark Het Diekman bevindt zich het zwembad Aquadrome. Het zwembad aan de J.J. van Deinselaan 2 in Enschede is na ruim 30 jaar gebruik sterk verouderd en aan vervanging toe.

In 2017 heeft de gemeenteraad van Enschede de Zwembadvisie Enschede vastgesteld. Gebleken is dat de huidige zwemvoorzieningen die er binnen de gemeente Enschede zijn niet meer aansluiten bij de behoefte aan zwemwater. In de zwembadvisie heeft de gemeente bepaald dat er een kwaliteitsimpuls noodzakelijk is om de zwemvoorzieningen toekomstbestendig te maken. Vervolgens zijn in een haalbaarheidsonderzoek verschillende varianten onderzocht naar de zwemvoorzieningen in Enschede waarbij drie doelgroepen centraal staan: leszwemmen, doelgroepen zwemmen en verenigingen. Daarnaast is gekeken naar de mogelijkheden voor recreatief zwemmen binnen het beschikbare budget.

In 2020 heeft de gemeenteraad gekozen voor een variant om het Aquadrome te slopen en op dezelfde locatie een nieuw zwembad te bouwen. De sloop van het Aquadrome vindt plaats zodra de nieuwbouw gereed is. Vanwege het ontbreken van de juiste gebruiks- en bouwregels is de realisatie van het zwembad niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk Varvik-Diekman. Dit is gelegen in het stadsdeel Oost. Het plangebied bevindt zich aan de Kuipersdijk, één van de verbindingswegen tussen het centrum van Enschede en Enschede-Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0001.png"

Ligging van het plangebied in het zuidoosten van Enschede (plangebied in rood aangegeven

Het gebied waarop het bestemmingsplan Zwembad Diekman ” betrekking heeft wordt globaal begrensd door de J.J. van Deinselaan in het noorden, de Kuipersdijk in het westen, de voetbalaccommodatie van Sportclub Enschede in het zuiden en parkeerplaatsen en binnensportvoorzieningen in het oosten. Op de navolgende afbeelding is de ligging van het huidige zwembad in de directe omgeving weergegeven. In rood is het plangebied van voorliggend bestemmingsplan (indicatief) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0002.png"

Luchtfoto van de huidige situatie (plangebied globaal in rood aangegeven. Met een gele stippellijn is globaal de bebouwing van het nieuwe zwembad aangegeven)

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied aan de J.J. van Deinselaan 2 valt onder het bestemmingsplan "Hogeland zuid, Varvik en Diekman". Dit bestemmingsplan is op 24 juni 2013 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. Op de navolgende afbeelding is een fragment van de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven. De ligging van het nieuwe zwembad is globaal met een rode stippellijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0003.png"

Fragment verbeelding bestemmingsplan "Hogeland zuid, Varvik en Diekman" (beoogde locatie nieuwbouw met rode stippellijn aangegeven).

Het plangebied is geheel gelegen binnen de bestemming 'Sport'. Binnen deze bestemming zijn sportvoorzieningen binnen milieucategorie 1 en 2 toegestaan zoals sportkantines, sportscholen en fitnesscentra. Het noordelijke deel van het terrein beschikt over een functieaanduiding 'zwembad'. Binnen deze aanduiding is een overdekt zwembad toegestaan. Het zuidelijke deel beschikt over de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - openlucht zwembad'. Binnen deze aanduiding is een openlucht zwembad toegestaan, met bijbehorende voorzieningen, zoals niet zelfstandige horeca en niet zelfstandige detailhandel.

Bouwen is alleen toegestaan binnen een bouwvlak. Binnen het bouwvlak is met een aanduiding de maximale bouwhoogte van gebouwen weergegeven. Ter plaatse van het huidige zwembad en buitenbad gelden verschillende bouwhoogtes van 1 meter tot 12 meter.

Het nieuwe gebouw van het overdekte zwembad is globaal weergegeven met een rode stippellijn. Deze ligt gedeeltelijk buiten de functieaanduiding 'zwembad'. Realisatie is daarom op basis van het huidige bestemmingsplan niet mogelijk. Tevens ligt de locatie deels buiten het bouwvlak en deels binnen het gedeelte waar de maximale bouwhoogte niet toereikend is. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om het plan mogelijk te maken.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze, die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Zwembad Diekman ” is het erkende wijkorgaan Wijkraad Zuid-Oost Enschede actief. Het concept plan is aan de Wijkraad voorgelegd. De Wijkraad heeft een positieve grondhouding over het plan.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Zwembad Diekman ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg. Wel is het ontwerpbestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Zwembad Diekman ” in voorbereiding te nemen op 25 mei 2022 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad, gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Zwembad Diekman ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en het Gemeenteblad.

Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als structuurvisie. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:

  • Een klimaatbestendige delta, waarbij Nederland beschermd is tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering, waterveiligheid (ook voor de laaggelegen gebieden in het westen) gegarandeerd is en voldoende zoetwater beschikbaar is van goede kwaliteit;
  • Duurzaam, concurrerend en circulair: een toekomstbestendige en volledig circulaire economie zonder vervuilende manieren van produceren en consumeren, met een uitstekend vestigingsklimaat en een hoge quality of life, met een zo goed mogelijke inpassing van duurzame energie in onze leefomgeving en slimme combinaties van functies zonder de risico's en milieunadelen te vergroten. Een economie die veel maatschappelijke winst oplevert in termen van banen, innovatie en nieuwe bedrijvigheid en exportmogelijkheden;
  • Kwaliteit van leven in stad en dorp: met een aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een goede verbondenheid van stad en land. De ontwikkelingen zijn gericht op kwaliteit, met gecontroleerde en doordachte groei waar dat nodig is, waardoor diversiteit in wonen, een stedelijk netwerk, prettige woonmilieus, met rust en ruimte maar ook vitale en leefbare regio's ontstaan.
  • Nabijheid en betrouwbare verbindingen: een uitstekende bereikbaarheid wordt met een goede en betrouwbare infrastructuur gegarandeerd, waarbij wordt ingespeeld op locatiekeuzes voor wonen en werken (nabijheid). De infrastructuur is onderdeel van een mobiliteitssysteem dat een meer divers patroon van mobiliteit veilig, robuust en duurzaam afhandelt. Luchthavens blijven belangrijk voor een sterk internationaal netwerk voor de lange afstanden. De uitdaging is om het vliegverkeer net als het goederenvervoer op een zo veilige, efficiënte en duurzame manier vorm te geven.
  • Veilig en gezond, herkenbaar en natuurlijk: een veilig en gezond leven voor iedereen staat voorop. De leefomgeving nodigt uit om te bewegen, elkaar te ontmoeten en te ontspannen. Daarbij horen een goede milieukwaliteit, robuuste natuur, klimaatbestendigheid en voor iedereen goede toegang tot wonen, werken en voorzieningen.

Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:

  • 1. Naar een ruimte voor klimaat adaptatie en energietransitie;
  • 2. Naar een duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Naar sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Naar een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied;

Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voorliggend bestemmingsplan kent geen belemmering als gevolg van de nationale belangen, zoals deze benoemd zijn in de Nationale Omgevingsvisie.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Wanneer een bestemmingsplan een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet in de toelichting tevens worden gemotiveerd waarom in die behoefte niet kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Deze zogenoemde 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen en schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor. De 'Ladder' is alleen van toepassing als er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als 'stedelijke ontwikkeling' te kunnen worden aangemerkt. Daarvan zal in beginsel geen sprake zijn indien het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt. Dit kan anders zijn indien het bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime in een vanuit ruimtelijk oogpunt ingrijpende nieuwe planologische functiewijziging voorziet.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Op grond van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2316) geldt dat de verplaatsing van een functie die al was toegestaan binnen hetzelfde gebied, waarbij het bebouwde oppervlak niet toeneemt, niet wordt aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

'stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan Zwembad Diekman

Het zwembad is een stedelijke voorziening. Met het plan wordt het huidige zwembad gesloopt en wordt er op hetzelfde terrein een zwembad teruggebouwd. Het terrein van het zwembad (inclusief buitenbad en ligweide) wordt met dit plan heringericht. Het bebouwde oppervlak neemt daarbij niet toe. Gesteld kan worden dat de bouw van het nieuwe zwembad ter vervanging van het bestaande zwembad niet wordt aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing.

2.1.4 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Voorliggend plan raakt geen nationale belangen. Het plan past binnen het beleid en de regels van het Rijk.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke Omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0004.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking, die voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Generieke beleidskeuzes

Het plan past binnen de generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel zoals gevat onder de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Het plan betreft een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling bestaat uit de nieuwbouw van een zwembad ter vervanging van een bestaand zwembad op hetzelfde terrein.

Voor het plangebied gelden geen gebiedsspecifieke beleidskeuzes (zoals Natuurnetwerk Nederland (NNN)).

Ontwikkelingsperspectieven

Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen stedelijke netwerken'. Binnen dit ontwikkelingsperspectief zorgen herstructurering en transformatie voor het vitaal en aantrekkelijk houden van het gebied, en het vergroten van de diversiteit aan milieus. Bij herstructurering is het anticiperen op klimaatverandering en het reserveren van ruimte voor groen en water van belang, evenals het leveren van een bijdrage aan de energietransitie (treffen duurzaamheidsmaatregelen).

Het plan sluit aan bij dit perspectief. Het bestaande zwembad is sterk verouderd en niet duurzaam. Met het plan wordt deze gesloopt en wordt het gehele terrein geherstructureerd. Met het plan wordt nieuw groen aangeplant. Daarnaast wordt voldaan aan de waterbergingsopgave. Dit is tevens vastgelegd in de planregels.

Er gelden geen 'bijzondere gebiedscondities' op basis van het provinciaal beleid.

Gebiedskenmerken

In het plangebied zijn de volgende gebiedskenmerken aangeduid binnen de diverse lagen:

Natuurlijke laag: Binnen deze laag geldt het kenmerk: 'Stuwwallen'. Kenmerk van stuwwallen zijn hoogteverschillen in het landschap. Binnen het plangebied zijn deze natuurlijke verschillen sinds lange tijd niet meer herkenbaar. Het zichtbaar en beleefbaar maken van bestaande (hoogte)verschillen is niet (meer) aan de orde.

Stedelijke laag: Binnen deze laag geldt het kenmerk 'Woonwijken 1955-nu'. Het perceel is echter nooit als woonwijk in gebruik geweest. Het terrein maakt onderdeel uit van sportpark Het Diekman. Dit is vanaf de jaren '60 langzaamaan gegroeid waarbij in de jaren '90 van de vorige eeuw het huidige zwembad is gebouwd. Er bevinden zich binnen het plangebied geen kenmerkende elementen die in stand gehouden moeten worden.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: niet van toepassing.

Laag van de beleving: niet van toepassing.

Het plan heeft geen relevante danwel negatieve invloed op de hiervoor genoemde gebiedskenmerken.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0005.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

2.3.5 Overig ruimtelijk relevant gemeentelijk beleid

Zwembadvisie Enschede

Het huidige aanbad aan zwembadwater in Enschede is kwantitatief gezien onvoldoende. Daarnaast zijn een aantal accommodaties in de gemeente verouderd. Om die reden heeft de gemeente Enschede in 2017 de Zwembadvisie Enschede opgesteld. In 2019 is de zwembadvisie bijgesteld.

Zwembaden vervullen een belangrijke maatschappelijke rol in Enschede als het gaat om het aanleren van het zwemmen en het werken aan een gezonde leefstijl (ambitie Sportnota). Demografische ontwikkelingen zorgen ervoor dat de vraag naar zwemwater verandert. Door toename van het aantal ouderen in de stad en meer preventieve zorg neemt ook het belang van de maatschappelijke rol van zwemmen in Enschede toe. Zwemmen is laagdrempelig, gezond en voor alle doelgroepen en leeftijden. De bestaande zwembaden zijn echter verouderd en sluiten niet meer aan bij de behoefte van onze inwoners. Om de noodzakelijke kwaliteitsimpuls te geven moeten er keuzes gemaakt worden voor een structureel gezonde toekomst voor het zwemmen in Enschede.

2.3.6 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Zwembadvisie Enschede

In de zwembadvisie zijn meerdere scenario's voor zwembaden binnen de gemeente Enschede in kaart gebracht. Hierin gaat het over diverse aspecten als het aantal accommodaties, locaties, aantal baden, type baden. De verschillende scenario's zijn kwalitatief en kwantitatief beoordeeld, inclusief een financiële doorrekening. Hieruit blijkt dat een belangrijke zwembadvoorziening op de locatie van sportpark Het Diekman de voorkeur heeft. De sloop van het huidige Aquadrome, het openhouden van het buitenbad en de bouw van een nieuw zwembad met twee baden is één van de scenario's uit de zwembadvisie die financieel haalbaar is en voldoet aan de kwalitatieve en kwantitatieve eisen.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal worden ingegaan op de huidige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied en op de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt kunnen worden getoetst.

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Plangebied en huidig gebruik

Het plangebied is gelegen op de zuidelijke hoek van de J.J. van Deinselaan en de Kuipersdijk. In de onderstaande afbeelding is de ligging van het huidige zwembad weergegeven. Ten westen van het plangebied/zwembad ligt de Kuipersdijk. Ten noorden van het plangebied ligt de J.J. van Deinselaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0006.png"

Vogelvluchtfoto van het huidige zwembad Aquadrome, bezien vanuit het zuiden

Op de voorgaande afbeelding is het huidige zwembad weergegeven met de omliggende functies. Het zwembad ligt in de noordwesthoek van sportpark Het Diekman met zowel binnen- als buitensport voorzieningen. Ten noorden en ten zuidwesten van het plangebied bevinden zich woningen. Ten westen/noordwesten van het plangebied bevinden zich maatschappelijke functies zoals de beoogde bouwlocatie van een moskee en een middelbare school.

Verkeersstructuur

De Kuipersdijk is een oude invalsweg vanuit het buitengebied richting centrum. De Kuipersdijk maakt deel uit van de oude radialen die de omgeving met het centrum van Enschede verbindt. Langs deze radialen ontstond geleidelijk bebouwing als een lint. Vervolgens werden de gebieden tussen deze linten bebouwd. De Kuipersdijk is gezien de ontstaansgeschiedenis cultuurhistorisch van belang, maar als verbinding tussen de zuid-wijken en de binnenstad heeft de Kuipersdijk ook een belangrijke verkeersfunctie. De J.J. van Deinselaan is een aftakking van de Kuipersdijk en ontsluit de buurt Varvik en het sportpark Diekman. Het zwembad wordt ontsloten via een inrit op de J.J. van Deinselaan. Het zwembad (rood omcirkeld) en de ontsluiting (rode pijl) zijn op de navolgende afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0007.png"

Verkeerssituatie plangebied

3.2 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Zoals hiervoor aangegeven is de Kuipersdijk een oude invalsweg vanuit het buitengebied richting centrum. De Kuipersdijk maakt deel uit van de oude radialen (invalswegen) die de omgeving met het centrum van Enschede verbindt. Langs deze radialen ontstond geleidelijk bebouwing als een lint. Inmiddels zijn de linten ingesloten in de stad (de gebieden tussen de linten werden bebouwd), maar als zodanig nog steeds goed herkenbaar. De Kuipersdijk is gezien de ontstaansgeschiedenis cultuurhistorisch van belang.

