direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Bothoven 2016 - wijziging 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00171-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft de realisatie van 5 grondgebonden woningen aan de Lageweg / Gronause Voetpad op de voormalige locatie van Auto Garant. Bij drie van de woningen is het parkeren gekoppeld aan de woning en wordt daarmee opgelost op eigen terrein. Bij de twee overige woningen geldt dat de parkeerplaatsen in het aangrenzende openbare gebied worden aangelegd.

De betreffende gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan reeds de bestemming "Wonen". Het onderhavige wijzigingsplan maakt de bouw van de woningen mogelijk middels het opnemen van een bouwvlak met daarbij behorende bouw- en gebruiksmogelijkheden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” betrekking heeft wordt globaal begrensd door de Lipperkerkstraat in het noorden, de Tweede Bothofdwarsstraat in het oosten, de Lageweg en het Gronause Voetpad in het zuiden en de Lageweg in het westen en ligt in het stadsdeel Centrum. De wijk De Bothoven maakt deel uit van dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0001.png"

Luchtfoto ligging plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied valt onder het bestemmingsplan “De Bothoven 2016”, dat op 14 november 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0002.png"

Uitsnede vigerende verbeelding.

In het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Wonen" zonder bouwvlak. Binnen de regels van deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid (artikel 19 lid 6) opgenomen.

In artikel 19 lid 6 is opgenomen dat Burgemeester en wethouders, op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd zijn het plan o.a. te wijzigen door:

  • het toevoegen van een bouwvlak en/of veranderen van de vorm van een bestaand bouwvlak, indien dit ruimtelijk aanvaardbaar is, met dien verstande dat:
  • Voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24 (algemene aanduidingsregels);
  • de woningen gebouwd moeten worden in de voorgevelrooilijn;
  • de diepte van de woningen maximaal 13 meter mag bedragen;
  • de bouwhoogte van de woningen maximaal 10 meter mag bedragen;
  • in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • omliggende bedrijven en voorzieningen niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden geschaad en ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd;
  • voor het overige het bepaalde in artikel 19 ten aanzien van de bestemming "Wonen" van overeenkomstige toepassing is.

Een wijzigingsplan, zoals hierboven bedoeld, kan niet eerder worden vastgesteld dan nadat::

  • is aangetoond dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de woonfunctie en dat noodzakelijke bodemsaneringen technisch en financieel kunnen worden uitgevoerd;
  • in overleg met het bevoegd gezag door middel van een archeologisch vooronderzoek inzicht wordt gegeven over de aanwezigheid van archeologische waarden;
  • is aangetoond dat een duurzame waterhuishouding gewaarborgd kan worden;
  • is aangetoond dat nieuwe ruimtelijke ontwikkeling niet leidt een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde voor de luchtkwaliteit, of per saldo niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit of deze slechts in niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • is onderzocht of realisatie van het plan leidt tot verstoring en/of vernietiging/ doding van door de Flora- en faunawet beschermde planten- en diersoorten en, indien het laatste het geval is, of er ten behoeve van dit plan voor deze handeling een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet kan worden verleend;
  • is aangetoond dat het plan financieel uitvoerbaar is.

Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan de in dit lid genoemde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • het woon- en leefklimaat;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” is het erkende wijkorgaan 'Stichting Wijkraad De Bothoven' actief.

De Stichting Wijkraad De Bothoven is gevraagd advies uit te brengen en zij hebben geen opmerkingen naar voren gebracht.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

De provincie heeft aangegeven dat ontwikkelingen in het stedelijk gebied met berekking tot woningbouw waarbij minder dan 7 woningen gerealiseerd worden, niet voor wettelijk voorgeschreven vooroverleg in aanmerking hoeven te komen. Er heeft derhalve geen vooroverleg inzake het onderhavige wijzigingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” plaatsgevonden.

Het bestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg. Wel is het ontwerpbestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” in voorbereiding te nemen op 18 oktober 2017 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal gepubliceerd worden in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Gedurende de terinzagelegging zijn er geen zienswijzen ingekomen.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het Rijksbeleid geeft geen specifiek beleid voor de locatie of de in het wijzigingsplan mogelijk gemaakte woningbouw.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0003.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

In de verordening is onder meer bepaald dat tussen de provincie en gemeenten woonafspraken worden gemaakt over het aantal nieuw te bouwen woningen. Doel hiervan is om overprogrammering te voorkomen en om differentiatie in woonwijken te bereiken.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Het bouwplan voor de Lageweg/Gronause Voetpad betreft  vervangende nieuwbouw. Voorheen stond hier een garagebedrijf. Deze gebouwen zijn inmidels gesloopt en deels ingevuld met woningen. Het gaat hier om binnenstedelijke kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en past dus binnen het provinciale beleid. Vervangende nieuwbouw heeft een aparte status binnen de woningbouwprogrammeringsafspraken en telt niet mee voor de harde plancapaciteit.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0004.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De Watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de protectie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de gebiedsontwikkeling van de voormalige militaire vliegbasis Twenthe heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

Beleidsregel: Behoud van 53 binnenstedelijke werklocaties.

