direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied - zonnepanelen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00173-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied - zonnepanelen ” heeft als doel zonnepanelen op maaiveld in het buitengebied mogelijk te maken. Met het bestemmingsplan worden de bestemmingsplannen "Buitengebied Zuidoost", "Buitengebied Noordwest" en de herzieningen van deze plannen gewijzigd, in die zin dat een bepaling wordt toegevoegd. Het is daarmee een paraplubestemmingsplan. Het plaatsen van zonnepanelen op het dak is op grond van artikel 2 onder 6 Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vergunningvrij. Het bestemmingsplan Buitengebied - zonnepanelen ” heeft betrekking op het plaatsen van zonnepanelen op het maaiveld.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Buitengebied - zonnepanelen ” betrekking heeft, zijn de plangebieden van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost", met rode arcering weergegeven op afbeelding 1, en het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest", met groen/grijze vlakken aangegeven op afbeelding 2. Het plangebied omvat ook de herzieningen van de bestemmingsplannen "Buitengebied Zuidoost" en "Buitengebied Noordwest", zoals opgenomen in bijlage 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0002.png"

Afbeelding 1: plangebied BP Buitengebied Zuidoost Afbeelding 2: plangebied BP Buitengebied Noordwest

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied valt onder het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost", vastgesteld op 27 mei 2013 en het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest", vastgesteld op 9 november 2015 en de herzieningen van deze bestemmingsplannen zoals opgenomen in bijlage 1.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied - zonnepanelen ” zijn de erkende wijkorganen Dorpsraad Boekelo, Vereniging Behoud Twekkelo en Dorpsraad Lonneker actief.

De wijkorganen is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. Er is geen reactie van hen ontvangen.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Buitengebied - zonnepanelen ” in voorbereiding te nemen op 7 februari 2018 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Buitengebied - zonnepanelen ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 14 maart 2018 gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

De mogelijkheid van het plaatsen van zonnepanelen, waarop het bestemmingsplan Buitengebied - zonnepanelen ” ziet, is geen onderwerp van rijksbeleid en regelgeving. Het past wel in het rijksbeleid om de opwekking en het gebruik van duurzame energie te stimuleren.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0003.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

Zo kent de Omgevingsverordening ook regels over het realiseren van zonnevelden. Hieronder wordt verstaan een zelfstandige opstelling van zonnepanelen in het veld die niet gecombineerd wordt met bebouwing. Deze zonnevelden zijn bedoeld voor grootschalige opwekking van zonne-energie. Hiervoor kent de Omgevingsverordening een aantal regels.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Het bestemmingsplan Buitengebied - zonnepanelen ” heeft geen betrekking op het realiseren van zonnevelden, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening. Dit bestemmingsplan maakt het plaatsen van zonnepanelen op kleinschalige wijze mogelijk. De zonnepanelen zijn bedoeld voor de energievoorziening van de aangrenzende woning of het bedrijf.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0004.png"

afbeelding 3: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Te ontwikkelen structuurvisie energie (Energievisie)

Op 10 april 2017 heeft de gemeenteraad de uitgangspunten vastgesteld voor de te ontwikkelen structuurvisie energie (Energievisie). Deze visie gaat over de opwekking en het gebruik van duurzame energie in Enschede. Onderdeel van het (gewijzigd) raadsbesluit is:

Als beleidsuitgangspunt voor de ontwikkeling van bestemmingsplannen vast te stellen, dat het bij woningen, boerderijen en bedrijven in het buitengebied mogelijk is tot 100 m2 aan zonnepanelen op maaiveldniveau te plaatsen.

In het buitengebied is in vergelijking met het stedelijk gebied meer ruimte om in de situatie dat er geen zonnepanelen op daken gelegd kunnen worden, deze op maaiveldniveau te plaatsen.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied - zonnepanelen" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Dit is wel het geval voor het raadsbesluit van 10 april 2017.

Het bestemmingsplan "Buitengebied - zonnepanelen" is de juridisch planologische uitwerking van het raadsbesluit.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

Het buitengebied van Enschede kenmerkt zich door een afwisselend landschap met grote landschappelijke, historische en ecologische waarden. De gemeente Enschede wil de huidige waarden en identiteiten van het buitengebied bewaren en deze richtinggevend laten zijn bij ontwikkelingen en initiatieven.

Hiervoor zijn bestemmingsplannen vastgesteld en is beleid ontwikkeld. Dit is onder meer terug te vinden in de bestemmingsplannen "Buitengebied Zuidoost" en "Buitengebied Noordwest" en de herzieningen van de bestemmingsplannen. Verder geeft de Gids Buitenkans de randvoorwaarden aan waarbinnen ontwikkelingen mogelijk zijn in het buitengebied.

