direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wesselerbrink 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00110-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd.

Binnenkort verloopt de termijn van 10 jaar voor het vigerende bestemmingsplan: “Wesselerbrink 2006”.

Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor het plangebied "Wesselerbrink 2015" een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt hoofdzakelijk het bestaande gebruik ter plaatse vast. Het bestemmingsplan maakt enkele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen mogelijk gemaakt indien de uitwerking van de plannen zodanig concreet is dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de realisatie van de betreffende ontwikkeling binnen de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaar) zal plaatsvinden en de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling voldoende verzekerd is.

Daarnaast wordt in het plangebied één nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn enkele, bestaande mogelijkheden opnieuw in dit bestemmingsplan opgenomen. In hoofdstuk 4 worden deze ontwikkelingen nader omschreven.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De gemeente Enschede is ingedeeld in stadsdelen, wijken en buurten. Het gebied waarop het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” betrekking heeft, is gelegen in het stadsdeel Zuid en maakt deel uit van het grondgebied van de gemeente Enschede.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1.1. Het plangebied van het bestemmingsplan 'Wesselerbrink'. 

Het gebied waarop het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” betrekking heeft wordt globaal door:

  • de Rijksweg A35 aan de noordzijde;
  • de Buurserstraat aan de oostzijde;
  • de achterperceelsgrenzen van de woningen aan Kostverloren, de Oldenkottebrink, de Rekkenbrink, de Mallumbrink, en de Beltrumbrink, de Wesselerweg, alsmede de achterperceelsgrenzen van de Stokkumbrink en de Herikebrink, en de Geessinkbraakweg en de Broekheurne-ring aan de zuidzijde;
  • de westzijde van sportpark Wesselerbrink, de Broekheurne-ring en de Usselerrondweg aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0002.jpg"

Afbeelding 1.2. Situering van het plangebied 'Wesselerbrink'.

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” valt voor het grootste gedeelte onder het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2006”, dat op 25 september 2006 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben het plan goedgekeurd op 19 december 2006. Op 2 maart 2007 is het bestemmingsplan in werking getreden.

Daarnaast omvat het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” de volgende bestemmingsplannen:

  • Het Brunink (gedeeltelijk; smalle strook ter hoogte van de Geessinkbraakweg);
  • Wesselerbrink Herziening 1;
  • Wesselerbrink Herziening 2;
  • Het Lang Noord (omvat in totaal 6 locaties ten zuiden van de Vlierstraat);

Voorbereidingsbesluit "Diverse woongebieden 2015"

Op 27 februari 2015 is het voorbereidingsbesluit "Diverse woongebieden 2015" in werking getreden. Een gedeelte van het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" maakt onderdeel uit van dit voorbereidingsbesluit. Reden om voor dit gebied een voorbereidingsbesluit te nemen was dat in delen van de wijken Wesselerbrink en Stroinkslanden woningen door vastgoedontwikkelaars werden aangekocht om deze op te splitsen in meerdere zelfstandige wooneenheden en deze vervolgens particulier door te verkopen of te verhuren. Vanwege de nadelige effecten op de woonomgeving (geluidoverlast, parkeerdruk e.d.) is de verbouw van woonpanden tot zelfstandige woonstudio's ongewenst. Het geldende bestemmingsplan verzet zich niet tegen dergelijke ontwikkelingen.

Het voorbereidingsbesluit moet voorkomen dat gemeentelijke herstructurerings-, verbeterings- en vernieuwingsopgaven voor de woonwijken Wesselerbrink en Stroinkslanden worden belemmerd door het splitsen van woonhuizen in zelfstandige wooneenheden en daarmee het woon- en leefklimaat in de wijken kunnen aantasten.

De vaststelling van een voorbereidingsbesluit is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Een voorbereidingsbesluit geldt in principe voor een jaar. Als binnen deze periode een nieuw ontwerp-bestemmingsplan voor dit gebied ter inzage wordt gelegd, neemt het ontwerp-bestemmingsplan de beschermende werking van het voorbereidingsbesluit over. De inzet van een voorbereidingsbesluit is een adequaat juridisch instrument om de genoemde ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0003.jpg"

Afbeelding 1.3 De Buurserstraat vormt de oostelijke grens van het plangebied. 

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieueffectrapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” is het erkende wijkorgaan Wesselerbrink actief.

De wijkraad Wesselerbrink is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. In het kader van de adviesvraag is het bestemmingsplan in april en mei 2016 aan de wijkraad voorgelegd. De wijkraad heeft aangegeven geen op- of aanmerkingen op het bestemmingsplan.

Tevens is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de wijkraad Wesselerbrink.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg.

Het bestemmingsplan is vooraf besproken in het ruimtelijk overleg met de provincie Overijssel en met het waterschap Vechtstromen. Het Waterschap heeft daarbij aangegeven in te kunnen stemmen met het plan.

Tevens is het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de provincie Overijssel en het waterschap Vechtstromen. De provincie Overijssel heeft daarbij aangegeven dat het plan in overeenstemming is met het ruimtelijk beleid.

Het ontwerp-bestemmingsplan is tevens toegezonden aan de volgende instanties: Gasunie, Natuur- en Milieuraad Enschede, Rijkswaterstaat Oost-Nederland, TenneT en de wijkraad Wesselerbrink. Rijkswaterstaat Oost-Nederland heeft aangegeven dat het ontwerp-bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot opmerkingen. De Natuur- en Milieuraad Enschede heeft in haar reactie aangegeven geheel in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan. TenneT heeft een zienswijze ingediend (zie hieronder).

Daarnaast is er schriftelijk advies gevraagd aan de Brandweer Twente (Veiligheidsregio Twente). Het plan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter en in het plan worden geen nieuwe risicovolle functies mogelijk gemaakt.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: “Wesselerbrink 2015” in voorbereiding te nemen op 3 december 2014 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is op 22 juni 2016 gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Tevens is er op 11 juli 2016 een inloopavond georganiseerd, waarin bewoners en andere belanghebbenden het ontwerp-bestemmingsplan in hebben kunnen zien en vragen over het plan konden stellen.

Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft van 23 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016 ter inzage gelegen. In totaal is er één zienswijze (TenneT) ingediend tegen het bestemmingsplan. Van de ingekomen zienswijze, en de gemeentelijke beantwoording daarvan, is een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan is gevoegd.

Gewijzigde vaststelling

De naar voren gebrachte zienswijze heeft geleid tot een voorstel aan de gemeenteraad tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Daarnaast is aan de gemeenteraad voorgesteld het bestemmingsplan ambtshalve op een aantal onderdelen van ondergeschikte aard gewijzigd vast te stellen.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” valt niet onder één van de in het beleid en regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0004.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Ruimtelijke ontwikkelingen in plangebied

In dit deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

Het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" betreft een actualisatie van de nu nog geldende bestemmings- plannen en is overwegend conserverend van aard. Daarnaast worden in dit bestemmingsplan enkele kleine ontwikkelingen meegenomen. Voor wat betreft het conserverende deel van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" kan gesteld worden dat de generieke beleidskeuzes van de provinciale omgevingsvisie hierop niet van toepassing zijn.

Generieke beleidskeuzes

De voorgenomen ontwikkelingen in het bestemmingsplan raken geen belangen van andere (buur)gemeenten. De locaties waar nog woningbouw mogelijk is, waren in het voorgaande bestemmingsplan ook als woningbouwlocatie aangewezen. Deze locatie ligt in binnenstedelijk gebied, en is in dit bestemmingsplan nader ingevuld. Er wordt dus geen claim gelegd op gebieden waaraan nu nog een groene functie is toegekend; er wordt gebruik gemaakt van bestaand stedelijk gebied.

Ontwikkelingsperspectieven

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" geldt het ontwikkelingsperspectief voor de stedelijke omgeving. Met Stedelijke omgeving worden de steden, dorpen en hoofdinfrastructuur bedoeld. Deze vormen de economische motor van de provincie en bieden de (stedelijke) voorzieningen die de land- schappelijke- en recreatieve vestigingsvoorwaarden completeren. De steden zijn de dynamische omgeving die ruimte bieden aan bedrijvigheid en grootstedelijke cultuur. In de stedelijke omgeving is er ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-, werk- en gemengde stadsmilieus.

Het grootste deel plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Woonwijk'. Ten aanzien van dit ontwikkelings- perspectief gelden de volgende ambities:

  • aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in de woonvraag;
  • voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus, die voorzien in de vraag.

Het voorliggende bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" is in overeenstemming met het voor dit gebied geldende ontwikkelperspectief en de daarin genoemde ambities.