Vanuit beleidsoogpunt is functiemenging, kleinschalige bedrijfshuisvesting en behoud van kleine binnenstedelijke werklocaties belangrijk voor het economisch functioneren van de stad. Het biedt ruimte voor ondernemen en werkgelegenheid. Deze kleine bedrijfslocaties locaties dragen bij aan levendige en dynamische wijken en het behoud ervan voorkomt de vorming van zogenoemde monofunctionele wijken.

Met dit besluit heeft de gemeente geborgd, dat er voldoende ruimte voor kleinschalige economische ontwikkeling beschikbaar blijft. Hierdoor wordt op een ruimtelijk verantwoorde manier omgegaan met schaarse ruimte en wordt verrommeling van deze locaties tegengegaan.

De totale voorraad binnenstedelijke werklocaties bedraagt 93. Bij dit voorstel is een kaart meegezonden waarbij genummerde locaties in blauw (53 te behouden) en in rood (40 functieverandering mogelijk) zijn aangegeven. Het gaat hier alleen om percelen met een bedrijfsbestemming. Horeca, detailhandel en een bedrijfsfunctie als medebestemming maken geen deel uit van deze beleidsregel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0005.png"

uitsnede van bovengenoemde kaart.

Op basis van dit besluit blijven 53 binnenstedelijke werklocaties behouden voor de stad.

De locaties waarbij is aangegeven dat functieverandering mogelijk is, veranderen natuurlijk niet gelijk van functie. De bedrijven die aldaar zijn gevestigd kunnen gewoon op die plek gehuisvest blijven. Wanneer een bedrijfswisseling plaatsvindt kan ook een nieuw bedrijf zich daar vestigen. Het vigerende bestemmingsplan blijft intact. Functieverandering houdt hier in dat wanneer een verzoek tot herziening van de bestemming wordt gedaan, de gemeente op basis van het concrete verzoek een beoordeling zal doen. Het criterium dat de enclave behouden moet blijven als werklocatie wordt dan niet meer gehanteerd. Andere criteria aan de hand waarvan dergelijke verzoeken regulier worden beoordeeld blijven natuurlijk gewoon van toepassing.

Vastgesteld in het College van 18 januari 2011

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1" geen specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd. In de bovengenoemde beleidsregel is de onderhavige planlocatie expliciet opgenomen als een terrein waar functieverandering mogelijk is. Het toevoegen van een vijftal woningen past hierbinnen.

Het onderhavige plan betreft een inbreidingslocatie ter vervanging van een garagebedrijf. De beoogde ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk of buurt (of, in geval van Boekelo, Lonneker, Usselo of Glanerbrug: het dorp) kunnen worden getoetst.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de huidige planologische situatie in het plangebied, de positie van het plangebied binnen de gemeente Enschede (de stedelijke context), de ruimtelijke kwaliteit, de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken, welstand en beeldkwaliteit, cultuurhistorie, verkeer, groenstructuur, ecologie en landschapswaarden en water.

3.1 Ruimtelijke structuur

3.1.1 Ruimtelijke en functionele structuur

Het 'Binnensingelgebied'

Het plangebied maakt deel uit van de wijk De Bothoven en deze wijk maakt deel uit van het binnensingelgebied van de stad Enschede en is gelegen aan de oostzijde van de binnenstad. Door diverse stadsuitbreidingen en de snelle toename van het inwonertal van de stad vanaf het einde van de 19e eeuw, ontwikkelde het binnensingelgebied zich tot het centrale stadsdeel van Enschede. Zowel functioneel als ruimtelijk is het binnensingelgebied het samenbindende element tussen de naar buiten uitwaaierende woonwijken en industriegebieden enerzijds en de binnenstad anderzijds. Het gebied vervult een aantal centrale- en verzorgende taken voor wat betreft bestuur en administratie, detailhandel, cultuur en ontspanning, medische dienstverlening, educatie, verkeer en vervoer. Door zijn omvang is het binnensingelgebied ook een uitgesproken woongebied met veel inwoners.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0006.png"

Figuur 3: Binnensingelgebied Enschede

Wat betreft de bebouwingswijze bestaat er in dit gebied een grote verscheidenheid aan stijlen en typologieën. Buiten de stedelijke, gesloten bebouwing van de binnenstad is veel bebouwing buiten de centrumring uitgevoerd als 'half-open' bebouwing in rijen (zelfstandige woningen met een kleine tussenruimte), of als tuindorp of 'open' bebouwing met veel groen, soms (klein)steeds soms dorps. Tegenover de lage bebouwing met kappen van vóór 1940 is er voornamelijk de afgelopen decennia aan de randen van de binnenstad tevens 'middelhoogbouw' en 'hoogbouw' verrezen.