Sportpark Het Diekman is vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw ontstaan. In die jaren is een stadion gebouwd en een zwembad, een voorloper van het huidige Aquadrome. De locatie lag toen nog aan de rand van de stad van Enschede. Op de navolgende afbeelding is een kaart van 1965 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0008.png"

Kaart uit 1965 met een voorloper van het huidige Aquadrome

Monumenten en overige cultuurhistorische waardevolle elementen en structuren in het plangebied

In het plangebied bevinden zich geen monumenten en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidskaart opgenomen. Een groot deel van het plangebied kent een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. De cirkels op deze kaart kennen een hogere verwachtingswaarde voor bewoningsresten van de eerste erven van Enschede. Zie paragraaf 4.2 voor een verdere behandeling van het onderwerp archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0009.png"

Archeologische verwachtingskaart

Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" zijn diverse beschermwaardige bomen aanwezig. In de navolgende afbeelding is een uitsnede van de bomenkaart weergegeven. Het sportpark Het Diekman maakt onderdeel uit van een beschermwaardig boomgebied. Hoe met bomen wordt omgegaan is opgenomen in paragraaf 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0010.png"

Kaart met de beschermwaardige bomen

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Stedenbouwkundig plan

Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven volgt het ontwerp van het zwembad uit een zwembadvisie en een haalbaarheidsonderzoek naar diverse varianten en scenario's. Gekozen is voor een nieuw binnenbad met een 25 meter wedstrijdbad met 8 banen en een 25 meter instructiebad met 5 banen. In de navolgende afbeelding is het stedenbouwkundig plan weergegeven. Middels een dunne zwarte lijn is aan de noordzijde de contour van het bestaande (te slopen) zwembad nog zichtbaar

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0011.png"

Stedenbouwkundig plan (bron: Groenland B.V.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0012.png"

Aanzicht nieuwe zwembad. Op de voorgrond het bestaande te behouden buitenbad (bron: Reitsema & Partners)

Het nieuwe binnenzwembad wordt ten zuiden van het bestaande binnenzwembad gerealiseerd. Daarmee komt het gebouw evenwijdig aan het buitenbad te liggen. Het binnenbad en het buitenbad met de ligweide zijn daarmee functioneel beter met elkaar verbonden. Door de nieuwe locatie van het zwembad op het terrein wordt ook de ligweide gedeeltelijk verplaatst. De ligweide wordt verplaatst naar het noorden waar ook nieuwe bomen worden aangeplant. De bestaande groen- en grondwal langs de Kuipersdijk wordt verder doorgetrokken zodat het buitenbad en de ligweide aan het zicht worden onttrokken vanaf de openbare wegen. Langs de J.J. van Deinselaan wordt een wadi aangelegd voor de opvang en het langzaam infiltreren van water.

Zoals op de vorige afbeelding is te zien bestaat het gebouw uit een rechthoekig gebouw met veel glas. Het gebouw heeft een plat dak en een hoogte van circa 8 meter. De zwembaden bevinden zich aan de zijde van het buitenbad. Aan de zijde van de entree bevinden zich de overige functies, waaronder de kleedhokjes en de kantine.

Verkeer en parkeren

Het nieuwe zwembad heeft een kleinere oppervlakte aan zwemwater dan het bestaande zwembad. De verwachting is dat in de nieuwe situatie het aantal bezoekers gelijk blijft. De verkeerssituatie verandert niet ten opzichte van de huidige situatie. De huidige inrit aan de J.J. van Deinselaan met de bestaande parkeerplaatsen blijven gehandhaafd. De entree van het zwembad ligt nagenoeg op dezelfde plek als in de huidige situatie aan de oostzijde van het bestaande gebouw.

Met het nieuwe gebouw komt een klein deel van de bestaande fietsenstalling te vervallen. Echter is er momenteel een grote overcapaciteit aan fietsparkeren aanwezig. Mocht het in de toekomst toch nodig blijken om extra fietsenstalling te realiseren, dan is hier voldoende ruimte voor aanwezig op eigen terrein.

4.2 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Monumenten en overige cultuurhistorische waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 zijn in het plangebied geen monumenten en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

Archeologie

Zoals in paragraaf 3.2 aangegeven kent het plangebied gedeeltelijk een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en gedeeltelijk een hoge archeologische verwachtingswaarde. Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid heeft het plangebied de aanduidingen 'onderzoeksgebied A' en 'onderzoeksgebied B'. In paragraaf 3.2 is een uitsnede van de beleidskaart opgenomen. Deze aanduidingen zijn in het geldende bestemmingsplan 'Hogeland zuid, Varvik en Diekman' overgenomen.

Voor onderzoeksgebied B geldt dat bij een bodemverstoring van meer dan 2.500 m2 én dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld een archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. Voor onderzoeksgebied A geldt dat bij een bodemverstoring van meer dan 250 m2 én dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld een archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. Dat laatste is hier het geval.

Laagland Archeologie heeft ter plaatse van het plangebied een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 2 bij de toelichting gevoegd. In dit kader zijn verspreid binnen het plangebied een aantal verkennende boringen gezet. Hieruit blijkt dat de bodem overal is verstoord. De kans dat het gebied nog archeologische resten met een intacte archeologische context bevat wordt daarom laag geacht. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is geen vervolgonderzoek nodig en wordt het plangebied vrijgegeven voor het aspect archeologie. In voorliggend bestemmingsplan is dan ook geen aanduiding meer opgenomen ter bescherming van archeologische waarden.

Beschermwaardige bomen

Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 maakt het plangebied op de bomenkaart onderdeel uit van een beschermwaardig boomgebied. De bescherming van bomen is geregeld in de Verordening kwaliteit leefomgeving (Vkl). Op het bij de Vkl behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, voor het vellen waarvan in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de Vkl is vereist.

Door de verplaatsing van het zwembad zal één grote boom worden gekapt. Dit wordt gecompenseerd met een groot aantal bomen en struiken op het terrein. Deze worden geplant ter plekke van het te slopen zwembad en de groenwal langs de Kuipersdijk en de J.J. van Deinselaan. De groene uitstraling van het plangebied wordt daarmee verder versterkt.

4.3 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" geldt de welstandsidentiteit 'Buitenplaatsen en landgoederen'.

Binnen de welstandsidentiteit 'Buitenplaatsen en landgoederen' is het van belang dat bebouwing en de omgeving een eenheid vormen waarbij hoofdgebouwen een hoge esthetische kwaliteit dienen te bevatten. De Welstandsnota wordt niet aangepast in het kader van dit bestemmingsplan. Het bouwplan zal bij de beoordeling van de omgevingsvergunning worden getoetst aan de Welstandsnota.

4.4 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Voor 2015 werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was toen nog geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.4.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.4.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, dan wel aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Het huidige zwembad is een grootverbruiker van gas. Daarnaast is het huidige zwembad ook aangesloten op de stadsverwarming. Het nieuwe zwembad wordt afgekoppeld van het gas en de stadsverwarming. Met UV panelen, zonnecollectoren en warmtepompen wordt het nieuwe zwembad geheel elektrisch en voorziet het zelf in de benodigde energie.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden (bij overstroming), het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • 1. het plan of besluit maakt geen activiteiten mogelijk die in het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
  • 2. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 3. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of er mogelijk aanzienlijke milieugevolgen optreden. Zo ja, dan is alsnog het uitvoeren van een m.e.r. verplicht;
  • 4. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet nagaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Zo ja, dan moet er alsnog een volledige m.e.r.-(beoordelings)procedure worden doorlopen.

Toetsing bestemmingsplan "Zwembad Diekman " aan het Besluit m.e.r.

Het bestemmingsplan "Zwembad Diekman' heeft tot doel om een nieuw zwembad te bouwen ter vervanging van een bestaand zwembad op hetzelfde perceel binnen de stad. Deze beoogde ontwikkeling is geen activiteit / project als genoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. waarvoor een m.e.r. of m.e.r. beoordeling dient te worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en voorzieningen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bedrijfsactiviteiten en voorzieningen in het plangebied van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" aanwezig zijn, die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat op woningen of andere gevoelige functies in de omgeving. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van het zwembad op de omgeving. De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Daarnaast dient gekeken te worden of er bedrijfsactiviteiten en voorzieningen in de omgeving zijn die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat van functies binnen het plangebied (interne werking).

Uitgangspunt

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde afstandseisen. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Deze afwijkingen moeten wel worden benoemd en gemotiveerd.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. Door een grote variatie aan functies in en rondom het plangebied kan het plangebied worden omschreven als 'gemengd gebied'.

Milieuhinder van bestaande bedrijfsactiviteiten rondom het plangebied op het plangebied

Hierbij gaat het om de vraag of de functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Met het plan worden geen woningen of andere milieugevoelige functies in het plangebied mogelijk gemaakt. Het zwembad betreft geen milieugevoelig object. De interne werking vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

Milieuhinder van bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied voor woningen in en rondom het plangebied

Aan de J.J. van Deinselaan en de Kuipersdijk bevinden zich een aantal woningen. Beide rijen met woningen liggen tegenover het huidige en toekomstige zwembadterrein aan de overzijde van de weg.

Het plangebied beschikt momenteel over de bestemming 'Sport' waarbinnen sportvoorzieningen zijn toegestaan binnen milieucategorieën 1 en 2. Met het nieuwe bestemmingsplan blijft dit hetzelfde. Voor voorzieningen met milieucategorie 2 geldt in 'gemengd gebied' een richtafstand van 10 meter tot milieugevoelige functies. In de omgeving bevinden zich geen milieugevoelige functies binnen deze richtafstand.

Momenteel is ter plekke een overdekt zwembad en een openlucht zwembad aanwezig binnen de bestemming 'Sport'. Met het plan wordt het terrein binnen de sportbestemming anders ingericht waardoor de functieaanduidingen voor het overdekte en openlucht zwembad verschuiven.

Voor overdekte zwembaden geldt op grond van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' milieucategorie 3.1. Hierbij gelden in 'gemengd gebied' de volgende richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten:

  • Geur: 0 meter
  • Stof: 0 meter
  • Geluid: 30 meter
  • Gevaar: 0 meter

De afstand van het nieuwe overdekte zwembad tot aan de dichtstbijzijnde woning aan de J.J. van Deinselaan bedraagt circa 85 meter. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning aan de Kuipersdijk bedraagt circa 83 meter. Daarmee wordt ruimschoots aan de richtafstand voldaan.

Voor een openlucht zwembad geldt op grond van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' milieucategorie 4.1. Hierbij gelden in 'gemengd gebied' de volgende richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten:

  • Geur: 10 meter
  • Stof: 0 meter
  • Geluid: 100 meter
  • Gevaar: 0 meter

De afstand van het openlucht zwembad tot aan de dichtstbijzijnde woning aan de J.J. van Deinselaan bedraagt circa 37 meter. De afstand van het openlucht zwembad tot aan de dichtstbijzijnde woning aan de Kuipersdijk bedraagt circa 35 meter. Daarmee wordt niet voldaan aan de richtafstanden van de VNG voor het aspect geluid. Het betreft hier de afstanden van omliggende woningen tot de bijbehorende ligweide. De grootste geluidsbron van een openlucht zwembad zijn de baden zelf. De baden liggen op een afstand van 70 meter tot aan de dichtstbijzijnde woning aan de Kuipersdijk en circa 100 meter tot aan de dichtstbijzijnde woning aan de J.J. van Deinselaan. Omdat de omliggende woningen voor wat betreft het aspect geluid gelegen zijn binnen de richtafstand van het openlucht zwembad, is specifiek akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 5.1.4). Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat ter plaatse van de omliggende woningen na realisatie van de ontwikkeling een akoestisch verantwoord woon- en leefklimaat gewaarborgd blijft.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Algemeen

De nadruk op het bodembeleid in Nederland ligt op de mogelijkheden die de bodem en ondergrond biedt om een locatie te gebruiken. Daaronder vallen ook eventuele bodemverontreinigingen. Drie aspecten om te komen tot een veilig en gezond gebruik van de bodem en ondergrond staan daarbij centraal:

  • 1. Het voorkomen van een nieuwe bodemverontreiniging of aantasting van de bodem en ondergrond.
  • 2. Het beheren en/of functiegericht saneren van een bodemverontreiniging bij het wijzigen of toekennen van een functie.
  • 3. Het beheren van overige bodemverontreinigingen. Dit geldt met name voor locaties waar de functie en/of bestemming niet wijzigt, maar waar door vroegere activiteiten een bodemverontreiniging is ontstaan.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem speelt een rol om vast te stellen of een bestemmingsplanwijziging uitvoerbaar is. Dit is geregeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De Wet bodembescherming kan hierop eveneens van toepassing zijn. Bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.

Uitgevoerde bodemonderzoeken

Het volgende bodemonderzoek is uitgevoerd:

  • MOS Milieu B.V., 5 mei 2022, verkennend en aanvullend bodemonderzoek J.J. van Deinselaan 2 te Enschede, kenmerk R21032631-02. Dit onderzoek is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.

Het onderzoek beschrijft de bodemkwaliteit ter plaatse van een drietal deelgebieden:

  • 1. Toekomstig binnenzwembad;
  • 2. Toekomstige ligweide;
  • 3. Een bodemverontreiniging met zware metalen (Tauw, januari 2022).

  • 1. Toekomstig zwembad

Ter plaatse van het toekomstig zwembad blijkt dat de grond voldoet aan de landelijke achtergrondwaarde. Dit geldt voor zowel de bovenste halve meter als daaronder. De bodem is tot drie meter minus maaiveld onderzocht. De boringen naar de diepte zijn geplaatst ter plaatse van het huidige zwembad. Daar waar grond vrijkomt.

  • 2. Toekomstige ligweide

De toekomstige ligweide bestaat uit een gebied dat nu al als ligweide gebruikt wordt en een gebied dat in gebruik is als openbaar groen. Het deel waar nu nog het huidige zwembad staat is omwille van de aanwezigheid van het zwembad niet onderzocht.

Ter plaatse van de huidige ligweide voldoet de grond aan de landelijke achtergrondwaarde. Ter plaatse van het openbaar groen zijn enkele licht verhoogde gehalten boven de achtergrondwaarde aangetoond. Het gaat hier om de stoffen PCB, PAK en cadmium. Deze stoffen leveren bij de aangetoonde concentraties geen risico's op bij het gebruik als ligweide.

  • 3. Bodemverontreiniging met zware metalen (Tauw, januari 2022)

Deze bodemverontreiniging is aangetoond op een diepte van een halve meter minus maaiveld en één meter minus maaiveld. Uit het aanvullende onderzoek is gebleken dat de verontreiniging zich volledig onder de toekomstige grondwal bevindt. Een grondwal wordt aangelegd om het zicht van de openbare weg op de ligweide te onttrekken. De grondwal kan zonder aangelegd worden bovenop deze verontreiniging. Daarvoor zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. Aanvullende maatregelen zijn alleen noodzakelijk als men gaat graven in verontreinigde grond.

Conclusie bodemkwaliteit

De grond op de locatie van het zwembad is geschikt voor de voorgenomen herinrichting van de locatie (bouw nieuw zwembad, wijziging ligweide). Wel is het advies om voorafgaande aan de uitvoering een grondstromenplan op te stellen dat als basis dient om vrijkomende grond op de juiste en meest gewenste plaats op de locatie opnieuw te gebruiken. Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wet geluidhinder genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.

Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen en geen nieuwe wegen of spoorwegen mogelijk gemaakt. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden. Daarmee is de Wet geluidhinder op het plan niet van toepassing. Ook is luchtvaart voor het plan niet relevant.

De in de omgeving gelegen woningen liggen binnen de invloedssfeer van het geluid van het zwembad. Ondanks dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening hier aandacht aan te worden besteed.


Toetsingskader

Op het zwembad is het Activiteitenbesluit van toepassing. In artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn geluidsnormen opgenomen. Op grond van het Activiteitenbesluit blijven bij de beoordeling van het geluid van het zwembad het stemgeluid van bezoekers van het buitenbad en de maximale geluidsniveaus vanwege laden en lossen tussen 07.00 tot 19.00 uur buiten beschouwing. Bij een beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten deze echter wel worden meegenomen.

In aanvulling hierop is van belang dat de gemeente Enschede gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om geluidbeleid vast te stellen. Dit beleid is opgenomen in de Geluidnota Enschede. Bij besluit van 3 april 2018 is door Burgemeester en Wethouders een (gedeeltelijke) herziening van de Geluidnota vastgesteld.

In de Geluidnota zijn voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau per gebiedstype de toegestane geluidsniveaus (richt- en grenswaarden) vastgesteld. Volgens de bij de Geluidnota behorende gebiedstypenkaart is voor de woningen aan de J.J. van Deinselaan en de Kuipersdijk het gebiedstype "Verkeersinfrastructuur" bepalend voor de richt- en grenswaarden. In de onderstaande tabel zijn de voor het zwembad geldende richt- en grenswaarden opgenomen.

  Dagperiode
(07.00 uur - 19.00 uur)
 
Avondperiode
(19.00 uur - 23.00 uur)  
Nachtperiode
(23.00 - 07.00 uur)  
Richtwaarde
 
50 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  
Grenswaarde
 
55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  


Van de richtwaarde kan volgens de Geluidnota gemotiveerd worden afgeweken tot de grenswaarde. De richt- en grenswaarden uit de Geluidnota vormen het beoordelingskader bij beoordeling van geluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

In de Geluidnota zijn geen normen voor het maximale geluidsniveau opgenomen. Voor de beoordeling van het maximale geluidsniveau wordt aangesloten bij de in het Activiteitenbesluit opgenomen grenswaarde van 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode.

Voor de beoordeling van het geluid van verkeer van en naar de inrichting wordt aangesloten bij de circulaire "Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer (29 februari 1996)"

Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die woningen in de omgeving van het zwembad zullen ondervinden is door Deerns een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Beoordeling akoestiek Zwembad 'Sportaal' te Enschede; rapportnummer 21.027.01; versie 7.0; d.d. 2 juni 2022". Het rapport is als Bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd.

In het akoestisch onderzoek is ervan uitgegaan dat rond het buitenbad een aarden wal aanwezig is. De aarden wal waarmee rekening is gehouden is 1 meter hoger dan in eerste instantie door de architect is aangegeven. De aarden wal zal in het ontwerp 1 meter worden opgehoogd.

In het Activiteitenbesluit is bepaald dat het stemgeluid van bezoekers van het buitenbad en de maximale geluidsniveaus vanwege laden en lossen tussen 07.00 tot 19.00 uur buiten beschouwing blijven. Echter bij de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen deze geluiden wel te worden meegenomen. In het onderzoek is zowel de situatie met als zonder stemgeluid en laden/lossen onderzocht. In het kader van dit bestemmingsplan is uitsluitend de situatie met stemgeluid en laden/lossen relevant.

Onderzoeksresultaten

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het zwembad het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de dichtstbijzijnde woningen aan de J.J. van Deinselaan en Kuipersdijk ten hoogste 54 dB(A) in de dagperiode, 38 dB(A) in de avondperiode en 35 dB(A) in de nachtperiode bedraagt. Daarmee wordt in de dagperiode de richtwaarde met 4 dB(A) (overschreden. Wel wordt in de dagperiode voldaan aan de grenswaarde. In de avond- en nachtperiode wordt ruimschoots voldaan aan de richtwaarde.

De overschrijding van de richtwaarde in de dagperiode vindt plaats op de zolderverdieping van woningen aan de Kuipersdijk. Voor de beoordeling van geluidsniveaus geldt dat deze beoordeeld moeten worden op de plaats en de hoogte waar hinder wordt of kan worden ondervonden. Als regel (voor de standaard eengezinswoning) betekent dat, dat in de dagperiode een beoordelingshoogte kan worden aangehouden van 1,5 meter boven maaiveld, aangezien de buitenruimten en de woonkamers dan voornamelijk de te beschermen ruimten zijn. In de avond- en nachtperiode kan dat een hoogte van 5 meter zijn, ter bescherming van slaapruimten. De woningen aan de Kuipersdijk zijn standaard eengezinswoningen. Bij beoordeling op 1,5 meter hoogte bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 50 dB(A) in de dagperiode. Daarmee wordt in de dagperiode op de woningen aan de Kuipersdijk op begane grondniveau aan de richtwaarde voldaan.

De woningen aan de J.J. van Deinselaan zijn gestapelde woningen. Daar moet op iedere beoordelingshoogte getoetst worden. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de hoogste geluidsbelasting wordt ondervonden op de bovenste etage. In de dagperiode bedraagt de geluidsbelasting op de woningen aan de J.J. van Deinselaan ten hoogste 50 dB(A). Daarmee wordt op de woningen aan de J.J. van Deinselaan aan de richtwaarde voldaan.

In de dagperiode wordt de geluidsbelasting bepaald door het stemgeluid van bezoekers van het buitenbad. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Kuipersdijk en J.J. van Deinselaan de geluidsbelasting op de woningen varieert van 60-63 dB in de dagperiode. In de dagperiode ligt op alle beoordelingshoogten de geluidsbelasting vanwege wegverkeer ten minste 8 dB hoger dan de geluidsbelasting vanwege het zwembad. Het geluid van het zwembad zal daarmee grotendeels gemaskeerd worden door het geluid vanwege het wegverkeer.

Op de dichtstbijzijnde woningen aan de J.J. van Deinselaan en Kuipersdijk bedraagt het maximale geluidsniveau ten hoogste 70 dB(A) in de dagperiode. Daarmee wordt voldaan aan de waarde van 70 dB(A) uit het Activiteitenbesluit. In de avond- en nachtperiode worden geen relevante maximale geluidsniveaus veroorzaakt.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het verkeer van en naar de inrichting de geluidsbelasting op alle beoordelingspunten lager is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Circulaire voor beoordeling van geluid vanwege verkeer van en naar de inrichting. Het verkeer van en naar de inrichting vormt derhalve geen belemmering voor dit plan.

Conclusie geluid

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat vanwege het zwembad bij woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om het woon- en leefklimaat te borgen moet rond het buitenbad een aardenwal worden aangelegd met tenminste het afschermende effect waarmee in het akoestisch onderzoek rekening is gehouden.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Zwembad Diekman

Het bestemmingsplan Zwembad Diekman ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat het bestaande zwembad wordt gesloopt en op andere plek op het perceel kan worden teruggebouwd. Het betreft slechts een andere indeling van het bestaande plangebied met dezelfde functie waarbij het zwemoppervlak kleiner wordt. De nieuwe functie gebruikt geen gas maar verbruikt alleen elektriciteit. Verwacht wordt dat het aantal bezoekers / verkeersbewegingen gelijk blijft (en mogelijk iets daalt). Op voorhand kan daarmee worden gesteld dat het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is geen nader onderzoek nodig.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2020 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2019, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Ten behoeve van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" is door Tritium het rapport "Quickscan Externe Veiligheid t.b.v. zwembad aan de J.J. van Deinselaan 2", kenmerk 2201/162/CW-01, d.d. 29 maart 2021 opgesteld. Het rapport is als Bijlage 5 bij de toelichting gevoegd.. De bevindingen uit het rapport worden hieronder per aspect meegenomen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is. Ten zuiden van het plangebied is, zoals ook in het rapport van Tritium is aangegeven, een LPG tankstation gelegen. De PR-contour en het invloedsgebied reiken niet tot over het plangebied. Het Bevi vormt daarmee geen belemmering voor dit plan en bovendien wordt de vestiging van risicovolle inrichtingen in dit bestemmingsplan expliciet uitgesloten.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" zijn geen buisleidingen gelegen waarop het Bevb van toepassing is.

Ten zuiden van het plangebied en parallel aan de A35 zijn, zoals ook in de rapport van Tritium is aangegeven, 6 buisleidingen gelegen waarop het Bevb van toepassing is. De leidingen, A-646, K-583 N-528-50, N-528-57 van de Gasunie, 1 leiding van Enexis en 1 leiding van Nuon. Ter hoogte van het plangebied wordt geen plaatsgebondenrisico-contour 10-6 berekend. Het plangebied is niet gelegen binnen de 100%- of 1%-letaliteitszone van de buisleidingen. Het groepsrisico hoeft daarom niet te worden berekend. De leidingen vormen nu en na realisatie van het plan, overeenkomstig het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede, geen belemmering.

Geconcludeerd kan worden dat het Bevb geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is de Wet Basisnet het wettelijk kader. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Ten zuiden van het plangebied "Zwembad Diekman" is, zoals ook in de rapportage van Tritium is opgenomen, de Rijksweg A35 gelegen. De weg is in het Basisnet Weg aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. De weg kent, zie onderstaande tabel, geen plaatsgebonden risicocontour en het plasbrandaandachtsgebied reikt niet over het plangebied. Ook ligt het plangebied buiten de 200 meter zone van het Basisnet weg. Voor wat betreft het groepsrisico vinden binnen het invloedsgebied geen bestemmingswijzigingen plaats die een verandering in het aantal aanwezigen voorziet. Het Basisnet Weg vormt dan ook, overeenkomstig het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede, geen belemmering voor dit plan.

In de rapportage van Tritium wordt geadviseerd het binnenbad lucht- en lekdicht uit te voeren. Gezien het risico en de afstand tot het plangebied wordt dit advies niet overgenomen. Het uit kunnen schakelen van de ventilatievoorzieningen is bij Bouwbesluit verplicht en hoeft niet als aparte verplichting in dit plan worden opgenomen. Wel wordt het advies van de Brandweer Twente overgenomen ten aanzien van vluchtroutes, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00249-0003_0013.png"
Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water. Een nadere toetsing aan het Basisnet Water kan daarmee achterwege blijven.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor. Een nadere toetsing aan het Basisnet Spoor kan daarmee achterwege blijven.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor het advies ten aanzien van vluchtroutes, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid wordt het advies van de Brandweer Twente overgenomen.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater en afwatering

  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de oppervlakte van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in voorzieningen voor het bergen en/of in de bodem infiltreren van hemelwater afkomstig van bebouwing, bij beperkte infiltratiemogelijkheden in combinatie met drainage.
  • b. De minimum bergingsopgave hemelwater als bedoeld onder a bedraagt 0,055 m (55 mm). Voor de berekening wordt het grondoppervlak van de te realiseren bebouwing vermenigvuldigd met het aantal meters bergingsopgave, zodat het aantal kubieke meters berging ontstaat ( .. m2 x 0,055 m = .. m3)
  • c. De onder a bedoelde berging of infiltratie van hemelwater dient het (teveel aan) water af te wateren op een voorziening voor de ontvangst van hemelwater in het openbaar toegankelijk gebied;
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b indien berging of infiltratie van hemelwater op eigen terrein redelijkerwijs niet op doelmatige wijze mogelijk is.
  • e. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken en/of activiteiten te ondernemen die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden.
  • f. Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend hemelwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviezen:
    • 1. het vloerpeil minimaal 0,30 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
    • 2. het perceel vlak of van het pand af laten lopen, bijvoorbeeld richting de weg;
    • 3. de maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.


Afvalwater

  • a. Het ontstaan van afvalwater wordt zoveel mogelijk beperkt door In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) het afvalwater gescheiden van het hemelwater aan te bieden en af te voeren.
  • b. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.
  • c. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.

Grondwater en ontwatering

  • a. In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel.
  • b. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de navolgende ontwateringshoogtes aan te houden:
    • 1. Primaire wegen en bouwwerken met kruipruimten: 0,7 m
    • 2. Overige wegen, bouwwerken zonder kruipruimten en groen: 0,5 m
  • c. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.
  • d. Uitgangspunt bij ontwikkelingen is geen toename van de afvoer van grondwater, dus ook geen grondwater afvoeren naar de riolering. Grondwaterstandspieken aftoppen en afvoeren via een schoonwatersysteem is wel toegestaan.

Oppervlaktewater

  • a. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen blijft bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd.
  • b. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend.
  • c. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken.
  • d. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.
5.2.1 Water gerelateerd beleid

Watervisie Enschede

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners aanpakken van knelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om
  • bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en - kwantiteit in Enschede.

Water- en klimaatadaptatieplan gemeente Enschede 2022-2026

De gemeenteraad heeft 25 oktober 2021 unaniem het Water- en Klimaatadaptatieplan 2022-2026 aangenomen. Dit beleidsplan beschrijft hoe Enschede toewerkt naar een waterrobuuste, klimaatbestendige en biodiverse gemeente in 2050. Enschede wordt nog 'groener' en 'blauwer' om goed voorbereid te zijn op een nattere, hetere en drogere toekomst. Water de ruimte geven en stenen vervangen door planten en bomen gaan wateroverlast, hittestress en verdroging tegen. Zo werkt Enschede verder aan een aantrekkelijke 'duurzame en groene stad' waar mensen graag wonen, leven en werken! Nu en in de toekomst. In het plan zijn nieuwe waterbergingsnormen opgenomen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Zwembad Diekman

Realisatie verhard oppervlak

Op het terrein wordt een nieuwe zwembad gerealiseerd met rondom verharding. In totaal wordt aan dakoppervlak en open verharding 5.009 m2 verhard oppervlak gerealiseerd. Dit leidt bij een bergingsopgave van 55 mm tot een waterberging voor hemelwater van minimaal 275 m3.

Hemelwaterafvoer

Uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat op basis van de bodemopbouw infiltratie mogelijk is. Vanwege de hogere grondwaterstanden in een deel van het jaar zal infiltratie moeten plaatsvinden op ten hoogste 70 cm onder maaiveld. In de nieuwe inrichting van het gebied is een wadi opgenomen voor het bergen van een deel van het hemelwater van het dak en (terrein)verhardingen. Onder de wadi worden waterbergende steenwolelementen aangebracht voor het resterende deel van de benodigde berging. Lediging van wadi en steenwolelementen vindt plaats via infiltratie in de bodem en/of via de drainage onder de wadi. Ten zuiden van, en zo mogelijk in, het gebied wordt oppervlaktewater gemaakt waarop de afvoer van de drainage en de overstort van de steenwolelementen kan aansluiten.

Door de helling in het terrein ligt de oostkant van het gebied hoger dan de westzijde. Het vloerpeil van het zwembad 30 cm hoger leggen dan de verharding aan de oostzijde, in verband met water dat vanuit het oosten richting het zwembadgebouw loopt, lukt niet omdat er dan geen goede aansluiting wordt verkregen met het bestaande buitenbad dat aan de westzijde aan het nieuwe gebouw grenst. Daarom wordt geadviseerd een greppel tussen de fietsenstalling (aan de oostzijde) en het gebouw te realiseren die afvoert in zuidelijke richting. Daarmee wordt voorkomen dat water tegen het gebouw blijft staan en mogelijk tot wateroverlast leidt.

Afvalwaterafvoer

Onder het toekomstige zwembad bevindt zich een (gemengd) riool dat verwijderd moet worden. Het is echter niet bekend wat er op dit riool is aangesloten. Daardoor is ook niet aan te geven of dit riool vervangen moet worden. Dit zal nader onderzocht worden.

Oppervlaktewater

In het kader van de herontwikkeling van het sportpark ten zuiden van het zwembad wordt een greppel of watergang aangelegd. Dit moet nog verder worden uitgewerkt waarbij moet blijken of het een watervoerende watergang wordt of een (droogvallende) greppel. Op deze watergang/greppel mag de overloop van de wadi en steenwolelementen aangesloten worden. De nieuwe watergang/greppel wordt verbonden met de bestaande watergang langs de Kuipersdijk ter hoogte van de Tiemeister.

Grondwater, ontwatering en afwatering

De locatie ligt, door toedoen van de ligging van de stuwwal, hellend van oost naar west. Ten zuiden van het zwembad liggen enkele sportvelden die lager liggen ten opzichte van het plangebied en de Kuipersdijk. Het plangebied ligt aan de noordoostkant op ca. NAP + 41,30 m en aan de zuidkant op NAP + 40,70 m. Rondom de buitenzwembaden en ligweiden aan de zuidzijde van het plangebied liggen grondwallen.

De bovenste twee meter van de bodem bestaat uit matig fijn zand, met daaronder een leemlaag van minstens één meter. De doorlatendheid van de bovengrond wordt ingeschat op 5,00 m/dag. Het grondwater bevindt zich in de winterperiode op circa 1,10 m onder maaiveld (RHG) en in de zomerperiode op ongeveer 2,50 m onder maaiveld (RLG).

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Zwembad Diekman

Het plangebied ligt aan de zuidoostzijde van Enschede. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Aamsveen en ligt op ca. 3,6 km ten zuidoosten van het plangebied. De voor dit gebied aangewezen habitattypen en habitats van soorten zijn voor een deel gevoelig tot zeer gevoelig voor verzuring en vermesting als gevolg van stikstofdepositie. Andere Natura 2000 gebieden in de omgeving zijn gelegen op meer dan 5 kilometer afstand van het plangebied.

Andere mogelijke verstoringsfactoren dan stikstofdepositie

Eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden als gevolg van andere mogelijke verstoringsfactoren dan stikstofdepositie kunnen op voorhand worden uitgesloten. Verstoringsfactoren als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten kunnen alleen aan de orde zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in of in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Voor andere verstoringsfactoren dan stikstofdepositie kan een nadere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming achterwege blijven.

Stikstofdepositie

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is door Eelerwoude een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek is de stikstofdepositie tijdens de aanlegfase en de gebruiksfase bepaald. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Stikstofberekening Zwembad; projectnummer 202887; d.d. 22 augustus 2022". Het rapport is als Bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat zowel tijdens de aanlegfase als de gebruiksfase de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden niet hoger zal zijn dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van stikstofdepositie met een significant negatief effect op Natura 2000-gebieden.

Conclusie Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of anderszins functioneel leefgebied van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Zwembad Diekman

In het kader van de beoogde realisatie van woningbouw op de locatie van het zwembad is in 2022 door De Slijpkruik Ecologie B.V. een ecologische quickscan (Bijlage 7) uitgevoerd.

Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied een potentieel geschikte verblijfplaats is voor vleermuizen. Om dit vast te kunnen stellen is er nader onderzoek nodig naar gebouwbewonende vleermuissoorten met de focus op gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en laatvlieger.

Ingrepen aan de groenstructuren in het noordwestelijk deel van het plangebied kunnen leiden tot aantasting van leefgebied van steenmarter, wezel en egel. Om vast te stellen of het terrein een belangrijke functie heeft voor egel, steenmarter en wezel is aanvullend onderzoek noodzakelijk.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op basis van de conclusies uit de ecologische quickscan is er nader soortgericht onderzoek noodzakelijk naar de aanwezigheid van verblijfsplaatsen van de vleermuis, egel, steenmarter en wezel. Dit onderzoek is wordt momenteel uitgevoerd. Op basis van de voorlopige resultaten kan met voldoende aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de voorgenomen herontwikkeling van de locatie kan worden uitgevoerd zonder verbodsbepalingen uit hoofdstuk 2 (gebiedsbescherming) en hoofdstuk 3 (beschermde planten- en diersoorten) van de Wet natuurbescherming te overtreden.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het NNN en het plangebied “Zwembad Diekman

Het plangebied van het bestemmingsplan “Zwembad Diekman” is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN zijn op ca. 1,4 kilometer ten zuidoosten van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande is het zeker dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" is te typeren als een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Zwembad Diekman" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Zwembad Diekman ”. In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden gelegen binnen het bestemmingsplan Zwembad Diekman bevat de hieronder toegelichte bestemming en functieaanduidingen.

6.3.1 Bestemmingen

Sport (artikel 3)

Aan het hele terrein is de bestemming 'Sport' toegekend. Binnen de bestemming "Sport" zijn sportvoorzieningen toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Sport van de Lijst van bedrijfstypen in de bijlagen bij de planregels. Sportvoorzieningen die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Daar waar op de verbeelding een functieaanduiding is opgenomen voor een openlucht en/of overdekte zwembad zijn specifiek deze voorzieningen toegestaan.

6.3.2 Overige aanduidingen en figuren

Binnen de in het plan voorkomende bestemmingen en dubbelbestemmingen kunnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geregeld door het gebruik van functieaanduidingen, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.

Bouwvlak:

Het bouwvlak is het gebied binnen de grenzen waarvan de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bebouwing overwegend gerealiseerd dient te worden.

Functieaanduidingen:

Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een gedeelte van een bestemming nader in te kaderen. Zo kan met een functieaanduiding worden aangegeven dat ter plaatse een bepaalde, met name genoemde, functie is toegestaan. In het bestemmingsplan Zwembad Diekman zijn de volgende functieaanduidingen opgenomen:

  • specifieke vorm van sport - openlucht zwembad;
  • specifieke vorm van sport - overdekt zwembad.

Maatvoeringsaanduidingen:

Maatvoeringsaanduidingen zijn alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen (goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, inhoud, breedte), percentages (bebouwd oppervlak, gebruiksoppervlak) en dakhellingshoeken van gebouwen. In het onderhavig bestemmingsplan is de maximale bouwhoogte van bebouwing als maatvoering opgenomen.

6.3.3 Algemene regels

anti-dubbeltelregel (artikel 4)

De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

algemene bouwregels (artikel 5)

In de algemene bouwregels zijn de bouwregels opgenomen voor het onderkelderen van gebouwen en terreinen en voor het bouwen van nutsvoorzieningen. Daarnaast kunnen in de algemene bouwregels ook bouwregels zijn opgenomen voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, bebouwing buiten het bouwvlak en overige bouwwerken met de daarbij behorende afwijkingsregels. Deze algemene bouwregels zijn alleen van toepassing voor zover dat in de bouwregels van een bestemming expliciet is bepaald.

algemene gebruiksregels (artikel 6)

In de algemene gebruiksregels zijn naast een algemeen gebruiksverbod ook enkele op specifieke situaties gerichte gebruiksregels opgenomen.

In het algemeen gebruiksverbod is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het van het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.

De op specifieke situaties gerichte gebruiksregels hebben betrekking op het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis in combinatie met wonen, het verbod op de verkoop, vervaardiging, verwerking en opslag van vuurwerk, het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidzoneringsplichtige inrichting en het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken als risicovolle inrichting.

algemene afwijkingsregels (artikel 7)

In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels

algemene procedureregels (artikel 8)

De algemene procedureregels bevat het afwegingskader voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden.

6.3.4 Overige regels

In het hoofdstuk 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan.

Parkeren en laden en lossen (artikel 9.1)

Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren, van zowel auto's en fietsen als parkeervoorzieningen voor mindervaliden. Dit artikel bevat ook de regels voor het op eigen terrein in voldoende mate voorzien in voorzieningen voor het laden en lossen van goederen. Bij de beoordeling of in voldoende mate wordt voorzien in parkeer- en/of laad- en losvoorzieningen wordt getoetst aan de parkeernormen zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de parkeernormennota tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe parkeernormennota.

Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater (artikel 9.2)

Dit artikel bevat de regels voor het bij nieuwbouw op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater. Deze regeling is de ruimtelijke vertaling van het gemeentelijke beleidskader zoals dat is vastgelegd in de Watervisie, Gemeentelijk Rioleringsplan en Water en Klimaatadaptatieplan.

6.3.5 Flexibiliteit

De planregels vormen het juridisch bindend kader dat aangeeft waar en hoeveel er gebouwd mag worden en waar het voor gebruikt mag worden. De planregels kunnen niet in alle ontwikkelingen voorzien. In sommige gevallen is een bepaalde ontwikkeling wenselijk, maar niet passend binnen de planregels. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze invulling gegeven wordt aan de diverse flexibiliteitsbepalingen in de planregels.

Afwijkingsregels

De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om afwijkingen van geringe aard en omvang. De bestemming van de grond waarop de afwijking betrekking heeft, wijzigt daardoor niet. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving' aangevraagd worden. Burgemeester en wethouders maken vervolgens de afweging of de vergunning verleend kan worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een afwijkingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan.

Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid wordt het algemene beoordelingskader gehanteerd zoals in onderstaand overzicht is weergegeven. Daarnaast kunnen voor toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid nog specifieke toepassingscriteria gelden. Op deze wijze worden aanvragen zoveel mogelijk op dezelfde criteria beoordeeld en geeft het gebruikers/eigenaren van gronden in het plangebied meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van de flexibiliteitmogelijkheden in de planregels.

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:    
Woon- en leefklimaat:    
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op:
- de verkeersaantrekkende werking, deze mag geen onevenredige gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de locatie en zijn directe omgeving;
- de parkeerbehoefte mag niet tot gevolg hebben dat de parkeerdruk op de openbare ruimte wordt vergroot;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- lichttoetreding en bezonning, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitstraling naar (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- de eventuele gevolgen voor het aanwezige uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende privacy;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor het voorkomen van hittestress;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor een duurzame energievoorziening.    
Straat- en bebouwingsbeeld:    
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
- een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing);
- de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
- gevelbeelden;
- de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
- de hoogtedifferentiatie;
- de situering van gebouwen op het perceel.
Bepalend daarbij is de specifieke situatie ter plaatse van de locatie waarop de beoogde ontwikkeling betrekking heeft en hoe zich die verhoudt tot zijn directe omgeving. Een hoekpand aan een belangrijke stedenbouwkundige structuur vraagt immers om een andere benadering dan een woongebouw in een woonhofje ergens in een groene buitenwijk.  
Verkeersveiligheid:    
Ter waarborging van de verkeersveiligheid moet rekening gehouden worden met:
- de toename van de verkeersintensiteit;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- benodigde uitzichthoeken van wegen;
- de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.    
Sociale veiligheid:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is moet rekening gehouden worden met:
- de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.    
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding    
Voor de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
- aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;
- de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
- de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten;
- de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.    
Milieusituatie:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep moet rekening gehouden worden met:
- de mate van hinder voor de omliggende functies;
- de gevolgen voor de externe veiligheid;
- de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden;
- de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit en/of de grondwaterstand;
- de situering van gebouwen ten opzichte van het water.    
Cultuurhistorische waarde:  
Bij een ruimtelijke ingreep moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving.  
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:  
Een nieuwe ontwikkeling in een gebied kan gevolgen hebben voor de omgeving. Als een nieuwe ontwikkeling voldoet aan de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan kan de omgeving hier vooraf rekening mee houden. Het afwijken van de planregels of het stellen van nadere eisen voor een nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot het beperken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele privaatrechtelijke aspecten.  

Aanvullend afwegingskader voor het stellen van eisen ter bescherming van bomen
In de regels van het bestemmingsplan is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen tot het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning ter bescherming van bomen. Hiermee kunnen in concrete gevallen beschermende maatregelen worden voorgeschreven om te voorkomen dat in de nabijheid van op grond van de Verordening kwaliteit leefomgeving (Vkl) beschermde bomen bouwwerken worden gerealiseerd die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan deze beschermde bomen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid betrekken burgemeester en wethouders de bij de Vkl gestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Dit betekent dat er een nieuw zwembad kan worden gebouwd en vervolgens het oude zwembad wordt gesloopt.

Exploitatieovereenkomst

Het plangebied is in eigendom bij Sportaal B.V.. Sportaal B.V. is tevens de opdrachtgever van het project en de exploitant van de zwembaden in Enschede. Met Sportaal is een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is afgesproken dat alle gemeentelijke kosten op de exploitant worden verhaald. Zodra de exploitatieovereenkomst gesloten is zal daar overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro in de "Huis aan Huis" mededeling van worden gedaan.