In het buitengebied komen verschillende vormen van opwekking van duurzame energie voor, zoals het opwekken van duurzame energie door (co-)vergisting van mest. De bestemmingsplannen maken co-vergistingsinstallaties tot een hoogte van 12 meter mogelijk. Voorwaarde is dat het moet gaan om eigen geproduceerde mest of van derden afkomstige co-substraten en de co-vergiste mest moet op de eigen gronden worden gebruikt.

Ook komen zonnepanelen op daken bij agrarische bedrijven en vergistingsinstallaties voor. De plaatsing daarvan is vergunningvrij. In onderstaand voorbeeld zijn 378 modules geplaatst op netto 472 m2 dakvlak. Dit levert een vermogen op van ruim 60.000 Wpiek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0005.png"

Afbeelding 4: zonnepanelen op daken

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Zonnepanelen op maaiveld

Niet altijd is het mogelijk om zonnepanelen op daken te plaatsen, bijvoorbeeld omdat de daken daarvoor niet geschikt zijn. Anders dan in stedelijk gebied, is er in het buitengebied voldoende ruimte voor het plaatsen van zonnepanelen op maaiveldniveau. Zeker bij agrarische bedrijven is dat het geval, maar ook bij andere bedrijven en bij de meeste woningen.

Situering

Omdat het wenselijk is om bij alle voorzieningen in het buitengebied opwekking van duurzame energie mogelijk te maken, is in dit bestemmingsplan voor nagenoeg alle bestemmingen de mogelijkheid opgenomen om zonnepanelen op maaiveld te plaatsen.

De zonnepanelen moeten in principe binnen het bouwvlak geplaatst worden. Bij (agrarische) bedrijven zijn ze te beschouwen als technische installaties. Er is meestal ook nog ruimte binnen het bouwvlak, zoals op onderstaande afbeeldingen is te zien. De omvang mag maximaal 150 m2 zijn. Hiermee wordt bedoeld de geprojecteerde grondoppervlakte van de zonnepanelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0007.png"

Afbeelding 5:. agrarische en woonbestemming

Het bouwvlak bij een woonbestemming biedt niet altijd ruimte om de zonnepanelen op maaiveld te realiseren. Daarom kunnen bij een woonbestemming de zonnepanelen binnen het gehele bestemmingsvlak gesitueerd worden. Omdat een woning minder energie nodig heeft dan een bedrijf, is hier de omvang beperkt tot 100 m2.

Om te kunnen voorkomen dat de zonnepanelen zo geplaatst worden dat het landschap of de cultuurhistorische waarde van een gebied of gebouw wordt aangetast is bepaald dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering. Hiermee kan ook voorkomen worden dat de gebruiksmogelijkheden van een aangrenzend perceel worden gehinderd.

Het kan voorkomen dat een bouwvlak geen ruimte biedt voor de zonnepanelen of dat plaatsing van de zonnepanelen buiten het bouwvlak om andere redenen wenselijk. Voor die situaties is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Die mogelijkheid is er ook voor woningen om zonnepanelen te plaatsen buiten de woonbestemming maar wel op daar aangrenzende gronden.

Energieproductie

Een exacte inschatting van de elektriciteitsproductie van 100 m2 zonnepanelen is niet te maken, omdat dit afhankelijk is van zeer verschillende combinaties van plaatsingsopties (kompas-oriëntatie, hellingshoek, rijen-afstand) en de techniek die nog aan ontwikkeling onderhevig is. Wel kan worden gezegd dat de opbrengst per module langzamerhand nog wat zal stijgen, maar met de huidige techniek zal dat niet veel méér worden.

De energieproductie is afhankelijk van het soort zonnepaneel.

Soort zonnepaneel Vermogen Standaard afmeting

Kleine zonnepanelen 190 - 215 Wpiek 1,58 x 0,81 meter

Normale zonnepanelen 245 - 300 Wpiek 1,65 x 1,00 meter

Grote zonnepanelen 350 - 400 Wpiek 2,00 x 1,00 meter

Ook de opstelling is van invloed op de energieproductie. Het kan bijvoorbeeld gaan om deze opstellingen:

1. Portrait 36 °zuid georiënteerd, rijen-afstand -30% met beschaduwing/opbrengstverlies van -6%
2. Landscape 36° zuid georiënteerd, rijen-afstand -30% met beschaduwing/opbrengstverlies van -6%
3. Oost-West dubbel, 10 - 13° (30% méér panelen dan zuid-oriëntatie)

Op 100 m2 kunnen afhankelijk van de opstelling en afmeting 30 - 60 panelen geplaatst worden. De opbrengst varieert van 8.000 - 16.000 kWh, zie bijlage 2.

Gezien de technische mogelijkheden is de verwachting dat de energie zal worden opgeslagen met behulp van een accu. Dan is er wel energieverlies en moet er meer energie opgewekt worden en zijn er dus meer zonnepanelen nodig.