3.1.2 De Bothoven

De wijk De Bothoven telt ca. 5.780 inwoners en behoort daarmee tot de meest bevolkte wijken in het binnensingelgebied van de stad. Daarnaast bevinden zich er in deze wijk een groot aantal, maar veelal kleine bedrijven die voor de nodige werkgelegenheid zorgen. De buurt heeft veel goedkope huurwoningen en er staan, aan de rand van de wijk, diverse middelhoge gebouwen en ook enkele hoogbouwflats.

Het aanbod aan speelplaatsen, voorzieningen voor de jeugd en faciliteiten voor de gezondheidszorg laat op dit moment in de buurt te wensen over. Er zijn relatief weinig ontmoetingsplekken in de openbare ruimte.

Het plangebied van De Bothoven ligt tussen de singelring en de centrumring ten oosten van de binnenstad. Op hoofdlijnen is de algemene karakteristiek van het binnensingelgebied ook van toepassing op het plangebied van De Bothoven, alhoewel de woonfunctie hier de boventoon voert.

De Bothoven behoort tot één van de oudste wijken van de stad. Ze ontstond toen de industrialisatie van de stad aan het einde van de 19e eeuw een grote vlucht nam. Kenmerkend in deze wijk zijn de lange oost-west lopende straten, voortgekomen uit de paden en wegen die vanaf de voormalige Eschpoort (stadspoort) naar de hoger gelegen akkerbouwgronden op de stuwwal aan de oostzijde van de stad liepen.

De Lipperkerkstraat, één van de oude radialen, doorsnijdt de Bothoven van oost naar west en verdeelt deze wijk in twee delen, een noordelijk- en een zuidelijk deel met elk hun eigen specifieke kenmerken en karakteristieken. De Lipperkerkstraat zelf en de randbebouwing langs de Oliemolensingel wijken weer af van het overige gebied van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0008.png" bebouwing 'De Bothoven'

Het gebied direct ten zuiden van de Lipperkerkstraat.

Het gebied ten zuiden van de Lipperkerkstraat, althans voor zover dit gebied gelegen is tussen de Lipperkerkstraat en het Gronausevoetpad, heeft nagenoeg dezelfde kenmerken en karakteristieken dan de oudere gedeelten ten noorden van de Lipperkerkstraat. Ook hier vinden we veel laagbouw, veelal in 1-2 bouwlagen met- of zonder een kapverdieping. Ook hier zijn relatief veel woningen die voorzien zijn van een mansardedak. De straatjes met eveneens een smal wegprofiel lopen hier, in tegenstelling tot de oudere wijken ten noorden van de Lipperkerkstraat niet noord- zuid, maar oost-west.

Verkeer.

De woonwijk De Bothoven wordt omsloten door belangrijke verkeersaders op stadsniveau, te weten de spoorlijn Enschede-Gronau, de Oliemolensingel, de Boulevard 1945 en tenslotte de Oldenzaalsestraat. Tevens is de Hoge Bothofstraat een belangrijke verkeersader binnen het plangebied. De overige wegen binnen de wijk de Bothoven zijn ingericht als 30 km/uur wegen. Binnen de verblijfsgebieden is het streven naar verkeersveiligheid, leefbaarheid en beperking van het autoverkeer bepalend voor de inrichting van de openbare ruimte.

In het kader van de uitvoering van het Mobiliteitsplan, een nota waarin de gemeente Enschede haar verkeersbeleid verwoord en waarin het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) een belangrijke positie inneemt, is de Boulevard 1945 enige jaren geleden gereconstrueerd en is in deze belangrijke ontsluitingsweg een vrij liggende busbaan aangelegd. Deze busbaan verbindt het stadscentrum met de wijken Eschmarke, Glanerbrug en Oikos. De aanleg van deze busbaan, met een totale lengte van meer dan 6,5 kilometer, heeft als doel de bereikbaarheid van de binnenstad vanuit de oostelijke stadsdelen per openbaar vervoer te kunnen garanderen.

De spoorlijnverbinding Enschede-Gronau is een andere belangrijke infrastructurele verkeersverbinding in de wijk en ligt ten noorden van het plangebied van dit bestemmingsplan . Deze spoorlijnverbinding ligt tussen de Oldenzaalsestraat en de Oliemolensingel op maaiveld- hoogte.

