direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Groene Scheg 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00112-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd.

Op 25 september 2016 verloopt de termijn van 10 jaren voor het vigerende bestemmingsplan "Groene Scheg".

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor het plangebied "Groene Scheg 2016" een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt voor het grootste deel het bestaande gebruik vast. Uitgangspunt bij de vervaardiging van dit bestemmingsplan is dat een nieuwe ontwikkeling alleen dan wordt opgenomen indien de uitwerking van het plan zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de realisatie van de betreffende ontwikkeling binnen de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaren) zal plaatsvinden en de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling voldoende verzekerd is.

In het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is sprake van de aanleg en ontwikkeling van een landgoed met landhuis (landgoed Lobbenslag) en een nieuw te bouwen woonhuis (tuinmanshuis) . Dit nieuwe landgoed bevindt zich globaal in het gebied dat is gelegen tussen de Oldenzaalsestraat en de Noord Esmarkerrondweg.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat voor een deel van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan enkele jaren geleden het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" door de gemeenteraad is vastgesteld (2 april 2012). Om praktische redenen is dit bestemmingsplan in het voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" mee op genomen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016” ligt aan de noordoostzijde van de stad Enschede ("Groene Scheg") en betreft globaal het gebied dat is gelegen tussen de bebouwde kom van Enschede en die van Lonneker.

De noordzijde van het plangebied wordt globaal begrensd door de zuidelijke eigendomsgrenzen van zorgcentrum Het Bouwhuis en de achterperceelsgrenzen van bestaande woningen aan het Lonneker Steumke.

De oostzijde van het plangebied wordt begrensd door de Oldenzaalsestraat en de Noord Esmarkerrondweg.

De zuidzijde van het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • 1. zij- en achterperceelsgrenzen van bestaande woningen aan de Noord Esmarkerrondweg, de Elsmaathorst en Lobbenslaghorst;
  • 2. de noordelijke perceelsgrenzen van sportvelden aan de Kotkampweg;
  • 3. de achterperceelsgrenzen en zijdelingse perceelsgrens van bestaande woningen aan de Oldenzaalsestraat;
  • 4. de westzijde van de Oldenzaalsestraat tot aan de Potsweg;
  • 5. de noordzijde van de Potsweg en de westelijke begrenzing van villa het Pot tot aan de Klaaskateweg;
  • 6. de zijdelingse perceelsgrens en de achterperceelsgrenzen van bestaande woningen ten westen van de Klaaskateweg en van bestaande woningen ten noorden van de Voortmansweg;
  • 7. de noordzijde van de Voortmansweg.

De westzijde van het plangebied wordt tenslotte begrensd door de Voortsweg en het tracé (spoordijk) van de voormalige spoorlijnverbinding Enschede-Lonneker-Oldenzaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0002.jpg"

Ligging plangebied bestemmingsplan "Groene Scheg 2015"

1.3 Geldende juridische regelingen

Voor het gebied van het voorliggende bestemmingsplan “Groene Scheg 2016” gelden momenteel het bestemmingsplan "Groene Scheg", het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" en het bestemmingsplan "Groene Scheg- Oldenzaalsestraat". Daarnaast is op het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" het paraplu-bestemmingsplan "Bedrijven en milieuzonering (vuurwerk, risicovol, geluid)" van toepassing alsmede het voorbereidingsbesluit "Cultuurhistorie Enschede".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0003.jpg"

1. Bestemmingsplan "Groene Scheg"

Het bestemmingsplan "Groene Scheg" is op 25 september 2006 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld en op 4 januari 2007 door gedeputeerde staten van Overijssel goedgekeurd.

In dit bestemmingsplan hebben de betreffende gronden de bestemmingen

  • Agrarisch gebied met landschappelijke waarden;
  • Bos;
  • Kwekerijbedrijf;
  • Landgoedpark;
  • Maatschappelijke voorzieningen;
  • Sportvoorzieningen;
  • Verblijfsdoeleinden;
  • Verkeersdoeleinden;
  • Wonen.

2. Bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1"

Het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" is op 2 april 2012 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld.

Het gaat hierbij om het gedeelte van het bestemmingsplan dat ten westen van de Oldenzaalsestraat is gelegen, ten zuiden van de terreinen van zorginstelling Het Bouwhuis en ten noorden van de Voortmansweg. Doel van dit bestemmingsplan was om o.a. de ontwikkeling van landgoederen en landgoedhuizen in dit gebied mogelijk te maken alsmede de vestiging van een kantoorfunctie in het landhuis van landgoed 't Welna aan de Oldenzaalsestraat.

In dit bestemmingsplan hebben de betreffende gronden de bestemmingen:

  • Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden;
  • Bos;
  • Groen - Landgoedpark;
  • Kantoor;
  • Wonen.

3. Bestemmingsplan "Groene Scheg - Oldenzaalsestraat":

Het bestemmingsplan "Groene Scheg - Oldenzaalsestraat" is op 1 juli 2013 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld.

Dit bestemmingsplan heeft tot doel de doorstroming van het autoverkeer op de Oldenzaalsestraat te verbeteren alsmede de oversteekbaarheid van deze drukke weg voor het fietsverkeer. Het plangebied heeft hoofdzakelijk betrekking op het (aangepaste) tracé van de Oldenzaalsestraat (provinciale weg) gelegen tussen de Kotkampweg en de Stokhorstlaan.

In het bestemmingsplan "Groene Scheg - Oldenzaalsestraat" hebben de betreffende gronden de bestemming 'Verkeer'.

4. Bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)".

Op 18 november 2014 heeft de Raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)" vastgesteld. Het gaat hierbij om een paraplu-bestemmingsplan dat geldt voor het gehele gebied van de gemeente Enschede, en dus ook voor het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016". Dit bestemmingsplan geeft een actuele en passende juridische planologische regeling met betrekking tot vuurwerkbedrijven, risicovolle inrichtingen als ook geluidszoneringsplichtige inrichtingen.

5. Voorbereidingsbesluit "Cultuurhistorie Enschede"

Op 22 februari 2016 is het voorbereidingsbesluit "Cultuurhistorie Enschede" door de gemeenteraad vastge- steld. Dit voorbereidingsbesluit is met ingang van 26 februari 2016 in werking getreden. Met dit voorbereidingsbesluit wordt getracht, in afwachting van een paraplu-bestemmingsplan voor de gemeente Enschede met betrekking tot een regeling voor het cultureel erfgoed in de gemeente Enschede, te voorkomen dat er tussentijds ontwikkelingen plaats vinden die nadelig kunnen zijn op de bescherming van dit cultureel erfgoed.

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Bij het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorganen advies uit te brengen over het in ontwerp zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader is uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016” zijn de erkende wijkorganen "Stichting dorpsraad Lonneker" en de "Wijkraad Ribbelt- Stokhorst" actief.

Zowel de Dorpsraad Lonneker als ook de Wijkraad Ribbelt-Stokhorst hebben met betrekking tot het ontwerp van dit bestemmingsplan positief gereageerd..

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg met deze instanties. Daarnaast is het ontwerpbestemmingsplan wel voor kennisgeving verzxonden naar de provincie Overijssel en het waterschap Vechtstromen. Beide instanties hebben met het ontwerp van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016' ingestemd.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om het bestemmingsplan: “Groene Scheg 2016” in voorbereiding te nemen op 3 juni 2015 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg” (internet).

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Groene Scheg 2016” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 31 augustus 2016 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Zienswijzen

Gedurende de termijn van de ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" zijn er geen zienswijzen maar voren gebracht. Wel is er op 6 december 2016, ruim buiten de termijn om tegen dit bestemmingsplan een zienswijze in te dienen, alsnog een zienswijze naar voren gebracht. Deze zienswijze is door de indiener overigens op 13 januari 2017 weer ingetrokken.

Ambtshalve aangebrachte wijzigingen in het als ontwerp ter visie gelegen bestemmingsplan:

In het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" zijn ambtshalve wijzigingen aangebracht. Deze wijzigingen zijn verwoord in een nota "overzicht wijzigingen" d.d. 14 november 2016 en is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Rechtsbescherming

Na de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" door de gemeenteraad op 6 februari 2017, staat voor belanghebbenden de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep tegen dit bestemmingsplan in te stellen of om een voorlopige voorziening te vragen.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling.

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Deze handreiking ondersteunt decentrale overheden bij de toepassing van de ladder. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Voor wat betreft het conserverende deel van het voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan niet in strijd is met het beleid en regels van het Rijk.

Voor wat betreft de in dit bestemmingsplan opgenomen nieuwe ontwikkelingen in relatie tot het rijksbeleid wordt verwezen naar de paragrafen 5.1.2 en 5.2.2 van deze toelichting.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0004.jpg"

  • Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig of mogelijk is. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend. Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

  • Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

  • Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Ontwikkelperspectieven- stedelijke omgeving:

De opgaven, kansen en beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en de stedelijke omgeving. In het geval van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" zijn de ontwikkelingsperspectieven van de stedelijke omgeving van toepassing. Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief "Stadsrandgebied".

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0005.jpg"

  • gearceerde vlak: stadsrandgebied.
  • aanduiding punaise: benutten van bijzondere gebiedscondities.

Met 'Stedelijke omgeving' wordt bedoeld de steden, dorpen en hoofdinfrastructuur. Deze vormen de economische motor van de provincie en bieden de (stedelijke) voorzieningen die de landschappelijke en recreatieve vestigingsvoorwaarden completeren. De steden zijn de dynamische omgeving die de ruimte biedt aan grootstedelijk cultuur.

Gebiedskenmerken:

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0006.jpg"

  • figuur linksboven: gebiedskenmerk 'Natuurlijke laag'
  • Figuur rechtsboven: gebiedskenmerk 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'
  • Figuur linksonder: gebiedskenmerk 'Stedelijke laag'
  • Figuur rechtsonder: gebiedskenmerk 'Lust & leisurelaag'

Gebiedskenmerk 'Natuurlijke laag':

De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische processen (zoals ijs- wind- en waterstromen, erosie en sedimentatie) en biotische processen (zoals vestiging van plant- en diersoorten) inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Voor het gebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" geldt binnen de laag die in de Omgevingsvisie aangemerkt is als de 'natuurlijke laag', het gebiedskenmerk 'stuwwallen'.

De opgestuwde aardlagen zijn ontstaan in de ijstijd en in de tijd vrij ongeschonden gebleven. Het reliëf en het hoogteverschil met de omgeving zijn nog steeds goed zichtbaar en beleefbaar. De stuwwallen zijn rijk aan archeologische waarden. De stuwwallen met hun bos- en heidegebieden zijn belangrijke inzijggebieden van regenwater voor de lokale en regionale grondwaterstromen. De kwelzones aan de voet van de stuwwallen bieden potenties voor kwelafhankelijke vegetatie.

Gebiedskenmerk 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap':

In het agrarische cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Het agrarisch cultuurlandschap is bij uitstek een gebruikslandschap. Voor het gebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" geldt binnen de 'laag van het agrarische cultuurlandschap' het specifieke gebiedskenmerk 'essenlandschap'.

Het betreft hier een samenhangend systeem van open essen, kleinschalige flanken met erven en esdorpen, kleinschalige natte laagtes met beken en -voormalige- grote open heidevlakten. De ordening van het landschap volgt de natuurlijke ondergrond van hoog en laag en nat en droog en is als een spinnenwebstructuur gegroeid vanuit de nederzettingen. De essen onderscheiden zich door de karakteristieke openheid, de bijzondere bodemkwaliteit met archeologische waarden en het huidige reliëf. Op de flanken ligt een kleinschalig landschappelijk raamwerk van landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimten daartussen.

Gebiedskenmerk 'Stedelijke laag':

In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordendend principe.

Gebiedskenmerk 'Lust & leisurelaag':

Aan de (relatieve) autonomie van de natuurlijke processen in de natuurlijke laag, het 'nut' van het agrarisch cultuurlandschap en de sociale- en functionele dynamiek van de stedelijke laag voegt de lust & leisurelandschappen de dimensie van het welbehagen, het plezier, de trots en de beleving toe. Deze laag is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. De lust & leisurelaag voegt eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes, maar benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht moeten worden genomen.

2.2.2.1 Boringvrije zone

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0007.jpg"

Het deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" dat ten zuidoosten van de Oldenzaalsestraat is gelegen, maakt deel uit van een gebied dat in de omgevingsverordening is aangemerkt als een boringsvrije zone (boringsvrije zone Kotkamp-Schreurserve). Deze zone beslaat een groot deel van Enschede-Oost. In boringsvrije zones is het beschermingsregime erop gericht om de zones te vrijwaren van mechanische bodemingrepen, die de beschermende functie van slechtdoorlatende bodemlagen (keileem) te niet zouden kunnen doen. Ook moet worden voorkomen dat schadelijke stoffen het grondwater verontreinigingen dat gebruikt wordt voor de drinkwatervoorzieining. Het is in boringsvrije zones verboden mechanische ingrepen (zoals boringen en grond- en funderingswerken) op of in de bodem uit te voeren.

Om die reden is in de provinciale verordening een verbod opgenomen om overige vloeistoffen en koelwater te lozen, om mechanische ingrepen uit te voeren en om bodemenergiesystemen tot stand te brengen dieper dan 5 meter vanaf maaiveld in de ondergrond. Tevens is in deze verordening opgenomen dat Gedeputeerde Staten hiervoor een ontheffing kunnen verlenen.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Conclusie:

Voor wat betreft het conserverende deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is deze in overeenstemming met het provinciale beleid zoals dat is verwoord in de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening.

Voor wat betreft de in dit bestemmingsplan opgenomen nieuwe ontwikkelingen in relatie tot het provinciale beleid wordt verwezen naar de paragrafen 5.1.2 en 5.2.2 van deze toelichting.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeërs gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de luchthaven heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Gesteld kan worden dat het conserverende deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" in overeenstemming is met het van toepassing zijnde gemeentelijk beleid.

Voor wat betreft de in dit bestemmingsplan opgenomen nieuwe ontwikkelingen in relatie tot het gemeentelijk beleid wordt verwezen naar de paragrafen 5.1.2 en 5.2.2 van deze toelichting.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke analyse

Kenmerkend voor de stad Enschede zijn de zgn. 'groene wiggen' . Dit zijn groene gebieden die vanuit het buitengebied tot ver in de bebouwde kom van de stad doordringen. Het gebied aan de noordoostzijde van de stad, globaal tussen Enschede en Lonneker gelegen, is zo'n gebied. Hoewel deze groene wig, c.q. 'Groene Scheg' in de loop der tijd door stadsuitbreidingen en andere stedelijke ontwikkelingen ingesloten is geraakt, fungeert het nog steeds als een 'groene long' voor de stad.

'Uniek' gegeven van het plangebied en zijn wijdere omgeving is de ligging ervan op de flanken van de stuwwal Oldenzaal-Enschede. Het hoogste punt van deze stuwwal binnen de gemeente Enschede bevindt zich op ca. 65 meter +NAP, net ten oosten van het plangebied van dit bestemmingsplan. Deze stuwwal helt binnen de gemeente Enschede in westelijke richting af naar ca. 20 meter +NAP en in oostelijke richting naar 40 meter +NAP. Hierdoor kan, althans voor Nederlandse begrippen, in zijn algemeenheid gesproken worden van een bijzonder reliëf.

Het hoogste punt van deze stuwwal is overigens de Tankenberg in de gemeente Losser nabij Oldenzaal en meet een hoogte van ca. 85 meter +NAP. Daarmee is de Tankenberg tevens het hoogste punt in de provincie Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0008.jpg"

Hoogtelijnenkaart plangebied.

De noord-zuid lopende stuwwal binnen de gemeente Enschede vormt tevens de waterscheiding tussen 2 beeksystemen, namelijk die van de Dinkel en de Regge. De Vanekerbeek en de Eschbeek ten westen van de stuwwal maken deel uit van het Reggesysteem en de Hoge Boekelerbeek ten oosten van de stuwwal tot het Dinkelsysteem. Genoemde beken brengen weer hun eigen reliëf met zich mee.

In de afgelopen decennia is de stad Enschede als gevolg van de bevolkingsgroei behoorlijk in omvang toegenomen en telt momenteel bijna 160.000 inwoners. Eén en ander heeft tot een transformatie van het landschap en leefmilieu geleid en een aantasting van de landschappelijke- en natuurlijke waarden. Ook de stichting van landgoederen door textielfabrikanten aan het einde van de 19e- begin 20e eeuw hebben aan de transformatie van dit gebied een bijdrage geleverd. Het plangebied is in dit proces van stadsuitbreidingen en stedelijke ontwikkelingen grotendeels ingesloten geraakt en van het buitengebied geïsoleerd geraakt.

