direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Groene Scheg 2016 - Welnalaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00161-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

In het voorheen geldende bestemmingsplan 'Groene Scheg- herziening 1' (vastgesteld op 2 april 2012) zijn ten westen van de Oldenzaalsestraat, nabij en ter plaatse van landgoed 't Welna, 3 nieuwe landgoederen met daarbij behorende landhuizen mogelijk gemaakt. Ook is de bestemming van het bestaande landhuis 't Welna omgezet van 'wonen' naar 'kantoor'. Ter 'compenstatie' van deze omzetting naar kantoor is de bouw van een woonhuis ten noorden van de Voortmansweg toegestaan, ten zuidwesten van landhuis 't Welna. In het daarop volgende actualisatieplan 'Groene Scheg 2016' (vastgesteld op 6 februari 2017), is deze situatie wederom vastgelegd.

De landgoederen zijn inmiddels grotendeels tot ontwikkeling gebracht. De 'compenserende woning' ten noorden van de Voortmansweg echter nog niet. Er is een concrete initiatiefnemer voor de ontwikkeling van de woning. Deze acht de locatie van de woonbestemming en het daarbinnen gelegen bouwvlak, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Groene Scheg 2016', niet optimaal.

Om de bouw van de woning op de gewenste locatie mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening nodig. Het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan zo vast te leggen dat de beoogde ontwikkeling mogelijk is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan ” aan de noordoostzijde van de stad Enschede, net buiten de bebouwde kom. Het gebied wordt in het zuiden begrensd door de Voortmansweg. Aan de noord- oost en westzijde wordt het gebied omgeven door bos/groen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Situering plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 Begrenzing en huidige situatie plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied valt onder het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016”, dat 6 februari 2017 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het plan is in werking getreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0003.jpg"

Afbeelding 1.3 Bestemming volgens bestemmingspln 'Groene Scheg 2016' (plangebied indicatief rood omlijnd)


Voor het zuidwestelijk deel van het plangebied geldt volgens bestemmingsplan “Groene Scheg 2016” de bestemming "Wonen". De voor "Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. alsmede voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voor het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 10,5 meter, een maximale goothoogte van 7 meter en een maximaal volume van 1000 m3.

Voor het overige deel van het plangebied geldt bestemming 'Groen - Landgoedpark'. De voor 'Groen - Landgoedpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis en de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden met de daarbij behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen zoals bergingen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen. Voor het plangebied gelden binnen deze bestemming echter geen bouwmogelijkheden. Het gebied is binnen deze bestemming namelijk voorzien van de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten". Hier mogen geen gebouwen en/of andere bouwwerken worden opgericht.

Voor het gehele plangebied geldt tevens de gebiedsaanduiding 'overig: - archeologisch onderzoeksgebied B'. Deze aanduiding geeft aan wanneer bij bodemingrepen (met o.b.v. name diepte en omvang) een archeologisch onderzoek vereist is.

Verder is het volgende van toepassing op het plangebied:

  • Paraplu-bestemmingsplan 'Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)' van toepassing. Dit plan is vastgesteld op 8 december 2014 en onherroepelijk geworden op 30 januari 2015. Dit bestemmingsplan sluit vestiging van risicovolle inrichtingen uit. Het plangebied heeft de gebiedsaanduidingen 'overige zone - risicovolle inrichtingen uitgesloten' en 'overige zone - vuurwerk uitgesloten'. Laatstgenoemde (t.a.v. vuurwerk) is opgenomen als algemene gebruiksregel in voorliggend bestemmingsplan. De aanduiding ten aanzien van risicovolle inrichtingen is niet relevant gezien de bestemming van het plangebied.
  • Paraplu-bestemmingsplan 'Cultuurhistorie', vastgesteld op 2 februari 2016 en is inmiddels in werking getreden. De locatie valt binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorie'. Er is geen bebouwing aanwezig in het plangebied en daarmee ook geen bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek'.
  • Voorbereidingsbesluit 'Onzelfstandige bewoning 2017'. Dit besluit is genomen door de gemeenteraad op 19 december 2016. Het voorbereidingsbesluit bevat een verbod voor onzelfstandige bewoning door 3 personen of meer.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan ” is het erkende wijkorgaan Dorpsraad Lonneker actief. De dorpsraad is eerder betrokken bij het voorheen geldende bestemmingsplan 'Groene Scheg- herziening 1' (vastgesteld op 2 april 2012) waarin de betreffende woning werd mogelijk gemaakt en bij het daarop volgende actualisatieplan 'Groene Scheg 2016' (vastgesteld op 6 februari 2017) waarin deze situatie wederom is vastgelegd. Dorpsraad Lonneker is gevraagd advies uit te brengen over voorliggend plan waarin de verschuiving van de eerder mogelijk gemaakte woning wordt geregeld. Dorpsraad Lonneker heeft (per email van 22 juni 2017) aangegeven geen onoverkomelijke bezwaren te hebben tegen de bestemmingsplanherziening voor de verplaatsing van het bouwvlak zoals door de gemeente geschetst per email van 12 juni 2017.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Provincie Overijssel heeft dit afgebakend met de 'Uitzonderingslijst vooroverleg ruimtelijke plannen' (laatste versie 27 juli 2016). Voor vervanging/vernieuwing van een woning in het buitengebied geldt dat geen vooroverleg nodig is wanneer de woning op dezelfde plek wordt gebouwd of op daartoe bestemde gronden binnen een afstand van maximaal 10 meter van de bestaande woning. In dit geval is de woning nog niet gebouwd, maar is kan er wel bij recht een woning gebouwd worden binnen een bouwvlak. De afstand tussen het huidige bouwvlak en het nieuwe bouwvlak volgens voorliggend plan is minder dan 10 meter. Daarmee is er geen provinciaal belang in het geding. De provincie is eerder overigens betrokken bij het voorheen geldende bestemmingsplan 'Groene Scheg- herziening 1' (vastgesteld op 2 april 2012) waarin de betreffende woning werd mogelijk gemaakt.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg met deze instanties.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Groene Scheg 2016 - Welnalaan ” in voorbereiding te nemen op 21 juni 2017 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 6 september 2017 gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in de Staatscourant.

Zienswijzen

Gedurende de termijn van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan zijn er geen zienswijzen naar voren gebracht.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

De in het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder één van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale ruimtelijke belangen. Derhalve is een toets aan het hiervoor omschreven rijksbeleid niet noodzakelijk.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0004.png"

Afbeelding 2.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen.De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit bet Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsggebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Generieke beleidskeuzes

Het plan past binnen de generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel, zoals gevat onder de 'Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Bij keuze voor de nieuwe ontwikkeling zijn alle relevante belangen zorgvuldig afgewogen. De beoogde ontwikkeling is toekomstbestendig (over 20-30 jaar heeft het project zeker nog haar toegevoegde waarde) en heeft geen nieuw ruimtebeslag (zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik). Het betreft enkel de verschuiving van een bestaand 'bouwrecht'.

Voor het plangebied gelden geen gebiedsspecifieke beleidskeuzes.

Ontwikkelingsperspectieven

Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap': Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit staat hier de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Het beleid richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied.

Daarnaast gelden daarbij de 'bijzondere gebiedscondities voor benutten: stads- en dorpsrandgebieden'. Het stadsrandgebied In de stedelijke omgeving betreft een bijzondere gebiedsconditie die specifieke kansen met zich meebrengt. Veel stadsrandgebieden in Overijssel liggen tegen aantrekkelijke natuurcomplexen of landgoederen aan. Het vormgeven van de stadsrandgebieden als entrees van zowel de 'groene-' als 'stedelijke omgeving' is een belangrijk kwaliteitsdoel. Recreatieve functies en culturele voorzieningen kunnen op specifieke plekken in de stads- en dorpsrandgebieden de kwaliteit en aantrekkelijkheid verhogen. Ook liggen er kansen voor nieuwe landgoederen en/of de landgoedaanpak.

De te bouwen woning en de inrichting van de omliggende gronden op landgoed 't Welna past binnen het ontwikkelingsperspectief. De verplaatsing van het bestaande bouwvlak, waar voorliggend plan voor bedoeld is, heeft geen relevante invloed op de doelen binnen het perspectief.

Gebiedskenmerken

Het plangebied is binnen de diverse lagen de volgende gebiedskenmerken aangeduid:

  • 'Natuurlijke laag': "stuwwallen".
  • 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap': 'essenlandschap'.
  • 'Stedelijke laag': niet van toepassing
  • 'Laag van de beleving': aan het plangebied is het kenmerk 'stads- en dorpsfronten' toegekend. Ook ligt het aan een recreatieve route en ligt het nabij landgoed 't Welna.

De verplaatsing van het bestaande bouwvlak voor een woning op landgoed 't Welna, waar voorliggend plan voor bedoeld is, heeft ruimtelijk gezien een zeer beperkte impact. Het heeft geen relevante invloed op de hiervoor genoemde gebiedskenmerken. Wel heeft de ontwikkeling op zichzelf (de bouw van een woning op het landgoed en inrichting van groene omgeving) een positieve invloed op met name de laag van de beleving. De inrichting van de stadsrand en de recreatieve route worden hiermee aantrekkelijker.

Conclusie:

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, Binnenstadsvisie inclusief Mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer staan de kwantitatieve aspecten centraal maar wordt er gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0005.png"

Afbeelding 2.1: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook diverse sectorale structuurvisies en een gebiedsgerichte structuurvisie vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld:

  • Woonvisie
  • Detailhandelsstructuurvisie
  • Watervisie
  • Structuurvisie Cultuurhistorie
  • Structuurvisie Externe Veiligheid
  • Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.
2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Met bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan" wordt de verplaatsing van een bestaand bouwvlak voor een woning op landgoed 't Welna geregeld. Dit heeft geen relevante invloed op de doelen van het hiervoor genoemde strategische beleid.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt bondig ingegaan op de huidige situatie in het plangebied, aan de hand van de huidige ruimtelijke en functionele structuur en cultuurhistorie.

3.1 Ruimtelijke structuur

Kenmerkend voor de stad Enschede zijn de zogenaamde 'groene wiggen'. Dit zijn groene gebieden die vanuit het buitengebied tot ver in de bebouwde kom van de stad doordringen. Het gebied aan de noordoostzijde van de stad, globaal tussen Enschede en Lonneker gelegen, is zo'n gebied, genaamd de 'Groene Scheg'. Het plangebied ligt in het zuiden van de Groene Scheg, tegen de stadsrand van Enschede aan. In de afgelopen decennia is de stad Enschede gegroeid. De Groene Scheg, waaronder het plangebied van voorliggend bestemmingsplan, is in dit proces van stedelijke ontwikkelingen grotendeels ingesloten geraakt en van het buitengebied geïsoleerd geraakt. Het gebied vertegenwoordigt echter nog steeds belangrijke landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden en functioneert als een groene buffer tussen Lonneker en Enschede.

Het gebied heeft in potentie een belangrijke betekenis als uitloopgebied. De recreatieve betekenis als stedelijk uitloopgebied is direct gerelateerd aan de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en de attractiewaarde van het gebied. De attractiewaarde van de Groene Scheg wordt in belangrijke mate bepaald door de beleving van landschap en natuur en door de beleving van de landgoederen als oud cultuurgoed, als dragers van het gebied. De bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn door het ontbreken van een samenhangend netwerk van wandel- fiets en ruiterpaden echter beperkt. Daarbij vormt de drukke Oldenzaalsestraat die de 'Groene Scheg' hier doorsnijdt, een belangrijke barrière. Recentelijk is wel een fietspadverbinding gereed is gekomen als onderdeel van het 'rondje Enschede'. Deze fietsverbinding doorsnijdt hier de Groene Scheg in oost-westelijke richting. Langs de zuidrand van het plangebied van bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan loopt een recreatieve route.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele landgoedhuizen in een landschappelijk waardevolle omgeving. Dichtstbijgelegen is landhuis 't Welna. Dit is gerenoveerd en heeft een kantoorfunctie gekregen. Op korte afstand, circa 30 meter ten westen van het plangebied, ligt een woonwijk. De dichtstbij gelegen woningen liggen aan de Voortmansweg, welke de zuidelijke grens van het plangebied vormt. Tussen deze woningen en het plangebied ligt een bosstrook. Ten oosten van het plangebied ligt de Oldenzaalsestraat. Dit is een belangrijke provinciale weg tussen Enschede en Losser- Oldenzaal en de A1 en doorsnijdt de Groene Scheg van noord naar zuid. De overige wegen in de directe omgeving bestaan grotendeels uit voet- en fietspaden alsmede ontsluitingswegen van- en naar landgoedvilla's. Eén van de kleine wegen ligt aan de noordzijde van het plangebied.

De ecologische waarde in en rond het plangebied wordt verslechterd door de verkeersdrukte op de Oldenzaalsestraat. De (ecologische) relatie van de Groene Scheg, en daarmee van het plangebied, met de rest van het buitengebied is grotendeels onderbroken door de insluiting als gevolg van stedelijke ontwikkelingen.

3.2 Functionele structuur

In onderstaande afbeelding is de huidige situatie van het plangebied te zien. Op dit moment heeft het plangebied een invulling met gras en enkele verspreid staande bomen. Het heeft geen echte functie. Binnen het plangebied is geen open water aanwezig. Neerslag infiltreert in de bodem.

Het plangebied wordt begrensd door de Voortmansweg aan de zuidzijde, bos aan de westzijde en gras/verspreide bomen aan de noord- en oostzijde. Iets meer naar het noordoosten ligt een kleine ontsluitingsweg ten behoeve van de landgoederen ten noorden van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0006.jpg"

Afbeelding 3.1: Huidige situatie plangebied (indicatief rode ellips aangegeven) en directe omgeving

Het perceel aan de overzijde van de Voortmansweg (zuidzijde plangebied) heeft een agrarische bestemming en functie. Het is in gebruik als grasland.

De landgoederenzone ten noorden van het plangebied, waar het plangebied ook deel van uit maakt, is deels in ontwikkeling. Dit gebied wordt gekenmerkt door bos, gemengd met kleinschalige agrarische gronden. In dit groene en landschappelijk aantrekkelijk gebied bevinden zich de landgoederen en landhuizen van 't Welna (nabij plangebied, aan noordoostzijde), 't Stokhorst (beide in gebruik als kantoorvilla's) en meer naar het westen het recentelijk ontwikkelde landgoed 't Voortman. In dit gebied wordt daarnaast nog ontwikkeling van enkele andere landgoederen/-huizen verwacht, welke ook al planologisch zijn mogelijk gemaakt. Zoals hiervoor beschreven vervult de landgoederenzone tevens een functie voor extensieve recreatie, zoals wandelen en fietsen.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Vanaf eind 19e begin 20e eeuw liggen in de omgeving van het plangebied enkele landgoederen, destijds gesticht door 'textielbaronnen'. Het plangebied is onderdeel van landgoed 't Welna. In onderstaande afbeelding is de situatie op het landgoed omstreeks 1940 weergegeven. Landhuis 't Welna is gebouwd in 1906. Zoals te zien in de afbeelding ligt de nieuw te bouwen woning ten zuidwesten van het landhuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0007.jpg"

Afbeelding 3.2: situatie landgoed 't Welna volgens kadastrale kaart rond 1940; locatie nieuw te bouwen woning indicatief in blauw aangegeven

Oorspronkelijk stond er op/nabij de locatie van de nieuw te bouwen woning al een woning/boerderij (ouder dan het landhuis). De voormalige boomgaard rond deze locatie is ter uitvoering van het exploitatieplan bij bestemmingsplan “Groene Scheg - herziening 1” (waar het plangebied van voorliggend bestemmingsplan onderdeel van was) in 2012 en 2013 'gerestaureerd'. Daarbij hebben de oude gezonde hoogstamfruitbomen een herstelsnoei ondergaan en zijn de niet meer te redden bomen vervangen door wederom (hoogstam)fruitbomen. De boerderijen op het landgoed zijn in de loop der jaren verdwenen en ook een aantal wegen en paden is in ongebruik geraakt of verdwenen.

Archeologisch erfgoed in het plangebied

In het plangebied zijn geen archeologische monumenten of vindplaatsen aanwezig. Volgens het gemeentelijk archeologiebeleid heeft het gebied de aanduiding 'onderzoeksgebied B'. Een vertaling hiervan is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidoost'. Zie paragraaf 4.3 voor een nadere uitwerking ten aanzien van archeologie.

Monumenten in het plangebied

Landhuis 't Welna, dat ten noordoosten van het plangebied ligt, betreft een rijksmonument van cultuur- en architectuurhistorisch belang. Het is in 1906 gebouwd (1916 uitgebouwd) en recentelijk gerestaureerd. inmiddels heeft het een kantoorfunctie gekregen. De ontwikkeling van de nieuwe woning heeft geen relevante invloed op het monument.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Voor de bebouwde kom geldt een bomenoverzicht met beschermde bomen en boomgroepen. Voor het vellen daarvan is een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de APV vereist.

Het plangebied ligt echter buiten de bebouwde kom. De definitie van een beschermwaardige bomen buiten de bebouwde kom waar volgens de APV een kapvergunning voor nodig is luidt als volgt: 'alle bomen met een stamomtrek van minimaal 100 centimeter op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld'. Ook voor het vellen van een houtwal of houtsingel kan een vergunning nodig zijn. Voor zowel beschermwaardige bomen als houtwallen/-singels gelden uitzonderingen.

Op de westelijke rand van het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan" zijn enkele monumentale/beschermwaardige bomen aanwezig. Dit is een belangrijke reden voor de met voorliggend plan beoogde verplaatsing van het bouwvlak in noordoostelijke richting.

Op het moment dat de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd moet ook duidelijk worden of er een kapvergunning is vereist.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en bouwwerken zonder monumentstatus in het plangebied.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, leden 2 t/m 4 Bro)

Artikel 3.1.6, leden 2 t/m 4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijven voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd (vóór 1 juli 2017 verwoord in Artikel 3.1.6, 2e lid Bro).

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk maken of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Een onderzoek naar de behoefte aan de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet heeft slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

'Stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

In de nota van toelichting bij de (vernieuwde) ladder voor duurzame verstedelijking is het volgende ten aanzien van 'saldering' (dat wil zeggen: de verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra (planologisch) ruimtebeslag) opgenomen: “Ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals de Ruimte voor ruimteregelingen, worden niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.“ Volgens de nota van toelichting leidt saldering daarmee meestal niet tot een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan "

Met het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan" wordt slechts een verschuiving van een bestaand bouwvlak voor één woning mogelijk gemaakt. Er is hier geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het betreft slechts de ontwikkeling van één woning, waarbij er per saldo geen nieuwe woning wordt mogelijk gemaakt.

4.2 Stedenbouwkundig plan

Ruimtelijk-stedenbouwkundige beschrijving en onderbouwing

Het plan bestaat uit het verplaatsen van een bouwvlak met omliggende woonbestemming voor een nog niet gebouwd 'landhuis' aan de Welnalaan (ongenummerd), ten noorden van de Voortmansweg. De verplaatsing vindt plaats over circa 15 meter in oostelijke en circa 20 meter in noordelijke richting. De nog niet gebouwde woning is voor het eerst mogelijk gemaakt met en onderbouwd in het voorheen geldende bestemmingsplan 'Groene Scheg- herziening 1' (vastgesteld op 2 april 2012). In het daarop volgende actualisatieplan 'Groene Scheg 2016' (vastgesteld op 6 februari 2017) is deze situatie wederom vastgelegd.

In onderstaande afbeelding is de nieuwe locatie van het bouwvlak (rode lijn) ten opzichte van de reeds mogelijke bouwlocatie weergegeven. Het omliggende bestemmingsvlak 'wonen' (geel) wordt eveneens verplaatst. Het deel van het plangebied waar bestemming 'wonen' vervalt wordt in lijn met de gronden ten noorden en oosten van het bouwvlak omgezet naar de bestemming 'Groen - Landgoedpark' met bouwaanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0008.jpg"
Afbeelding 4.1: verschuiving bouwvlak en omliggende woonbestemming naar noordoosten

De verschuiving van het bouwvlak is gewenst om meerdere redenen:

  • Belangrijkste reden is dat de westzijde van het bouwvlak nu onder de kroonprojectie van diverse monumentale bomen ligt. Bij de bouw van een grote woning op deze locatie moeten deze bomen fors gesnoeid worden en gaan deze mogelijk zelfs verloren bij het uitgraven van de bouwput (beschadiging wortels). Het nieuwe bouwvlak ligt buiten de kroonprojectie.
  • De woning zal zich meer oriënteren op de boomgaard/tuin op het perceel dan op de Voortmansweg (fietspad) aan de zuidzijde. Daarmee ontstaat ruimte voor inpassing tussen de woning en het fietspad.
  • De toekomstige ontsluiting van de te bouwen woning zal via het terrein van landgoed 't Welna lopen (zie ook hierna). Zo is er geen uitrit nodig op de Voortmansweg welke ter hoogte van het plangebied nu een functie als fietspad heeft. Ook is het niet aanleggen van een uitrit op deze locatie beter op gebied van ruimtelijke kwaliteit.

Het bouwplan voor de woning zelf zal getoetst worden aan de geldende welstandseisen en de bestemmingsplanregels.

Verkeer, bereikbaarheid en parkeren

De ontsluiting zal zoals aangegeven niet plaatsvinden via de Voortmansweg. Het fietspad hoeft zo niet aangepast te worden. De boogde ontsluiting zal via het terrein van landgoed 't Welna lopen. In onderstaande afbeelding is de ontsluiting schematisch weergegeven. Zie ook Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0009.jpg"

Afbeelding 4.2: beoogde ontsluiting te bouwen woning (Takkenkamp, 2016)

In de afbeelding is de ontsluiting opgedeeld in de volgende 4 deeltrajecten:

  • Rood (lengte ca. 85 meter): bestaande ontsluitingsweg van Landhuis Welna op de Oldenzaalsestraat. Deze weg is halfverhard. Hier zijn geen wegwerkzaamheden nodig.
  • Bruin (lengte ca. 80 meter): bestaande onverharde weg. Deze weg zal worden voorzien van een halfverharding. Bij de aansluiting op de bestaande weg (rood) zal een bocht worden aangelegd, zodat de weg niet over het parkeerterrein van het landhuis gaat. Twee eiken (geplant in 2015 i.h.k.v. uitvoering van het exploitatieplan) zullen worden verplant.
  • Lichtroze (lengte ca. 50 meter): halfverhard wandelpad. Dit pad zal worden verbreed tot ontsluitingsweg. Het zal opengesteld blijven, omdat het de verbinding vormt tussen het wandelpad vanaf de Voortmansweg (hoek Oldenzaalsestraat) en de padenstructuur van de Groene Scheg.
  • Donkerroze/paars (lengte ca. 55 meter): nieuw aan te leggen over het perceel behorende bij de woning. Het voert vanaf de huidige slagboom voor de boomgaard langs de westelijke bosrand naar het bouwvlak. De weg blijft 2 meter uit de bestaande afrastering. Bij het uitgraven van het cunet zullen geen wortels van de bomen in het naastgelegen bos mogen worden beschadigd.

Het beoogde wegprofiel is gelijk aan het profiel van de ontsluitingswegen van ’t Welna en ’t Engelsewerk. De weg is 3,5 meter breed. De basis bestaat uit een zandcunet van 40 centimeter diep. Daar bovenop wordt een een halfverharding aangebracht.

Voor het verbreden/verharden van een deel van de ontsluiting is mogelijk een omgevingsvergunning (voor aanleg) nodig, gezien de gedeeltelijke ligging binnen de bestemmingen 'bos' en 'agrarisch met waarden' in het bestemmingsplan 'Groene Scheg 2016' dat tijdens opstelling van voorliggend bestemmingsplan geldt op een deel van de gronden waar de ontsluiting is beoogd. Een eventueel benodigde omgevingsvergunning wordt op grond van de nu geldende regels in bestemmingsplan 'Groene Scheg 2016' geweigerd indien landschappelijke-, cultuurhistorische-, geomorfologische- of natuurlijke waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting van landschappelijke-, cultuurhistorische-, geomorfologische- of natuurlijke waarden indien de ontsluiting wordt aangelegd conform Bijlage 1. De in Bijlage 1 weergegeven ontsluiting en beplanting zijn akkoord bevonden door een landschapsdeskundige van gemeente Enschede. Voor natuurlijke waarden geldt uiteraard wel altijd het 'zorgvuldigheidsbeginsel' uit de Wet Natuurbescherming. Ook dient, zoals aangegeven in paragraaf 4.3, een kapvergunning aangevraagd te worden indien dit nodig is volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Kap van bomen is naar huidig inzicht niet of hooguit in enkele gevallen benodigd.

Parkeren zal plaatsvinden op eigen terrein.

Groen, oppervlaktewater, ecologie en openbare ruimte

Zoals aangegeven is de belangrijkste reden voor de verplaatsing van het bouwvlak het behoud van diverse monumentale bomen aan de westzijde van het huidige bouwvlak. Belangrijk uitgangspunt van voorliggend plan is dat de bestaande bomen en boomgroepen gehandhaafd blijven en dat met name langs de zuidrand van het perceel de beplanting versterkt en aangevuld wordt. De nieuw te bouwen woning is dan niet te zien vanaf de Oldenzaalsestraat. Ook bij het aanleggen/aanpassen van de ontsluiting worden de bestaande bomen gespaard (mogelijk op een enkel geval na, zoals hiervoor aangegeven). In onderstaande afbeelding zijn de belangrijkste te behouden bomen en boomgroepen en de locatie van de beoogde aanvulling aan de zuidzijde van het perceel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00161-0003_0010.jpg"

Afbeelding 4.3: te behouden en aan te vullen beplanting (Takkenkamp, 2016)

In Bijlage 1 wordt in meer detail ingegaan op de te behouden en aan te brengen beplanting. Deze bevindt zich, net als de hiervoor beschreven ontsluiting, grotendeels buiten het plangebied, maar binnen het exploitatiegebied bij de gesloten exploitatieovereenkomst. De exploitant dient volgens de overeenkomst het exploitatiegebied (waar het voornemen deel van uitmaakt) "tot ontwikkeling te brengen ten behoeve van de realisatie van landgoederen met landhuizen (twee nieuwe landhuizen) en de realisatie van kantoren op het reeds bestaande landgoed, alsmede een extra woning op het reeds bestaande landgoed, met daarbij behorende voorzieningen; de Exploitant zal op voornoemd terrein tevens indien en voor zover noodzakelijk de bijbehorende infrastructuur realiseren'. De te treffen maatregelen ten behoeve van beplanting en ontsluiting zijn als voorwaardelijke verplichting, voor het gebruik van het plangebied ten behoeve van wonen, opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

In het plangebied bevindt zich geen oppervlaktewater. De huidige ecologische waarde van het plangebied (de twee gele rechthoeken in afbeelding 4.1 samen) is laag. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op natuurwaarden. Binnen het plangebied is geen sprake van openbare ruimte.

4.3 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Monumenten en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Zoals aangegeven in paragraaf 3.3 zijn er geen monumenten of overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren aanwezig binnen het plangebied.

Rijksmonument Landhuis 't Welna, dat ten noordoosten van het plangebied ligt, wordt niet relevant beïnvloed door de ontwikkeling van de nieuwe woning.

Beschermwaardige bomen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprojecten wordt rekening gehouden met de aanwezige monumentale en beschermwaardige bomen door bouwgrenzen en infrastructurele werken, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, zodanig te situeren dat daardoor de maximale kroonprojectie van de bomen niet of zo min mogelijk wordt beperkt.

Zoals aangegeven in paragraaf 3.3 zijn op de westelijke rand van het plangebied enkele monumentale/beschermwaardige bomen aanwezig. Dit is een belangrijke reden voor de beoogde verplaatsing van het bouwvlak in noordoostelijke richting. Waarschijnlijk is wel de verwijdering van één hazelaar en mogelijk een appel- of perenboom nodig ten behoeve van de realisering van de bebouwing.

In het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan" is geen planologische beschermingsregeling opgenomen voor beschermingswaardige bomen en boomgebieden. De bescherming van deze bomen en boomgebieden is geregeld middels de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Voor de kap van een beschermwaardige boom of het vellen van een houtwal of houtsingel kan een vergunning nodig zijn.

Archeologie

In het plangebied zijn geen archeologische monumenten of vindplaatsen aanwezig.

Volgens het gemeentelijk archeologiebeleid heeft het gehele plangebied de aanduiding 'onderzoeksgebied B'. Ook volgens het bestemmingsplan valt de planlocatie geheel binnen deze aanduiding. Op deze gronden mogen in principe geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 2.500 m2. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan afwijken als uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat er ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.

De boogde ontwikkeling komt niet in de buurt van de grens van 2500 m2. Archeologisch vooronderzoek is niet noodzakelijk. Dit betekent niet dat er geen archeologische waarden kunnen worden aangetroffen. Op grond van de Erfgoedwet geldt de meldplicht voor toevalsvondsten Als tijdens het uitvoeren van graafwerkzaamheden een archeologische vondst wordt gedaan, geldt volgens artikel 5.10 van de Erfgoedwet, een meldingsplicht bij het bevoegd gezag.

In 2011 is overigens, ten behoeve van het bestemmingsplan "Groene Scheg- herziening 1", wel een archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de ontwikkeling van de landgoederenzone als geheel. Dit onderzoek is bij bestemmingsplan 'Groen Scheg 2016' gevoegd. Ook de destijds beoogde locatie voor de nieuwe woning waar voorliggend plan over gaat is onderzocht (deelgebied 3 in het betreffende onderzoek). Deze locatie overlapt gedeeltelijk met de nu beoogde verschoven locatie. In het rapport werd het volgende aangegeven: "De lage archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het paleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd voor deelgebied 3 en 5 kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek worden gehandhaafd." De regio-archeoloog heeft vervolgens geadviseerd om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren de locatie vrij te geven ten aanzien van 'archeologische waarden'.

4.4 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwwlannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen.

In het plangebied gold voorheen de identiteit 'Boerenerven'. Voor het plangebied geldt nu echter 'Welstandsparagraaf 7 Buitenplaatsen en landgoederen: Landgoederen "De groene Scheg"'. Deze Welstandsparagraaf is geschreven naar aanleiding van het eerder genoemde bestemmingsplan "Groene Scheg - herziening 1". Deze herziening beoogde de ontwikkeling van landgoederen mogelijk te maken in de Groene Scheg.

Voor de plannen voor nieuwbouw van landhuizen in de Groene Scheg waren de geldende identiteiten (waaronder 'Boerenerven') die voor dit gebied golden niet geheel toereikend. Omwille van de eenheid en de doelstelling om tot een in het landschap passende uitstraling van bebouwing te komen, zijn de welstandscriteria die bij de identiteit 'Buitenplaatsen en landgoederen' horen toegepast.

Dit had een wijziging van de Welstandsnota tot gevolg waarbij de identiteiten 'Vrije landelijke bebouwing' en 'Boerenerven' vervangen zijn door de welstandsparagraaf "Groene Scheg'". Deze wijziging van de Welstandsnota (Wijziging 49) is, gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld.

De in de welstandsparagraaf "Groene Scheg" genoemde criteria zijn:

Specifieke criteria

Een bouwplan moet zich voegen naar de in de welstandsparagraaf genoemde kenmerken van identiteit. De commissie hanteert bij de welstandstoets de volgende specifieke criteria.

Ensemble

  • gebouwen moeten een ensemble vormen van hoofd- en bijgebouwen;
  • alle gebouwen moeten onderling een ruimtelijke relatie aangaan middels een zorgvuldige compositie van positie en oriëntatie;
  • nieuwe gebouwen mogen het hoofdgebouw niet overeenstemmen.

Gebouw

  • gebouwen moeten landgoedwaardig zijn, generieke nieuwbouwwijk-typologieën, flats en andere stedelijke bouwvormen zijn niet toegestaan;
  • bebouwing moet voldoen aan de hoogste esthetische kwaliteit;
  • bouwplannen moeten van een buitengewone aandacht voor aandacht, materialen en detaillering getuigen;
  • alle zijden van een gebouw moeten van hoge esthetische kwaliteit zijn en een positieve rol spelen in het landschapsbeeld.

Toevoegingen

  • aan- en uitbouwen, opbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten binnen de bestaande architectuur en maatverhoudingen passen en het totale gebouw verrijken;
  • aan- en uitbouwen, opbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten architectonisch onderdeel zijn van de bestaande compositie;
  • aan- en uitbouwen, opbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen het gebouw niet overstemmen;
  • aan- en uitbouwen, opbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten in vorm, materiaal en kleur afgestemd zijn op het gebouw;
  • gevels en raampartijen mogen niet geblindeerd worden;
  • erfscheidingen mogen de relatie van gebouw en landschap niet verstoren.

4.5 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling met een zeer beperkte impact. Het voert dan ook te ver om het Actieplan Duurzaamheid hier verder uitgebreid te beschrijven. De ontwikkeling sluit in ieder geval aan bij de duurzaamheidsdoelstelling in die zin dat de woning sowieso zal moeten voldoen aan het Bouwbesluit. Daarbij wordt onder andere aandacht geschonken aan energiebesparende maatregelen en duurzame materialen. Ook wordt met de planherziening een aantrekkelijk woonerf gecreëerd dat beter op de toekomst is toegerust (qua situering), ook voor eventuele toekomstige bewoners.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt eerst het onderwerp 'milieueffectrapportage' behandeld en vervolgens milieuhinder in relatie tot bedrijven in de omgeving. Daarna wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het bestemmingsplan maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of bedrijven en voorzieningen gelegen zijn binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies.

Het dichtstbijzijnde relevante bedrijf ligt op circa 250 meter ten westen van het plangebied. Op deze locatie mag slechts een bedrijf uit maximaal milieucategorie 2 gevestigd zijn (of vergelijkbaar). Uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen is er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico’s, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico’s zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan "

Het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan " beoogt het planologisch mogelijk maken van het verschuiven van een bouwvlak voor een nog niet gebouwde woning.

Voor de oorspronkelijke locatie is in 2011 een bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van bestemmingsplan "Groene Scheg - herziening 1". Dit is eveneens bijgevoegd bij het geldende bestemmingsplan 'Groene Scheg 2016'. Er zijn in dat onderzoek geen stoffen in gehalten en/of concentraties boven de tussenwaarde aangetoond. Dit houdt in dat er conform de Wet bodembescherming geen aanleiding is voor het uitvoeren van een nader onderzoek en/of sanerende maatregelen. Op basis hiervan is het niet noodzakelijk om voor voorliggend bestemmingplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan " een nieuw bodemonderzoek uit te voeren. Het is een onverdacht terreindeel.

Het is echter bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd. De bodemkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Afhankelijk van het tijdstip van de realisatie en de aard en omvang van de nieuwe ontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor bouwen een (aanvullend/actualiserend) bodemonderzoek volgens de NEN 5470 uitgevoerd dient te worden.

5.1.4 Wet geluidhinder

n artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.

Wegverkeerslawaai

De geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai op het verplaatste bouwvlak is onderzocht in het door Buijvoets Bouw- en geluidsadvisering opgestelde 'Akoestisch onderzoek bouwplan Landgoed Welna te Enschede' (16.035, 25 april 2017). Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting.

Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op het verplaatste bouwblok ten hoogste 53 dB bedraagt. De geluidsbelasting blijft hiermee binnen de reeds eerder (2012) vastgestelde hogere grenswaarde van 54 dB. Vaststellen van een nieuwe hogere grenswaarde is dan ook niet nodig.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan " is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld

Conclusie geluid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is een project dat 'niet in betekende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Er vindt in de nabijheid van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Ook is er geen risicovolle inrichting in de buurt. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken. Op deze locatie kan het water worden geborgen in de directe omgeving de greppel langs de weg of de tuin.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. Op deze locatie is een persriool aanwezig waarop het afvalwater dient te worden aangesloten.

Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan

Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016 - Welnalaan

Het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan ” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. In dit geval gaat het om een verschuiving van een al bestaand,m mar nog niet benut bouwvlak. De in dit plan geprojecteerde bestemmingen wijken niet wezenlijk af van die in het geldende bestemmingsplan voor zover het de waterhuishouding betreft. Het plan heeft geen relevante gevolgen voor de waterhuishoudingssituatie ten opzichte van de bestaande situatie.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Groene Scheg 2016 - Welnalaan

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen dan wel in de directe nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of bijzonder nationaal natuurgebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden "Lonnekermeer" en “Landgoederen Oldenzaal” zijn beide op circa 5 kilometer van het plangebied gelegen.

Gelet op de afstand van het plangebied tot Natura 2000-gebieden en de aard en omvang van de ontwikkeling kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Groene Scheg 2016 - Welnalaan

In het kader van bestemmingsplan "Groene Scheg - herziening 1" is in 2011 een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Dit is eveneens bijgevoegd bij het geldende bestemmingsplan 'Groene Scheg 2016'. Uit deze rapportage blijkt niet dat er beschermde soorten voorkomen in het plangebied. Wel kan het plangebied tot het jachtgebied behoren van enkele roofvogel- en uilensoorten.

Het bestemmingsplan maakt het verplaatsen van een bouwvlak voor een nog niet gebouwde woning over een beperkte afstand. Met de realisatie van de woning op de nieuwe beoogde locatie wordt mogelijk een struik en eventueel een appel- of perenboom gekapt. Bouw van de woning op de oorspronkelijke plaats zou het verlies van meerdere monumentale bomen tot gevolg hebben. Met de beoogde verplaatsing van het bouwvlak worden per saldo dus s gepaard. Verder worden geen waterpartijen of gebouwen aangetast. Er is daarmee geen sprake van aantasting of verstoring van vaste rust- of verblijfplaatsen. In de omgeving van het plangebied is een grote hoeveelheid kwalitatief gelijkwaardig jachtgebied aanwezig. Het uitvoeren van een actualiserend ecologisch onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming bij het bevoegd gezag is niet noodzakelijk.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het NNN en het plangebied “Groene Scheg 2016 - Welnalaan

Het plangebied van het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan ” is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN zijn op circa 600 meter ten noordoosten van het plangebied gelegen. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven. Het NNN vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. In dit geval is gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 - Welnalaan" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan ”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden binnen bestemmingsplan 'Groene Scheg 2016 - Welnalaan' zijn bestemd voor de hierna genoemde bestemmingen en gebiedsaanduidingen. Het plan bevat geen dubbelbestemmingen.

6.3.1 Bestemmingen

Bestemming 'Groen - Landgoedpark'

Het deel van het plangebied waar bestemming 'wonen' vervalt wordt in lijn met de gronden ten noorden en oosten van het bouwvlak omgezet naar de bestemming 'Groen - Landgoedpark'. De voor 'Groen - Landgoedpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis en de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden met de daarbij behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen zoals bergingen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen. Voor het plangebied gelden binnen deze bestemming echter geen bouwmogelijkheden. Het gebied is binnen deze bestemming namelijk voorzien van de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten". Hier mogen geen gebouwen en/of andere bouwwerken worden opgericht.

Bestemming 'Wonen'

Voor het overige deel van het plangebied geldt bestemming "Wonen". De voor "Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. alsmede voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen hoofdgebouwen (in dit geval een woning) mogen worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voor het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 10,5 meter, een maximale goothoogte van 7 meter en een maximaal volume van 1000 m3.

6.3.2 Gebiedsaanduidingen

Voor het gehele plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'overig: - archeologisch onderzoeksgebied B'. Op deze gronden mogen in principe geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 2.500 m2. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan afwijken als uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat er ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 7 ontwikkelingsgericht plan)

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied is de ontwikkeling van en woning beoogd.

Exploitatieovereenkomst

Het plan voor de realisatie van de nieuwe woning betreft een particulier initiatief. Voor de ontwikkeling van een gebied met diverse landgoederen, waaronder het plangebied van bestemmingsplan Groene Scheg 2016 - Welnalaan, is in het kader van het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" in 2011 een exploitatieovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst blijft van toepassing op het plangebied en de benodigde ingrepen in de directe omgeving voor de realisatie van de woning (zoals ontsluiting).

Er ontstaat echter een nieuwe situatie als gevolg van de met het voorliggende bestemmingsplan beoogde bouwvlakverschuiving. De nieuwe locatie van het bouwvlak wijkt af de in 2011 gesloten exploitatieovereenkomst. De planontwikkeling valt (opnieuw) aan te merken als een "bouwplan" als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) waarbij voor de gemeente een wettelijke verplichting tot kostenverhaal geldt. Er is een Addendum op de in 2011 gesloten exploitatieovereenkomst opgesteld en ondertekend door gemeente en initiatiefnemer. Er is geen (geheel) nieuwe exploitatieovereenkomst gesloten.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.