Groen.

Het binnensingelgebied heeft niet alleen een stedelijk, maar ook een groen karakter. Dit groene karakter wordt vooral bepaald door de monumentale groene hoofdstructuur gevormd door de singels, het Volkspark en het Blijdensteinpark en parkachtige buurten die deze groenstructuur met elkaar verbinden.

Het structuurbepalend groen op stadsniveau heeft een geledende functie voor de stad en vormt bovendien de verbinding tussen stad en landschap. Deze verbinding is van belang voor recreatie, milieu en ecologie.

In de wijk De Bothoven kunnen de volgende elementen als structureel bepalend groen op stadsniveau worden aangemerkt:

  • het (buurt)park in het zuidoostelijk gedeelte van de wijk, ten zuiden van de Espoortstraat, dat deel uitmaakt van het Blijdensteinpark met bijzondere ruimtelijke kwaliteiten;
  • de singels (o.a. Oliemolensingel) en de Oldenzaalsestraat met zijn stedelijke laanbeplanting;
  • de spoorlijn Enschede-Gronau met de bestaande groenstructuur aan weerszijden daarvan.
  • de groene hoofdstructuur van het Watertorengebied.

De singels vormen door de aanwezigheid van groene elementen groene routes op stadsniveau.

Het plangebied wordt aan diverse zijden omringd door wegen, zoals de Lipperkerkstraat, de Lageweg en het Gronause Voetpad. Op de openbare parkeervoorziening aan de overzijde van het plangebied zijn enkele bomen gesitueerd met bijbehorende groenvoorziening.

Water

In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Voor de overige waterhuishoudkundige aspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 5.2 van deze toelichting.

3.2 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Zoals reeds eerder staat vermeld behoort De Bothoven tot één van de oudste wijken van de stad. Ze ontstond toen de industrialisatie van de stad aan het einde van de 19e eeuw een grote vlucht nam. Kenmerkend in deze wijk zijn de lange oost-west lopende straten, voortgekomen uit de paden en wegen die vanaf de voormalige Espoort (stadspoort ten zuidoosten van de huidige binnenstad) naar de hoger gelegen akkerbouwgronden op de stuwwal aan de oostzijde van de stad liepen. Het gaat hierbij om de Lipperkerkstraat, Espoortstraat-Marthalaan, de Hoge Bothofstraat en het Gronausevoetpad/Esstraat cq. Pluimstraat. In de stadsplattegrond is te zien hoe deze wegen hun voortzetting kennen in de wijk de Velve-Lindenhof, ten oosten van De Bothoven en ten oosten van de Oliemolensingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0009.png"

fragment Cultuurhistorische beleidskaart

Archeologisch erfgoed in het plangebied

  • Gesteld kan worden dat tot de middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op de hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. Op deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. De geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zijn zeer bepalend voor de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn.

De wijk De Bothoven ligt ten oosten van het stadscentrum op de hoger gelegen stuwwal. Op de landgebruikerskaart uit 1846 was het westelijk deel van de wijk al bebouwd en vooral geconcentreerd aan weerszijden aan de oostelijke uitvalsweg in die tijd. Het overige gebied was in gebruik als bouwland. Het overige ongebouwde gebied is daarna bebouwd in de periode 1850-1901. Het wijkdeel met de oude benaming 'Hoog en Droog' is het hoogst gelegen. De Lipperkerkstraat en het Gronausevoetpad zijn straten met de meeste historische bebouwing.

Verder komt er in de wijk veel grootschalige nieuwbouw voor, ingesloten door bebouwing uit de jaren '80 en daarnaast hoogbouw uit de jaren '90 aan de zuidzijde van de wijk. Bij de oudere bebouwing gingen de fundamenten niet veel dieper dan 50 tot 60 cm. In de onbebouwde delen en onder de oudere bebouwing kunnen in de ongestoorde bodem archeologische waarden aanwezig zijn.

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de Gemeente Enschede blijkt dat het gebied van De Bothoven voor veruit het grootste gedeelte een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft (archeologisch onderzoeksgebied A) en voor een aantal kleine gebieden in het noordoostelijk en zuidelijk deel van de wijk een middelhoge archeologische verwachtingswaarde (archeologisch onderzoeksgebied B). Deze onderzoeksgebieden zijn op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan "De Bothoven 2016" aangegeven en zijn met betrekking tot deze onderzoeksgebieden bepalingen in de regels opgenomen.