Het plangebied is echter voor een groot deel nog steeds te karakteriseren als een stukje typisch Twents landschap met een aantal historische landgoederen als dragers. Het gebied vertegenwoordigt nog steeds belangrijke landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden en heeft daardoor in potentie een belangrijke betekenis als uitloopgebied. Daarnaast functioneert het gebied als een groene buffer tussen Lonneker en Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0009.jpg"

De recreatieve betekenis van het plangebied als stedelijk uitloopgebied is overigens direct gerelateerd aan de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en de attractiewaarde van het gebied. In algemene zin is de bereikbaarheid en toegankelijkheid van het gebied door het ontbreken van een samenhangend netwerk van wandel- fiets en ruiterpaden beperkt. Daarbij vormt de drukke Oldenzaalsestraat die de 'Groene Scheg' hier doorsnijdt, een belangrijke barrière. Hierbij dient vermeld te worden dat recentelijk, ten zuiden van de zorginstelling Het Bouwhuis, een fietspadverbinding gereed is gekomen als onderdeel van het 'rondje Enschede'. Met het 'rondje Enschede' wordt een 36 kilometer lange, recreatieve fietspadverbinding rondom de stad bedoeld. Deze fietsverbinding doorsnijdt hier de Groene Scheg in oost-westelijke richting.

De attractiewaarde van de Groene Scheg tussen Enschede-Lonneker voor recreanten wordt overigens in belangrijke mate bepaald door de beleving van landschap en natuur en door de beleving van de landgoederen als oud cultuurgoed. Over het algemeen gaat het dan om extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden. De tennissporthal ten oosten van de Oldenzaalsestraat en in aansluiting daarop de sportvelden van Schreurserve, zijn de enig noemenswaardige recreatieve voorzieningen in het gebied maar zijn voor de beleving van de 'Groene Scheg' van geringe betekenis.

Ruimtelijke analyse gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat.

Ruimtelijk concept   'Groene wig' met een stelsel van 'groene kamers'  
Bebouwingspatroon   In het middengebied van de Groene Scheg aan de westzijde van de Oldenzaalse- straat bevinden zich momenteel een tweetal landgoedhuizen in een landschap- pelijk waardevolle omgeving. Het bebouwingspatroon wordt in de toekomst verder versterkt door de realisatie van nog eens twee nieuwe landgoedhuizen.

Ten noorden van het middengebied, rond de villa's 'van de voormalige landgoe- deren t Amelink en 't Bouwhuis is ten behoeve van de zorginstelling Het Bouwhuis vrij intensieve bebouwing in één tot twee bouwlagen ontstaan. Deze zorginstelling is als stedelijke functie in het gebied van de Groene Scheg ten westen van de Oldenzaalsestraat nadrukkelijk aanwezig en verdeelt de Groene Scheg, door zijn bebouwingsstructuur, in een noordelijk- en zuidelijk deel en zorgt tevens ervoor dat deze wig aan de zijde van Lonneker, slecht toegankelijk is.

Langs de voormalige spoorlijn Enschede- Lonneker- Oldenzaal, in aansluiting op het terrein van de zorginstelling, is een relatief klein en introvert woonwijkje gerealiseerd ('t Lonneker Steumke) die als één geheel is ontworpen. Ten zuiden hiervan bevindt zich een kassencomplex ten behoeve van een kwekerij.

Ten noorden van de Voortmansweg en ten noorden van het landhuis 't Welna aan de Oldenzaalsestraat bevinden zich een beperkt aantal reguliere woningen, hoofdzakelijk bestaande uit twee-onder-1-kap woningen.  
Stratenpatroon   Door en langs het gebied lopen de hoofdontsluitingswegen van Enschede Noord, te weten de Oldenzaalsestraat en de Voortsweg.

De ontsluiting van het 'Lonneker Steumke, zorginstelling Het Bouwhuis en een kwekerij vindt plaats vanaf de Voortsweg.

De overige wegen in dit deel van de Groene Scheg bestaan grotendeels uit voet- en fietspaden alsmede ontsluitingswegen van- en naar landgoedvilla's. Vermeldenswaardig is dat ten zuiden van de zorginstelling 't Bouwhuis recentelijk een (verharde) fietspadverbinding als onderdeel van het 'rondje Enschede' tot stand is gekomen.  
Wonen, bebouwing
 
Het plangebied van de Groene Scheg kent een beperkte woonfunctie dat geconcentreerd is aan de Voortsweg ('t Lonneker Steumke), een kleine concentratie ten noorden van de Voortmansweg en ten westen van de Oldenzaalsestraat. Her en der in het middengebied bevinden zich in het groene landschap landgoedvilla's.  
Verkeer
 
Kruising Oldenzaalsestraat-Kotkampweg heeft op piekmomenten lange rijen wachtend verkeer. In dat kader hebben recentelijk verbeteringen op deze provinci- ale weg plaatsgevonden die hier de doorstroomsnelheid van het wegverkeer en de veiligheid voor fietsers (oversteekbaarheid van de Oldenzaalsestraat) dienen te verbeteren.

De Oldenzaalsestraat is de belangrijke provinciale weg tussen Enschede en Losser- Oldenzaal en de A1 en doorsnijdt dit gebied van noord naar zuid. De Voortsweg vervult een rol als drukke (sluip)route tussen Enschede en Lonneker.  
Groen, openbare ruimte
 
Kleinschaligheid en afwisseling in open- en gesloten landschappen.
Waardevolle laanbeplanting langs Oldenzaalsestraat.

De ecologische waarde in dit gebied wordt verslechterd door de verkeersdrukte op de Oldenzaalsestraat als ook op de Voortsweg. Door de ligging van zorginstelling 't Bouwhuis en 't Lonneker Steumke is de relatie van een groot deel van de Groene Scheg met het buitengebied onderbroken.  

Ruimtelijke analyse gebied ten oosten van de Oldenzaalsestraat.

Ruimtelijk concept   Groene Scheg met landgoedachtige bebouwing, sportvoorzieningen en een beperkt aantal reguliere woningen aan de Oldenzaalsestraat.

Concept vanaf de Oldenzaalsestraat matig beleefbaar vanaf de tennishallen te veel bebouwing (straatwand).  
Bebouwingspatroon   Landgoed en rijksmonument villa 't Stokhorst is de belangrijke drager van dit gebied.

Enkele grondgebonden woningen langs de Oldenzaalsestraat ten zuiden van een tennishal, cq sporthal.

gebouw sportcomplex (honkbal) noordzijde Kotkampweg.  
Stratenpatroon   Groene Scheg ten oosten van de Oldenzaalsestraat wordt omgeven door hoofdontsluitingswegen (Oldenzaalsestraat- Kotkampweg- Noord Esmarkerrondweg.

Ontsluiting tennishallen/sporthal en gebouw honkbalvereniging vanaf de Kotkampweg.

De Stokhorstlaan tussen Oldenzaalsestraat en Noord Esmarkerrondweg doorsnijdt hier het gebied hier van oost naar west.  
Wonen, bebouwing
 
Beperkte woonfunctie.
sportvelden.
landbouw.  
Verkeer   Kruising Oldenzaalsestraat-Kotkampweg heeft op piekmomenten lange rijen wachtend verkeer.

De Oldenzaalsestraat is de belangrijke provinciale weg tussen Enschede en Losser als ook Oldenzaal en de A1. De Oldenzaalsestraat doorsnijdt dit gebied van noord naar zuid. De Voortsweg vervult een rol als drukke (sluip)route tussen Enschede en Lonneker.  
Groen, openbare ruimte   Kleinschaligheid en afwisseling in open en gesloten landschappen.
Groot en oud bomenbestand.
Waardevolle laanbeplanting langs Oldenzaalsestraat.  

3.2 Ruimtelijke structuur

Algemeen:

Het plangebied kan worden omschreven als een stukje typisch Twents landschap en is te karakteriseren als een combinatie van een essen- kampenlandschap en een beekdal- matenlandschap met de beeklopen van de Roombeek, Vanekerbeek, beek over het Welna en de Bolhaarbeek als belangrijke dragers. Het gebied wordt gekenmerkt door talrijke gradiëntsituaties van hoog naar laag, van droog naar nat, bos naar weide. Het plangebied kent een hoogteverschil van oost naar west van ca. 8 meter. Van oudsher is het gebied geoccu- peerd door welvarende 'textielbaronnen' waardoor hier een aantal landgoederen aanwezig zijn met bijbeho- rende bosgebieden, lanenstructuren en agrarische gronden. Door de ligging in de stadsrand van Enschede is de stedelijke druk op het gebied groot.

Lonneker Steumke

Het woonbuurtje "Lonneker Steumke" ligt net in het landschappelijke middengebied tussen de stad Enschede en het dorp Lonneker. Samen met de bebouwing van Het Bouwhuis" en de kwekerij van de DCW vormt deze buurt een verstedelijking van het landschap aan de noord en westzijde van het plangebied van dit bestemmingsplan. Het "Lonneker Steumke" is vanaf de Blijdensteinbleekweg door één aparte toegangsweg ontsloten. De stedenbouwkundige structuur van dit woonwijkje is een naar een binnenring gerichte bebouwing met tuinen als groene randen naar de aangrenzende omgeving. De buurt is omgeven door hoge- en dichte houtwallen waardoor de landschappelijke belevingswaarde gewaarborgd blijft. De buurt kent een sterk uniforme eenheid met een minder stedelijke bebouwing. Een ontwikkeling in het gebied kan eventueel afbreuk doen aan de kwaliteit van de buurt en genoemde uniformiteit. Om dit te voorkomen moeten de stedenbouwkundige kenmerken van het "Lonneker Steumke" in het nieuwe bestemmingsplan voor dit gebied worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0010.png"

Luchtfoto Lonneker Steumke.

Kenmerkend voor de buurt is dat alle 38 vrijstaande panden uniform zijn gebouwd. De lage dichtheid en de beperkte nokhoogte van ±7,70 meter zorgen er voor dat de buurt in de huidige situatie goed past in de landschappelijke omgeving. De dorpse sfeer is door een zijdelingse afstand van de bebouwing tot de perceelsgrens van 3 meter geaccentueerd. In de huidige situatie kennen de meeste percelen een bebouwingspercentage van 20 en 25%.

Door de lage bebouwingsdichtheid van bebouwing in dit gebied is tevens voorkomen dat teveel autoverkeer naar en vanuit de buurt het omliggende buitengebied additioneel belast.

Bijna alle panden staan met hun nokrichting evenwijdig aan de straat waardoor een langgerekte en bijna 'dorps' straatbeeld bestaat. Hoewel de individuele panden twee bouwlagen kennen (1 bouwlaag met een kapverdieping), bestaat er door de toepassing van een dakhelling van 45 graden de indruk van een gebouw in slechts één bouwlaag. Ook dit draagt bij aan een dorpse sfeer van de buurt. Om dat beeld te behouden is een goothoogte van 3,50 meter en dakhelling van 40- en 50 graden in het bestemmingsplan vastgelegd. Dakkapellen zijn toegestaan om de kamers op de bovenverdieping (onder de kap) van voldoende lichttoetreding te voorzien.

De rustige, lusvormige woonstraat die de woningen in het "Lonneker Steumke" ontsluit heeft geen aparte voetgangersvoorziening. Alle verkeersbewegingen vinden op de rijbaan plaats. Deze straat die in een 30 km/uur-zone ligt, heeft naast zijn ontsluitingsfunctie tevens een ontmoetingsfunctie. De groene indruk van het "Lonneker Steumke" wordt nog eens benadrukt door de 5 meter diepe voortuinen met tussen deze voortuinen en de rijweg een openbare groenstrook.

Het Bouwhuis:

De locatie van het Bouwhuis bestaat van oudsher uit twee landgoederen, "'t Amelink" en "'t Bouwhuis". Rond de twee villa's (gemeentelijke monumenten) heeft de zorginstelling van Het Bouwhuis een woonzorgcomplex ontwikkeld die gekenmerkt is door een losse structuur van bebouwingseenheden die in vorm en functie overeenstemmen. tot stand gekomen. De aaneengesloten bouwblokken voldoen daarbij functioneel aan de zorgbehoefte van de bewoners. Daardoor is in het gebied een hoge diversiteit aan bouwvormen aanwezig. De meeste woningen, zorg- en verblijfsruimten hebben slechts één bouwlaag met- of zonder kap. Rond het centrale punt met een dorpsachtige plein is een gebouw met 2 bouwlagen te vinden en aan de randen ervan een aantal 'gewone' woningen. Deze woningen hebben een andere doelgroep en zijn niet bestemd voor de huisvesting van hulpbehoevenden.

Door de ontwikkeling van Het Bouwhuis als instelling is de oude landgoederenstructuur, c.q. landschappelijke structuurlijnen minder zichtbaar geworden. Alhoewel de oude landschappelijke zichtlijnen zijn aangetast heeft het gebied zijn overwegend groene- en parkachtige uitstraling ten noorden en zuiden van Het Bouwhuis behouden. Vanuit het landschap gezien vallen de panden van Het Bouwhuis bijna niet op of zijn ingekaderd door groen, zodat het landschappelijk beeld van dit gebied is blijven bestaan. Ook in het centrum van het complex is de parkachtige uitstraling door smalle paden en het dominant aanwezige groen, beeldbepalend.

De landschappelijke zichtlijnen en de doordringbaarheid van het complex dient door vervangende nieuwbouw weer versterkt te worden. Nieuwe bouwblokken dienen derhalve zoveel mogelijk gekoppeld te worden aan de structuurlijnen van de landgoederen en het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0011.jpg"

Luchtfoto zorginstelling Het Bouwhuis met linksonder het landhuis 't Bouwhuis en middenboven het landhuis 't Amelink.

Beeldbepalend in het gebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg" is de aanwezigheid van een aantal landgoederen met daarbij behorende landhuizen. Het gaat hierbij om het landgoederen 't Welna, 't Stokhorst en 't Voortman. Laatstgenoemde landhuis is recentelijk gereed gekomen.

Landhuizen.

  • 't Welna.

Het landhuis 't Welna betreft een rijksmonument van cultuur- en architectuurhistorisch belang. Het heeft een L-vormige plattegrond bestaande uit een lange vleugel in twee bouwlagen met een kapverdieping en een aan de westzijde aangebouwde dwarsvleugel in één bouwlaag, even-eens voorzien van een kap. Het zadeldak van het landhuis met zijn ruime oversteken zijn karakteristiek te noemen.

  • 't Stokhorst.

De historische buitenplaats "Stokhorst" met het landhuis is kenmerkend en beeldbepalend voor het groene gebied ten oosten van de Oldenzaalsestraat. Ook dit landhuis heeft de status van een rijksmonument. Opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond heeft het pand 2 bouwlagen onder een samengestelde kap met een leien dakbedekking in 'Maasdekking'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0012.jpg"

Links: landhuis 't Welna (met vernieuwde oprijlaan), rechts: landhuis 't Stokhorst.

  • 't Voortman.

Het landhuis van het landgoed 't Voortman, gelegen ten noorden van de Voortmansweg en ten westen van 't Welna, betreft een nieuw landgoed in het gebied van de Groene Scheg en is recentelijk aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0013.jpg"

landhuis 't Voortman.

  • Overige bebouwing.

Langs de Oldenzaalsestraat zijn twee, los van elkaar staande, groepjes woonhuizen aan te wijzen. Het meest noordelijk gelegen groepje woonhuizen, aan de westzijde van de Oldenzaalsestraat, bestaat uit 6 woningen en is gebouwd in 2 bouwlagen met een kap.

Het meest zuidelijk gelegen groepje woonhuizen, aan de oostzijde van de Oldenzaalsestraat en ten zuiden van de tennishal, bestaat uit 4 woonhuizen, eveneens gebouwd in 2 bouwlagen met een kap. De panden sluiten in hun verschijningsvorm aan op de structuur langs de Oldenzaalsestraat. Deze stedelijke vorm van bebouwing oogt vreemd in de groene omgeving van het plangebied, met name door de regelmatige voorgevelrooilijn op relatief korte afstand van de rijbaan van de Oldenzaalsestraat.

3.3 Functionele structuur

In het noordelijk deel van het plangebied, ten westen van de Oldenzaalsestraat bevinden zich de gronden van het huidige zorgcentrum Het Bouwhuis. Aan het begin van de 70-er jaren van de vorige eeuw zijn hier gronden en landhuizen van de voormalige historische landgoederen Het Amelink en Het Bouwhuis aangekocht en heeft het gebied, rondom genoemde landhuizen, een invulling gekregen met paviljoens, woon- en activiteitenverblijven ten behoeve van de zorg voor verstandelijk gehandicapten.

Ten zuiden van de terreinen van de zorginstelling Het Bouwhuis, ten westen van de Oldenzaalsestraat met in aansluiting daarop het gebied aan de oostzijde van de Oldenzaalsestraat, is een landgoederenzone gelegen dat deels in ontwikkeling is. Dit gebied wordt gekenmerkt door bosschages en agrarische gronden. In dit groene en landschappelijk aantrekkelijk gebied bevinden zich de landgoederen en landhuizen van 't Welna en 't Stokhorst. Beide landgoedhuizen zijn momenteel in gebruik als kantoorvilla's. het ligt in de bedoeling om dit gebied verder te ontwikkelen als een robuuste landgoederenzone. Recentelijk is ten westen van het landgoed 't Welna het landgoed 't Voortman in ontwikkeling gebracht en is het landhuis gereedgekomen. Ten westen van het landgoed 't Voortman bestaat de mogelijkheid voor de realisatie van het landgoed en woonhuis 't Amelinksbos en ten noorden van landgoed 't Welna de realisatie van het landgoed en woonhuis 't Engelse Werk. Ook het gebied globaal gelegen tussen de Noord Esmarkerrondweg en de Oldenzaalsestraat, in aansluiting op het bestaande landgoed 't Stokhorst, bestaat de mogelijkheid voor de aanleg van een nieuw landgoed en woonhuis (landgoed Lobbenslag ). De hiervoor genoemde landgoederenzone vervult tevens een functie voor de extensieve recreatie zoals daar zijn wandelen en fietsen.