Voor de opwekking van energie voor woningen is 100 m2 voldoende zijn. Dit bestemmingsplan maakt voor (agrarische) bedrijven meer mogelijk, namelijk 150 m2.. Hierbij is rekening gehouden dat bij bedrijven de energiebehoefte groter is en dat de panelen binnen het bouwvlak geplaatst moeten worden. Binnen dit bouwperceel mogen al verschillende bedrijfsinstallaties gebouwd worden.

Als binnen het bouwvlak geen ruimte meer is, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de afwijkingsbevoegdheid en toestaan dat maximaal 100 m2 buiten het bouwvlak gesitueerd wordt.

Het kan voorkomen dat bij een woning het niet mogelijk is om de zonnepanelen in de tuin te plaatsen, bijvoorbeeld door de beperkte omvang van de tuin of de schaduwwerking. Voor die situaties is het mogelijk dat burgemeester en wethouders gebruik maken van de afwijkingsbevoegdheid om de zonnepanelen bij woningen buiten de woonbestemming, maar wel daaraan grenzend te plaatsen.

Landschappelijke inpassing

De zonnepanelen bij (agrarische) bedrijven moeten binnen het bouwvlak geplaatst worden. Voorkomen moet worden dat het landschap aangetast wordt. Omdat het bestemmingsplan betrekking heeft op het gehele buitengebied van de gemeente, is het niet mogelijk om algemene regels te geven over de situering van de zonnepanelen. Er is daarom opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van de situering met het oog op onder andere de landschappelijke inpassing.

Bij de afwijkingsbevoegdheid om de zonnepanelen buiten het bouwvlak bij (agrarische) bedrijven te plaatsen of buiten het bestemmingsvlak bij woningen kunnen burgemeester en wethouders nadere voorschriften stellen. Dat kan inhouden dat er afschermende beplanting moet worden aangelegd. De afwijkingsbevoegdheid kan niet worden toegepast voor het plaatsen van de zonnepanelen op gronden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Overigens zijn zonnepanelen geen permanente structuur verstorende objecten. Nadat ze zijn afgeschreven kunnen ze weer worden weggehaald zonder dat er een blijvende landschappelijke invloed zichtbaar is.


Voorbeelden van zonnepanelen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0009.png"

Afbeelding 6: Een minimalistiche opstelling Afbeelding 7: Een afgewerkte opstelling

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0010.png"  













Wel even bomen kappen ivm 'obstructie door schaduw'  

Afbeelding 8: Een "degelijke" 10 kWp opstelling met ballastbak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00173-0003_0011.png"

Afbeelding 9: oost-west opstelling

4.2 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

In het bestemmingsplan Cultuurhistorie, vastgesteld op 6 februari 2017, is een groot deel van het buitengebied aangewezen als 'cultuurhistorisch attentiegebied'. Dat betekent dat getoetst moet worden aan de beleidsregel "Koesteren cultuurhistorie" en de daarbij behorende kaart(en).

In dit bestemmingsplan is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering van zonnepanelen.

4.3 Welstand en beeldkwaliteit

De Welstandsnota kent geen welstandseisen voor zonnepanelen op maaiveld. Het materiaalgebruik zal veelal het zelfde zijn. Wel kan de situering van belang zijn. In de regels is daarom opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering. Richtlijn hiervoor is de in de Gids Buitenkans opgenomen "Kwaliteitskader Gebiedskenmerken: richtlijnen en inspiratie voor ruimtelijke kwaliteit ".

4.4 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.4.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.4.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Dit bestemmingsplan is erop gericht om zonnepanelen op maaiveld mogelijk te maken. Met deze bouwwerken kan duurzame energie worden opgewekt.

Het bestemmingsplan past daarmee geheel in het Actieplan Duurzaamheid.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Buitengebied - zonnepanelen " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Daarbij is er al snel sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Besluit m.e.r. (categorie D11.2). Voorbeelden van een stedelijke ontwikkeling zijn bijvoorbeeld:

  • Realisatie van een (omvangrijke) bouwmarkt;
  • Realisatie van nieuwe woningen;
  • Realisatie van (omvangrijke) parkeervoorzieningen;
  • Realisatie van nieuwe detailhandel.

In tegenstelling tot de ladder voor duurzame verstedelijking is er bij het Besluit m.e.r. geen sprake van een ondergrens wat aantallen woningen betreft. In de meeste gevallen kan hierbij worden volstaan met het opnemen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het bestemmingsplan maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Bij bestaande bedrijven, bestaande voorzieningen en bestaande woningen worden bouwwerken met een beperkte omvang mogelijk gemaakt. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

5.1.2 Milieuaspecten

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied - zonnepanelen" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied.