Deze regels bepalen o.a. dat bij een bodemverstoring van een gebied met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 50 centimeter ('onderzoeksgebied A') en bij een bodemverstoring van een gebied met een oppervlakte van 2500 m2 en dieper dan 50 centimeter (archeologisch onderzoekszoeksgebied B), een archeologisch (voor)onderzoek dient te worden uitgevoerd met als doel te bepalen of in betreffende gebieden archeologische waarden aanwezig zijn en, indien er bouwplannen binnen deze gebieden zijn gepland, deze plannen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden tot gevolg hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0010.png"

Archeologische beleidskaart.

Het gebied heeft de aanduiding archeologische onderzoeksgebied B. Dit betekent dat er een archeologisch onderzoek gedaan moet worden als het gebied waar de grond- en bouwwerkzaamheden plaats vinden 2500 m2 is of groter en er op een diepte van 50 cm of meer in de grond geroerd gaat worden. Bij de realisatie van 5 woningen zoals in het onderhavige bestemmingsplan wordt beoogd, wordt niet meer dan 2500 m2 verstoord. Geconcludeerd kan worden dat archeologisch onderzoek niet nodig is. Ook wanneer er geen onderzoek uitgevoerd hoeft te worden betekent dit niet dat er geen archeologie kan worden aangetroffen. Op grond van de Erfgoedwet geldt een meldingsplicht voor toevalsvondsten. Als tijdens het uitvoeren van graafwerkzaamheden een archeologische vondst wordt gedaan, geldt vervolgens artikel 5:10 van de Erfgoedwet, een meldingsplicht bij het bevoegd gezag.

Monumenten in het plangebied

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten aanwezig. Het betreft namelijk een braak liggend terrein dat voorheen als garagebedrijf was ingericht.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1" zijn geen monumentale en daarmee beschermwaardige bomen aanwezig.

De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op het bij de APV behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, voor het vellen waarvan in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV is vereist.

Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Ook de gemeentelijke bomen die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven zijn beschermd op grond van de APV.

Het bij de APV behorende bomenoverzicht is een interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0011.png"

afbeelding: fragment interactieve bomenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0012.png"

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden. Ook wanneer er sprake is van 'saldering' (verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra (planologisch) ruimtebeslag of waarbij bebouwing wordt gereduceerd, zoals de 'Ruimte voor Ruimte' regelingen) is er meestal geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. In de uitspraak 201608869/1/R3 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht op hoofdlijnen van alle relevante aspecten waar aan moet worden getoetst om te bepalen of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en zo ja, welke eisen er worden gesteld aan de beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1 "

In het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1" wordt een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, te weten de realisatie van 5 woningen. Dit is beoogde op de plek waar voorheen een garagebedrijf gevestigd was. Gezien het aantal van 5 woningen op de plek van een garagebedrijf wordt deze ontwikkeling niet gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro.

4.2 Stedenbouwkundig plan

Het stedenbouwkundig plan gaat uit van de realisatie van 5 grondgebonden aaneengebouwde eengezinswoningen. De woningen sluiten aan op een bestaande woning aan de Lageweg. Hiermee wordt stedenbouwkundig gezien een gat gedicht en ontstaat er een eerste aanzet voor een nieuwe wand en openbare ruimte tussen de Lageweg en het Gronausevoetpad.

De vijf woningen bestaan uit drie volledige verdiepingen, waarbij de woonkamer zich op de eerste verdieping bevindt. Deze typologie is relatief nieuw in deze buurt en vormt daarmee een waardevolle aanvulling op de bestaande voorraad. Door verschillende gevelbehandelingen ontstaat het beeld van vijf afzonderlijke panden, zodat hier een binnenstedelijk woonmilieu met individuele woningen ontstaat.

Voor het plan geldt de norm van 1 parkeerplaats per woning. Voor drie van de vijf woningen vindt het parkeren in de woning plaats middels een drive in constructie, voor de overige twee woningen geldt dat geparkeerd wordt in de openbare ruimte voor de nieuw te bouwen woningen. Tussen de nieuwe woningen aan de Lageweg en het Gronausevoetpad wordt een nieuwe pleinruimte ingericht, met meer verblijfskwaliteit en ruimte voor autoparkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0013.png"

Impressie beoogde bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0015.png"

situering en indeling bebouwing

4.3 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Archeologisch erfgoed in het plangebied

Het plangebied is in het verleden reeds verstoord geweest in verband met de aanwezigheid van een garagebedrijf aldaar. De beoogde grond- en bouwactiviteiten zullen plaatsvinden in een gebied dat kleiner is dan 2500 m2, waardoor archeologisch onderzoek niet nodig is.

Beschermwaardige bomen

In het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1" is geen planologische beschermingsregeling opgenomen voor monumentale en beschermwaardige bomen omdat deze binnen het plangebied niet voorkomen.

4.4 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwwlannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen.

4.5 Welstand

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. In deze nota kent de wijk De Bothoven diverse identiteiten met daarbij behorende welstandseisen. De aan gebieden toegekende identiteiten en welstandseisen zijn verwoord in de bij betreffende identiteit behorende 'folder'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0016.jpg"

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "De Bothoven 2016-wijziging 1" zijn geen identiteiten uit de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" van toepassing:

Voor de Lipperkerkstraat en het onderhavige plangebied is het Beeldkwaliteitsplan Lipperkerkstraat van toepassing.

Beeldkwaliteiteitsplan "Lipperkerkstraat":

De Lipperkerkstraat is de vroegere kerkweg van het erve Lipper (noord-Eschmarke) vanuit het buitengebied naar het hart van het stadscentrum van Enschede. Tot diep in de 20e eeuw lag de straat in twee gemeenten. De Oostveenweg vormde hier tot 1934 de stadsgrens tussen Enschede en Lonneker. De eerste serieuze bebouwing langs de straat ontstond tussen 1900-1910. De achterliggende gebieden zijn lange tijd onbebouwd gebleven.

Aan de Lipperkerkstraat staat van oudsher lintbebouwing. De stedelijkheid is met de aangrenzende arbeidersbuurten en dichtbebouwde bedrijfsterreinen nabij het centrum het sterkst ontwikkeld. Het dorpse karakter en de meer authentieke lintbebouwing is momenteel meer richting het (oude) buitengebied te vinden. Deze lintbebouwing met een grote diversiteit aan grondgebonden woningen staat veelal direct aan de weg. De woningen hebben diepe achtertuinen en een deel van de gronden is onbebouwd. De onbebouwde gronden, de oude terreinen van de textielfabrieken en de ruime tuinen zijn thans met woningen en opstallen volgebouwd. De achterliggende buurten zijn in de loop der jaren door stadsuitbreiding, sloop en nieuwbouw ingrijpend veranderd. In de straat zelf is de oude bebouwing op meerdere plekken vervangen door nieuwbouw van uiteenlopende kwaliteit, sommige kavels zijn zelfs onbebouwd gebleven.

4.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.6.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.6.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten :

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1 " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Daarbij is er al snel sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Besluit m.e.r. (categorie D11.2). Voorbeelden van een stedelijke ontwikkeling zijn bijvoorbeeld:

  • Realisatie van een (omvangrijke) bouwmarkt;
  • Realisatie van nieuwe woningen;
  • Realisatie van (omvangrijke) parkeervoorzieningen;
  • Realisatie van nieuwe detailhandel.

Naar aanleiding van jurisprudentie kan aangegeven worden dat de uitleg van de term 'stedelijke ontwikkeling' zoals die in de zin van het Besluit m.e.r. wordt gebruikt van gelijke strekking is als de uitleg zoals die in het kader van de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' wordt toegepast. Ten aanzien van de realisatie van woningen wordt de bouw van 12 of meer woningen gezien als een stedelijke ontwikkeling. In het onderhavige plan worden 5 woningen gerealiseerd en daarom wordt dit niet gezien als stedelijke ontwikkeling. Het aantal van 12 woningen kan derhalve als ondergrens gezien worden voor de vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordelongsplicht onstaat indien er meer dan 2000 woningen gerealiseerd worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het bestemmingsplan maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of bedrijven en voorzieningen gelegen zijn binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies. Van die bedrijven en voorzieningen is door middel van nader dossieronderzoek beoordeeld of de feitelijke (bedrijfs)activiteiten een knelpunt opleveren voor een goed woon- en leefklimaat en of terugschaling mogelijk is. De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn weergegeven in de rapportage Bedrijven- en milieu-inventarisatie bestemmingsplanDe Bothoven 2016 - wijziging 1 ”, in Bijlage 1 behorende bij deze toelichting.

Onderzoeksresultaten

In verband met de planontwikkeling (realisering van 5 grondgebonden woningen) aan de Lageweg/Gronausevoetpad op de voormalige locatie van Auto Garant heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande bedrijvigheid en voorzieningen in de omgeving van het plangebied, die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze bedrijven en voorzieningen. De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van de VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering", is van de aanwezige bedrijven en voorzieningen rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Verder is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en zijn voor de bedrijven en voorzieningen de wenselijke afstanden (indicatieve hindercontour) aangegeven (zie bijlage1 ).


Bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn een aantal bedrijven gelegen (zie bijlage 1). Behoudens de potentiele hindercontour van het bedrijf AC ter Kuile Textile aan de Kneedweg 35, zijn de potentiele hindercontouren van de bedrijven niet gelegen binnen het plangebied.

Uit een nadere beschouwing van het bedrijf AC ter Kuile Textile (zie bijlage 2) blijkt echter dat dit bedrijf geen knelpunt oplevert voor het plangebied.


Conclusie

De aanwezige bedrijven in de omgeving van het plangebied leveren geen belemmeringen op voor de ontwikkeling van het plangebied.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van bodemverontreiniging, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk. Functiegericht en kosteneffectief saneren is dan voldoende. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1 "

Het bestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat er 5 grondgebonden woningen gerealiseerd kunnen worden aan de Lageweg/Gronausevoetpad op de voormalige locatie van Auto Garant. De onderhavige gronden hebben reeds een woonbestemming en middels deze wijziging zal er enkel een bouwvlak toegevoegd worden. Ook is de locatie onverdacht wat betreft het voorkomen van bodemverontreiniging. Ten aanzien van de wijziging van het bestemmingsplan is het daarom niet nodig om een bodemonderzoek uit te voeren. Voor de activiteit Bouwen (omgevingsvergunning) is het wel nodig om een bodemonderzoek uit te laten voeren. Dit, voor de omgevingsvergunning benodige onderzoek, is reeds uitgevoerd en als bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen. Dit onderzoek is getoetst en akkoord bevonden.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied van het bestemmingsplanDe Bothoven 2016 - wijziging 1 ” of in de directe omgeving daarvan zijn geen op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen aanwezig. Gezien de ligging van de beoogde 5 woningen is akoestisch onderzoek niet nodig. Er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1 " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1 " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “De Bothoven 2016 - wijziging 1

Het bestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken dat er vijf grondgebonden woningen gerealiseerd kunnen worden binnen het plangebied.

De ontwikkeling die dit wijzigingsplan mogelijk maakt is een project dat 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “De Bothoven 2016 – wijziging 1” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “De Bothoven 2016 – wijziging 1” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water is het wettelijk kader het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “De Bothoven 2016 – wijziging 1” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “De Bothoven 2016 – wijziging 1” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “De Bothoven 2016 – wijziging 1” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Uitgangspunten en randvoorwaarden:

Het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is opgenomen in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en de watervisie. Het GRP en de watervisie hanteren dezelfde uitgangspunten die van toepassing zijn op deze opgave. De watervisie is opgesteld door gemeente, waterschap, woningbouwcorporaties en onderzoeksinstellingen. Deze visie in mei 2013 door de raad vastgesteld. Hierin zijn keuzes gemaakt waar wel en niet het gemengde rioolsysteem wordt omgebouwd tot een gescheiden systeem. Ook is het tracé van de aan te leggen stadsbeken aangegeven waar het gescheiden water op dient te worden aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00171-0003_0017.jpg"

Hemelwater

Uitgangspunt is dat in bestaand stedelijk gebied de afvoer van hemelwater zo min mogelijk via de riolering wordt afgevoerd en de afvoer van hemelwater in het buitengebied in zijn geheel niet via de riolering. Hemelwater dient zoveel mogelijk te worden verwerkt op het eigen terrein. Indien dat redelijkerwijs niet of in onvoldoende mate mogelijk is, moet het hemelwater vertraagd worden afgevoerd.

Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het watersysteem niet berekend. De watertoets van het waterschap dient dan te worden gevolgd. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen zodat het vervolgens vertraagd kan worden afgevoerd. De bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 mm, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 mm, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden aan de perceelsgrens. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Regge en Dinkel.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen en het doelmatiger is om in de openbare ruimte maatregelen te treffen.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:

  • Het vloerpeil minimaal 0,20 m boven straatpeil (kruin van de weg t.o.v. toegang ter plaatse);
  • Het perceel vlak of richting de weg af laten lopen;
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Wateropgave:

Voor de wateropgave geld een verplichting van 20 mm berging over de oppervlakte van de aanvraag en 40 mm over het deel wat als extra verharding tov de oude situatie kan worden aangemerkt.

Randvoorwaarden:

- vuil en schoon water apart aanbieden op de perceelsgrens.

- Al het schone water aanbieden op de perceelsgrens aan de Noordkant ivm aanleg toekomstige

stadsbeek.

- 20 mm berging berekend over het totale verharde oppervlak van het plangebied. (watertoets waterschap)

- Geknepen afvoer met een debiet van 15 l/s/ha. (direct lozen bij neerslag maar max debiet van 15

l/s/ha).

De wateropgave kan op verschillende manieren ingevuld kan worden maar groene daken ligt het meest voor de hand omdat kratten onder de grond vaak voor extra grondwateroverlast zorgen.

Bouwpeil:

Het plangebied en de directe omgeving is een locatie waar bij hevige buien de straat onder water kan lopen. Dit leidt in de omgeving soms tot problemen bij woningen met een laag bouwpeil. De bovenkant van de begane grondvloer van de nieuw te bouwen woningen dienen derhalve minimaal 20 centimeter hoger te liggen dan het peil van het trottoir aan de Haaksbergerstraat en de Blekerstraat. Dit om het risico van wateroverlast in de geplande woningen te voorkomen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “De Bothoven 2016 - wijziging 1

Het bestemmingsplan De Bothoven 2016 - wijziging 1 ” beoogt het planologisch mogelijk te maken van de realisatie van vijf grondgebonden woningen aan de Lageweg/Gronause Voetpad. Het betreffende terrein was voorheen in gebruik door garagebedrijf Auto garant. Het beoogde gebruik van de gronden is vergelijkbaar met het gebruik door Auto Garant. Ten opzichte van het vorige gebruik zal er geen toename zijn van het verhard oppervlak. In het vigerende bestemmingsplan zijn de gronden reeds bestemd ten behoeve van het wonen en in dat kader zouden de gronden al geheel verhard kunnen worden. Het toevoegen van een bouwvlak maakt geen extra verharding mogelijk. Ten aanzien van de hemelwaterafvoer zijn de algemene bepalingen van toepassing zoals die hierboven zijn genoemd. Het afvalwater dient gescheiden te worden van het hemelwater.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “De Bothoven 2016 - wijziging 1

Het plangebied van het wijzigingsplan is gelegen in bestaand stedelijk gebied en op grote afstand van Natura 2000 gebieden. Gelet hierop en de zeer geringe omvang van het plangebied kan op voorhand worden geconcludeerd dat eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden kunnen worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbesscherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “De Bothoven 2016 - wijziging 1

Op binnenstedelijke locaties worden met name bomen, struiken, gebouwen en in wat mindere mate waterpartijen door beschermde soorten gebruikt. Door het ontbreken van deze elementen (braakliggend terrein) lijkt de kans klein dat de planlocatie een belangrijk onderdeel vormt van de leefomgeving van beschermde soorten. Daarnaast heeft het plangebied al een woonbestemming waardoor er al bebouwing is toegestaan (al dan niet vergunningsvrij). Middels het onderhavige bestemmingsplan worden nu hoofdgebouwen toegestaan.

Het plangebied van het wijzigingsplan heeft weinig ecologische waarde. Mogelijk dat het plangebied wordt gebruikt door enkele algemeen voorkomende diersoorten waarvoor in de omgevingsverordening van de provincie Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen is opgenomen voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van (strikt) beschermde soorten worden ter plaatse niet verwacht. Eventuele negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van mogelijk aanwezige (strikt) beschermde planten- en diersoorten kunnen dan ook op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft de bescherming van planten- en diersoorten op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het NNN en het plangebied “De Bothoven 2016 - wijziging 1”

Het plangebied van het bestemmingsplan “De Bothoven 2016 - wijziging 1” is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie NNN

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Het wijzigingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1" betreft een wijziging van het geldende moederplan "De Bothoven 2016".

Het bestemmingsplan "De Bothoven 2016" is op 14 november 2016 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede.

Het wijzigingsplan heeft betrekking op gronden gelegen aan de Lageweg en het Gronause Voetpad. Deze gronden hebben in het bestemmingsplan "De Bothoven 2016" de bestemming 'Wonen'. In de regels behorende bij deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het toevoegen van een bouwvlak.

In het bestemmingsplan "De Bothoven 2016 - wijziging 1" is alleen een bouwvlak toegevoegd zoals in de wijzigingsbevoegdheid van het vigerende bestemmingsplan "De Bothoven 2016" is opgenomen. Voor het overige blijft het vigerende plan van toepassing.

Bij de vaststelling van onderhavig wijzigingsplan worden de regels behorende bij het bestemmingsplan "De Bothoven 2016" onverminderd van toepassing verklaard.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 7.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "" is gekozen.

6.2 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit wijzigingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Middels onderhavig wijzigingsplan wordt enkel een bouwvlak toegevoegd zodat de beoogde ontwikkeling van de realisatie van 5 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt wordt.

De gronden in het plangebied zijn eigendom van een projectontwikkelaar.

Exploitatieovereenkomst

Het betreffende perceel in het plangebied is geen gemeentelijk eigendom en wordt in samenwerking met de gemeente Enschede door een projectontwikkelaar ontwikkeld, waarbij de gemeente de kosten zal verhalen middels het sluiten van een (anterieure) exploitatieovereenkomst met de betreffende particuliere ontwikkelaar. Zodra de exploitatieovereenkomsten gesloten zijn zal daar overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.24 Wro in de "Huis aan Huis" mededeling worden gedaan.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande onder "Exploitatieovereenkomst" kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende wijzigingsplan voldoende aangetoond.