Ten noordwesten van eerder genoemde landgoederenzone en ten westen van het terrein van de zorginstelling Het Bouwhuis, bevindt zich een klein woonwijkje 'Lonneker Steumke'. Dit woonwijkje, bestaande uit vrijstaande woonbebouwing, is gerealiseerd op het fabrieksterrein van de voormalige "Lonneker Steumke". Dit woonwijkje wordt vanaf de Voortsweg en de Blijdensteinbleekweg ontsloten. Ten zuiden van dit woonwijkje en ten zuiden van de Blijdensteinbleekweg is een kwekerij gevestigd.

3.4 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. In deze nota kent het plangebied diverse identiteiten met daarbij behorende welstandseisen. De aan gebieden toegekende identiteiten en welstandseisen zijn verwoord in de bij betreffende identiteit behorende 'folder'.

In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. In deze nota zijn voor het gebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg, herziening 1" de identiteiten "Buitenplaatsen en landgoederen", “Vrije landelijke bebouwing” en "Boerenerven" toegekend.

Fig: Uitsnede welstandskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0014.jpg"

a. Identiteit "Buitenplaatsen en landgoederen":

Het noordelijk, oostelijk en zuidelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" heeft in de welstandsnota de welstandsidentiteit "Buitenplaatsen en landgoederen".

Op een buitenplaats werd meestal alleen gewoond. Een typische buitenplaats heeft een chique hoofdhuis met één of twee bijgebouwen, bijvoorbeeld een koetshuis en een theekoepel, in een speciaal aangelegde parktuin. Op een landgoed werd -en wordt- ook gewerkt en geproduceerd. Een landgoed heeft daarom meer bijgebouwen, zoals een pachtboerderij en een oranjerie, en behalve een park ook landerijen. Maar kenmerkend voor zowel een landgoed als ook een buitenplaats is dat gebouwen en park onderdeel zijn van een specifiek ontworpen harmonische constructie. De gebouwen zelf hebben een bijzondere, expressieve architectuur en esthetiek. Omdat door de eeuwen heen steeds veranderingen hebben plaatsgevonden, zijn bij veel landgoederen en buitenplaatsen sporen van allerlei stijlen te zien. De eclectische architectuur en samenspel tussen bebouwing en landschap maakt elk landgoed en elke buitenplaats uniek en een cultuurhistorisch monument op zich.

b. Identiteit Boerenerven:

Verspreid in het gebied met de welstandsidentiteit "Buitenplaatsen en landgoederen" zijn een aantal locaties aangeduid met de welstandsidentiteit "Boerenerven".

Deze boerenerven vormen sterke, ruimtelijke ensembles van boerderij, bijgebouwen en erfbeplanting. De bebouwing staat vrij nonchalant bij elkaar, onder grote eiken, tegen houtwallen of bosjes. Het erf loopt meestal door tot aan de weg. De boerderijen hebben grote, schuine dakvlakken, soms met een knik, tot dichtbij de grond. Veel boerderijen hebben bovendien een houten topgevel, witte daklijst en hoge, van boven afgeronde schuurdeuren met daarboven ingemetselde witte stenen. De es-erven bepalen in belangrijke mate het karakter en de aantrekkelijkheid van het Twentse platteland.

c. Tuinstedelijke ensembles:

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is deze welstandsidentiteit toegekend aan het woonwijkje het "Lonneker Steumke" nabij de Voortsweg en ten noorden van de Blijdensteinbleekweg.

Deze wijkjes zijn volgens de principes van de ‘tuinstad’ zorgvuldig ontworpen als een hechte stedenbouw- kundige-, architectonische- en sociale eenheid. Zelfs de buitenruimte is mee ontworpen, vaak in de vorm van een ingesloten parkje of plantsoen met gemeenschappelijke gebouwen erin. De eigen tuinen dragen door hun open karakter bij aan de collectieve groene sfeer. Zo zijn er herkenbare, op zichzelf staande ensembles ontstaan. De woningen zijn eenvoudig, maar er is met een minimum aan middelen geprobeerd een maximum aan welstand te bereiken. Vooral de daken met hun ritmische vormen en keramische dakpannen in wisselende kleurencombinaties van rood en antraciet spelen hierin een dominante rol. Maar ook de deuren, ramen, schoorstenen, zelfs de tuinmuren zijn tot in detail ontworpen en dragen bewust bij aan het geheel. Elk ensemble is anders in kleur, vorm en opzet maar altijd is er een streven naar een harmonisch- en esthetisch collectief aan af te lezen. De oudere tuinstedelijke ensembles vertegenwoordigen een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van de Enschedese textielindustrie en de huisvestingsidealen van die tijd. Zij zijn bovendien representanten van het schaars aanwezige historische erfgoed in de stad.

d. Identiteit "Vrije landelijke bebouwing": 

De woningen zijn vrijstaand of twee-onder-een-kap, met een alzijdige oriëntatie op het landschap. In grootte variëren ze van kleine huizen tot villa's met bijgebouwen. In architectuur lopen ze uiteen, er is geen dominante stijl of traditie. Er zijn hele oude en hele nieuwe huizen te vinden, zeer onnadrukkelijk en zeer expressieve. In sommige woningen zijn specifiek Twentse kenmerken verwerkt: blankhouten kopgevels, witte en versierde daklijsten, puntige, soms geknipte kappen. Elk huis is anders en zeker in de buurtschappen zorgt de afwisseling van de kappen, grootte, materialen en plaatsing op de kavel voor een landelijk en informeel beeld. Door hun natuurlijke materialen en kleuren, harmoniëren ze meestal wel met elkaar en met het landschap. Elke woning heeft een forse tuin, vaak met sierbeplanting, hagen en grote bomen, die het gebouw inkadert, maar niet verstopt. Hierdoor dragen de woningen bij aan de groene ruimtelijkheid van het landschap. Recreatieterreinen met een goede architectuur en een verzorgde beplanting kunnen ook zo'n positieve rol spelen. De gebouwen met een bijzondere (aan het landelijke gebied gebonden) functie, zoals een manege, een officiersmess of een golfclub, hebben vaak een afwijkende architectuur. Daardoor en door hun grotere afmetingen spelen ze een dominantere rol in het landschapsbeeld, maar ze komen niet zoveel voor.

e. Identiteit Bedrijventerrein:

Enschede was lange tijd een industriestad. Grote fabriekscomplexen grensden aan het centrum en hoge schoorstenen domineerden de skyline. Na de teloorgang van de textielindustrie werden veel fabrieken afgebroken. Er bleven grote ‘gaten’ achter. Een paar van deze gaten zijn geleidelijk ingevuld als bedrijventerrein waar kleine en middelgrote ondernemingen goederen produceren of verhandelen.

Ook aan de randen van de stad zijn bedrijventerreinen ontstaan, vaak bewust gepland. Omdat het bij de meeste bedrijven om machinale productie gaat en er geen directe verkoop is aan particulieren, komt er niet veel publiek. Op de terreinen vindt voornamelijk transport en zakelijk verkeer plaats. Deze locaties zijn daarom gebaat bij voldoende ruimte voor flinke gebouwen en distributie, en een goede bereikbaarheid. De meeste bedrijven hechten niet bijzonder aan een collectieve uitstraling of een op verblijfskwaliteit ingerichte buitenruimte. Slechts op enkele nieuwe terreinen wordt hier actief aandacht aan besteed. Wel belangrijk is een representatief voorkomen van gebouwen en buitenruimte en het uitstralen van een eigen imago. Dit wordt bereikt door te investeren in een goed bedrijfsgebouw met een verzorgde entree en een tuin met een duidelijk naambord erin. De meeste bedrijventerreinen zijn niet esthetisch of bijzonder. Op de oudere bedrijventerrei- nen hebben de meeste gebouwen een onopvallende architectuur. Op de nieuwe bedrijventerreinen, aan de rand van de stad, komen ook gebouwen met opvallende architectuur en kleurgebruik voor. Opdringerig gekleurde gebouwen kunnen op deze locaties conflicteren met hun omgeving, vooral in het landelijk gebied.

f. Welstandsparagraaf "Groene Scheg"

Voor het in het plangebied van dit bestemmingsplan zuidelijk gelegen gronden, het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat en ten noorden van de Voortmansweg, geldt de welstandsparagraaf "Groene Scheg". Deze Welstandsparagraaf is geschreven naar aanleiding van de herziening 1 van het nog geldende bestemmingsplan "Groene Scheg". Deze herziening beoogt hier de ontwikkeling van landgoederen mogelijk te maken.

De plannen voor de nieuwbouw van landhuizen in betreffende gebied vergden, omwille van de eenheid en de doelstelling om tot een in het landschap passende uitstraling van bebouwing te komen, welstandscriteria die bij de identiteit 'Buitenplaatsen en landgoederen' horen. De identiteiten die voor dit gebied golden waren voor de plannen om tot landgoedontwikkeling te komen niet geheel toereikend. Dit heeft tot gevolg gehad dat er een wijziging van de Welstandsnota heeft plaatsgevonden waarbij de identiteiten 'Vrije landelijke bebouwing' en 'Boerenerven' vervangen zijn door de welstandsparagraaf "Groene Scheg'" met daarin toetsingscriteria waaraan de plannen voor landgoederen en landhuizen in dit gebied getoetst dienen te worden. Deze wijziging van de Welstandsnota (Wijziging 49 Welstandsnota) is, gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld.

Slechts voor een klein deel in het gebied in deze welstandsparagraaf, daar waar ten noorden van de Voortmansweg een woonhuis is gedacht", is de welstandsidentiteit "Dorpse Linten" toegekend.

Bebouwing in "Dorpse Linten" kenmerken zich door een grote variatie in bouwstijlen en materialen. Elk pand is anders. Tegelijkertijd vertoont de bebouwing binnen een lint overeenkomst in hoogte en type. De panden zijn allemaal hoger dan breed en hebben meestal twee bouwlagen, al dan niet met een kap. De voordeuren zijn op straatniveau, de voorgevels hebben ramen. Een belangrijk kenmerk is ook dat de meeste panden direct aan straat staan. In een paar linten komen panden voor die wat van de rooilijn afstaan en een voortuintje hebben. Door dit alles bieden de linten een gevarieerd maar samenhangend beeld en een levendige maar ontspannen sfeer. Kortom, ze hebben nog steeds een dorps karakter.

3.5 Cultuurhistorie

3.5.1 Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Uniek gegeven van het plangebied en zijn wijdere omgeving is, zoals eerder in deze toelichting staat ver\meld, zijn ligging op de flanken van de stuwwal Oldenzaal/ Enschede. Vanaf de stuwwal helt het gebied af naar het westen, in de richting van Hengelo, en naar het oosten in de richting van Glanerbrug. Daardoor is er binnen de gemeente Enschede, althans naar Nederlandse begrippen, sprake van grote en waarneembare hoogte- verschillen in het landschap. Het hoogste punt van de stuwwal binnen de gemeente Enschede ligt op zo'n 65 meter +NAP.

Het hoogste deel van de stuwwal vormt tevens de waterscheiding tussen de beeksystemen van die van de Regge en die van de Dinkel. De Vanekerbeek en de Eschbeek maken deel uit van het Reggesysteem aan de westzijde van de stuwwal en de Hoge Boekelerbeek ten oosten van de stuwwal van het Dinkelsysteem. Deze beken brengen weer hun eigen reliëf met zich mee. Het plangebied maakt onderdeel uit van het stroomgebied van de Vanekerbeek met de Roombeek, Vanekerbeek, Beek over het Welna en Bolhaarbeek als belangrijkste stromen.

Het hoogteverschil in het plangebied is met ca. 8 meter relatief groot. Geomorfologische setting en afwateringssysteem hebben geleid tot een gevarieerd en complex landschap. Binnen het gebied zijn een aantal historische landschappen nog herkenbaar; het essen-/ kampenlandschap en het beekdal-/ matenlandschap.

Het essen-/ kampen landschap is het oudst en bestaat uit hooggelegen akkerbouwcomplexen met steilranden, onregelmatige percelen en veel microreliëf. Het bepaalt het beeld in belangrijke delen van het gebied. De lager gelegen maten in de beekdalen waren oorspronkelijk vooral in gebruik als grasland. Door veranderingen in het grondgebruik en het verdwijnen van perceel beplanting zijn zij niet meer goed herkenbaar.

De invloed van de mens was in eerste instantie sterk geënt op de natuurlijke gesteldheid van het terrein. De verschillen in de ondergrond kwamen daarmee tot uiting aan de oppervlakte. Naarmate de technische mogelijkheden groter werden, werd ook de invloed van de mens op het landschap steeds meer bepalend.

Vanaf 1900 zijn er in het plangebied, o.a. langs de Oldenzaalsestraat, door textielbaronnen en welgestelden, landgoederen gesticht. De landhuizen, boscomplexen, lanenstructuren en agrarische gronden van 't Amelink, 't Bouwhuis, 't Welna, 't Pott, de Welle, 't Stokhorst bepaalden en bepalen hier het beeld dat is te karakteriseren als door hoog opgaande boombeplantingen omsloten 'groene' kamers. De landgoederen werden gesticht op de overgangen van hoog naar laag, waar het grondwater dagzoomt en de beken ontspringen. Het glooiende landschap leende zich bij uitstek voor de aanleg van tuinen in een landschappelijke stijl met waterpartijen met een natuurlijke belijning en gebruik makend van de zichtlijnen op de open beekdalen. De beken voorzagen en voorzien hierbij de landgoederen van water en dienen als voedingsbron voor de vijverpartijen.

Landhuis 't Welna is in 1906 in opdracht van de fabrikant B.W. ter Kuile gebouwd, naar een ontwerp van Karel Muller en is per besluit van mei 1998 aangemerkt als rijksmonument. De bouwstijl is te karakteriseren als eclectisch met elementen uit de chalet- en Engelse cottagestijl. In 1916 is het huis, eveneens naar ontwerp van Karel Muller, uitgebreid met een dwarsvleugel naar het noordwesten.

Op het landgoed was in die periode ten westen van de villa een boerderij aanwezig. Ook noordelijk van de villa, ter hoogte van 't Engelse Werk, en zuidelijk van de villa aan de Voortmansweg stonden boerderijen. Deze boerderijen zijn van oudere datum als het landhuis en reeds op de topografische kaart van 1882 terug te vinden. Waarschijnlijk was er vanaf dit moment ook sprake van een agrarische exploitatie van het landgoed. In deze periode werd het beeld bepaald door de ook nu nog aanwezige boskernen, twee boomgaarden, waarvan in de huidige situatie alleen nog relicten resten en een aantal bol gelegen akkercomplexen. De boerderijen zijn in de loop van de jaren verdwenen of afgebrand en respectievelijk vanaf 1919 en 1963 niet meer op de topografische kaart terug te vinden. Ook een aantal wegen en paden door het gebied zijn in de loop van jaren in onbruik geraakt of verdwenen. Zo zijn de rondgaande entreeweg van 't Welna vanaf de Oldenzaalsestraat en de ontsluiting vanaf de Voortmansweg na 1933 in onbruik geraakt. In de huidige situatie wordt het huis vanaf de Oldenzaalsestraat ontsloten en vanaf de oostzijde benaderd.

Van de oorspronkelijke tuinaanleg van P.H. Wattez resteert slechts een klein deel, direct rond het huis. De nog aanwezige restanten van de landgoedaanleg zijn te karakteriseren als Engelse landschapsstijl, waarbij er talrijke overgangen ontstaan naar het Twentse landschap. Het is te beschrijven als het samenstel van een aantal 'groene' kamers, die zich openen naar de open beekdalen en als het samentel van een aantal gecomponeerde taferelen. Hierbij worden de zichtlijnen vanaf de wegen en paden op het landhuis en de aanwezige gebouwde elementen en, andersom, de zichtlijnen vanuit het landhuis op de open beekdalen vrijgehouden. De wanden van de 'groene' kamers worden bepaald door hoog opgaande bosbeplantingen.

Doel van het inrichtingsplan voor de landgoederenzone is het behouden en versterken van de identiteit van het gebied als het samenstel van een aantal 'groene' kamers met gecomponeerde taferelen en zichtlijnen. Hierbij zullen met name de zichten vanuit het gebied op het aanwezige en de nieuw te introduceren landhuizen en bouwkundige elementen en andersom de zichten vanuit de landhuizen op de open beekdalen een importante betekenis krijgen. Voorts zullen de beschreven cultuurhistorische patronen en elementen dienen als belangrijk aangrijpingspunt voor ontwerp.

3.5.2 Archeologisch erfgoed

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Het Verdrag van Valetta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag is geïmplementeerd via een wijziging van de Monumentenwet (Wet op de archeologische monumentenzorg), die op 1 september 2007 in werking is getreden.

Doelstelling is om zo veel mogelijk bodemschatten in de bodem te behouden, om zo aantasting van het bodemarchief te voorkomen. Verder wordt bevorderd dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Uitgangspunt is tevens dat bodemverstoorders archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen betalen.

De Wet op de archeologische monumentenzorg legt de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed bij gemeenten en bepaalt dat archeologie voortaan binnen het instrumentarium van de ruimtelijke ordening dient te worden meegewogen. De kern van de nieuwe wetgeving is als volgt:

  • het Rijk blijft verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen ingevolge de Monumentenwet 1988 en dus voor de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten;
  • de provincie kan archeologische attentiegebieden aanwijzen die moeten worden opgenomen in een bestemmingsplan van een gemeente en kan verplichtingen opleggen bij ontgrondingen;
  • het inbedden van archeologie in ruimtelijke plannen;
  • het behouden en beschermen van waardevolle archeologie in de bodem;
  • verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoring;
  • de bodemverstoorder betaalt de kosten van archeologisch onderzoek.

De gemeente heeft ten aanzien van het omgaan met archeologie een substantiële inhoudelijke beleidsruimte om belangenafwegingen te maken. De uitvoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg draagt bij aan de kennis van het ontstaan van de stad en samen met de monumenten, landschapshistorie en bouwhistorie, aan de kwaliteit van de ruimte en de identiteit en het imago van de gemeente Enschede

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt een archeologische onderzoeksplicht.

In de beleidsnota is een handleiding voor het archeologisch werkproces opgenomen, met daarin te onderscheiden processtappen van inventarisatie, waardering, selectie en specifieke beheersmaatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0015.jpg"

Uitsnede kaart archeologische verwachting.

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede blijkt dat het plangebied "van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016 gelegen is in een gebied met zowel een lage, middelhoge als ook een hoge verwachtingswaarde.

Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet aan de orde. Voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen wordt verwezen naar de paragrafen 5.1.5 en 5.2.5 van deze toelichting.

3.5.3 Monumenten in het plangebied
  • Rijksmonumenten.

In het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg" bevinden zich een tweetal rijksmonumenten. Het gaat hierbij om het landhuis 't Welna aan de westzijde van de Oldenzaalsestraat ter hoogte van de Stokhorstlaan en de buitenplaats Stokhorst met landhuis aan de oostzijde van de Oldenzaalsestraat, direct ten zuiden van de Stokhorstlaan.

Landhuis 't Welna:

Het landhuis 't Welna is in 1906 gebouwd in opdracht van de fabrikant B.W. ter Kuile naar een ontwerp van de architect Karel Muller. De dwars geplaatste vleugel is in 1916 aangebouwd als kantoorgedeelte, eveneens naar een ontwerp van Karel Muller. De eclectische bouwstijl met elementen uit de chalet- en Engelse cottage-stijl is kenmerkend voor de Twentse buitenhuizen die Karel Muller voor verschillende Twente fabrikanten heeft ontworpen. Het huis ligt in een groene setting langs de Oldenzaalsestraat, net buiten de bebouwde kom aan de noordoostzijde van de stad Enschede richting Lonneker. Van de oorspsronkelijke tuinaanleg van P.H. Wattez resteert slechts nog een gedeelte direct rond het huis.

Het landhuis 't Welna is van cultuurhistorische- en architectuurhistorische belang vanwege:

  • I. de oorspronkelijke functie als buitenhuis van de textielfabrikant B.W. ter Kuile;
  • II. de eclectische bouwstijl met elementen van de Engelse cottage- en chaletstijl die kenmerkend is voor de Twentse landhuizen ontworpen door Karel Muller in de periode 1900-1915
  • III. de gaafheid van het exterieur.

  • In de loop der tijd heeft het landhuis 't Welna echter zijn woonbestemming verloren en kreeg op een bepaald moment te maken met veel achterstallig onderhoud en verval. Het is sinds kort dat het verwaarloosde pand door particulieren is aangekocht en gerestaureerd. Op deze wijze kon dit karakteristieke pand, dat nu overigens als kantoor in gebruik is, voor de stad behouden blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0016.jpg"

Buitenplaats 't Stokhorst en landhuis:

De historische buitenplaats 't Stokhorst is ten oosten van de Oldenzaalsestraat gelegen en ten zuiden van de Stokhorstlaan. De buitenplaats bestaat uit een imposant landhuis, bijbehorende gebouwen en tuinen. Het landhuis zelf, waarvan de ligging werd bepaald door de ligging van de Oldenzaalsestraat, is centraal op het perceel gelegen. Een halfronde oprijlaan vanaf de Oldenzaalsestraat voert naar het landhuis. Het huidige landhuis 't Stokhorst is in 1912-1916 gebouwd in opdracht van G. Jannink naar een ontwerp van architect K.P.C. De Bazel. Het landhuis zelf heeft elementen die karakteristiek zijn voor het werk van De Bazel, met name de architectonische detaillering en interieur. Daarnaast vertoont het invloeden van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright in de volume-opbouw.

De tuinaanleg is in twee fasen tot stand gekomen. Rond het oude huis 't Stokhorst is in opdracht van E. Jannink in 1889 door tuinarchitect D. Wattez een tuin in landschapsstijl aangelegd. De tuinaanleg in architectonische stijl dateert uit de periode 1913-1917 naar een ontwerp van tuinarchitect D.F. Tersteeg.

Aan de noordzijde van het landhuis zijn aan het einde van de oprijlaan een chauffeurswoning en een tuinmanswoning gerealiseerd en stammen uit dezelfde periode als het landhuis zelf. Ook deze woningen zijn naar een ontwerp van architect De Bazel. Detaillering en ornamentering zijn vergelijkbaar met die van het landhuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0017.jpg"

De Buitenplaats 't Stokhorst in haar geheel is van cultuurhistorische- en architectuurhistorische belang vanwege:

  • I. het gegeven dat het een voorbeeld is van een Twentse fabrikantenbuitenplaats;
  • II. de kwaliteit van het ontwerp en de bijzondere plaats die het inneemt in het oeuvre van architect K.P.C. De Bazel door Amerikaanse invloeden;
  • III. de hoge mate van gaafheid van zowel het interieur als ook het exterieur;
  • IV. de zeldzaamheid;
  • V. de kwaliteit en gaafheid van de complexonderdelen;
  • VI. de ruimtelijke-, functionele- en stilistische samenhang van de gebouwen en tuinen;
  • VII. het gegeven dat het een voorbeeld is van de samenwerking tussen een architect en een tuinarchitect waarbij huis en tuin, qua ligging en visuele relatie, zorgvuldig op elkaar zijn afgestemd. Het vormt hier een samenwerking die in het eerste kwart van de 20e eeuw opgang maakte, in dit geval de samenwerking tussen architect K.P.C. De Bazel en tuinarchitect D.F. Tersteeg.
  • VIII. het beeldbepalende karakter en de ligging van de buitenplaats, gezien vanaf de Oldenzaalsestraat.

  • Gemeentelijke monumenten.

Daarnaast bevinden zich in het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" een tweetal gemeentelijke monumenten. Het gaat hierbij om de villa/s van de historische landgoederen 't Amelink en 't Bouwhuis.

't Amelink (1922)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0018.jpg"

Het Amelink vormde het 'stamslot' van de familie Blijdenstein. De gehechtheid aan het huis komt duidelijk naar voren uit het feit dat de ten noordoosten van de stad gelegen buitenplaatsen van generatie op generatie binnen de familie Blijdenstein overgeleverd werden. Omstreeks 1922 kreeg De Clercq de opdracht om op het landgoed een nieuw landhuis te bouwen dat in de plaats kwam van het oude huis. De architect ontwierp een landhuis met een vrij strenge voorgevel, die door de toepassing van bouwaardewerk enigszins opgefleurd werd. Op de zij- en achtergevels doet het huis klassieker aan en herinnert het aan de landhuizen in de Tudorstijl. Bij het huis hoort een chauffeurswoning met dubbele garage, een tuinmanswoning en een theekoepeltje met een hoog rieten dak in de trant van de Amsterdamse school.

't Bouwhuis (1923-1926).

Landhuis Het Bouwhuis was tot 1970 eigendom van de textielfabrikant J. Fr. Scholten. Het landhuis werd gebouwd in de periode 1923-1926 en het ontwerp is van architect J.W. Hanrath uit Hilversum. Het landhuis is in een sobere stijl opgetrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0019.jpg"

3.5.4 Cultuurhistorie gemeente Enschede

In het cultuurhistorisch beleid wordt aangegeven hoe bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgegaan moet worden met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Enschede. Het bestemmingsplan is het instrument waarmee invulling wordt gegeven aan het geschetste cultuurhistorisch kader. In het cultuurhistorisch beleid wordt bij de waardering onderscheid gemaakt in:

  • Beschermen
  • Koesteren
  • Basishouding

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0020.jpg"

Hierbij is de doelstelling voor de te beschermen objecten/gebieden een conserverend regime op te nemen in bestemmingsplannen. De objecten/gebieden, anders dan rijks- of gemeentelijke monumenten, die benoemd zijn op het ambitieniveau "koesteren", zijn objecten en gebieden met een cultuurhistorische identiteit of worden gezien als een cultuurhistorische drager. De gemeente Enschede wil deze elementen behouden, benutten en versterken voor een aantrekkelijke, vitale en toekomstbestendige stad. De basishouding voor cultuurhistorische waarden is niet opgenomen in de beleidsnota. De gemeente streeft naar een verankering van deze houding in het ontwikkelingsproces van Enschede. Oog voor cultuurhistorie leidt tot beter herkenbare plannen die bijdragen aan de identiteit van Enschede en daarmee breed worden gedragen.

Op de cultuurhistorische beleidskaart zijn binnen de begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" geen objecten aangewezen die het predikaat 'cultuurhistorisch erfgoed' dragen waarmee in dit bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

4.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

4.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Voor een bestemmingsplan waarbij geen sprake is van een nieuwe ontwikkeling kan een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. achterwege blijven.

Een m.e.r.-beoordeling is verplicht in die gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Vormvrije m.e.r.- beoordeling.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016", is het uitvoeren van een m.e.r - beoordeling niet aan de orde. Voor wat betreft de in uitvoering zijnde en deels nog te realiseren ontwikkelingen van de landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat alsmede een nieuwe ontwikkeling in de vorm van het landgoed "Lobbenslag" ten oosten van de Oldenzaalsestraat wordt met betrekking tot de m.e.r.-beoordeling verwezen naar de paragrafen 5.1.3.1 en 5.2.3.1 van deze toelichting.

4.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of bedrijven en voorzieningen gelegen zijn binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies. Van die bedrijven en voorzieningen is door middel van nader dossieronderzoek beoordeeld of de feitelijke (bedrijfs)activiteiten een knelpunt opleveren voor een goed woon- en leefklimaat en of terugschaling mogelijk is.

  • Bedrijven binnen het plangebied

Uitgangspunt (voor de bestaande situatie) is dat bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving. Binnen het plangebied bevinden zich diverse bedrijven c.q. voorzieningen. Deze bedrijven c.q. voorzieningen worden, behoudens Trifora aan de Kotkampweg 65, ingedeeld in categorie 1 of 2. Uit een nadere beschouwing van het voornoemde bedrijf blijkt echter dat deze aanvaardbaar is in zijn omgeving. Geconcludeerd kan worden dat aanwezige bedrijven c.q. voorzieningen binnen het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Groene scheg.

  • Bedrijvigheid buiten het plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven en voorzieningen gelegen. Een aantal bedrijven heeft een potentiële hindercontour welke binnen het plangebied is gelegen. Uit een nadere beschouwing blijkt echter dat deze bedrijven geen knelpunten vormen voor het plangebied Groene scheg.

  • Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De bedrijveninventarisatie en bedrijvenbeoordeling zijn verwoord in een rapport dat als bijlage aan deze toelichting is toegevoegd.

4.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Voor wat betreft het conserverende deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet aan de orde.

Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016", is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet aan de orde. Voor wat betreft de in uitvoering zijnde en deels nog te realiseren ontwikkelingen van de landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat alsmede een nieuwe ontwikkeling in de vorm van het landgoed "Lobbenslag" ten oosten van de Oldenzaalsestraat wordt met betrekking tot de bodemkwaliteit verwezen naar respectievelijk de paragrafen 5.1.3.2 en 5.2.3.2 van deze toelichting.

4.1.4 Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016", is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet aan de orde. Voor wat betreft de in uitvoering zijnde en deels nog te realiseren ontwikkelingen van de landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat alsmede een nieuwe ontwikkeling in de vorm van het landgoed "Lobbenslag" ten oosten van de Oldenzaalsestraat wordt met betrekking tot het aspect geluid verwezen naar respectievelijk de paragrafen 5.1.3.3 en 5.2.3.3 van deze toelichting.

4.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" betreft voornamelijk een conserverend plan. De enige voor luchtkwaliteit relevante ontwikkelingen binnen het plangebied is de realisatie van drie woningen ten westen van de Oldenzaalsestraat en de realisatie van twee woningen op het landgoed Lobbenslag ten oosten van de Oldenzaalsestraat. Voor wat betreft de luchtkwaliteit in relatie tot hiervoor genoemde ontwikkelingen zie de paragrafen 5.1.3.4 en 5.2.3.4 van deze toelichting.

4.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

  • Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

  • Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

  • Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

  • Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” is hemelsbreed op ca. 3.5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

  • Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.7 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

  • Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

  • Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van hemelwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA) of helofytenfilter worden ingericht. Dit dient te gebeuren in overleg met het waterschap Vechtstromen. Uit een doelmatigheidsstudie is gebleken dat drukriolering niet doelmatig is en voor de particulier veel duurder is dan een IBA. Daarom zal er doorgaans geen drukriolering meer worden aangelegd. Er is geen provinciale ontheffing van de zorgplicht meer nodig wanneer de gemeente besluit om in het buitengebied uit doelmatigheidsoverwegingen geen afvalwater in te zamelen.

Oppervlaktewater

  • Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.

Grondwater en ontwatering

  • Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • a. Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • b. Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • c. Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016"

Het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" betreft een grotendeels conserverend bestemmingsplan. Naast het conserverende deel van dit bestemmingsplan is er sprake van een nieuwe ontwikkeling in de vorm van de realisatie van een nieuw landgoed met landhuis in het gebied ten zuiden van de Oldenzaalsestraat en ten westen van de Noord Esmarkerrondweg. Daarnaast is ten noorden van de Stokhorstlaan een nieuw woonhuis gedacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0021.jpg"

Uitgangspunten en randvoorwaarden waterhuishouding voor het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016"

De inrichting van de waterhuishouding is gebaseerd op een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten die in dit hoofdstuk zijn benoemd.

Afwatering:

Algemeen: Hemelwater en afvalwater moeten gescheiden aangeleverd worden aan de perceelsgrens.

Oppervlakken: Regenwater van dakvlakken en verharding mag niet via het riool worden afgevoerd.

(Regen)waterkwaliteit:

Bronmaatregelen: Voorkomen dat water verontreinigd raakt door materialisering. Er dient gebouwd te worden volgens de richtlijnen Duurzaam bouwen (DuBo-vereisten).

Grondwater:

Grondwaterneutraal bouwen: Voor het bereiken van voldoende ontwatering, dient het grondwater duurzaam beheerst te worden. Dit houdt in dat de grondwaterstand niet permanent mag worden verlaagd. Daarom gaat de voorkeur uit naar ophogen (in combinatie met kruipruimteloos bouwen) in plaats van drainage. Wanneer toch voor drainage wordt gekozen, dient het gemiddelde grondwaterpeil op jaarbasis niet lager te liggen dan in de huidige situatie. Op basis hiervan is het toegestaan de gemiddelde hoge grondwaterstand tijdens de winterperioden (hoge grondwaterstanden) door middel van drainage af te toppen.

Grondwateronttrekking: Er mag niet permanent grondwater worden onttrokken om voldoende ontwateringsdiepte te halen. (Parkeer)kelders dienen waterdicht te worden gebouwd. In de aanlegfase mag het grondwater tijdelijk worden verlaagd (melding of vergunningaanvraag bij waterschap).

Ontwatering: De ontwateringsdiepte, gerelateerd aan de gemiddelde hoogste grondwaterstand bedraagt 0,70 meter ten opzichte van het bouwpeil. De vloerpeilen van de woningen liggen minimaal 20 centimeter boven het wegpeil, wat resulteert in een ontwateringsdiepte van 0,50 meter ten opzichte van de hoogste gemiddelde grondwaterstand.

Toekomstige waterhuishoudkundige situatie.

Maaiveldhoogte: De maaiveldhoogten in het plangebied zullen niet noemenswaardig wijzigen.

Afwatering:

Daken: Afvoer vindt plaats naar greppels in de omgeving.

Parkeerterreinen: Parkeerterreinen wateren niet rechtstreeks af op oppervlaktewater. Mogelijkheid: afwateren via bermen naar greppels.

Afvalwater: De Afvalwaterstroom aansluiten op de drukriolering.

4.1.8 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

  • Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid.

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

1   Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
5   Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
2   Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
6   Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
3   Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
7   Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
4   Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
8   WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

  • Aanpak van het duurzaamheidsbeleid.

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

  • Duurzame daden.

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

  • Duurzame deals.

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

  • Duurzaam Doen .

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen. Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheids- ambities.

  • Algemeen.

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

  • Energie.

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

  • Klimaatadaptatie:

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden van grote rivieren, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

  • Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

  • Biodiversiteit:

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

  • Overige actiepunten:

Voor de overige actiepunten kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

In geval van een (project)bestemmingsplan voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of een actualisatie van een bestemmingsplan dat tevens nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt wordt de standaard paragraaf in voorkomend geval per actiepunt aangevuld met een zo concreet mogelijke beschrijving van de ruimtelijk relevante duurzame maatregelen en voorzieningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Indien de mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling geen ruimtelijk relevante duurzame maatregelen en voorzieningen omvat wordt in ieder geval zo concreet mogelijk beschreven welke andere maatregelen en voorzieningen worden gerealiseerd die een bijdrage kunnen leveren aan de duurzaamheidsambities van de gemeente Enschede.

Duurzaamheidsbeleid met betrekking tot de aanleg van het nieuwe landgoed Lobbenslag ten oosten van de Oldenzaalsestraat.

  • Klimaatadaptatie i.r.t. de ontwikkelingen op landgoed Lobbenslag:

Eén van de klimaat adaptieve maatregelen is het vergroten van het wateroppervlak op het landgoed. Water is niet alleen belangrijk voor beleving en ontwikkeling van natuur. Doordat het klimaat veranderd, en het steeds vaker en heviger regent, is ruimte voor water hard nodig. Extra wateroppervlak wordt gerealiseerd door aanleg van twee poelen/dobbes met natuurvriendelijke oevers. De totale oppervlakte van de dobbes bedraagt ca. 3.000 m². De natuurvriendelijke oevers bieden extra bufferruimte om overmatig regenwater tijdelijk te bergen. Hierdoor ontstaat waterberging en is het landgoed dienstbaar aan het omliggende gebied in het bergen en vertraagd afvoeren van water. Een ander voordeel van het extra water is het verkoelende effect door evaporatie en absorptie. Een andere klimaat adaptieve maatregel is het omvormen van de landbouwgrond naar natuur. Groenstructuren hebben evenals water een verkoelend effect op het klimaat. Bomen zorgen niet alleen voor schaduw, ze werken ook verkoelend door de evapotranspiratie en zuiverend tegen luchtvervuiling. In totaal wordt ruim 1 hectare ingeplant met bos/bomen en de aanwezig beplanting (ca. 2 hectare) zal worden hersteld. De aanleg van nieuw bos is goed voor de bestrijding van het broeikaseffect. Bomen zetten tijdens hun groei CO2 uit de lucht namelijk om in hout waardoor ze een bijdrage leveren aan de vermindering van de hoeveelheid kooldioxide (CO2) in de atmosfeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0022.jpg"

Inrichting landgoed Lobbenslag.

  • Biodiversiteit in relatie tot de ontwikkelingen op landgoed Lobbenslag

De ontwikkeling van natuur en water heeft een positief effect op het behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantensoorten in de leefomgeving (biodiversiteit). Het hele landgoed is op dit moment nog in gebruik als landbouwgrond en wordt er in totaaal 2,5 hectare omgevormd naar natuur. De volgende maatregelen hebben allemaal een positief effect op de biodiversiteit.

-het omvormen van landbouwgrond naar natuurlijk grasland en graanakkers;

-vergroten van het wateroppervlak, realisatie van natuurlijke flauwe oevers, waterplanten;

-aanplant van bos/bomen en struiken met een oppervlakte van ruim 1 hectare;

De totale oppervlakte van het nieuwe landgoed Lobbenslag beslaat bijna 7,5 hectare waarvan, na herinrichting van dit gebied, liefst 4,5 hectare uit natuurterrein bestaat. Daarnaast biedt het plan, door verbetering van kwaliteit en kwantiteit van aanwezige beplanting de garantstelling voor de lange termijn dat het gebied zijn waardevolle karakter behoudt.

Duurzaamheidsbeleid en de landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat.

  • Klimaatadaptatie i.r.t. de landgoedontwikkeling in het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat:

Doordat het klimaat veranderd, en het steeds vaker en heviger regent, is ruimte voor water hard nodig. Extra ruimte voor het opvangen van overtollig water wordt gerealiseerd door de aanleg van een retentiegebied nabij de voormalige spoorlijn Enschede- Lonneker. De beken in het gebied krijgen weer een natuurlijk aanzien met natuurvriendelijke oevers. Deze oevers bieden extra bufferruimte om overmatig regenwater tijdelijk te bergen. Hierdoor ontstaat waterberging en is het gebied met landgoederen dienstbaar aan het aangrenzende gebied in het bergen en vertraagd afvoeren van water. Een andere klimaat adaptieve maatregel is het omvormen van delen landbouwgrond naar natuur. Groenstructuren hebben hier een verkoelend effect op het klimaat. Bomen zorgen niet alleen voor schaduw, ze werken ook verkoelend door de evapotranspiratie en zuiverend tegen luchtvervuiling. De aanleg van nieuw bos is goed voor de bestrijding van het broeikaseffect. Bomen zetten tijdens hun groei CO2 uit de lucht namelijk om in hout waardoor ze een bijdrage leveren aan de vermindering van de hoeveelheid kooldioxide (CO2) in de atmosfeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0023.png"

Inrichting landgoederenzone westzijde Oldenzaalsestraat.

  • Biodiversiteit in relatie tot de landgoed ontwikkelingen ten westen van de Oldenzaalsestraat:

De ontwikkeling van natuur en de aanleg van een retentiegebied voor water, in samenhang met het natuurlijk herstel van beeklopen in dit gebied, heeft een positief effect op het behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantensoorten in de leefomgeving (biodiversiteit). Ook de aanplant van nieuwe bosschages dragen aan dit effect bij. De volgende maatregelen hebben allemaal een positief effect op de biodiversiteit.

-het deels omvormen van landbouwgrond naar natuurlijk grasland en bos;

-beekherstel middels flauwe oevers en natuurlijke loop, waterplanten;

- aanleg van retentiegebied ten behoeve van buffering water bij groot wateraanbod;

4.2 Natuur

Het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” is gelegen ten noordoosten van Enschede en ten zuiden van Lonneker. Het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Onderdeel van het plangebied is het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat en ten zuiden van het Bouwhuis, waarvoor in 2012 het ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan “Groene Scheg herziening 1” is vastgesteld. Een deel van de in dit plangebied mogelijk gemaakte te bouwen landhuizen is nog niet gerealiseerd. Daarnaast is in het bestemmingsplan sprake van een nieuwe ontwikkeling in de vorm van de aanleg van een nieuw landgoed met een daarbij behorende landhuis en woning in het gebied gelegen tussen de Oldenzaalsestraat en de noord Esmarkerrondweg.

4.2.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een planmilieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

  • De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Groene Scheg 2016”

Het plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2015” is gelegen op ruime afstand van Natura 2000 gebieden en/of beschermde natuurmonumenten. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Landgoederen Oldenzaal”, “Dinkelland” en “Lonnekermeer” zijn gelegen op respectievelijk ca. 6 km ten noordoosten, 5 km ten oosten en ca. 5 km ten noordwesten van het plangebied. Het dichtstbijzijnde beschermd natuurmonument is landgoed Twickel, op ruim 12 km ten zuidwesten van het plangebied. Deze gebieden zijn hoofdzakelijk gevoelig voor stikstofdepositie. Gelet op de grote afstand tot beschermde gebieden en het feit dat het bestemmingsplan op de bouw van enkele nieuwe landhuizen in het gebied na geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, kunnen eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden en beschermde natuurmonumenten op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

  • Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

  • Voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen wordt voor een toetsing van deze ontwikkelingen aan de flora en faunawet verwezen naar de paragrafen 5.1.4 en 5.2.4 van deze toelichting Een toetsing van het conserverende deel van dit bestemmingsplan aan de flora en faunawetgeving is hier niet aan de orde.
4.2.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

  • De EHS en het plangebied “Groene Scheg 2016”

Het plangebied is niet gelegen op gronden die deel uitmaken van de EHS. De dichtst bij zijnde gronden in de EHS zijn gelegen direct aangrenzend aan het plangebied, aan de oostzijde van de Oldenzaalsestraat. De EHS heeft geen externe werking. Een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

 

4.3 Beschermingswaardige bomen

De locaties van beschermingswaardige bomen en bomengroepen binnen de bebouwde kom van Enschede zijn te vinden op de interactieve bomenkaart die te raadplegen is op de website van de gemeente Enschede, www.enschede.nl/bomenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0024.png"

Uitsnede bomenkaart gemeente Enschede

In het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" staat volgens de bomenkaart, op de hoek van de Blijdensteinbleekweg met de Welnaweg, een beschermingswaardige boom. Een gebiedje rondom de sporthal aan de Oldenzaalsestraat is op deze kaart aangegeven als een 'beschermingswaardige boomgebied'. Het grootste gedeelte van het plangebied is op deze kaart aangegeven als een gebied dat is gelegen buiten de bebouwde kom.

In het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is geen planologische beschermingsregeling opgenomen voor beschermingswaardige bomen en boomgebieden. De bescherming van deze bomen en boomgebieden zijn geregeld middels de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Voor bomen en bosgebieden buiten de bebouwde kom is de Boswet van toepassing.

Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen plangebied.

Algemeen.

Voor het gebied dat ruwweg begrensd wordt door de Oldenzaalsestraat, Voortmansweg, het tracé van de voormalige spoorlijnverbinding Enschede-Oldenzaal (nu fietsverbinding tussen Enschede en Lonneker) en de zorginstelling Het Bouwhuis is recentelijk het bestemmingsplan "Groene Scheg-Herziening-1" vervaardigd. Dit bestemmingsplan is op 2 april 2012 door de gemeenteraad vastgesteld en maakt het mogelijk dat in dit gebied een 3-tal nieuwe landgoederen ('t Amelink, 't Voortman en 't Engelse werk) met bijbehorende landhuizen kunnen worden gerealiseerd. Ook landgoed 't Welna aan de Oldenzaalsestraat maakt deel uit van dit bestemmingsplan en heeft daarin een kantoorbestemming gekregen. Op laatstgenoemde landgoed is ten noorden van de Voortmansweg tenslotte een nieuwe woning gedacht.

Op dit moment wordt uitvoering gegeven aan het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1". Recentelijk is het landgoedhuis op het landgoed 't Voortman gereed gekomen en is de bestaande villa 't Welna (rijksmonument) op het landgoed 't Welna, in oude luister hersteld. Ook hebben er in het gebied werkzaamheden plaatsgevonden zoals de aanplant van nieuwe bosschages, een boomgaard en laanbeplantingen, alsmede de aanleg van nieuwe ontsluitingspaden en heeft er beekherstel plaatsgevonden, e.e.a. in overeenstemming met het voor dit gebied vervaardigde Inrichtingsplan en dat aan deze herziening van het bestemmingsplan ten grondslag heeft gelegen.

De landgoederen, cq landhuizen van 't Amelinksbos en 't Engelse werk betreffen echter ontwikkelingen die nog niet zijn gerealiseerd. Dit geldt eveneens voor het woonhuis op landgoed 't Welna ten noorden van de Voortmansweg.

Daarnaast is er in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan sprake van een nieuwe ontwikkeling in de vorm van de aanleg van het nieuw landgoed Lobbenslag ten oosten van de Oldenzaalsestraat en in aansluiting op het bestaande landgoed Stokhorst.

5.1 Landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat

Ten behoeve van de landgoedontwikkeling in het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat is een inrichtingsplan opgesteld en dat uitgangspunt is geweest bij de vervaardiging van het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1". Hoofddoel van dit bestemmingsplan en inrichtingsplan is het tot stand brengen van een landgoederenzone in het gebied tussen Enschede en Lonneker. Voor wat betreft gebouwen en beplantingen wordt in dit inrichtingsplan gestreefd naar een ruimtelijk samenhangende, hoogwaardige- en duurzame inrichting, waarbij de landschappelijke-, stedenbouwkundige-, cultuurhistorische- en ecologische kwaliteiten alsmede de potenties van dit gebied, als belangrijke aangrijpingspunten voor het ontwerp hebben gediend.

Op basis hiervan is op dit moment het landgoed 't Voortman gerealiseerd en is het landgoed en landhuis 't Welna in oude luister hersteld. Ook zijn er inmiddels in het gebied nieuwe bosschages, een boomgaard, laanbeplantingen en ontsluitingspaden aangelegd en heeft er beekherstel plaatsgevonden.

5.1.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten inrichtingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0025.jpg"

Figuur: Inrichtingsplan landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat met daarin aangegeven de bouwlocaties van landhuizen en het woonhuis op het landgoed 't Welna.

De ambitie was en is om het gebied te ontwikkelen tot een landgoederenzone waarbij in de uiteindelijke situatie hier, naast het bestaande landgoed 't Welna, een drietal nieuwe landgoederen worden gerealiseerd.

* Inmiddels is het landgoed 't Voortman grotendeels gereed gekomen en hebben er in het gebied aanpasingen plaatsgevonden middels beekherstel en de aanplant van nieuwe bosschages en laanbeplantingen.

De nieuwe landhuizen van 't Engelse werk, 't Voortman en 't Amelinksbos zijn gesitueerd op de hogere delen in het plangebied waarbij het landhuis 't Engelse werk is gesitueerd op een locatie waar rond 1900 ook al een boerderij heeft gestaan. Op de gronden van het bestaande landgoed 't Welna, ten noorden van de Voortmansweg, is een woonhuis gedacht nabij een locatie waar vroeger, tot aan het midden van de vorige eeuw, in de directe omgeving ook al een woning heeft gestaan en wordt min of meer de oude situatie zoals die voor de tweede wereldoorlog bestond, hier deels in ere hersteld.

Binnen het streven om in dit gebied te komen tot een samenhangend, hoogwaardig en duurzaam beeld, wordt er voor de landhuizen, de daarbij behorende bijgebouwen en het te realiseren woonhuis, gestreefd naar een hoogwaardige architectuur, materialisering en detaillering. De landhuizen zijn zodanig gesitueerd dat zij interessante focuspunten vormen in het landschap. Hierbij is het zicht op het open beekdal vanuit de afzonderlijke landhuizen geoptimaliseerd en is het zicht op de landhuizen onderling, geminimaliseerd.

Naast de realisatie van oprichting van een aantal nieuwe landgoederen in het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat, is de ambitie om betekenis te geven als uitloopgebied van de stad en met dit voor ogen de recreatieve routestructuur te verbeteren. In het plan wordt hiertoe ingezet op het tot stand brengen van een zonering van meer private delen rond de landhuizen en meer voor het publiek toegankelijke delen. Een en ander wordt tot stand gebracht door de aanleg van privépaden en voor het publiek opengestelde paden. Er ontstaan door het gebied diverse 'rondwandelingen', waarbij de bosschages en het beekdal doorkruist kunnen worden. Het gebied zal, met uitzondering van de gezamenlijke oprijlanen van de landhuizen voor de toekomstige bewoners van de landhuizen, niet toegankelijk zijn voor het gemotoriseerd verkeer.

5.1.2 Rijksbeleid- provinciaal en gemeentelijk beleid

(zie ook de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 van deze toelichting)

Om de realisatie van hiervoor genoemde landgoederenzone in het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat mogelijk te maken is in het recente verleden het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" ontworpen en heeft dit bestemmingsplan de wettelijk vastgelegde procedure doorlopen.

Op 2 april 2012 is dit bestemmingsplan door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld en is dit bestemmingsplan op 22 mei 2012 onherroepelijk van kracht geworden. Bij de vervaardiging van het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" is indertijd reeds geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in strijd is met zowel het rijksbeleid, het provinciaal beleid als ook het gemeentelijk beleid.

5.1.3 Milieu
5.1.3.1 Milieueffectenrapportage

Zie ook paragraaf 4.1.1 van deze toelichting.

Het voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is voor een groot deel conserverend van aard waarbij echter sprake is van de ontwikkeling van een landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalse- straat. Deze ontwikkeling was al opgenomen en verwoord in het nog geldende bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" dat op 2 april 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld. Een deel van deze landgoederenzone is inmiddels gerealiseerd. Een tweetal landgoederen, het landgoed 't Amelinksbos en Engelse werk, alsmede een woonhuis op het landgoed 't Welna, wachten echter nog op uitvoering.

Een dergelijke ontwikkeling wordt volgens het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkel- centra of parkeerterreinen' (bijlage Besluit milieueffectrapportage onderdeel D) en waarvoor in een aantal, in de bijlage genoemde gevallen een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

Een m.e.r.-beoordeling is verplicht in die gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De aanleg van het nieuwe landgoed de Lobbenslag geldt als een nieuwe ontwikkeling en beslaat een oppervlakte van ca. 7,5 hectare. Hiermee valt dit landgoed ruim onder de drempelwaarde van 100 hectare. Het uitvoeren van een m.e.r.- beoordeling is hier niet aan de orde. Wel is er ten behoeve van deze nieuwe ontwikkeling een vormvrije m.e.r. uitgevoerd.

Vormvrije m.e.r. m.b.t. de nog te realiseren landgoederen ten westen van de Oldenzaalsestraat.

Beschrijving plan.

  • Met de realisatie van de aanleg van nieuwe landgoederen met bijbehorende landhuizen ten westen van de Oldenzaalsestraat krijgt dit gebied, samen met de nieuwe ontwikkeling van het nieuwe landgoed "Lobbenslag" in aansluiting op het bestaande landgoed Stokhorst aan de oostzijde van de Oldenzaal- sestraat, het kenmerk van een stevige landgoederenzone in het stadsrandgebied van Enschede. Inmiddels is het landhuis 't Voortman in het kader van de beoogde ontwikkeling van dit gebied gereed en is het aan het landhuis grenzende gebied grotendeels opnieuw ingericht. Ook het landgoed 't Welna heeft een ware metamorfose ondergaan waarbij het landhuis (rijksmonument) is gerestaureerd en het aangrenzende landgoed opnieuw is ingericht. De landgoederen 't Engelse werk en 't Amelinksbos als ook het woonhuis ten noorden van de Voortmansweg wachten nog op uitvoering.

Locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0026.jpg"

  • De in geel aangegeven begrenzing geven de locaties weer van de nog te realiseren landgoederen ten westen van de Oldenzaalsestraat. Ook is hier de locatie aangegeven van het nog te realiseren woonhuis op landgoed 't Welna, ten noorden van de Voortmansweg. Het landgoed 't Amelinksbos wordt globaal begrensd door de Voortsweg aan de westzijde, terreinen van een kwekerij aan de noordzijde, het landgoed 't Voortman aan de oostzijde en tenslotte de Voortmansweg aan de zuidzijde. Het landgoed 't Engelse werk wordt globaal begrensd door de het landgoed 't Voortman aan de westzijde, terreinen van zorginstelling Het Bouwhuis aan de noordzijde, de Oldenzaalsestraat aan de oostzijde en het landgoed 't Welna aan de zuidzijde.

Cumulatie

  • Het gebied van de nog te realiseren landgoederen 't Engelse werk en 't Amelinksbos in de landgoederen- zone ten westen van de Oldenzaalsestraat, kan in het kader van de m.e.r.-beoordeling niet los worden gezien van de ontwikkeling van het landgoed "Lobbenslag" ten oosten van de Oldenzaalsestraat. Het totale oppervlak van de nog te realiseren landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat en het nieuwe landgoed Lobbenslag valt echter ruim onder de indicatieve drempelwaarde van 100 ha. uit het Besluit m.e.r.

Huidige grondgebruik.

  • De gronden waarop de landgoederen 't Amelinksbos en 't Engelse werk zijn gedacht hebben momenteel grotendeels een agrarisch landelijk aanzien met bestaande en nieuwe houtopstanden. In het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" zijn deze gronden dan ook bestemd voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' en 'Bos'. De locaties waar de landhuizen zijn gedacht hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen - Landgoed- park'.

Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen.

  • Op basis van het onderzoek naar bedrijven en inrichtingen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is reeds in paragraaf 4.1.2 van deze toelichting geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Bodemkwaliteit.

  • In paragraaf 5.1.3.2 van deze toelichting wordt geconstateerd dat de financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan door de aanwezigheid van bodemverontreinigingen niet wordt belemmerd en de betreffende bodemverontreinigingen geen belemmeringen vormen of functiegericht en kosteneffectief kunnen worden gesaneerd.

Wet geluidhinder.

  • In paragraaf 5.1.3.3. is geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de verdere uitvoering van het plan en de vastgestelde hogere waarden voor een tweetal woningen, vanwege een verminderde geluidbelasting van het wegverkeerslawaai in het jaar 2026, toereikend zijn.

Luchtkwaliteit.

  • In paragraaf 5. 1.3.4 van deze toelichting wordt geconcludeerd dat realisatie van woningen ten westen van de Oldenzaalsestraat niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.

Externe veiligheid.

  • In paragraaf 4.1.6 van deze plantoelichting is met betrekking tot de externe veiligheid in het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" reeds geconstateerd dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren en kan gesteld worden dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Natuur.

  • Met betrekking tot de Flora- en faunawet wordt in paragraaf 5.1.4. van deze toelichting gesteld dat op basis van de beschikbare informatie met aan voldoende zekerheid kan worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de boogde ontwikkeling mogelijk maakt. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

Conclusie vormvrije m.e.r. - beoordeling landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat.

  • Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieuaspecten worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten en dat het niet noodzakelijk is om ten behoeve van de ontwikkelingslocatie ten westen van de Oldenzaalsestraat een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.
5.1.3.2 Bodem

In het kader van de vervaardiging van het bestemmingsplan "Groene Scheg- herziening 1" heeft er een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Dit bodemonderzoek, het "Verkennend bodemonderzoek Landgoederen de Groene Scheg in Enschede" (rapportnr. 200433-10/RO1, d.d. 23 juni 2011) is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. De conclusie van dit onderzoek is dat op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat:

* in de bovengrond overwegend geen verontreinigende stoffen zijn aangetoond. Lokaal is ter plaatse van de deellocatie 't Engelse werk de bovengrond licht verontreinigd met lood;

* in de ondergrond van de deellocatie geen verontreinigende stoffen zijn aangetoond;

* het grondwater van alle deellocaties licht verontreinigd is met één of enkele zware metalen. Ter plaatse van deellocatie 't Welna is het grondwater licht verontreinigd met Xyleen.

Er zijn geen stoffen in gehalten en/of concentraties boven de tussenwaarde aangetoond. Dit houdt in dat er conform de Wet bodembescherming geen aanleiding is voor het uitvoeren van een nader onderzoek en/of sanerende maatregelen.

De bodemkwaliteit, zoals aangetoond op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek, levert geen belemmeringen op voor de geplande bouwactiviteiten en bestemmingsplanwijziging.

Dit verkennend bodemonderzoek is door de afdeling Werkveld Bodem van de gemeente Enschede beoordeeld. Het advies van deze beoordeling luidt: "De onderzoeksresultaten zijn geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging en bouwwerkzaamheden".

5.1.3.3 Wet geluidhinder

Zie ook paragraaf 4.1.4 van deze toelichting.

In het bestemmingsplan Groene Scheg - Herziening 1 (vastgesteld 1 april 2012, onherroepelijk 24 mei 2012) zijn drie landgoedhuizen en een woonhuis mogelijk gemaakt. Hiervan is tot nu toe één landgoedhuis ('t Voortman) gerealiseerd. Op grond van artikel 76, lid 3 van de Wet geluidhinder moeten de drie nog niet gerealiseerde woningen als nieuwe situatie worden beschouwd. Dit betekent dat in het kader van dit bestemmingsplan gekeken moet worden naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer voor het jaar 2026.

Ten behoeve van het bestemmingsplan Groene Scheg - herziening 1 is door Akoestisch Buro Tideman een akoestisch onderzoek (rapportnummer 11.095.01, d.d. 20 juli 2011) uitgevoerd. In het onderzoek is de geluidsbelasting vanwege wegverkeer voor het jaar 2021 in beeld gebracht.

Voor het te onderzoeken jaar 2026 zijn door de afdeling Ontwerp van de gemeente Enschede verkeersgegevens beschikbaar gesteld. Deze zijn vergeleken met de in het akoestisch onderzoek van 2011 gehanteerde verkeersgegevens. Uit deze vergelijking is gebleken dat de verkeersverdeling over de verschillende perioden en voertuigcategorieën in 2026 gelijk is aan die van 2021. In 2026 is de verkeersintensiteit echter lager dan die voor het jaar 2021 waarvan in het akoestisch onderzoek is uitgegaan. Dit betekent dat in 2026 de geluidsbelasting lager zal zijn dan in het akoestisch onderzoek voor het jaar 2021 is berekend.

In het bestemmingsplan Groene Scheg - herziening 1 is de geluidsbelasting voor het jaar 2021 destijds acceptabel geacht. Gezien het feit dat in het jaar 2026 de geluidsbelasting lager zal zijn, dan waarvan ten tijde van de herziening is uitgegaan, wordt deze eveneens acceptabel geacht.

Om twee van de vier woningen in het bestemmingsplan Groene Scheg - herziening 1 mogelijk te maken zijn destijds hogere waarden vastgesteld. Gezien het feit dat in 2026 de geluidsbelasting lager zal zijn dan waarvan bij de herziening is uitgegaan zijn de destijds vastgestelde hogere waarden toereikend.

5.1.3.4 Luchtkwaliteit

Zie ook paragraaf 4.1.5 van deze toelichting.

Het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" betreft voornamelijk een conserverend plan. De enige voor luchtkwaliteit relevante ontwikkelingen binnen het plangebied is de realisatie van drie woningen ten westen van de Oldenzaalsestraat en de realisatie van twee woningen op het landgoed Lobbenslag ten oosten van de Oldenzaalsestraat.

De woningen ten westen van de Oldenzaalsestraat zijn middels het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" planologisch geregeld en vastgelegd. Dit bestemmingsplan is op 1 april 2012 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld. Ten opzichte van deze herziening blijft het aantal woningen ten westen van de Oldenzaalsestraat in het voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" gelijk en neemt niet in aantal toe. De ten westen van de Oldenzaalsestraat nog te realiseren woningen hebben dan ook geen gevolgen voor de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2014 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015- 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Uit een oogpunt van luchtkwaliteit (art. 5.1.6 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1.4 natuur

Zie ook paragraaf 4.2.2 van deze toelichting.

Flora- en faunawet

Toetsing flora en fauna met betrekking tot het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat.

Ten behoeve van de bouw van landhuizen in het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat en ten noorden van de Voortmansweg is in 2011 ecologisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek dat de te bouwen landhuizen geen negatieve gevolgen hebben voor eventueel aanwezige (strikt) beschermde soorten. Wel is in het gebied een oude waterput met daarop een groeiplaats van de strikt beschermde steenbreekvaren aanwezig. De handhaving daarvan is in de planregels van het bestemmingsplan “Groene Scheg herziening 1” geborgd. Het onderzoek uit 2011 is intussen verouderd en kan niet zonder meer opnieuw worden gebruikt. Daarom is getoetst of de situatie ter plaatse nog vergelijkbaar is met de situatie in 2011.

In het in 2011 onderzochte gebied zijn er met uitzondering van de locaties waar de landhuizen gepland zijn geen landschappelijke wijzigingen geweest of te verwachten ten opzichte van de bestaande situatie. Daarom heeft de ecologische toetsing zich alleen op de landhuislocaties gericht. Uit de rapportage uit 2011 blijkt dat deze locaties niet behoren tot het functionele leefgebied van (strikt) beschermde soorten, met uitzondering van de eerder genoemde steenbreekvaren. De locaties zijn ten opzichte van de onderzochte situatie in 2011 niet wezenlijk gewijzigd. De kans dat deze locaties nu wel onderdeel uitmaken van de functionele leefomgeving van (strikt) beschermde soorten wordt dan ook klein geacht. Het uitvoeren van actualiserend ecologisch onderzoek is niet noodzakelijk, dit zou geen wezenlijk andere resultaten opleveren ten opzichte van de resultaten uit 2011. De rapportage uit 2011 kan als voldoende actueel worden beschouwd en als onderbouwing worden gebruikt voor het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016”, althans voor zover voor zover gelegen ten westen van de Oldenzaalsestraat. Deze rapportage uit 2011 is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

  • Conclusie Flora- en faunawet

Voor het plangebied ten westen van de Oldenzaalsestraat kan worden geconcludeerd dat eventuele negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van mogelijk aanwezige (strikt) beschermde planten- en diersoorten op voorhand kunnen worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Flora- en faunawet kan daarom achterwege blijven.

5.1.5 Archeologie

Zie ook paragraaf 3.5.2. van deze toelichting.

Ten behoeve van het bestemmingsplan "Groene Scheg- herziening 1" is voor het gebied dat ten westen van de Oldenzaalsestraat is gelegen, reeds in 2011 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hiertoe zijn een aantal deelgebieden in het plangebied onderzocht. Het betreft hier de locaties voor de beoogde nieuwbouw van landhuizen alsmede de verlegging van de bestaande beek in dit gebied. In dit archeologisch onderzoek zijn een aantal vragen gesteld en beantwoord.

Vraag: wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel in tact?

  • Deelgebied 1,2 en 4:

Op een diepte variërend van 30 tot 70 centimeter beneden maaiveld is de natuurlijke onder- grond van de C-horizont aangetroffen. De natuurlijke ondergrond bestaat uit matig fijn, goed gesorteerd en goed afgerond zand dat is geïnterpreteerd als dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). Bij de dieper doorgezette boringen is onder het dekzand sterk zandige leem aangetroffen (boring 15 en 21) of matig fijn tot matig grof, grindhoudende zand (boring 16,23-26). Deze afzettingen zijn geïnterpreteerd als gestuwde keileem of grofzandige gestuwde afzettingen van de stuwwal. Er is geen sprake van een hoge zwarte enkeerdgrond of laarpodzolgrond. In boring 21, 42 en 43 is tussen de bouwvoor en de C-horizont op een diepte vanaf 30 centimeter beneden het maaiveld een 15 centimeter dikke B-horizont van de oorspronkelijke podzolbodem aangetroffen. In de overige boringen is geen restant van een onverstoorde podzolgrond aangetroffen.

  • Deelgebied 3:

Op een diepte variërend van 40 centimeter beneden maaiveld is in alle boringen met uitzondering van boring 34 de natuurlijke ondergrond aangetroffen (C-horizont) die inderdaad bestaat uit matig/tot uiterst zandige leem, geïnterpreteerd als keileem. De natuurlijke ondergrond in boring 34 bestaat uit matig grof zand. Zowel het keileem als het matig grove zand is geïnterpreteerd als gestuwde afzettingen van de stuwwal (Laagpakket van Gieten, Formatie van Drenthe). Er zijn geen tekenen van bodemvorming waargenomen.

  • Deelgebied 5:

In het plangebied zijn beekafzettingen aangetroffen. De overwegend humusrijke, donkergrijze bouwvoor in de boringen 51 tot en met 63 doet vermoeden dat de oorspronkelijke bodem een gooreerdgrond is geweest die door verploeging onderdeel van de bouwvoor is geworden.

Vraag: zijn er in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig?

Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn in de deelgebieden 1 tot en met 4 geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Deelgebied 5 betrof een verkennend onderzoek waarbij het opsporen van een archeologische vindplaats niet het doel is van een verkennend onderzoek. In deelgebied 5 zijn de verwachte beekafzettingen aangetroffen. Dit betekent dat het verkennend bodemonderzoek de lage archeologische verwachting voor alle perioden heeft bevestigd.

De kans dat binnen het plangebied een archeologisch vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht.

Vraag: in hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied?.

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied.

De middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen uit het paleolithicum en mesolithicum en nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen voor de deelgebieden 1, 2 en 4 kan op basis van de resultaten het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. De lage verwachting voor deelgebied 1 en 2, voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan op basis van de resultaten het veldonderzoek naar laag worden gehandhaafd. De hoge verwachting uit het bureauonderzoek voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd voor deelgebied 4 kan op basis van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. De lage archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het paleolithicum en mesolithicum als voor nederzettingssporen uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd voor deelgebied 3 en 5 kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek worden gehandhaafd.

Het archeologisch onderzoek "De Groene Scheg te Enschede" met het projectnummer S110119, d.d. 25-07-2011, is volledigheidshalve als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

5.1.6 Welstand en beeldkwaliteit

Zoals in paragraaf 3.4onder f. geldt voor de beoogde landgoederenzone aan de westzijde van de Oldenzaalsestraat de welstandsparagraaf "Groene Scheg".

De plannen voor de nieuwbouw van landhuizen in betreffende gebied vergden, omwille van de eenheid en de doelstelling om tot een in het landschap passende uitstraling van bebouwing te komen, welstandscriteria die bij de identiteit 'Buitenplaatsen en landgoederen' horen. De identiteiten die voor dit gebied golden waren voor de plannen om tot landgoedontwikkeling te komen niet geheel toereikend. Dit heeft tot gevolg gehad dat er een wijziging van de Welstandsnota heeft plaatsgevonden waarbij de identiteiten 'Vrije landelijke bebouwing' en 'Boerenerven' vervangen zijn door de welstandsparagraaf "Groene Scheg'" met daarin toetsingscriteria waaraan de plannen voor landgoederen en landhuizen in dit gebied getoetst dienen te worden. Deze wijziging van de Welstandsnota (Wijziging 49 Welstandsnota) is, gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld.

Slechts voor een klein deel in het gebied in deze welstandsparagraaf, daar waar ten noorden van de Voortmansweg een woonhuis is gedacht", is de welstandsidentiteit "Dorpse Linten" toegekend.

Bebouwing in "Dorpse Linten" kenmerken zich door een grote variatie in bouwstijlen en materialen. Elk pand is anders. Tegelijkertijd vertoont de bebouwing binnen een lint overeenkomst in hoogte en type. De panden zijn allemaal hoger dan breed en hebben meestal twee bouwlagen, al dan niet met een kap. De voordeuren zijn op straatniveau, de voorgevels hebben ramen. Een belangrijk kenmerk is ook dat de meeste panden direct aan straat staan. In een paar linten komen panden voor die wat van de rooilijn afstaan en een voortuintje hebben. Door dit alles bieden de linten een gevarieerd maar samenhangend beeld en een levendige maar ontspannen sfeer. Kortom, ze hebben nog steeds een dorps karakter.

5.2 Nieuwe ontwikkeling landgoed Lobbenslag

In het gebied ten oosten van de Oldenzaalsestraat is er sprake van een nieuwe ontwikkeling in de vorm van de aanleg van het nieuwe landgoed Lobbenslag. Het landgoed wordt gerealiseerd in het gebied gelegen tussen de Noord Esmarkerrondweg en de Oldenzaalsestraat en grenst aan het gebied van het landgoed Stokhorst. De huidige Stokhorstlaan doorsnijdt dit landgoed van oost naar west en verdeelt het landgoed in een noordelijk en zuidelijk deel. De beoogde realisatie van een landgoedhuis is in het zuidelijk deel gesitu- eerd, min of meer in aansluiting op reeds bestaande woonbebouwing aan de westzijde van de Noord Esmarkerrondweg. Daarnaast wordt aan de noordzijde van de Stokhorstlaan een nieuwe woning gerealiseerd ter vervanging van een voormalig tuinmanshuis van het landgoed Stokhorst dat op de hoek van de Oldenzaalsestraat en de Stokhorstlaan heeft gestaan. Laatstgenoemde tuinmanshuis is enige jaren geleden afgebrand en niet teruggebouwd.

5.2.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten inrichtingsplan

Landgoed Lobbenslag heeft betrekking op de ontwikkeling van een landgoed met bijbehorend landhuis en de nieuwbouw van een (tuinmans)huis. Laatstgenoemde woning geldt als vervanging van een tuinmanswoning die op de hoek van de Stokhorstlaan en de Oldenzaalsestraat heeft gestaan maar door brand is verwoest. Het ontwerp geeft een idee aan de beeldkwaliteit van de te stichten gebouwen 'Landhuis Lobbenslag' en 'Tuinmanswoning'. De aanleg van nieuwe natuur en publieke toegankelijkheid van het landgoed zijn een onderdeel van de opgave om te komen tot de realisatie van het nieuwe landgoed.

Het landgoed bestaat uit twee gebouwen die in elkaars verlengde gepositioneerd zijn. Het volume van de bebouwing is afgeleid van de Twentse boerderij waarbij de grote kap en lage goot als uitgangspunt zijn genomen. Mede door de geluidscontour vanuit de Noord Esmarkerrondweg is de interne oriëntatie van zowel het woongebouw als de schuur gericht naar het westelijk gelegen landgoed “Stokhorst”.

Het nieuwe Landgoed zal ontsloten worden via de verkeersluwe Stokhorstlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0027.jpg"

  • Tuinmanshuis

Ter vervanging van de voormalige tuinmanshuis van landgoed Stokhorst, op de hoek van de Oldenzaalse- straat en de Stokhorstlaan, is op enige afstand een nieuwe woning gesitueerd. Deze woning zal geen relatie meer hebben met het bestaande landgoed Stokhorst maar eerder met het nieuwe landgoed Lobbenslag. (zie verslag Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, ref CIK-2010-1317). Met het oog op deze verandering is met de positionering en verschijningsvorm van het herbouwde tuinmanshuis rekening gehouden. Het nieuwe tuinmanshuis komt dichterbij de Lobbenslag te liggen en heeft qua vorm en materiaalkeuze een zelfde voorkomen als het nieuwe landgoed. De tuinmanswoning maakt daardoor duidelijk deel uit te maken van nieuwe Landgoed "Lobbenslag".

  • Fietspad Noord Esmarkerrondweg

De ontwikkeling van het nieuwe landgoed Lobbenslag houdt ook de mogelijkheid open om een nieuw fietspad langs de Noord Esmarkerrondweg , over het grondeigendom van het landgoed, aan te leggen.

5.2.2 Rijksbeleid- provinciaal en gemeentelijk beleid

a. Rijksbeleid.

Zie ook paragraaf 2.1 van deze toelichting.

  • Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling.

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Deze handreiking ondersteunt decentrale overheden bij de toepassing van de ladder. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

In het plangebied van voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is sprake van een nieuwe ontwikkeling. De nieuwe ontwikkeling betreft de realisatie van een landgoed met landhuis en een woonhuis in het gebied dat globaal is gelegen tussen de Oldenzaalsestraat en de Noord Esmarkerrondweg. Het gaat hierbij om gronden die min of meer door stedelijke ontwikkelingen (bebouwing en infrastructuur) ingesloten zijn geraakt.

Het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" voorziet in de ontwikkeling van een nieuw landgoed annex woonhuis aan de rand van de stad Enschede (Landgoed Lobbenslag). De aanplant van nieuwe bomen en bosschages, het herstel van bestaande groenstructuren, het toevoegen van natuurlijke elementen zoals waterpoelen en de aanleg van voorzieningen ten behoeve van de extensieve recreatie (wandelpaden) maken integraal onderdeel uit van dit plan.

Ten zuiden van de Stokhorstlaan is, min of meer in aansluiting op bestaande, vrijstaande woonbebouwing, een nieuw te bouwen landhuis gedacht. Ook voorzien de plannen in de realisatie van een vrijstaand, regulier woonhuis ten noorden van de Stokhorstlaan. Laatstgenoemde woning dient ter vervanging van een voormalig tuinmanshuis als onderdeel van het landgoed Stokhorst dat gelegen was in een klein bosperceel op de hoek van de Oldenzaalsestraat en de Stokhorstlaan. Dit woonhuis is enige jaren gelden door brand geheel verwoest. Een herstel of wederopbouw van dit voormalig rijksmonument behoort vanwege de omvang van verwoesting niet tot de mogelijkheden en is de vervangende nieuwbouw van een woonhuis op deze locatie, gezien de directe ligging aan de drukke Oldenzaalsestraat, niet gewenst.

Bij de aanleg van het nieuwe landgoed Lobbenslag gaat het om een concreet plan en zijn betreffende gonden met een totale oppervlakte van ca. 7,5 hectare reeds enige tijd in eigendom van initiatiefneemster. Een andere, eventueel meer geschikte locatie is om hiervoor genoemde reden niet aan de orde. Overigens kan gesteld worden dat de locatie voor de beoogde realisatie van het nieuwe landgoed tussen de Oldenzaalsestraat en de Noord Esmarkerrondweg goed aansluit bij de functies van aangrenzende gebieden. Zo wordt in het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat uitvoering gegeven aan de realisatie van een landgoederenzone in aansluiting op bestaande landgoederen en sluit het nieuwe landgoed Lobbenslag aan op die van het landgoed Stokhorst aan de oostzijde van de Oldenzaalsestraat.

Tevens dient hier vermeld te worden dat betreffende gronden vanwege hun ligging tussen twee belangrijke ontsluitingswegen (Oldenzaalsestraat en de Noord Esmarkerrondweg) voor een deel hun agrarische functie en economische waarde hebben verloren of dreigen te verliezen en het gebied in de loop der tijd min of meer door stedelijke functies (woongebieden en een woonzorgcomplex) ingesloten is geraakt. Met de realisatie van een landgoed in dit gebied, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan een natuurlijke invulling en opwaardering van het aanwezige landschap, kan een dergelijke ontwikkeling vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening als een positieve ontwikkeling worden aangemerkt.

Gesteld kan worden dat het plan voor een nieuw landgoed uitermate goed past in het gebied aan de rand van de stad, daar waar deze de overgang vormt tussen stad en land. Door de realisatie van het landgoed Lobbenslag en de daarmee gepaard gaande landschappelijke opwaardering, wordt hier een kwalitatieve verbetering in de Enschedese stadsrand tot stand gebracht. Daarnaast krijgt het gebied een recreatieve meerwaarde als uitloopgebied voor de bewoners van aangrenzende wijken, vooral die van Stokhorst en Park Stokhorst.

De realisatie van het landgoed Lobbenslag in de Groene Scheg heeft tevens tot gevolg dat het gebied, in samenhang gezien met andere aanwezige en nog te realiseren landgoederen in de directe omgeving, zijn groene karakter behoudt en dit gebied, ook naar de toekomst toe, als een groene buffer kan blijven fungeren tussen Enschede en Lonneker.

  • Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het plan voor de realisatie van het landgoed Lobbenslag sprake is van een goede ruimtelijke ordening en een dergelijke ontwikkeling niet in strijd is met het rijksbeleid.

b. Provinciaal beleid (zie ook paragraaf 2.2 van deze toelichting)

  • Generieke beleidskeuzes:

De realisatie van het nieuwe landgoed Lobbenslag (concreet plan) betreft een particuliere ontwikkeling waarbij de gronden in bezit zijn van de toekomstige bewoonster van dit landgoed. Een dergelijke ontwikkeling kan ook dan alleen maar hier plaatsvinden en is er geen sprake van mogelijke concurrentie met omliggende gemeenten.

  • Ontwikkelingsperspectief

Op de kaart Ontwikkelingsperspectief stedelijke omgeving uit de Omgevingsvisie Overijssel is op hoofdlijnen weergegeven welke ontwikkelingsperspectieven de provincie in de stedelijke omgeving zien. Het gebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" wordt op deze kaart aangegeven als 'Stadsrandgebied". Met het stadsrandgebied wordt de overgang tussen het bebouwd gebied en de groene omgeving bedoeld.

Het stadsrandgebied In de stedelijke omgeving betreft een bijzondere gebiedsconditie die specifieke kansen met zich meebrengt. Veel stadsrandgebieden in Overijssel liggen tegen aantrekkelijke natuurcomplexen of landgoederen aan. Het vormgeven van de stadsrandgebieden als entrees van zowel de 'groene-' als 'stedelijke omgeving' is een belangrijk kwaliteitsdoel. Specifiek hierop toegesneden nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet ter versterking van de landschappelijke structuur in deze gebieden. Ontwikkelingen in de stadsrandgebieden moeten gepaard gaan met substantiële investeringen in de ruimtelijke kwaliteit en beleefbaarheid. In deze gebieden wordt de functie als 'uitloopgebied' voor de stad versterkt door verdichting van het routenetwerk voor langzaam verkeer. Ook recreatieve functies en culturele voorzieningen kunnen op specifieke plekken in de stadsranden de kwaliteit en de aantrekkelijkheid verhogen.

Landgoederen voegen aan de ontwikkelingsperspectieven in de 'Groene omgeving' en een enkele keer ook in de 'Stedelijke omgeving' een eigen karakteristieke kleur toe. Ze zijn te vinden in de 'groen-blauwe' hoofdstructuur, het mixlandschap en soms ook in de schoonheid van de moderne landbouw. Versterken van de bestaande landgoederenstructuur en het toevoegen van ontbrekende schakels op plekken waar sprake is van 'gaten' zijn belangrijk. Daarnaast kunnen landgoederen van grote waarde zijn in de stadsrandgebieden en in en aan de randen van de 'groen-blauwe' hoofdstructuur.

De realisatie van een nieuw landgoed in het gebied van de "Groene Scheg" (het stadsrandgebied) is in overeenstemming met het voor dit gebied geldende ontwikkelperspectief.

  • Gebiedskenmerken:

Gebiedskenmerk natuurlijke laag.

  • Met de realisatie van het nieuwe landgoed Lobbenslag en de inrichting van het bij dit landgoed behorende terreinen als nieuwe ontwikkeling in het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016", worden de gebiedskenmerken van de natuurlijke laag ('stuwwallen') niet aangetast.

Gebiedskenmerk laag van het agrarisch cultuurlandschap.

  • Bij de realisatie van het nieuwe landgoed Lobbenslag en de inrichting van het bij dit landgoed behorende terreinen is rekening gehouden met het bestaande, aanwezige landschap en sluit hierop naadloos aan.

Gebiedskenmerk stedelijke laag

  • Met betrekking tot het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is deze laag niet van toepassing omdat dit gebied, met uitzondering van een ondergeschikt klein gebiedsdeel aan de Oldenzaalsestraat, buiten deze laag is gelegen.

Gebiedskenmerk Lust&leisurelaag.

  • De aanleg van een nieuw landgoed in het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" en het toevoegen en openstellen van voorzieningen ten behoeve van de extensieve recreatie (wandelpaden) sluiten aan bij het provinciale beleid en het gebiedskenmerk 'Lust & Leisurelaag'.

Conclusie:

Gesteld kan worden dat de ontwikkeling en realisatie van het nieuwe landgoed Lobbenslag ten oosten van de Oldenzaalsestraat in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

c. Gemeentelijk beleid. (zie ook paragraaf 2.3 van deze toelichting)

  • Gids Buitenkans 2014

De Gids Buitenkans 2014 is op 30 september 2014 door de raad vastgesteld. Ten opzichte van de Gids Buitenkans 2010 is de nieuwe gids op een aantal punten aangepast. Hiermee is de gids weer actueel en biedt het een geschikt kader om initiatieven in het buitengebied van Enschede te ontwikkelen en te toetsen op de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe initiatieven in het buitengebied zijn alleen dan mogelijk als ze leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en een bijdrage leveren aan het publieke en maatschappelijke belang.

  • De landgoederenregeling in de Gids Buitenkans 2014:

In Enschede bestaat de mogelijkheid om een nieuw landgoed te stichten: hierbij moet minimaal 10 ha landbouwgrond worden omgezet naar de landgoedstatus. Nieuwe landgoederen moeten voldoen aan de eisen die de Natuurschoonwet stelt voor rangschikking. Dit betekent dat minimaal 30% van de ingebrachte landbouwgrond de bestemming natuur krijgt. Ten opzichte van de gids van 2010 is de gids op dit punt veranderd; de mogelijkheid om een nieuw landgoed te stichten op basis van 5 ha landbouwgrond is verlaten. Inmiddels gedane toezeggingen op dit punt worden echter gestand gedaan.

  • Bestaande afspraken:

De “Rood voor groen in de stadsrand”-regeling uit de vorige gids buitenkans komt met de herziene versie te vervallen. Deze regeling voorzag in een mogelijkheid om op minimaal 5 ha landbouwgrond in de stadsrand een nieuw landgoed te beginnen. Met de initiatiefnemers voor realisatie van o.a. het landgoed Lobbenslag waren voor de vaststelling van de nieuwe Gids Buitenkans al verdergaande afspraken gemaakt en zijn deze bevestigd. De Gemeente Enschede heeft in principe haar medewerking aan beide initiatieven toegezegd. Het gaat hierbij om:

  • Landgoed Lobbenslag aan de Oldenzaalsestraat- Stokhorstlaan.
  • Landgoed De Tol, hoek Bosweg, Drienerbrakenweg.

Beide landgoederen zullen nog getoetst worden aan het beleid uit de Gids Buitenkans 2010

5.2.3 Milieu
5.2.3.1 Milieueffectenrapportage

Zie ook paragraaf 4.1.1 van deze toelichting.

Het voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is voor het grootste deel conserverend van aard waarbij sprake is van een nieuwe ontwikkeling in de vorm van de realisatie van een nieuw landgoed met landhuis en woning in het gebied dat is gelegen tussen de Oldenzaalsestraat en de Noord Esmarker- rondweg.

Een dergelijke ontwikkeling wordt volgens het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkel- centra of parkeerterreinen' (bijlage Besluit milieueffectrapportage onderdeel D) en waarvoor in een aantal, in de bijlage genoemde gevallen een m.e.r.-beoordeling verplicht is.

Een m.e.r.-beoordeling is verplicht in die gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De aanleg van het nieuwe landgoed de Lobbenslag geldt als een nieuwe ontwikkeling en beslaat een oppervlakte van ca. 7,5 hectare. Hiermee valt dit landgoed ruim onder de drempelwaarde van 100 hectare. Het uitvoeren van een m.e.r.- beoordeling is hier niet aan de orde. Wel is er ten behoeve van deze nieuwe ontwikkeling een vormvrije m.e.r. uitgevoerd.

Vormvrije m.e.r. m.b.t. het nog te realiseren landgoed Lobbenslag ten oosten van de Oldenzaalsestraat.

Beschrijving plan.

  • Met de realisatie van de aanleg van nieuwe landgoederen met bijbehorende landhuizen ten westen van de Oldenzaalsestraat krijgt dit gebied, samen met de nieuwe ontwikkeling van het nieuwe landgoed "Lobbenslag" in aansluiting op het bestaande landgoed Stokhorst aan de oostzijde van de Oldenzaal- sestraat, het kenmerk van een stevige landgoederenzone in het stadsrandgebied van Enschede. Inmiddels is het landhuis 't Voortman in het kader van de beoogde ontwikkeling van dit gebied gereed en is het aan het landhuis grenzende gebied grotendeels opnieuw ingericht. Ook het landgoed 't Welna heeft een ware metamorfose ondergaan waarbij het landhuis (rijksmonument) is gerestaureerd en het aangrenzende landgoed opnieuw is ingericht. De landgoederen 't Engelse werk en 't Amelinksbos als ook het woonhuis ten noorden van de Voortmansweg wachten nog op uitvoering.

Locatie.

  • Het nieuwe landgoed "Lobbenslag" wordt globaal begrensd door de Oldenzaalsestraat aan de westzijde, de Noord Esmarkerrondweg aan de oostzijde en het landgoed Stokhorst aan de zuidzijde, conform bovenstaand figuur. De Stokhorstlaan doorsnijdt het landgoed voor een deel van oost naar west. De Stokhorstlaan maakt overigens geen deel uit van het nieuwe landgoed Deze wegverbinding tussen de Noord Esmarkerrondweg en de Oldenzaalsestraat verliest door de aanleg van het landgoed haar huidige verkeersfunctie niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00112-0003_0028.png"

Cumulatie

  • De ontwikkeling van een landgoed ten oosten van de Oldenzaalsestraat kan in het kader van de m.e.r.-beoordeling niet los worden gezien van de verdere ontwikkeling van de landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat. Het totale oppervlak van hiervoor genoemde ontwikkelingen valt echter nog steeds ruim onder de indicatieve drempelwaarde van 100 ha. uit het Besluit m.e.r.

Huidig grondgebruik.

  • De gronden waarop het nieuwe landgoed "Lobbenslag" is gedacht hebben momenteel grotendeels een agrarisch functie (weiden). Daarnaast is hier sprake van aanwezige houtopstanden in de vorm van bosschages en laanbeplanting langs wegen.

Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen.

  • Op basis van het onderzoek naar bedrijven en inrichtingen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is reeds in paragraaf 4.1.2van deze toelichting geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Bodemkwaliteit.

  • In paragraaf 5.2.3.2 is geconcludeerd dat initiatiefnemer bij uitvoering van het plan rekening dient te houden met de aanwezigheid van (mogelijke) bodemverontreinigingen. Bij het verkrijgen van een omgevings- vergunning voor de realisatie van het nieuwe landgoed de Lobbenslag zal in ieder geval een bodemonderzoek conform NEN 5470 dienen te worden uitgevoerd.

Wet geluidhinder.

  • In paragraaf 5.2.3.3 wordt geconstateerd dat geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Luchtkwaliteit.

In paragraaf 5. 2.3.4 van deze toelichting wordt geconcludeerd dat realisatie van twee woningen ten oosten van de Oldenzaalsestraat niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.

Externe veiligheid.

  • In paragraaf 4.1.6 van deze plantoelichting is met betrekking tot de externe veiligheid in het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" reeds geconstateerd dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren en kan gesteld worden dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Natuur.

  • Met betrekking tot de Flora- en faunawet wordt in paragraaf 5.2.4. van deze toelichting gesteld dat op basis van de beschikbare informatie met aan voldoende zekerheid kan worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de boogde ontwikkeling mogelijk maakt. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

Conclusie vormvrije m.e.r. - beoordeling landgoederenzone ten westen van de Oldenzaalsestraat.

  • Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieuaspecten worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten en dat het niet noodzakelijk is om ten behoeve van de ontwikkelingslocatie ten oosten van de Oldenzaalsestraat een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

5.2.3.2 Bodem

Zie ook paragraaf 4.1.3 van deze toelichting.

Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd. Afhankelijk van het tijdstip van de realisatie en de aard en omvang van de herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 uitgevoerd dient te worden. Dit is in ieder geval noodzakelijk bij de nieuwbouw op het Landgoed Lobbenslag.

5.2.3.3 Wet geluidhinder

Zie ook paragraaf 4.1.4van deze toelichting.

Met het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 wordt de mogelijkheid geboden om een nieuw landgoed (Lobbenslag) te realiseren. Het bestemmingsplan biedt de mogelijk om op het landgoed een landhuis en een tuinmanswoning te realiseren. De tuinmanswoning dient ter vervanging van een op de hoek van de Oldenzaalsestraat en Stokhorstlaan gelegen woning die enige jaren gelden is afgebrand.

De twee te realiseren woningen op het landgoed Lobbenslag zijn gelegen binnen de zone van op de grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen Oldenzaalsestraat, Stokhorstlaan en Noord Eschmarkerrond- weg.

Voor het landgoed Lobbenslag is door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek bouwplan landgoed het Lobbenslag; werknummer 16.035, d.d. 26 april 2016". Het rapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege alle wegen op het landhuis wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Op de tuinmanswoning wordt vanwege het wegverkeer op de Stokhorstlaan en de Noord Eschmarkerrondweg eveneens voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Op de tuinmanswoning bedraagt vanwege het wegverkeer op de Oldenzaalsestraat de geluidsbelasting ten hoogste 53 dB. Daarmee wordt vanwege het wegverkeer op de Oldenzaalsestraat de voorkeursgrenswaarde met 5 dB overschreden.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Oldenzaalsestraat kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren bezwaren ontmoeten van landschappelijke, stedenbouwkundige en/of financiële aard.

Op het landgoed Lobbenslag kan de tuinmanswoning alleen worden gerealiseerd als vanwege het wegverkeer op de Oldenzaalsestraat een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan. Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden vanwege het wegverkeer op de Oldenzaalsestraat van ten hoogste 53 dB.

Tevens wordt geconcludeerd dat met de aanwezigheid van een geluidluwe gevel en buitenruimte een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is.


Railverkeerslawaai

  • Het plangebied van het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

  • Het plangebied van het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

  • Het plangebied van het bestemmingsplan Groene Scheg 2016 is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

  • Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2.3.4 Luchtkwaliteit

Zie ook paragraaf 4.1.5 van deze toelichting.

Het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" betreft voornamelijk een conserverend plan. De enige voor luchtkwaliteit relevante ontwikkelingen binnen het plangebied is de realisatie van drie woningen ten westen van de Oldenzaalsestraat en de realisatie van twee woningen op het landgoed Lobbenslag ten oosten van de Oldenzaalsestraat.

Ten oosten van de Oldenzaalsestraat kunnen twee nieuwe woningen (landhuis en tuinmanswoning) op het landgoed Lobbenslag worden gerealiseerd. Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1500 woningen als niet in betekenende mate zijn aan te merken. De realisatie van twee woningen is daarmee zonder meer een ontwikkeling die in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2014 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015- 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Uit een oogpunt van luchtkwaliteit (art. 5.1.6 WM, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

5.2.4 Natuur

Zie ook paragraaf 4.2.2 van deze toelichting.

Flora- en faunawet

Voor het gebied aan de oostzijde van de Oldenzaalsestraat, gelegen tussen de Oldenzaalsestraat en de Noord Esmarkerrondweg, is een plan ontworpen voor de realisatie van een nieuw landgoed. Dit plan is getoetst aan de Flora- en faunawet. De waarden hier bevinden zich met name in de randen van het ontworpen landgoed. Het huidige weiland is en wordt intensief gebruikt. Verblijfplaatsen van beschermde diersoorten worden door dit intensieve gebruik dan ook niet verwacht. Mogelijk dat het onderdeel uitmaakt van het foerageergebied van enkele uilen- of roofvogelsoorten. Indien het voor de aanwezige soorten een belangrijke foerageergebied is maakte het onderdeel uit van het functionele leefgebied van deze soorten en is als zodanig (strikt) beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Het foerageergebied van deze soorten is echter vaak meerdere tientallen hectaren groot. Het plangebied Lobbenslag is dan ook slechts een klein onderdeel van het (mogelijke) foerageergebied van deze soorten waardoor niet verwacht wordt dat de nieuwe inrichting van invloed zal zijn op het foerageergebied van deze soorten. Langs de randen van het plangebied, waar mogelijk wel (strikt) beschermde waarden aanwezig zijn (verblijfplaatsen/vliegroute vleermuizen), blijven gehandhaafd.

  • Conclusie Flora- en faunawet

Op basis van de beschikbare informatie met aan voldoende zekerheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dat de boogde ontwikkeling mogelijk maakt. Het uitvoeren van ecologisch onderzoek of het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.

5.2.5 Archeologie

Zie ook paragraaf 3.5.2. van deze toelichting.

Het overgrote deel van het gebied ten oosten van de Oldenzaalsestraat heeft een middelhoge archeologische verwachting. Centraal in het plangebied ligt een zone met een lage archeologische verwachting. De uiterste noord- en zuidhoek van het plangebied hebben een hoge archeologische verwachting.

Ten behoeve van de beoogde realisatie van het nieuwe landhuis en landgoed "Lobbenslag" in het gebied ten oosten van de Oldenzaalsestraat heeft er een inventariserend veldonderzoek en verkennend booronderzoek plaatsgevonden.

Bevindingen bureauonderzoek en verkennend booronderzoek:

Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een hoge verwachting vastgesteld voor 'Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen' en een lage verwachting voor nederzettingssporen uit de periode van de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Sporen en resten bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog in tact. Tijdens het booronderzoek is gebleken dat de ondergrond op verschillende plaatsen verspreid over het plangebied is verstoord tot een stuk in de C-horizont. De kans dat er ter plaatse van de tijdens het verkennend onderzoek onderzochte deelgebieden een archeologische vindplaats intact aanwezig is wordt daarom klein geacht. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolythicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen voor het plangebied naar 'laag' worden bijgesteld. Het verkennend booronderzoek heeft geen aanleiding gegeven om de lage verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd aan te passen. Op grond van de resultaten van het onderzoek is het uitvoeren van een vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Mocht er bij de uitvoering van het plan toch sprake zijn van 'toevalsvondsten' dan dienen die gemeld te worden ingevolge artikel 53 van de Monumentenwet.

5.2.6 Welstand en beeldkwaliteit

Voor het gebied in het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" waarop het nieuwe landgoed "Lobbenslag" is gedacht, geldt de welstandscategorie 'Buitenplaatsen en landgoederen'

Op een buitenplaats werd meestal alleen gewoond. Een typische buitenplaats heeft een chique hoofdhuis met één of twee bijgebouwen, bijvoorbeeld een koetshuis en een theekoepel, in een speciaal aangelegde parktuin. Op een landgoed werd -en wordt- ook gewerkt en geproduceerd. Een landgoed heeft daarom meer bijgebouwen, zoals een pachtboerderij en een oranjerie, en behalve een park ook landerijen. Maar kenmerkend voor zowel een landgoed als ook een buitenplaats is dat gebouwen en park onderdeel zijn van een specifiek ontworpen harmonische constructie. De gebouwen zelf hebben een bijzondere, expressieve architectuur en esthetiek. Omdat door de eeuwen heen steeds veranderingen hebben plaatsgevonden, zijn bij veel landgoederen en buitenplaatsen sporen van allerlei stijlen te zien. De eclectische architectuur en samenspel tussen bebouwing en landschap maakt elk landgoed en elke buitenplaats uniek en een cultuurhistorisch monument op zich.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is gekozen voor een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Reden hiervoor is dat de voor dit gebied geldende bestemmingsplannen "Groene Scheg", "Groene Scheg- Herziening 1" en "Groene Scheg- Oldenzaalsestraat" ook al traditioneel gedetailleerde bestemmingsplannen betrof. Door voor deze wijze van bestemmen te kiezen wordt het meest recht gedaan aan de rechtszekerheid van bewoners en eigenaren van percelen in het plangebied. Daarnaast bestond er geen reden om voor een andere vorm van een bestemmingsplan te kiezen aangezien het hier om een actualisatie gaat van het geldende bestemmingsplan "Groene Scheg" ingevolge de Wet ruimtelijke ordening en er verder geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 7.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Groene Scheg 2016” zijn bestemd voor:

  • Agrarisch met waarden;
  • Bedrijf - Kwekerij;
  • Bos;
  • Groen - Landgoedpark;
  • Kantoor;
  • Leiding- aardgas;
  • Maatschappelijk;
  • Natuur;
  • Sport;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Wonen.

Bestemming 'Agrarisch met waarden';

Verspreid over het plangebied zijn gronden bestemd voor "Agrarisch met waarden" Gronden die in dit bestemmingsplan zijn aangewezen voor 'Agrarisch met waarden' zijn bestemd voor het weiden van vee en de exploitatie van een grondgebonden agrarisch bedrijf, alsmede voor het behoud, herstel en verbetering van de aanwezige landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, met daaraan ondergeschikt: agrarisch natuurbeheer, ondergrondse infrastructurele voorzieningen met uitzondering van hoogspannings- verbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen, extensieve recreatie, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen, vijvers, poelen en wadi's, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Bestemming 'Bedrijf - Kwekerij';

In het noordwestelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan, aan de Bouwhuisweg, bevindt zich een kwekerij dat is bestemd voor 'Bedrijf - Kwekerij'. Gronden die in dit bestemmingsplan zijn aangewezen voor 'Bedrijf - Kwekerij' zijn bestemd voor bedrijven die gewassen kweken, niet zijnde hoveniersbedrijven of tuincentra, met de daarbij behorende voorzieningen zoals: parkeervoorzieningen. in- en uitritten, ontsluitingswegen, waterbergingsvijvers, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, (openbare) nutsvoorzieningen. In overeenstemming met het geldende bestemmingsplan voor de "Groene Scheg" is verder bepaald dat binnen deze bestemming detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlakte van de detailhandelsfunctie niet meer mag bedragen dan 25 m2 en de detailhandels- activiteiten zich beperken tot de verkoop van - in hoofdzaak- ter plaatse geteelde gewassen.

Bestemming 'Bos';

Verspreid over het plangebied van dit bestemmingsplan zijn aanwezige bospercelen, bosschages en nieuwe bosaanplant aangewezen voor "Bos". De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontwikkeling, bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden, met daaraan ondergeschikt: ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hiervan hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd), extensieve recreatie, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen, vijvers, poelen en wadi's, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Bestemming 'Groen - Landgoedpark';

Ten oosten en westen van het tracé van de Oldenzaalsestraat, in het middengebied van het voorliggende bestemmingsplan "Groene Scheg 2016", zijn gronden aangewezen voor 'Groen - Landgoedpark'. De voor 'Groen - Landgoedpark' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis en de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden met de daarbij behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen zoals bergingen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen,

Bestemming 'Kantoor';

Het landhuis Welna aan de westzijde van de Oldenzaalsestraat is in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Kantoor'. De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor: kantoren alsmede voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en (openbare) nutsvoorzieningen;

Bestemming 'Leiding- Gas';

In het zuidoostelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" loopt vanaf de Lobbenslaghorst in de richting van de Noord Esmarkerrondweg het tracé van een hogedruk aardgastran- sportleiding. Het gaat hierbij om een aardgasleiding met een diameter van 4 inch met een druk van 40 bar.

Bestemming 'Maatschappelijk';

De terreinen en gebouwen van de zorginstelling "Het Bouwhuis" in het noordelijk deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg" zijn bestemd voor 'Maatschappelijk'. De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), alsmede voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals in- en uitritten, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en (openbare) nutsvoorzieningen.

Bestemming 'Natuur';

In het gebied ten oosten van de Oldenzaalsestraat, in het gebied dat is bedoeld is voor de aanleg van het nieuwe landgoed "Lobbenslag", zijn gronden bestemd voor "Natuur". Deze gronden zijn primair bedoeld voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfo- logische en natuurlijke waarden.

Bestemming 'Sport';

Aan de oostzijde van de Oldenzaalsestraat in het zuidelijk deel van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" bevindt zich een tennishal/sporthal. Deze sportvoorziening is in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Sport'. De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 uit de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen;

Bestemming 'Verkeer';

In het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" hebben de Oldenzaalsestraat en de Noord Esmarkerrondweg, althans voor zover in het plangebied gelegen, de bestemming 'Verkeer'. De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, voet- en fietspaden, viaducten en bruggen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, geluidwerende voorzieningen, (openbare) nutsvoorzieningen, busbanen en bussluizen, alsmede voor bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';

De overige noemenswaardige wegen in het plangebied van het bestemmingsplan "Groene Scheg 2016" (deel van de Voortmansweg tussen de Oldenzaalsestraat en de Welnaweg, de Stokhorstlaan, Blijdensteinbleekweg, een deel van de Welnaweg en het Lonneker Steumke), hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Gronden die zijn aangewezen voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor: erftoegangswegen, woonerven, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, speelvoorzieningen, straatmeubilair, (openbare) nutsvoorzieningen, alsmede voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken en andere werken.

Wonen.

Ten oosten van het Amelinkpad en ten noorden van de Blijdensteinbleekweg ligt het woongebiedje van het "Lonneker Steumke", hoofdzakelijk bestaande uit vrijstaande woningen. Daarnaast bevindt zich, verspreid liggend binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, een aantal kleine woonlocaties. Deze locaties zijn bestemd voor 'Wonen'. De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. alsmede voor bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft een hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie. Daarnaast is er sprake van een nieuwe ontwikkeling middels de aanleg van een nieuw landgoed met een daarbij behorend landhuis en woning.

Exploitatieovereenkomst

Het plan voor de realisatie van het nieuwe landgoed Lobbenslag betreft een particulier initiatief. Tussen de gemeente Enschede en initiatiefneemster is een (anterieure) exploitatieovereenkomst overeengekomen waarin tevens het kostenverhaal en planschade is geregeld. Voor de ontwikkelingen in het gebied ten westen van de Oldenzaalsestraat was in het kader van het bestemmingsplan "Groene Scheg- Herziening 1" het kostenverhaal al geregeld, eveneens middels een met initiatiefnemer overeengekomen exploitieovereenkomst. Deze overeenkomst is tevens van toepassing op de nog te ontwikkelen landgoederen.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.