Bij bestaande bedrijven, bestaande voorzieningen en bestaande woningen worden bouwwerken met een beperkte omvang mogelijk gemaakt. Dit zal geen milieu-effecten tot gevolg hebben.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

De zonnepanelen op maaiveld kunnen geplaatst worden zonder en met verharding van de grond. Ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden brengt dit bestemmingsplan daarin geen wijziging. Ook een bouwvlak bij bedrijven en andere voorzieningen mogen verhard worden. Dit geldt ook voor de tuinen bij woningen. De zonnepanelen op maaiveld kunnen op verharde grond staan. Het ligt echter meer voor de hand dat zij op bijvoorbeeld grasland worden geplaatst. Verharding geeft warmte af en dat is niet goed voor het rendement van de zonnepanelen; grasland geeft verkoeling. Maar ook als de grond zal worden verhard, dan gaat het om een beperkte oppervlakte. Dit heeft geen invloed op de waterhuishouding omdat het hemelwater op eenvoudige wijze afgevoerd kan worden.

De waterhuishouding zal daarom geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Een aantal delen van het buitengebied grenst aan natura 2000 gebieden. De milieueffecten van de zonnepanelen zijn echter zeer beperkt tot nihil. De plaatsing van zonnepanelen met een oppervlakte van 100 m2 zal niet leiden tot significant negatieve gevolgen voor de Natura 2000.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Het bestemmingsplan maakt de plaatsing van zonnepanelen binnen bouwvlakken van bedrijven en voorzieningen en in tuinen bij woningen mogelijk. Daar is nu ook al de bouw van andere bouwwerken en verharding van de gronden mogelijk. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming voor wat betreft de bescherming van soorten kan daarom achterwege blijven.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Dit bestemmingsplan maakt geen wijziging in de bestemmingen mogelijk, alleen de bouw van 100 m2 zonnepanelen. De zonnepanelen kunnen geplaatst worden op gronden waar nu ook gebouwd mag worden.

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven.

Het bestemmingsplan "Buitengebied - zonnepanelen" is een paraplubestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan wordt een aantal bestemmingsplannen gewijzigd. In bijlage 1 zijn deze bestemmingsplannen genoemd. Deze bestemmingsplannen worden gewijzigd in die zin dat aan de planregels van deze bestemmingsplannen planregels worden toegevoegd.

6.2 Planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Algemene regels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied - zonnepanelen ”.

In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Hoofdstuk 2 bevat in artikel 2 de reikwijdte van het bestemmingsplan. Daar is opgenomen dat het bestemmingsplan Buitengebied Zonnepanelen betrekking heeft op de bestemmingsplannen, die in bijlage 1 zijn genoemd. En ook dat de overige regels in de bestemmingsplannen onverkort van kracht blijven.

Artikel 3 (algemene bouwregels) bevat de bepalingen over het plaatsen van zonnepanelen.

Binnen de bestemmingen die zijn genoemd in bijlage 2 zijn binnen het bouwvlak zonnepanelen op maaiveld mogelijk. De grondoppervlakte mag maximaal 150 m2 zijn. Met grondoppervlakte wordt hier bedoeld de geprojecteerde oppervlakte. De maximale hoogte van de zonnepanelen, dus de totale installatie, mag maximaal 1.80 meter zijn.

Voor de bestemming "Wonen" is bepaald dat daar binnen het bestemmingsvlak, dus ruimer dan alleen het bouwvlak, zonnepanelen mogelijk zijn. Hiervoor is gekozen omdat het bouwvlak niet altijd ruimte biedt voor de zonnepanelen. De omvang mag maximaal 100 m2 zijn.

Met de nadere eisen regeling in lid 2 is het mogelijk dat burgemeester en wethouders eisen stellen over de locatie van de zonnepanelen in verband met landschap, cultuurhistorie, verkeersveiligheid en het gebruik van aangrenzende percelen.

Het kan voorkomen dat er binnen het bouwvlak geen geschikte ruimte is voor de zonnepanelen. In die situatie kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de afwijkingsbevoegdheid om de zonnepanelen buiten het bouwvlak maar wel direct grenzend aan het bouwvlak te plaatsen. Van de 150 m2 kan dan maximaal 100 m2 buiten het bouwvlak gesitueerd worden. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften geven over de situering van de zonnepanelen. Ook rekening is gehouden met de situatie dat binnen de woonbestemming geen geschikte ruimte is voor de zonnepanelen, maar wel op de aangrenzende percelen. Ook voor deze situatie is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

Aan de omgevingsvergunning met een afwijking kunnen nadere voorschriften gesteld worden met het oog op de landschappelijke inpassing, gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en de cultuurhistorische waarde.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de plaatsing van zonnepanelen op particuliere grond mogelijk te maken. Dit zijn particuliere initiatieven, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden.