direct naar inhoud van Regels
Plan: Voormalige vliegbasis Twenthe - Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00129-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Voormalige vliegbasis Twenthe - Noord met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP00129-0003 van de gemeente Enschede.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van het plan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Advanced Materials and Manufacturing (HTSM/AMM):

Bedrijvigheid uitsluitend gericht op:

  • het ontwikkelen, testen, bewerken en demonstreren van:
    • 1. innovatieve materialen
    • 2. (deel)producten van innovatieve materialen
    • 3. nieuwe manieren van het produceren van producten en materialen
  • op kleine schaal (proef)produceren van innovatieve materialen en (deel)producten van deze materialen.
1.6 ander geluidsgevoelig gebouw:

een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft:

  • a. een onderwijsgebouw;
  • b. een ziekenhuis;
  • c. een verpleeghuis;
  • d. een verzorgingstehuis;
  • e. een psychiatrische inrichting;
  • f. een kinderdagverblijf

met uitzondering van de delen van het gebouw die een andere bestemming hebben dan verblijfsruimten.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf:

een onderneming gericht op het ontwikkelen, testen, demonstreren, produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen en/of diensten, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een (bedrijfs)gebouw of op een (bedrijven)terrein slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.10 beperkt kwetsbare objecten:

de objecten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:

  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • c. hotels en restaurants, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • d. winkels , voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.11 bestaand:

aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in overeenstemming met het geldend bestemmingsplan dan wel met een ander geldend planologisch besluit aanwezig of in uitvoering dan wel na dat tijdstip is toegestaan krachtens een omgevingsvergunning die vóór dat tijdstip is aangevraagd.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 cultuurhistorisch beeldbepalend gebouw:

een gebouw dat door zijn architectonische kwaliteit en/of zijn cultuurhistorische waarde de specificiteit en herkenbaarheid van zijn omgeving verhoogt.

1.19 cultuurhistorisch deskundige:

door burgemeester en wethouders benoemde persoon of groep van personen die expert is op het gebied van monumentenzorg en cultuurhistorie.

1.20 cultuurhistorisch structuurbepalend gebouw:

een gebouw dat bijdraagt aan de ritmiek van de bebouwing in een straat voor wat betreft vormgeving, stedebouwkundige verschijningsvorm (bv. twee-onder-één kap of rijtjeswoningen), volume en functie (wonen, bedrijf, cultureel).

1.21 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van afhaalzaken.

1.23 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, wasserette, schoonheidsinstituut, pedicure, belwinkel en internetcafé, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.24 ecologische voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, faunarasters, nest- of vleermuiskasten, vleermuisvriendelijke verlichting en kleinschalige natuurontwikkeling;

1.25 fieldlabs:

Praktijk- en testomgevingen waar bedrijven en kennisinstellingen industriële oplossingen ontwikkelen, testen en implementeren.

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geluidgevoelig terrein:

een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats in het water voor een woonschip.

1.28 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.29 grenswaarde:

grenswaarde, als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico (PR).

1.30 groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.31 horeca:

Bedrijvigheid die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies (met uitzondering van bed and breakfast) en/of het exploiteren van zaal-, congres- en vergaderaccommodatie; met een horecabedrijf wordt een afhaalzaak gelijkgesteld.

1.32 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor zakelijke dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.33 kwetsbare objecten:

de objecten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijnde:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de dagopvang van minderjarigen.
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak (b.v.o.) van meer dan 1500 m² per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.34 luchthaven:

terrein dat bestemd is voor het landen en opstijgen met luchtvaartuigen en de afwikkeling van het luchtverkeer, alsmede de daarmee samenhangende bedrijfsmatige activiteiten. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  • start- en landingsbaan;
  • terminal;
  • verkeerstoren;
  • onderhouds-, opslag- en stallingsgebouwen (waaronder opslag van brandstof);
  • het testen van vliegtuigmotoren.
1.35 luchthavengebonden bedrijvigheid:

bedrijvigheid die functioneel aan een luchthaven gerelateerd is en/of producten en/of diensten aanbiedt die in relatie staan met het functioneren van een luchthaven, waaronder:

      • a. bedrijven die gerelateerd zijn aan het opstijgen en landen van luchtvaartuigen en de daarmee verbonden functies, waaronder stalling, vliegtuigonderhoud en test- en certificeringsactiviteiten voor de luchtvaart.
      • b. bedrijvigheid die samenhangt met het luchttransport zelf, zoals luchtvaartmaatschappijen, luchtverkeersleiding, militaire luchtvaart, logistieke dienstverleners in de luchtvracht, cateraars en alle andere dienstverleners en overheidsdiensten die zich direct met het Nederlands luchtverkeer bezig houden;
      • c. bedrijvigheid grotendeels ten behoeve van gebruikers van het luchttransport;
      • d. bedrijvigheid door leveranciers van het luchttransport, zoals vliegtuigbouw- en/of demontagebedrijven, leveranciers aan de vliegtuigbouw, onderhoudsbedrijven voor vliegtuigen, componenten en systemen, onderhoudsdivisies van luchtvaartmaatschappijen, leveranciers van luchthavensystemen voor bijvoorbeeld bagageafhandeling en security.
      • e. ontwikkeling nieuwe materialen en systemen voor luchtvaartindustrie.
1.36 niet zelfstandige horeca:

horeca die een functionele relatie heeft met de in de bestemmingsomschrijving genoemde hoofdfunctie en uitsluitend ondergeschikt en ondersteunend is aan die hoofdfunctie.

1.37 nutsvoorzieningen:

gebouwde dan wel ongebouwde en/of ondergrondse infrastructurele voorzieningen, met uitzondering van hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen, ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening, warmte-koude opslag of het (tele)communicatie-verkeer.

1.38 oefenobject:

bouwwerken alleen bedoeld om te worden gebruikt voor trainingen en oefeningen ten behoeve van Safety & Security.

1.39 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.40 ondergeschikt en ondersteunend:

activiteit die de hoofdactiviteit ondersteunt, nooit zijnde de hoofdactiviteit, en waarbij het oppervlakte niet meer beslaat dan 49% van het totale oppervlakte van de hoofdactiviteit.

1.41 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.42 plaatsgebonden risicocontour PR 10-6:

de risicocontour zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers; deze contour geldt voor kwetsbare objecten als grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde.

1.43 risicovol bedrijf:

een bedrijf, niet tevens een risicovolle inrichting zijnde, waarbij het milieu-aspect gevaar bepalend is voor de categorie-indeling als bedoeld in de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfstypen en/of Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen.

1.44 risicovolle inrichting:
  • 1. een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarbij op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten
  • 2. een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, waarop het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) van toepassing is.
1.45 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteiten op het gebied van cultuurhistorie, ruimtelijke (campus-)setting, water en nieuwbouw.

1.46 Safety & Security:

bedrijfsmatige, informatieve, praktijkgerichte, recreatieve, onderzoeksgerichte, educatieve en/of innovatieve activiteiten op het gebied van veiligheid(systemen), onder andere in de vorm van een veiligheidscentrum, fieldlabs, rijvaardigheidstrainingen, activiteiten rondom Unmanned Systems en luchthavenbrandweer.

1.47 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.48 slopen:

geheel of gedeeltelijk afbreken.

1.49 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, paarse kabouterhuisjes, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, toiletgebouwtjes, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.50 tijdelijk toegestaan bouwwerk:

een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat is of mag worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning waarbij is bepaald dat het bouwwerk uitsluitend aanwezig mag zijn gedurende de in de omgevingsvergunning genoemde periode met een maximum van tien jaar.

1.51 Unmanned Systems:

(gebruik van) systemen waarbij de besturing op afstand plaatsvindt en/of waarbij de besturing van het systeem plaats kan vinden zonder menselijke interventie.

1.52 US-bedrijvigheid:

het gehele cluster van bedrijvigheid gericht op:

  • het ontwikkelen, testen, bewerken, demonsteren, produceren op kleine schaal, herstellen, installeren of inzamelen van Unmanned Systems inclusief de systemen en toepassingen in zowel hard- als software;
  • de verhuur, opslag en distributie van Unmanned Systems inclusief aanverwante payloads (vracht, installaties en/of andere technische toepassingen);
  • praktijkonderwijs rondom Unmanned Systems.
1.53 veiligheidscentrum:

een of meer gebouwen, bouwwerken en/of gronden bedoeld voor het in hoofdzaak verzorgen van bedrijfsmatige, informatieve, praktijkgerichte, educatieve en innovatieve veiligheidsactiviteiten en het verzorgen van praktijkgerichte training op het gebied van veiligheid, alsmede de hierbij behorende reguliere en ondersteunende bedrijfsprocessen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • een brandweeroefencentrum;
  • rijvaardigheidstrainingen;
  • ondergeschikte en ondersteunende horeca;
  • overnachtingsfaciliteiten voor deelnemers en/of personeel.
1.54 vuurwerkbedrijf:

inrichting of bedrijf voor de vervaardiging, verwerking en/of opslag van vuurwerk en/of groothandel in vuurwerk.

1.55 woning / wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw met woonfunctie / een complex van ruimten, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.56 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van administratieve diensten aan of ten behoeve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advocaten-, advies- en ingenieursbureaus met een beperkt publieksgerichte functie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 buitenwerks gevelvlak van een bouwwerk:

Het gedeelte van het bouwwerk dat, voorzover van wanden voorzien, van buitenaf zichtbaar is. Voor bouwwerken die niet of niet aan alle zijden door wanden omsloten worden, wordt de loodrechte projectie van de dakrand op het maaiveld als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

2.4 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen .

2.5 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
2.6 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen of de wijze van meten worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.7 inhoud minimum bergingsopgave hemelwater

het grondoppervlak van de te realiseren bebouwing vermenigvuldigd met het aantal millimeters bergingsopgave, uitgedrukt in kubieke meters ( .. m2 x 0,02 m of 0,04 m = .. m3), waarbij als volgt wordt gerekend:

  • hoofdregel: grondoppervlak te realiseren bebouwing x 0,02 = m3 bergingsopgave
  • bij vervangende nieuwbouw met een groter grondoppervlak dan de oorspronkelijke bebouwing: grondoppervlak oorspronkelijke bebouwing x 0,02 + grondoppervlak uitbreiding x 0,04 = m3 bergingsopgave.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor het weiden van vee, alsmede het behoud van landschapselementen, met daaraan ondergeschikt:

  • a. het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in de koesteransichten die zijn opgesteld voor de verschillende landschapstypen en als bijlage 3 Kaart landschapstypen en koesteransichten onderdeel uitmaken van deze regels;
  • b. ecologische voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen
  • d. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);
  • e. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van water;

met daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Op de voor Agrarisch aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 3.1 worden gebouwd.
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • c. de maximum bouwhoogte van een bouwwerk bedraagt:
    • 1. 10 meter voor infrastructurele kunstwerken en vlaggenmasten;
    • 2. 15 meter voor beeldende kunst;
    • 3. 5 meter voor overige bouwwerken.

Artikel 4 Bedrijventerrein - Technology Base Twente

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein - Technology Base Twente aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een luchthaven en bedrijvigheid dan wel dienstverlening die uitsluitend is gericht op rechtstreekse levering van goederen en/of diensten ter ondersteuning van de luchthaven;
  • b. testen van vliegtuigmotoren tussen 07:00 uur en 19:00 uur dezelfde dag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - met lettercode A".
  • c. Unmanned Systems;
  • d. bedrijven vallend onder:

voor zover genoemd in (of gelet op de milieubelasting in aard en invloed op de leefomgeving daaraan gelijk te stellen):

    • a. de categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de hoofdgroep Bedrijven van de "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen" (bijlage 2), voor zover het gronden betreft die op de verbeelding zijn aangegeven met de aanduiding "Bedrijf tot en met categorie 3.2";
    • b. de categorie 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de hoofdgroep Bedrijven van de "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen" (bijlage 2), voor zover het gronden betreft die op de verbeelding zijn aangegeven met de aanduiding "Bedrijf tot en met categorie 4.1";
    • c. de categorie 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de hoofdgroep Bedrijven van de "Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen" (bijlage 2), voor zover het gronden betreft die op de verbeelding zijn aangegeven met de aanduiding "Bedrijf tot en met categorie 4.2";
  • e. horeca;
  • f. duurzame energievoorzieningen;
  • g. ecologische voorzieningen;
  • h. behoud en bescherming van de ruimtelijke kwaliteit.

Met daarbij behorende bouwwerken, terreinen en voorzieningen, zoals:

  • i. wegen, fiets- en wandelpaden;
  • j. watervoorzieningen;
  • k. bermen;
  • l. verlichting;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. verhardingen;
  • q. ondergrondse infrastructuur;
  • r. in- en uitritten;
  • s. geluidwerende voorzieningen;
  • t. straatmeubilair;
  • u. afscheidingen, afrasteringen;

4.2 Bouwregels
  • a. Op de voor “Bedrijventerrein - Technology Base Twente" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 4.1 worden gebouwd.
  • b. Bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
  • c. Afwijkend van het bepaalde onder b. zijn buiten het bouwvlak bouwwerken ten behoeve van de luchthaven toegestaan.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” mag de aangegeven maximum bouwhoogte niet worden overschreden.
  • e. Het totale oppervlakte aan gebouwen mag niet meer bedragen dan 124.000 m2.
  • f. Per type activiteit zijn de volgende maximum oppervlakten aan gebouwen toegestaan:

  Maximaal toegestaan te bouwen oppervlakte aan gebouwen (in m2)  
Safety & Security   19.000  
Luchthaven / luchthavengebonden bedrijvigheid   50.000  
Unmanned Systems (US) en US-bedrijvigheid;   5.000  
Horeca   1.600  
HTSM/AMM   50.000  

  • g. Gebouwen die gebruikt worden als oefenobject voor Safety & Security en tijdelijk toegestane bouwwerken vallen niet onder het in lid f. genoemde maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het behouden en beschermen van een toereikende ruimtelijke kwaliteit bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waarbij toereikend betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in de beleidsregel 'Ruimtelijke Kwaliteit voormalige vliegbasis Twenthe', dan wel (in het geval deze beleidsregel tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel) deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel.

4.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2 onder d. tot een maximum bouwhoogte van 45 meter, voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 11.3.1 vrijwaringszone- radar.
  • b. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. te verlenen vragen Burgemeester en wethouders in het kader van de vliegveiligheid advies aan de Inspectie Leefomgeving en Transport.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door het maximum toegestaan te bouwen oppervlakte aan gebouwen voor HTSM/AMM zoals opgenomen in artikel 4.2 onder f, te wijzigen tot maximaal 79.000 m2
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend toepassing geven aan de onder a. genoemde wijzigingsbevoegdheden, indien dit in overeenstemming is met de regionale afspraken voor bedrijventerreinen zoals bedoeld in de provinciale verordening.


Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenstroken en plantsoenen;
  • b. ecologische voorzieningen;;
  • c. afscheidingen, afrasteringen;
  • d. waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing;
  • e. wegen en voet- en fietspaden;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. verhardingen;
  • i. ondergrondse infrastructuur;
  • j. straatmeubilair;
  • k. duurzame energievoorzieningen.

met daarbij behorende bouwwerken, infrastructuur en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
  • a. Op de voor “Groen” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 5.1 worden gebouwd.
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • c. de maximum bouwhoogte van een bouwwerk bedraagt 5 meter.

Artikel 6 Maatschappelijk - militaire zend- en ontvangstinstallatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - militaire zend- en ontvangstinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militaire zend- en ontvangstinstallaties.
  • b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" het gebruik benoemd in artikel 4.1.
  • c. ecologische voorzieningen.

met daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
  • a. Op de voor “Maatschappelijk - militaire zend- en ontvangstinstallatie” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 6.1 worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” mag de aangegeven maximum bouwhoogte niet worden overschreden.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en voet- en fietspaden;
  • b. waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. bermen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. verhardingen;
  • i. ondergrondse infrastructuur;
  • j. in- en uitritten;
  • k. straatmeubilair;
  • l. afscheidingen, afrasteringen;
  • m. ecologische voorzieningen;
  • n. duurzame energievoorzieningen.

met daarbij behorende bouwwerken, infrastructuur en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
  • a. Op de voor “Verkeer” aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 7.1 worden gebouwd.
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • c. de maximum bouwhoogte van een bouwwerk bedraagt:
    • 1. 10 meter voor infrastructurele kunstwerken en vlaggenmasten;
    • 2. 15 meter voor beeldende kunst;
    • 3. 5 meter voor overige bouwwerken.

Artikel 8 Waarde - Ecologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Ecologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van ecologische waarden, waarbij de bestemming 'Waarde - Ecologie' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

8.2 Bouwregels

Op de als “Waarde - Ecologie” aangewezen gronden is het niet toegestaan wijzigingen aan te brengen in de bestaande bebouwing.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 door toe te staan dat overeenkomstig de bouwregels behorende bij de andere daar voorkomende bestemming(en) wijzigingen worden aangebracht in de bestaande bebouwing, uitsluitend nadat advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake ecologisch deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische waarden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Bij de verlening van de onder a. bedoelde omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders toestaan dat overeenkomstig de bouwregels behorende bij de andere daar voorkomende bestemming(en) bebouwing geheel of gedeeltelijk wordt gesloopt, uitsluitend nadat advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake ecologisch deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische waarden.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden of (sier)beplanting.
  • b. Bij de verlening van de onder a. bedoelde omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders toestaan dat overeenkomstig de gebruiksregels behorende bij de andere daar voorkomende bestemming(en) de onder a. genoemde werken of werkzaamheden worden uitgevoerd, uitsluitend nadat advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake ecologisch deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische waarden.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door het wijzigen of verwijderen van de dubbelbestemming Waarde - Ecologie, uitsluitend nadat advies is ingewonnen van een door het bevoegd gezag aan te wijzen ter zake ecologisch deskundige en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de ecologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven:

    • 1. voor opslag, groothandel, verwerking, afsteken en/of vervaardiging van vuurwerk;
    • 2. zelfstandige detailhandel;
    • 3. voor opslag van gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 en/of voor risicovolle inrichtingen buiten de zone aangeduid als "veiligheidszone - bevi";
    • 4. voor garagebedrijven, woningen, geluidgevoelig terreinen, andere geluidsgevoelige gebouwen, bedrijfswoningen en/of seksinrichtingen.
    • 5. voor laserstralen die de vliegveiligheid kunnen verstoren.
  • c.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 overige zone - cultuurhistorie
11.1.1 bouwregels cultuurhistorisch waardevolle gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend gebouw' in bijlage 1 dient de karakteristieke hoofdvorm van het gebouw in stand te worden gehouden.

11.1.2 slopen

Ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalend gebouw' in bijlage 1 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

11.1.3 uitzondering

Het in lid 11.1.2 genoemde verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die het normale onderhoud en beheer betreffen.
11.1.4 toepassingscriteria
  • a. Bij de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning wordt getoetst aan de beleidsregel "Ruimtelijke kwaliteit voormalige vliegbasis Twenthe" dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.1.2 wordt verleend in de volgende gevallen:
    • 1. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm is in redelijkheid niet langer te handhaven;
    • 3. het betreft delen van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm.
  • c. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in id 11.1.2 wordt verleend, vragen burgemeester en wethouders advies aan de cultuurhistorisch deskundige.
11.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door bijlage 1 geheel of gedeeltelijk aan te passen, indien op basis van nader cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn.

11.2 Veiligheidszones
11.2.1 veiligheidszone - bevi
  • a. Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone - bevi” zijn op gronden gelegen binnen deze zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. Het onder a genoemde verbod geldt overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, lid 2 van het Bevi niet voor (de uitbreiding van) de eigen inrichting (de inrichting ten behoeve waarvan de veiligheidszone noodzakelijk is);
  • c. Het onder a genoemde verbod geldt eveneens niet voor beperkt kwetsbare objecten buiten de eigen inrichting die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan reeds rechtens aanwezig zijn;
  • d. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
    • 1. het wijzigen van de veiligheidszone, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de omvang van de plaatsgebonden risicocontour ( 10-6 grenswaarde) als gevolg van nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving, nieuwe rekenmodellen of een wijziging in die risicovolle inrichting beperkter is geworden en zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden;
    • 2. het opheffen van de veiligheidszone, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de ter plaatse gelegen risicovolle inrichting buiten werking is gesteld of het plaatsgebonden risico is opgeheven.
11.2.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding “veiligheidszone - bevi” geheel of gedeeltelijk aan te passen, indien op basis van nader onderzoek naar externe veiligheid is aangetoond dat op de betreffende locatie geen of gewijzigde opslag van gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 en/of risicovolle inrichtingen(meer) aanwezig zijn.

11.3 Vrijwaringszones
11.3.1 vrijwaringszone- radar
  • a. Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone- radar" zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de functionele bruikbaarheid van militaire zend- en ontvangstinstallaties.
  • b. Op de gronden, aangeduid als “vrijwaringszone- radar" mag, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, niet hoger worden gebouwd dan 22 meter gemeten vanaf peil.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder b bepaalde tot een maximum bouwhoogte van 45 meter .
  • d. Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld onder c. te verlenen vragen Burgemeester en wethouders in het kader van de functionele bruikbaarheid van de militaire zend- en ontvangstinstallatie advies aan de Minister van Defensie.

 

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Procedureregels wijziging

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals bedoeld in deze regels, gelden de procedureregels zoals voorgeschreven in artikel 3.9a, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat:

  • a. indien het een besluit op aanvraag betreft, burgemeester en wethouders de aanvrager zo nodig in de gelegenheid stellen te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen;
  • b. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, het besluit tot het al dan niet vaststellen van de wijziging of uitwerking met redenen wordt omkleed;
  • c. burgemeester en wethouders het besluit tot het al dan niet vaststellen van de wijziging bekend maken aan de aanvrager en eventuele indieners van zienswijzen.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeren en laden en lossen
13.1.1 Parkeerregels
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en / of voor het wijzigen van het gebruik van een gebouw dan wel het wijzigen van het gebruik van een onbebouwd terrein wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor:
    • 1. het parkeren of stallen van auto's en fietsen;
    • 2. het laden of lossen van goederen;
    • 3. het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden.
  • b. De onder a genoemde voorzieningen voor parkeren en laden of lossen worden gerealiseerd op eigen terrein, in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort respectievelijk op of onder het onbebouwde terrein waarvan het gebruik wordt gewijzigd.
13.1.2 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
13.1.3 Voorwaarden voor het afwijken van de parkeerregels

De in lid 13.1.1 genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. het woon- en leefklimaat;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
13.1.4 Beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in de leden 13.1.1 en 13.1.2 wordt getoetst aan de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017' dan wel, in het geval deze tussentijds wordt gewijzigd of vervangen door een andere beleidsregel, aan deze gewijzigde respectievelijk vervangende beleidsregel.

13.2 Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater
  • a. Bij (vervangende) nieuwbouw gelden in aanvulling op het bepaalde elders in de regels van dit plan de volgende regels:
    • 1. hemelwater afkomstig van bebouwing dient op het bij die bebouwing behorende terrein dan wel in of op de te realiseren bebouwing zelf te worden geborgen en/of in de bodem geïnfiltreerd, bij voorkeur in combinatie met drainage;
    • 2. de minimum bergingsopgave als bedoeld onder a bedraagt 0,04 m.
  • b. de onder a bedoelde berging of infiltratie van hemelwater dient af te wateren op een voorziening voor de ontvangst van hemelwater in het openbaar toegankelijk gebied;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien berging of infiltratie van hemelwater op eigen terrein redelijkerwijs niet op doelmatige wijze mogelijk is.

13.3 Geluidzoneringsplichtige inrichtingen

De vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen op gronden die niet zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder en voor zover dit in de regels van de betreffende bestemmingen en aanduidingen niet reeds expliciet is uitgesloten, is niet toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen bij een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht worden afgeweken.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Voormalige vliegbasis Twenthe - Noord".