Een klein gedeelte ligt binnen het perspectief 'Bedrijventerrein' respectievelijk 'Stadsrandgebied'. Het bedrijventerrein De Reulver respectievelijk het Wesselerbrinkpark en de randen langs de A35 zijn gelegen in deze perspectieven.

Gebiedskenmerken

Natuurlijke laag

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" is in deze laag het gebiedskenmerk 'dekzandvlakten en ruggen' van toepassing.

De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij behorende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.

Bovengenoemde gebiedskenmerken worden met betrekking tot het conserverende gedeelte van dit bestemmingsplan en de ontwikkelingen niet aangetast.

Laag van agrarisch cultuurlandschap

Deze laag is niet van toepassing op het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" en kan in het kader van dit bestemmingsplan beschouwing worden gelaten.

Stedelijke laag

De woonwijk Wesselerbrink is op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype "woonwijken 1955 - nu". De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, woningen en parken en groenstructuur). De functies zijn meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden, waarbij het behoud van eigen karakter belangrijk is.

Bovengenoemde gebiedskenmerken worden met betrekking tot het conserverende gedeelte van dit bestemmingsplan niet aangetast. Ook de nieuwe ontwikkelingen passen binnen de stedelijke laag.

Lust en leisurelaag

Voor wat betreft het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" zijn in de Lust en leisurelaag gebieden aangegeven met het gebiedskenmerk "stads- en dorpsranden".

De lust en leisure laag voegt in zijn algemeenheid eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatie- parken en recreatieve routes, maar benut vooral de kwaliteiten van de andere lagen. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Deze laag is het domein van belevenis, betekenis en identiteit.''

Stads- en dorpsranden:

Met stads- en dorpsranden wordt de overgang tussen de stad en het landelijk gebied aangegeven. Planologische functies die normaliter in de stad voorkomen, komen in het platteland rondom de stad ook voor, vandaar de term “stadsrand”.

Aan de noord- en zuidwestzijde van het plangebied van dit bestemmingsplan zijn gronden aangemerkt als stads- of doprsrand. Hier bevinden zich onder meer bergingsvijvers in het groen. In het zuidelijk deel van het plangebied, dat als overgangsgebied tussen bebouwd en onbebouwd kan worden beschouwd, bevinden zich groene en recreatieve voorzieningen.

Gelet op het feit dat dit bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en er sprake is van slechts enkele kleinere ruimtelijke ontwikkelingen, zijn in deze paragraaf de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken voldoende omschreven.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

De Omgevingsverordening stuurt op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de SER-ladder is de verplichting om in eerste instantie de mogelijkheden te benutten van gebieden die al een stedelijke functie kennen. Pas hierna mag een claim worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Met de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, wordt gebruik gemaakt van bestaand stedelijk gebied.

Met het juridisch-planologisch mogelijk maken van enkele (bebouwings)mogelijkheden die het bestemmingsplan nog biedt, wordt aangesloten op het hierboven beschreven provinciaal beleid.

De provincie zet in op een differentiatie in woonmilieus, om nu en in de toekomst voldoende ruimte te kunnen bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Er wordt een afname voorzien van de groei van de bevolking en een wijziging in de bevolkingssamenstelling, zoals vergrijzing en huishoudensverdunning.

Conclusie:

Gelet op het overwegende conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de Omgevingsvisie Overijssel geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied.

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling(en) in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid .

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer grondgebonden woningen . Daarbij ligt de focus op bouwen in de bestaande stad.

De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

In de Woonvisie streven we naar een woningvoorraad die geschikt is voor de toekomst. Een toekomstgeschikte woning is een woning die zodanig goed aansluit bij de ontwikkelende wensen van de woonconsument, dat deze haar waarde behoudt of vergroot in een veranderende markt.

Een van de belangrijkste uitgangspunten van de Woonvisie is dat er nog slechts een beperkt aantal woningen aan de woningvoorraad van Enschede in de komende jaren behoeft te worden toegevoegd om aan de vraag te voldoen. Daarbij dient iedere nieuwe woning “raak” te zijn. Dit wordt vertaald in “toekomstgeschikt”; dus niet alleen voor de huidige, maar ook voor de toekomstige vraag. Toevoeging in segmenten van de woningmarkt waar reeds te veel van aanwezig is, wordt in principe niet meer voorgestaan.

De woningen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn gelegen aan de Geessinkweg. Het gaat hier om enkele van in totaal 12 kavels die bebouwd kunnen worden. Deze mogelijkheid is ook al opgenomen in het thans vigerende bestemmingsplan voor deze locatie.

Het betreft de mogelijkheid om grondgebonden woningen te realiseren, binnen de bestaande stad. Het bebouwen van deze kavels is daarmee in overeenstemming met het beleid van de gemeente Enschede.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Enschede heeft groot belang dat bewoners trots zijn op de cultuurhistorische identiteit van hun stad. Bewoners die trots zijn op hun vertrouwde leefomgeving zijn meer bereid om zich in te spannen. Tevens blijken cultuurhistorische waarden een belangrijke vestigingsfactor voor een nieuwe generatie stadsbewoners, voor opkomende bedrijven in de dienstverlening en ook voor recreatie en toerisme.

Enschede wil minder regels waaraan getoetst wordt en meer ruimte voor initiatieven. Daarom is het beleid erop gericht dat leidt tot een samenwerking tussen de initiatiefnemer en de gemeente tijdens de initiatieffase, met een afweging op maat.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.

Specifiek voor de luchthaven heeft de raad op 14 december 2009 de Structuurvisie Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o. vastgesteld. Op verzoek van Provinciale Staten van Overijssel en gesteund door de gemeenteraad van Enschede is een onafhankelijke adviescommissie in het leven geroepen. Deze commissie onderzoekt de kansen voor een duurzaam economisch sterker Twente en welke rol de voormalige luchthaven Twente daarbij kan spelen.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" enkele specifieke beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd.

Het bestemmingsplan is naast de hierboven beschreven beleidskaders gelegd. Het bestemmingsplan en de hierin opgenomen nieuwe ontwikkelingen passen binnen de beleidskaders, zoals deze zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op zowel de ruimtelijke als de functionele, bestaande hoofdstructuur van het gehele plangebied. Het hoofdstuk wordt ingeleid met een passage over de situering van het plangebied.

3.1 Ruimtelijke structuur

Ontwikkelingsgeschiedenis.

Het bestemmingsplan 'Wesselerbrink 2015' heeft betrekking op de in het midden gelegen wijk van het stadsdeel Zuid. Het Stadsdeel Zuid bestaat uit drie (woon)wijken; Stroinkslanden, Wesselerbrink en Helmerhoek.

De grootschalige stadsuitbreidingen van na de Tweede wereldoorlog vonden plaats aan de zuidzijde van Enschede. Ten zuiden van de huidige A35 werd in het uitbreidingsplan van de gemeente uit 1949 de drie zuidwijken, Wesselerbrink, Stroinkslanden en Helmerhoek, tezamen aangewezen als toekomstig woongebied. Als eerste werd de Wesselerbrink ontworpen en gerealiseerd (jaren '60), daarna Stroinkslanden (jaren '70) en als laatste de Helmerhoek (jaren '80).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0005.jpg"

Afbeelding 3.1.1 Het Stadsdeel Zuid.

De wijken zijn op enige afstand van de bestaande stad gesitueerd. De ruimtereservering tussen de stad en de wijken was nodig voor de aanleg van Rijksweg 35, een tracé voor hoogspannings- en aardgasleidingen en de toenmalige plannen voor een eventuele doortrekking van het Twentekanaal. Deze reservering is nog zichtbaar.

Omdat de drie wijken in één keer als toekomstig woongebied zijn aangewezen, zijn ook de verbindende en structurerende elementen duidelijk herkenbaar.

  • Broekheurne-ring: De hoofdontsluiting verbindt de drie wijken met elkaar. De Broekheurne-ring heeft een breed profiel. De bebouwing keert zich als het ware af van de weg. Hierdoor wordt de Broekheurne-ring als een losliggend en verbindend element in de wijk ervaren.
  • Autosnelweg A35: Een ruimtelijke barrière tussen stadsdeel Zuid en de rest van de stad. Hierdoor wordt de afstand van stadsdeel Zuid tot de stad als relatief groot ervaren. Vanuit stadsdeel Zuid is er een aantal verbindende wegen naar het centrum.
  • Wesselerbrinklaan: Een lange doorgaande lijn richting het centrum. De Wesselerbrinklaan loopt vanaf de Broekheurne-ring, door de Wesselerbrink, over de autosnelweg richting het centrum. Het kruispunt tussen de Wesselerbrinklaan en de Broekheurne-ring is het knooppunt van stadsdeel Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0006.jpg"

Afbeelding 3.1.2 Het Stadsdeel Zuid

Van de drie wijken in stadsdeel Zuid overheerst in Stroinkslanden en Helmerhoek het suburbane woon- milieu en in de Wesselerbrink overheerst het groene wonen.

Wesselerbrink
Als eerste werd de Wesselerbrink gebouwd (ca. 1960 tot 1970). De Wesselerbrink werd ontworpen om de grote naoorlogse woningnood tegen te gaan. De aanleg van de wijk stond in het teken van snel bouwen. Met de intrede van de geprefabriceerde bouw werd het mogelijk in korte tijd veel identieke woningen in gelijksoortige verkavelingpatronen te realiseren.


Deze wijk is sterk verwant aan de in die tijd gangbare stedenbouwkundige ideeën. Voor deze stedenbouwkundige ideeën was het 'nieuwe wonen' uitgangspunt waarbij modernistische idealen als 'licht, lucht en ruimte' het credo waren. Dit heeft geresulteerd in een wijk waarin een ontworpen 'stempel' van verschillende bouwblokken in een rechtlijnige compositie is herhaald; de wijk is letterlijk 'gestempeld'. Bij de stedenbouwkundige vormgeving speelden in de naoorlogse periode de CIAM-denkbeelden een belangrijke rol. Karakteristiek zijn de sterke functiescheiding die is aangebracht en de heldere ruimtelijke opbouw van de hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0007.jpg"

Afbeelding 3.1.3. De Wesselerbrink in vroeger tijden. 

Overige wijken
Globaal tussen 1970 en 1980 is de wijk Stroinkslanden gebouwd. In de jaren '70 kwam als reactie op het 'nieuwe wonen' met de herhaling en rechthoekige structuren een meer romantische stedenbouwkundige opzet in zwang; de woonerfwijken. Echter, aanvankelijk werd in Stroinkslanden nog de ontwerpmethodiek van de Wesselerbrink gebruikt, een orthogonaal systeem met brinken. Omdat delen van Stroinkslanden in verschillende jaren zijn ontworpen, is er sprake van een 'verweving' van de stempelstructuur met de woonerfwijken, een soort lappendeken, waardoor het beeld van Stroïnkslanden als geheel het meest die van een woonerfwijk is.


Als laatste is de wijk Helmerhoek gebouwd (ca. 1980 en 1990). Hierbij werd voortgeborduurd op de woonerfwijken uit de jaren '70.


De drie wijken zijn vormgegeven als grootschalige woongebieden met weinig menging van functies. De wijken Helmerhoek en Stroinkslanden bestaan overwegend uit eengezinswoningen.


Stadsdeel Zuid wordt omgeven door het groene buitengebied van de gemeente. De ligging van de zuidwijken aan de Groene Scheg in het oosten en westen en de diverse parken geven het stadsdeel een groene beleving. Verschillende parkachtige gebieden scheiden de wijken onderling van elkaar. De randen van de woongebieden zijn vooral vormgegeven als 'zachte randen' doordat de huizen met de achtertuinen grenzen aan de groene ruimten.


In de loop van de tijd (ca. 1990 en 2000) zijn aan de randen van de drie wijken in stadsdeel Zuid nieuwe woonlocaties gerealiseerd die een eigen ruimtelijke opbouw kennen. Dit zijn onder meer Eikendaal en Park Broekheurne. Ten zuiden van de Wesselerbrink is grotendeels de woonlocatie het Brunink gerealiseerd en is in aansluiting op de wijk Helmerhoek de woonwijk Beekwoude ontworpen.

Ruimtelijke dragers

De Broekheurne-ring en de Wesselerbrinklaan zijn als ontsluitingswegen voor de Wesselerbrink belangrijke ruimtelijke dragers voor de groen-, de verkeers- en de stedenbouwkundige hoofdstructuur. De inrichting van de wegen door middel van bomen versterkt deze functie. In onderstaande tekening is het profiel van de Broekheurn-ring afgebeeld. Bij de zuidelijke invalsweg, eveneens een belangrijke ruimtelijke drager, ontbreekt deze ondersteunende groenstructuur.

Ontsluitingswegen naar de verschillende buurten hebben nog niet allemaal een sterk groen profiel. Uitzondering hierop is bijvoorbeeld de Broekheurnerrondweg als ontsluiting voor Eikendaal.

Buurtgroen

De op buurtniveau structurerende groenelementen, hebben vaak hetzelfde karakter en staan onder een grote gebruiksdruk. Het buurtgroen levert geen grote bijdrage aan identiteit en kwaliteit van de verschillende plekken.

De Reulver

Het bedrijventerrein de Reulver, dat door de aanleg van de Zuidelijke Invalsweg een betere marktpositie heeft gekregen, heeft te kampen met beheersachterstanden. Opwaardering van de openbare ruimte en de aanwezige bebouwing is dan ook noodzakelijk. Het groen kan meer dan nu de stedenbouwkundige structuur versterken en bijdragen aan de identiteit van het bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0008.jpg"

Afbeelding 3.1.4. Bedrijventerrein De Reulver.

Stedenbouwkundige hoofdstructuur en bebouwingsstructuur

De Wesselerbrink wordt door de hoofdontsluitingswegen (Wesselerbrinklaan, Broekheurne-ring) en het Wesselerbrinkpark in vier kwadranten verdeeld. Elk van de woonbuurten (het Lang, het Bijvank, Oosterveld en de Posten) heeft een centrale locatie waar de buurtvoorzieningen als scholen, winkels en gymlokalen zijn gesitueerd. De buurten onderscheiden zich van elkaar wat betreft ontsluiting, verkavelingwijze (de stempels), de dichtheid en bouwvormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0009.jpg"

Afbeelding 3.1.5. Speeltuin ’t Polböske, gelegen in het Wesselerbrinkpark.


Op buurtniveau heeft de tuinstadgedachte vorm gekregen:

  • I. Brinken als overzichtelijke woongebiedjes met een stimulerende werking voor burencontacten en saamhorigheid;
  • II. Ontsluitingsprincipes, waarbij doorgaand verkeer uit de woongebieden wordt geweerd.


Rond het knooppunt van de beide hoofdontsluitingswegen ligt, grotendeels omgeven door hoogbouw, het stadsdeelcentrum van de zuidwijken. Deze bestaat uit drie deelgebieden:

  • I. Het winkelcentrum Zuid met daarbij een kerk, gymlokaal, bibliotheek, gezondheidscentrum;
  • II. De 'voorzieningenzone' met voorzieningen als stadsdeelkantoor (o.a. sociale dienst, politie, wijkcoördinatie), twee kerken, sport- en spelpark, wijkcentrum en een school;
  • III. De kop van het Wesselerbrinkpark.


De Wesselerbrink heeft, evenals vergelijkbare jaren '60 wijken elders, een heldere verkeersstructuur. De hoofdwegen liggen in een gridvorm met een maaswijdte van 800 a 1000 meter. De verkeersstructuur kenmerkt zich verder door een indeling in wegen met een afnemende verkeersfunctie en toenemende verblijfsfunctie. Volgens de gangbare functie-indeling uit die tijd zijn de zogenaamde wijkverzamelwegen, buurtverzamelwegen, buurtstraten en woonstraten te herkennen. De functie van de straat komt in het algemeen tot uitdrukking in de breedte en de inrichting van de straatprofielen.


In het noordoostelijk deel van het plangebied is het bedrijventerrein de Reulver gelegen op korte afstand van de Rijksweg A35. Op het terrein zijn verschillende bedrijven gevestigd. De totale oppervlakte van het bedrijventerrein bedraagt 21 hectare, waarvan 7 hectare in gebruik is voor infrastructuur.


Aan de noordwestzijde van het plangebied liggen twee woonbuurten van later datum; het gaat daarbij om het ten zuiden van de Broekheurnerrondweg gelegen Park Broekheurne en het noordelijke gelegen Eikendaal.

Park Broekheurne is in het begin van de jaren negentig gerealiseerd in een gebied dat lange tijd is gereserveerd voor maatschappelijke doeleinden. Voor dit gebied is gezocht naar een planopzet, die het zelfstandige karakter van dit wat vrij liggende complex vrije sector woningbouw ondersteunt. De wat grillige bouwvorm die bij dit type bebouwing hoort is gecompenseerd door een helder stratenpatroon.


Eikendaal ligt ingeklemd tussen de Rijksweg 35 en de Broekheurnerrondweg. Bij de ontwikkeling van Eikendaal is er bewust voor gekozen om dit gebied een eigen karakter mee te geven. Eikendaal bestaat in feite uit twee delen, die van elkaar gescheiden worden door een fietspad, dat de Wesselerbrink met de wijk Boswinkel verbindt. Karakteristiek voor Eikendaal is de moderne, ten dele, experimentele architectuur, die is toegepast.

Aan de zuidzijde van de wijk Wesselerbrink is een nieuw woongebied Het Brunink ontstaan, waar momenteel nog bouwmogelijkheden aanwezig zijn. Het Brunink speelt in op de behoefte van particulier opdrachtgeverschap. Het Brunink bestaat uit 6 woonvelden, die onderling gescheiden worden door houtwallen en als geheel door de stadsrandzone met de Wesselerbrink.

Verkeerssstructuur

De verkeersstructuur in de Wesselerbrink wordt gekenmerkt door een rastervormig patroon van gebiedsontsluitingswegen (verkeersaders, 50 km/uur) waartussen de verblijfsgebieden gelegen zijn. Alle verkeersaders bestaan uit twee rijstroken, één voor iedere rijrichting (uitgezonderd opstelstroken bij kruispunten). Bij de Broekheurne-ring en de Wesselerbrinklaan zijn deze rijstroken gescheiden door een groene middenberm met bomen.

3.2 Functionele structuur

Verkeersfuncties

Verblijfsgebieden

In de Wesselerbrink liggen tussen de verkeersaders woongebieden. Deze woongebieden zijn volledig aangewezen als 30 km/uur-zones. In de woongebieden kan onderscheid gemaakt worden tussen woonstraten (de Brinken) en de ontsluitingswegen voor de woongebieden. Deze laatste categorie wegen onderscheid zich duidelijk door een breder profiel en de langere rechtstanden ten opzichte van de smallere en bochtige brinken. Met name op de brede wegen in de woongebieden komt de inrichting (nog) niet overeen met die van een weg waar vanzelfsprekend 30 km/uur wordt gereden. In een aantal gevallen worden de brede wegen door de woongebieden gebruikt door bussen van de vervoerder.

Openbaar vervoer

Door de Wesselerbrink loopt een HOV-as, het betreft de route van (de huidige) lijn 2 over de Buurserstraat, Broekheurne-ring, Geessinkweg, Geessinkbraakweg, de busbaan door de Helmerhoek en het laatste stuk over de Haarspithoek, Dubbelinckhoek en de Disselhoek en vice versa. Op de busbaan door de Helmerhoek na, is deze HOV-as nog niet als zodanig ingericht. Er moet echter rekening worden gehouden met de aanleg van een busbaan in de toekomst. De andere buslijn die door de Wesselerbrink loopt is de huidige lijn 1. Deze buslijn maakt gebruikt van de bredere wegen door de verblijfsgebieden en legt daarmee beperkingen op aan mogelijke herinrichting van deze wegen.

Fietsnetwerk

Alle verkeersaders in de Wesselerbrink maken deel uit van het primaire netwerk voor de fietsers. Dit primaire netwerk wordt aangevuld met enkele secundaire verbindingen door de verblijfsgebieden, het betreft met name enkele verbindingen exclusief voor fietsers zoals aangegeven op de kaart. De fietstunnel onder de A35 vormt een verbinding met een verblijfsgebied in Enschede-West en biedt een verkeersveilige route richting de Singels, losgekoppeld van de hoofdinfrastructuur voor gemotoriseerd verkeer. Door de ontwikkeling van de stadsrandzone zal het fietsnetwerk voor de Wesselerbrink in de toekomst uitgebreid worden. De Wesselerbrink wordt gekenmerkt door veel doorsteken voor fietsers, die het voor fietsers mogelijk maakt om zonder om te rijden door de Wesselerbrink te rijden, deze doorsteken maken echter geen onderdeel uit van het fietsnetwerk zoals dat in het mobiliteitsplan is opgenomen. De fietsverbindingen in de Wesselerbrink worden niet alleen door utilitair fietsverkeer gebruikt, maar ook door recreatief fietsverkeer van en naar het buitengebied ten zuiden van Enschede.

Groenstructuur

Kenmerkend voor de Wesselerbrink is de aanwezigheid van een groot stadspark en de nabijheid van het buitengebied. Het groen in de wijk heeft een ondersteunende functie voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur (brinken). Het kenmerk van de Wesselerbrink als een groene wijk ontstaat doordat de achterkanten van de gebouwen naar de ontsluitingswegen gekeerd zijn en de buurten door middel van groenstroken (bosplantsoen) en achtertuinen van het openbare gebied gescheiden zijn.


Buurtontsluitingen die ondersteunend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur hebben nog niet allemaal een begeleidende groenstructuur. Voorbeelden voor groene buurtontsluitingen zijn de Wesselerbrinklaan en de Broekheurne-ring.


Wesselerbrinkpark
Het Wesselerbrinkpark is in de jaren zeventig aangelegd en een belangrijk stadsdeelpark voor de zuidwijken. Het park ligt op de grens tussen stad en buitengebied. Hoewel de onderdelen van dit park erg aantrekkelijk zijn en merendeels uniek voor Enschede (grote waterpartij, sledeheuvel, kinderboerderij), wordt het als park door de burgers minder gewaardeerd. Er is nog niet overal een goede relatie met de aangrenzende buurten, zowel ruimtelijk als functioneel. Mede daarom heeft een deel van het park het te kampen met sociaal onwenselijke situaties en vandalisme. De gemeente werkt op dit moment aan een verjonging van het park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0010.jpg"

Afbeelding 3.2.1. Kinderboerderij de Wesseler in het Wesselerbrinkpark.


Stadsranden
Het landschap aan de zuidzijde van de stad is zowel ruimtelijk als ecologisch van hoge kwaliteit. Tevens functioneert het goed als uitloopgebied voor de wijk en de stad. Het is zeer geschikt om te wandelen en te fietsen en heeft een daartoe geëigend padenstelsel.

3.3 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Op basis van historisch kaartmateriaal is te zien dat het plangebied gedurende de 19e eeuw in een hoofdzakelijk uitgestrekt heidegebied ten zuiden van de toenmalige bebouwing van de stad Enschede lag en die rond 1850 zich beperkte tot het huidige stadscentrum (het zogenaamde ei)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0011.png"

Afbeelding 3.3.1 Het plangebied omstreeks 1908.

De textiel industrie ontwikkelde zich in de twee helft van de 19e eeuw. Op het kaartbeeld van 1908 is een belangrijke spoorverbinding met Ahaus te zien. Op dit oude spoorwegtracé is de huidige Zuiderval aangelegd en sluit aan op de huidige Buurserstraat (kaart 2015).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0012.png"

Afbeelding 3.3.2. Het plangebied in 2015

De eerste verstedelijking van het plangebied heeft in de jaren '30 van de twintigste eeuw plaatsgevonden. In die periode heeft textielfabrikant Abraham Ledeboer opdracht gegeven tot de bouw van het tuindorp Broekheurne. Het tuindorp vormde in die periode een kleine dorpse enclave midden in het buitengebied. De wijk is in de jaren '50 nog uitgebreid met enkele duplex- en eengezinswoningen. Lange tijd heeft het 'dorp' haar geïsoleerde positie kunnen behouden, maar door de aanleg van het Boswinkel in de jaren '50 en de Wesselerbrink in de jaren '60 werd de wijk geheel omsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0013.png"

Afbeelding 3.3.3. Het plangebied in 1937

De grootschalige stadsuitbreiding van na de Tweede Wereldoorlog vond plaats aan de zuidzijde van Enschede. Ten zuiden van de huidige rijksweg A35 werd in het uitbreidingsplan van de gemeente uit 1949 de drie zuidwijken Wesselerbrink, Stroinkslanden en Helmerhoek tezamen aangewezen als toekomstig woongebied. Als eerste werd de Wesselerbrink (globaal jaren 60) ontworpen en gerealiseerd, daarna Stroïnkslanden (globaal jaren 70) en als laatste de Helmerhoek (globaal jaren 80).

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00110-0003_0014.png"

Afbeelding 3.3.4. Het plangebied in 1977

De cultuurhistorische waardenkaart

Zoals aangehaald in paragraaf 2.3.3 van deze toelichting heeft de gemeente Enschede er een belang bij dat bewoners trots zijn op de cultuurhistorische identiteit van hun stad. Voor het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid is een waardenkaart voor de heel Enschede opgesteld. Deze waardenkaart is gebaseerd op bestaande inventarisaties en bestaande onderzoeken. In deze waardenkaart zijn alle objecten en structuren opgenomen die een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen en eerder dan 1965 zijn gebouwd en/of aangelegd. De waardenkaart is dynamisch en zal tot een dialoog met de stad leiden wat in de loop der jaren wel of niet op deze kaart opgenomen of verwijderd dient te worden.

Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn voor het gebied van de Wesselerbrink de volgende locaties opgenomen:

  • I. Het tuindorp Broekheurne: Het tuindorp is met een vlak aangegeven, overig - hoge attentiewaarde;
  • II. Het tracé van de voormalige spoorlijn Enschede - Ahaus: het tracé is aangegeven met een lijn - attentiewaarde;
  • III. Het pand Wesselerweg no. 15: aangegeven met een vlak- attentiewaarde;
  • IV. Het pand Buurserstraat 386: aangegeven met een vlak- attentiewaarde


Opname van bovengenoemde cultuurhistorische elementen op de cultuurhistorische waardenkaart heeft verder geen invloed op de verbeelding.

Monumenten in het plangebied

Rijksmonumenten

In het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich geen monumenten die aangewezen zijn als rijksmonument.

Wel bevindt zich op enige afstand van het plangebied het rijksmonument Stroinksweg 88 (Het Stroink). Het betreft een fraai boerderij-complex, bestaande uit een boerderij, waarvan het woongedeelte deels typisch 19e eeuws, deels gemoderniseerd is, een landarbeiderswoninkje onder schilddak en twee houten schuren, waarvan de meest forse overstekende houten topschilden heeft.

Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op het rijksmonument Stroinksweg 88.

Gemeentelijke monumenten

In het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich geen monumenten die aangewezen zijn als gemeentelijk monument.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink" zijn relatief weinig, vrijstaande monumentale- en daarmee beschermingswaardige bomen aanwezig. Wel zijn er, verspreid over het plangebied van dit bestemmingsplan, gebieden aanwezig die zijn aangemerkt als een beschermingswaardig boomgebied.


De locaties van beschermingswaardige bomen en bomengebieden zijn te vinden op de interactieve bomenkaart die te raadplegen is op de website van de gemeente Enschede; www.bomen.enschede.nl

In het bestemmingsplan "Wesselerbrink" is geen planologische beschermingsregeling opgenomen voor monumentale- en beschermingswaardige bomen en boomgebieden. De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Voor beschermingswaardige boomgebieden buiten de bebouwde kom is overigens de Boswet van toepassing.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

In het plangebied bevinden zich verder geen aanwezige cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en bouwwerken zonder monumentstatus.

3.4 Archeologie

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede blijkt dat in het plangebied "Wesselerbrink " gebieden aanwezig zijn die zijn gelegen in archeologisch onderzoeksgebied A of zijn gelegen B.


Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede blijkt dat het plangebied deels is gelegen in onderzoeksgebied B. De onderzoeksgebieden B kennen een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde voor wat betreft archeologie. Voor elke verstoringslocatie met een oppervlak groter dan 2500 m2, waarbij dieper dan 50 cm wordt verstoord, geldt een onderzoeksplicht. Op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan is dit gebied met een gebiedsaanduiding aangegeven.

Er zijn ook gedeelten van het plangebied die worden aangeduid als onderzoeksgebied A. In dit type archeologisch gebied worden bewoningsresten verwacht van de eerste erven van Enschede. Het betreft gebieden met oude erven of verdwenen oude erven. Op de verbeelding zijn deze gebieden eveneens aangegeven met een gebiedsaanduiding. Voor elke verstoringslocatie met een oppervlak groter dan 250 m2, waarbij dieper dan 50 cm wordt verstoord geldt een onderzoeksplicht.

De aanwezigheid van mogelijke archeologische waarden is daarmee voldoende geborgd. Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling plangebied

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke ontwikkelingen (projecten en nieuwe initiatieven) beschreven die in de komende tien jaar in het plangebied gerealiseerd zullen worden en waarvoor in dit bestemmingsplan een passende bestemmingsregeling is opgenomen. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk een samenvatting gegeven van het toekomstbeeld voor het plangebied, zoals dat is beschreven in de Structuurvisie en/of andere ruimtelijk relevante gemeentelijke beleidsnota's.

4.1 Ontwikkelingsmogelijkheden en nieuwe initiatieven

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” zijn de volgende (her)ontwikkelingslocaties en/of kleine ontwikkelingen gelegen:

  • Mogelijkheid tot realisatie van woningen op de nog onbebouwde kavels aan de Geessinkweg;
  • Een nieuwe invulling voor het pand Het Bijvak 87 (voormalige Multimate-pand);
  • Mogelijkheid tot realisatie van een tankstation aan de Wesselerbrinklaan.

De genoemde ruimtelijke ontwikkelingen worden in het resterende deel van deze paragraaf beschreven.

4.1.1 Geessinkweg

Aan de Geessinkweg wordt op enkele locaties de mogelijkheid geboden om op de nog onbebouwde kavels woningen te realiseren. Het gaat hier om enkele van in totaal 12 kavels die bebouwd kunnen worden. Deze mogelijkheid is ook al opgenomen in het thans vigerende bestemmingsplan voor deze locatie.

Het betreft de mogelijkheid om grondgebonden woningen te realiseren, binnen de bestaande stad. Het bebouwen van deze kavels is in overeenstemming met het beleid van de gemeente Enschede. In de Woonvisie streven we naar een woningvoorraad die geschikt is voor de toekomst. Een toekomstgeschikte woning is een woning die zodanig goed aansluit bij de ontwikkelende wensen van de woonconsument, dat deze haar waarde behoudt of vergroot in een veranderende markt.

Een van de belangrijkste uitgangspunten van de Woonvisie is dat er nog slechts een beperkt aantal woningen aan de woningvoorraad van Enschede in de komende jaren behoeft te worden toegevoegd om aan de vraag te voldoen. Daarbij dient iedere nieuwe woning “raak” te zijn. Dit wordt vertaald in “toekomstgeschikt”; dus niet alleen voor de huidige, maar ook voor de toekomstige vraag. Toevoeging in segmenten van de woningmarkt waar reeds te veel van aanwezig is, wordt in principe niet meer voorgestaan.

4.1.2 Het Bijvank 87

De exploitant is voornemens de bestaande bebouwing aan Het Bijvank 87 tot herontwikkeling te brengen. Er wordt de mogelijkheid geboden tot bedrijfsunits. In deze units wordt dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen (t/m categorie 2) bedrijven (t/m categorie 2) en praktijkruimten toegestaan.

De bestemming van het gebouw wordt verruimd, en wordt geen ruimte geboden voor uitbreiding van het bestaande pand. Het betreft louter het intern verbouwen van de bestaande gebouwen en eventueel een gevelwijziging. Detailhandel is op deze locatie uitdrukkelijk niet toegestaan.

Er vindt geen verzwaring plaats ten opzichte van de huidige, toegestane planologische functies die al zijn toegestaan in het huidige bestemmingsplan.

Het gebied rondom Het Bijvank is te typeren met het omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied waarin een matige tot sterke functiemenging aanwezig is. Direct naast woningen kunnen andere functies voorkomen, zoals praktijkruimten en (kleine) bedrijven.

Gelet op de milieubelasting en de typen toegestane bedrijven zijn de functies vergelijkbaar en inpasbaar in de omgeving.

4.1.3 Wesselerbrinklaan

Aan de Wesselerbrinklaan is opnieuw de mogelijkheid opgenomen op deze locatie een tankstation te realiseren. Deze mogelijkheid is ook opgenomen in het huidige bestemmingsplan. Het tankstation zal binnen het aangegeven bouwvlak gerealiseerd moeten worden. tevens zijn er regels opgenomen voor bijvoorbeeld erfafscheidingen. De locatie is gelegen net ten noorden van het huidige winkelcentrum Zuid.

Het gebied rondom de Wesselerbrink is te typeren met het omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied waarin een matige tot sterke functiemenging aanwezig is. Direct naast woningen kunnen andere functies voorkomen, zoals praktijkruimten en (kleine) bedrijven.

Tevens wordt voldaan aan de voorgeschreven afstanden tussen een mogelijk tankstation en aangrenzende woningen.

Gelet op de milieubelasting en de typen toegestane bedrijven zijn de functies vergelijkbaar en inpasbaar in de omgeving.

Wanneer de realisatie van een tankstation geen doorgang zal vinden, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming op deze locatie te wijzigen naar groen.

4.2 Welstand en beeldkwaliteit

In deze paragraaf wordt globaal beschreven welke welstandsidentiteiten en (eventuele) beeldkwaliteitsplannen in het plangebied van toepassing zijn, met de daarbij behorende belangrijkste uitgangspunten en sturingselementen.

Welstandsnota "Bouwen aan identiteit'

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink" gelden de welstandsidentiteiten:

  • Vrije landelijke bebouwing,
  • Bedrijventerreinen
  • Regenboogwijken
  • Stratenrijtjes;
  • Vrije kavelwijken;
  • Woonerfwijken;
  • Stempelwijken;
  • Representatieve werklocaties; (o.a. langs de Wesselerbrink)
  • Buitenplaatsen/landgoederen;
  • Boerenerven;
  • Modern Enschede;
  • Dorpse linten (deel langs de Buursestraat);
  • Woonerfwijken;
  • Vrije landelijke bebouwing.

Daarnaast geldt voor het gedeelte aan de Geessinkweg een beeldkwalteitsplan.

Het grootste gedeelte van het plangebied Wesselerbrink omvat de volgende welstandscategorieën: Stempelwijken, woonerfwijken en regenboogwijken.

Deze welstandscategorieën worden hieronder beknopt omschreven.

Stempelwijken

Na de Tweede Wereldoorlog was de woningnood groot. Daarom werden aan alle kanten van Enschede nieuwe wijken gebouwd. Voor sommige van die wijken werden stedenbouwkundigen en architecten aangetrokken die gedreven gingen werken aan 'het nieuwe wonen'. In dit modernistisch ideaal was 'licht, lucht en ruimte' het credo, als reactie op de benauwde en soms ongezonde traditionele woningbouw van voor de oorlog. Dit heeft geresulteerd in wijken waarin een ontworpen 'stempel' van verschillende bouwblokken in een rechtlijnige compositie letterlijk is herhaald; de wijk is 'gestempeld'. De gebouwen lopen in volume uiteen. Binnen een stempel worden portiekgebouwen van drie of vijf lagen afgewisseld met flats van zes tot twaalf lagen. Er komen ook complexe volumes van één laag voor met scholen of andere voorzieningen. Gebouwen zijn gestandaardiseerd en prefab gebouwd. Vandaar dat dit soort wijken in heel Nederland sterk op elkaar lijken en vooral karakteristiek zijn voor die tijd.


In Enschede zijn sommige stempels fraai vormgegeven, met mooi gedetailleerde gebouwen. De uniformiteit van de bouwblokken is hier de kracht van de wijk. Mekkelholt en Deppenbroek zijn daar voorbeelden van. Andere stempels bestaan uit sobere, utilitaire bouwblokken waarbij de uniformiteit in een nadeel omslaat. De bouwblokken in de stempelwijken zijn van alle kanten zichtbaar, er is in hun plaatsing en architectuur geen verschil tussen 'voorkant' en 'achterkant'. Een continu en openbaar groen 'landschap' vloeit aan alle zijden rond de gebouwen en soms zelfs er onderdoor. De verkeersstructuur daarin bestaat uit een spel van paden, pleinen, straten en hoofdwegen. De paden zijn belangrijke, informele ontsluitingsroutes die door grasvelden en plantsoenen tussen en om de gebouwen slingeren.


Tegenwoordig worden veel tuintjes uitgegeven aan de bewoners van de onderste lagen van de gebouwen. Zij schermen hun tuinen soms met schuttingen en hoge hagen af. Er ontstaan daardoor 'dode achterkanten' aan de openbare ruimte waar die nooit waren bedoeld. Zo komt het voor dat openbare pleintjes die van oorsprong werden omringd door alzijdige gebouwen nu zijn omringd door schuttingen. Dit levert onprettige ruimtes op.


Veel bewoners van de stempelwijken wonen er met plezier. Sommige wijken zijn door vandalisme, sociale spanningen en groot verloop echter tot de 'onderkant' van de stad gaan horen. De gemeente en woningbouwcorporaties willen deze neerwaartse trend stoppen door sloop, nieuwbouw en renovatie. Ook worden corporatiewoningen aan particulieren verkocht.


Woonerfwijken

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw zijn de woonerfwijken gebouwd. Ze moesten de gezelligheid en veiligheid bieden die in de stempelwijken werd gemist. Eengezinswoningen werden gegroepeerd rond ingesloten openbare ruimte met veel groen, waar de auto te gast was. Intieme woonerven in plaats van straten, wonen aan speelruimte in plaats van aan verkeersruimte was het credo. De woonerven zijn aan elkaar geschakeld in kronkelende 'bloemkoolachtige' structuren, waar het makkelijk verdwalen is. Enkele brede doorgaande verkeerswegen verbinden de wijk met de stad.


De eengezinswoningen hebben een of twee etages en een fors dak dat soms zelfs tot op de grond reikt. Alle huizen zien er hetzelfde uit. De detaillering en het materiaalgebruik zijn eenvoudig, er is geen bijzondere ritmiek of belijning. Kenmerkend voor woonerfwijken is dat de woningen niet echt een herkenbare voor- en achterkant hebben. Aan de 'voorkant' van het huis ligt vaak een carport of een garage en een schuur. De 'achterkant' met tuin is gericht op de doorgaande wegen. Hoge schuttingen en brede groenzones isoleren de wijk letterlijk van de omgeving.


De woonerfwijken zijn niet kenmerkend voor Enschede, maar zijn in alle steden gebouwd. Ze hebben soms wel elementen van het onderliggende landschap in zich opgenomen. Een voorbeeld zijn de door volwassen eiken omzoomde fietspaden in de Helmerhoek: oude boerenwegen hebben zo een nieuwe functie gekregen. De wijk is een beetje Enschedees geworden.


Veel woningen voldoen inmiddels niet meer aan de woonwensen. De woningbouwcorporaties die veel van de huurwoningen in deze wijken beheren, zullen gaan renoveren. Particuliere eigenaren willen verbouwen. Het verbouwen en uitbreiden van de woning betekent dat mensen langer tevreden in de wijk kunnen wonen. Sommige erven lijken weinig (meer) op de gezellige intieme speelruimte waar volgens het ideaal omheen gewoond moest worden. Blind dichtgebouwde carports en kale schuren verhinderen het contact tussen woning en erf, dat soms meer met auto's en verharding is gevuld dan met groen. Maar in andere erven is de levendigheid juist toegenomen, omdat bewoners door aanpassingen en uitbreidingen hun woning meer naar het erf hebben geopend en het erf zelf met zorg wordt beheerd. Hier is goed te zien waarom gezinnen met jonge kinderen in de woonerfwijken veel van hun gading vinden: rust en een overzichtelijke woonomgeving waar kinderen veilig buiten kunnen spelen en mensen elkaar spontaan ontmoeten.

Regenboogwijken

In de laatste twee decennia is in de nieuwste wijken veel aandacht besteed aan de architectuur van woningen. Deze wijken danken hun naam 'Regenboogwijk' als categorie aan de opvallend vormgegeven, bontgekleurde huizenblokken die zich hier aaneenrijgen.

De huizen zijn in serie onder architectuur gebouwd. Per blok of straatwand is gekozen voor een uitgesproken ontwerp. Per straat of straatwand is er daardoor een eenheid in architectuur, maar tussen de straten onderling zijn grote verschillen. De wijken hebben een heldere stedenbouwkundige structuur, waarin de openbare ruimte van straten, lanen, pleinen en singels voor samenhang zorgt. Het grondpatroon en de architectuur verschilt van wijk tot wijk.

De bebouwing bestaat uit rijtjes woningen met twee of drie lagen, twee-onder-een-kapwoningen, enkele 'urban villa's' en op markante plekken appartementenblokken. De huizen hebben altijd een achtertuin en soms een voortuin. De kavels zijn niet groot. De bewoners bakenen hun terrein af met stevige, soms hoge erfscheidingen. Soms zijn deze mee-ontworpen, vaak ook niet. De openbare ruimte is zorgvuldig ingericht, met veel groen. De tuinbeplanting en het openbaar groen zijn nog jong. In de loop van de tijd zullen de Regenboogwijken dan ook steeds groener worden

Geessinkweg

Voor de nog onbebouwde kavels aan de Geessinkweg geldt het Beeldkwaliteitsplan Geessinkweg. In dit gebied is ruimte voor de realisatie van eengezins woningen in het kader van particulier opdrachtgeverschap.

In dit gebied is de richting van de stempelstructuur als uitgangspunt genomen, zowel voor de ontsluiting als voor de plaatsing van de woningen.

De invulling bestaat uit een woonstraat, met een aansluiting op de Geessinkweg waaraan verschillende kavels zijn gelegen. Deze doodlopende woonstraat eindigt bij een groenzone met ontmoetingsplek. Aan de noordzijde liggen twee kavels direct ontsloten aan de Geessinkweg met een gemeenschappelijke inrit. Deze woningen zullen in dezelfde hoofdrichting van de stempelstructuur worden geplaatst.

De woningen mogen zowel aaneengebouwd, halfvrijstaand of als vrijstaande woningen ontwikkeld worden en hebben een kubistische uitstraling.

Wijziging welstandsidentiteit en procedure wijziging Welstandsnota

De in dit hoofdstuk genoemde ontwikkelingen passen en kunnen gerealiseerd worden binnen de ter plaatse geldende welstandsidentiteiten. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen wijziging voorzien van de thans geldende welstandsidentiteiten binnen het plangebied.

De (huidige) welstandscategorieën die in dit gebied van toepassing zijn, blijven dan ook in het kader van dit bestemmingsplan gehandhaafd.

4.3 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.3.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.  
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.  
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.  
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.3.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan

In deze paragraaf wordt aan de hand van het Actieplan Duurzaamheid bekeken in hoeverre het bestemmingsplan kan bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke duurzaamheidsambities.

Algemeen

Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

Energie :

Voor het realiseren van veel energie besparende maatregelen of voorzieningen in, aan of op gebouwen, zoals isolatie van vloer, muren of dak, het plaatsen van zonnepanelen of een zonnecollector op het dak, is geen omgevingsvergunning vereist. Voor warmte-koude opslag en bodemenergiesystemen is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. Voor nieuwbouw geldt dat moet worden voldaan aan de energieprestatienormen uit het Bouwbesluit. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van windturbines of zonnepanelen op maaiveldniveau en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Klimaatadaptatie :

Voor het realiseren van relatief eenvoudige klimaatadaptieve maatregelen en voorzieningen als groene dakbedekking op gebouwen en het in de bodem infiltreren van hemelwater is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort maatregelen en voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater, het vrij houden van bebouwing van overloopgebieden, het vrij houden van bebouwing langs beken of van lage plekken die natuurlijke waterbergingen vormen, het ophogen van gronden of het realiseren van bouwwerken ter voorkoming van overstromingen en andere voorzieningen en bouwwerken met een mogelijke impact op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Circulaire economie:

Voor het realiseren van afvalcontainers voor het gescheiden inzamelen van afval en herbruikbare materialen is geen omgevingsvergunning vereist. Voor dat soort voorzieningen hoeven in een bestemmingsplan geen regels te worden opgenomen. Een bestemmingsplan kan wel regels bevatten voor het realiseren van voorzieningen en inrichtingen voor de verwerking van afval.

Biodiversiteit :

Natuurgebieden, bossen, parken en andere structurele, veelal openbaar toegankelijke, groenvoorzieningen worden in een bestemmingsplan als zodanig bestemd en voorzien van een passende beschermende gebruiks- en bouwregeling. Daarnaast maakt een bestemmingsplan het in nagenoeg elke bestemming mogelijk om groenvoorzieningen van ondergeschikte aard te realiseren.

Overige actiepunten :

Voor de overige actiepunten uit het Actieplan Duurzaamheid kan kortheidshalve worden volstaan met de conclusie dat deze geen ruimtelijke relevantie hebben en als zodanig dus ook niet van invloed zijn op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Wesselerbrink”

Het bestemmingsplan “Wesselerbrink” maakt de ontwikkeling van (nieuwe) woningen mogelijk. Dit zijn activiteiten waarvoor geen verplichting geldt om te beoordelen of het uitvoeren van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, omdat de activiteit (ruim) onder de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden blijft. Voor deze activiteit dient echter wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Projectbeschrijving

Voor een beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 1.3 en 4.1, waarin het project nader wordt omschreven.

Locatie

Voor een beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 1.3. In deze paragraaf wordt de ligging en de begrenzing van het plangebied nader omschreven.

Huidig grondgebruik

De gronden waar ontwikkelingen mogelijk zijn, liggen op dit moment nog braak, en kennen op dit moment (nog) geen bebouwing; op de aangrenzende percelen is bebouwing gerealiseerd.

Cumulatie met andere projecten

Voor dit bestemmingsplan is er geen sprake van (mogelijke) cumulatie met andere (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten.

Toetsing relevante milieu- en omgevingsaspecten

Zie paragrafen 5.1.2 (Milieuhinder bedrijven en inrichtingen), 5.1.3 (Bodemkwaliteit), 5.1.4 (Wet geluidhinder), 5.1.5 (Luchtkwaliteit), 5.1.6 (Externe Veiligheid) 5.2 (Waterhuishouding), 5.3 (Natuur), van deze toelichting voor een uitvoerige beschrijving van de toetsing van de voorgenomen ontwikkelingen aan de betreffende milieu- en omgevingsaspecten.

Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieu- en omgevingsaspecten worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten en dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.

Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is. De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn weergegeven in de rapportage Bedrijven- en milieu-inventarisatie bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015”, in de bijlagen bij deze toelichting.

Onderzoeksresultaten

De algemene conclusie van de bedrijven- en milieu-inventarisatie is dat bedrijven en voorzieningen in het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” geen of zeer geringe milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied.

Beoordeling bedrijvigheid binnen en buiten het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink"

Uitgangspunt (voor de bestaande situatie) is dat bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving.

Bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied

Binnen het plangebied bevinden zich diverse bedrijven c.q. voorzieningen (zie bijlage 2). Deze bedrijven c.q. voorzieningen worden vrijwel allemaal ingedeeld in categorie 1 of 2. Er zijn enkele bedrijven of voorzieningen aanwezig met een hogere categorie.

Een aantal bedrijven zitten in een hogere categorie. Deze zijn nader omschreven in bijlage 2). De milieubelasting van bovengenoemde bedrijven is nader uitgewerkt. De uitwerking heeft geen bijzonderheden gegeven.

Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven en voorzieningen in het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Wesselerbrink

Bedrijven en voorzieningen buiten het plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven en voorzieningen gelegen (zie bijlage 2). Uit een nadere beschouwing (zie bijlage 2) blijkt echter dat deze bedrijven geen knelpunten opleveren voor het plangebied.

Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven en voorzieningen in de omgeving van het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Wesselerbrink.

Gebiedsgericht geluidbeleid

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wm vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidruimte voor inrichtingen direct duidelijk.

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015"

Het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" is conserverend van karakter. Dit houdt in dat in dit plan de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloed, is het niet noodzakelijk om na te gaan of er bodemonderzoekgegevens bekend zijn. Het is bekend dat door historisch gebruik in verstedelijkt gebied zoals Enschede, er locaties aanwezig zijn of kunnen zijn waar de bodem verontreinigd is.

Hiermee dient rekening gehouden te worden bij eventuele herontwikkelingen binnen het gebied. Uit het bodemonderzoek dat is verricht op het terrein aan de Geessinkweg zijn geen milieuhygiënische belemmeringen met betrekking tot de bodemgesteldheid naar voren gekomen.

Initiatieven en functiewijzigingen

Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd.

Afhankelijk van het tijdstip van realisatie en de aard en omvang van een herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 uitgevoerd dient te worden.

Conclusie bodemkwaliteit

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.4 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

In het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” wordt de mogelijkheid geboden om op vier kavels aan de Geessinkweg een woning te realiseren. De vier kavels zijn gelegen binnen de zone van de Geessinkweg en de Broekheurne-ring. De geluidsbelasting vanwege deze wegen is relevant.

Wegverkeerslawaai

In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens artikel 76a/77 van de Wgh moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.

Woningen Geessinkweg

De vier kavels waarop binnen het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” een woning kan worden gerealiseerd zijn gelegen in stedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wgh).

Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.

Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de nog te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Wesselerbrink 2015, Enschede, Wegverkeerslawaai” van 10 december 2015. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage 3)

Onderzoeksresultaten

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Geessinkweg de geluidsbelasting op de kavels (kavel 1 en 4) die direct grenzen aan de Geessinkweg 52 dB bedraagt. Op de kavels (kavel 2 en 3) die niet direct grenzen aan de Geessinkweg bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 46 dB. Daarmee wordt op de twee kavels die direct grenzen aan de Geessinkweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder overschreden. Wel wordt voldaan aan de ten hoogste vast te stellen hogere waarde van 63 dB.

Vanwege het wegverkeer op de Broekheurne-ring bedraagt de geluidsbelasting op de kavels ten hoogste 41 dB. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende effect hebben of bezwaren ontmoeten van verkeerskundige, stedenbouwkundige of financiële aard.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" is niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.

Conclusie geluid

De realisatie van woningen op de kavels aan de Geessinkweg is alleen mogelijk als vanwege het wegverkeer op de Geessinkweg een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.

Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan is de procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden. Het ontwerp-besluit heeft gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gelegen.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • e. een project niet voorziet in de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen de zone van een op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen gezoneerde rijksweg of provinciale weg.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Wesselerbrink 2015

Het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan overwegend de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen niet wezenlijk afwijken van die in het geldende bestemmingsplan. Voor gebieden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd, is een onderzoek naar de luchtkwaliteit achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden.

Ontwikkellocaties

Het bestemmingsplan Wesselerbrink 2015 betreft voornamelijk een conserverend plan. De enige voor luchtkwaliteit relevante ontwikkeling binnen het plangebied is de realisatie van vier woningen op nog lege kavels aan de Geessinkweg.

Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 woningen als niet in betekenende mate zijn aan te merken. De realisatie van maximaal 4 woningen is daarmee zondermeer een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.


In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2014 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

De realisatie van 4 woningen binnen het bestemmingsplan Wesselerbrink 2015 valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art 5.16 Wm, lid 1 onder b) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen, buisleidingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” zijn bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is. Binnen het plangebied is het tankstation Broekheurne aan de Broekheurne-ring 1080 gelegen. Het bedrijf kent een 10-6 contour van 45 meter en een invloedsgebied van 150 meter. Binnen deze risico-afstanden vinden geen wijziging plaats met betrekking tot de bestemming of het aantal aanwezigen. Aan de noordoostzijde, op 250 meter van het plangebied, is aan de Kuipersdijk het LPG tankstation Kuipersdijk gelegen. De risico-afstanden van dit tankstation reiken niet over onderhavig plangebied.

Het Bevi vormt ten aanzien van dit plangebied geen belemmeringen

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” zijn 6 buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Binnen het plangebied is dit de A670 (36”/80 bar) leiding van de Gasunie. En direct ten noorden van het plangebied zijn dit drie 24” leidingen met 80 bar: de K-583-KR-002 van Zebra, de M&R Enschede-Duitse grens van NUON en de A646 van de Gasunie. En 2 leidingen van 40 bar van de Gasunie, de N528-57 van 9” en de N528-50 van 14”. De leidingen kennen ter plaatse van het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour.

De maatgevende effectafstand van 470 meter reikt over het plangebied. Berekeningen laten zien dat er met betrekking tot het groepsrisico (rapport Carolaberekeningen Enschede van september 2013) geen belemmeringen zijn. Daarnaast gaat het binnen deze effectafstand om een hoofdzakelijk conserverend plan en vinden er geen significante wijzigingen plaats ten aanzien van het aantal aanwezigen. De ligging van deze hogedruk aardgasleidingen vormen op grond van het BevB geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Wel is aan de noordzijde van het gebied de A35 gelegen. De weg kent geen 10-6 –contour. Met betrekking tot het aantal aanwezigen vinden er geen significante wijzigingen plaats binnen het invloedsgebied van deze weg. Het plan heeft derhalve ten aanzien van het groepsrisico geen consequenties (zie ook bijlage 4).

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, vooral bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” is hemelsbreed op ca. 8000 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Watervisie

In mei 2013 heeft de gemeenteraad de nieuwe watervisie voor Enschede vastgesteld. De watervisie is in samenwerking met verschillende partners (o.a. waterbeheerders, woningbouwverenigingen, kennisinstellingen) tot stand gekomen.

De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities. Knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel;
  • Grondwateroverlast;
  • Problemen met waterkwaliteit.

Enschede heeft de volgende waterambities:

  • Daar waar het kan is het regenwater afgekoppeld van het gemengde riool;
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken;
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen;
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar;
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad;
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Gemeentelijk Rioleringsplan
In het Gemeentelijk Rioleringsplan zijn de watertaken van de gemeente vastgelegd voor de periode 2012 tot 2015. Het GRP is door de gemeenteraad vastgesteld in oktober 2011.


De gemeentelijke watertaken zijn:

  • I. Inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater;
  • II. Inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater, als dit redelijkerwijs niet van particulieren kan worden verwacht;
  • III. Voorkomen van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand, voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap, de provincie of particulieren behoort.


Waterhuishouding algemeen

De gemeente Enschede zamelt al het stedelijk afvalwater in dat vrijkomt binnen het grondgebied van de gemeente en transporteert het naar de rioolwaterzuivering. Daar waar geen gescheiden riolering aanwezig is wordt het afvalwater samen met het hemelwater aangeleverd. De watervisie (2013) geeft aan waar voor een gescheiden en waar voor een gemengd systeem is gekozen. Op de locaties waar een nu een gemengd systeem is en straks een gescheiden systeem komt is voorzien in de aanleg van een (stads)beek. Op deze locaties dient na renovaties en herinrichting het afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden worden aangeboden en het hemelwater geborgen worden om te snelle, en wateroverlast benedenstrooms, afvoer te voorkomen..


Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. In de Wesselerbrink is een gescheiden riolering aanwezig met bergingsvijvers uitgelegd op 40 mm. Bij toename van verharding is het noodzakelijk of het bestaande systeem het voldoende kan verwerken of dat middels een aanpassing dit mogelijk is. Water bergen op eigen terrein is een mogelijkheid maar niet een vereiste.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding.

Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

Grondwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen ten gevolge van een hoge grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Wesselerbrink 2015

Het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de nabijheid daarvan. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden “Aamsveen” en “Het Witte Veen” zijn op ca. 3 kilometer ten oosten respectievelijk ca. 3 kilometer ten zuiden van het plangebied gelegen.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” conserverend van aard is en slechts enkele kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt kan een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet achterwege blijven.

Passende Beoordeling en plan-m.e.r.

Voor dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk een Passende Beoordeling op te stellen. Wel is in het kader van dit bestemmingsplan een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie paragraaf 5.1.1)

Conclusie Natuurbeschermingswet 1998

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Wesselerbrink 2015

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” conserverend van aard is en slechts enkele kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, worden de locaties kort beschreven:

Voor het pand aan Het Bijvank zijn enkele functie-aanduidingen toegevoegd. De mogelijkheid om functies in het pand te vestigen, wordt verruimd.

Er vinden in het kader van de functieverruiming behoudens een interne verbouwing(en) geen (ver)bouw- of sloopactiviteiten plaats. Mochten er beschermde soorten voorkomen (de kans hierop wordt zeer klein geacht), dan heeft functiewijziging hier geen invloed op.

Dit kan eventueel anders worden indien er (ver)bouw- of sloopactiviteiten gaan plaatsvinden; in dat geval zal in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning moeten worden beoordeeld of er al of niet mogelijk sprake zou kunnen zijn van belemmeringen op grond van de Flora- en faunawet.

Voor andere genoemde locaties worden incidenteel gedeeltelijk gebruikt voor de opslag van bouwmaterialen. De terreinen kennen geen beplanting en bebouwing. Er zijn geen waterpartijen aanwezig en de terreinen bestaan gedeeltelijk uit pioniersvegetatie en gedeeltelijk uit grasveld.

De ecologische waarden zijn zeer beperkt. Op het terrein aan de Geessinkweg zijn inmiddels woningen in aanbouw.

Conclusie Flora- en faunawet

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de nieuwe naam voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het NNN is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). Het NNN beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. Het NNN valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. Het NNN is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied “Wesselerbrink 2015

Het plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.

Conclusie EHS

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat het NNN geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

De Wesselerbrink omvat een gebied met woonwijken en gebieden met bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen, met bestaande bebouwing en bestaande (ruimtelijke) structuren (verkeersgebieden, groenzones, waterpartijen en dergelijke). Het ligt dan ook voor de hand om hier, ook in verband met de rechtszekerheid van de bewoners van de wijk alsmede die van overige belanghebbenden, voor een gedetailleerd, grotendeels beheersgericht bestemmingsplan te kiezen, temeer daar het nog geldende bestemmingsplan voor deze wijk ook al een gedetailleerd bestemmingsplan betrof. Ook voor wat betreft de nieuwe ontwikkeling zijn deze vanwege de concreetheid van deze plannen in het bestemmingsplan vrij gedetailleerd in deze actualisatie van dit bestemmingsplan mee opgenomen.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 7.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Wesselerbrink 2015” zijn bestemd voor:

  • Bedrijf - Garage;
  • Bedrijf - Nutsvoorziening;
  • Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
  • Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
  • Bedrijventerrein;
  • Cultuur en ontspanning - Speeltuin;
  • Detailhandel;
  • Groen;
  • Groen - Park.
  • Maatschappelijk;
  • Sport;
  • Verkeer;
  • Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Water;
  • Wonen.

Daarnaast ken dit bestemmingsplan een aantal zogenaamde dubbelbestemmingen, te weten:

  • Leiding - Gas;
  • Leiding - Hoogspanning;
  • Leiding - Hoogspanningsverbinding.

Tenslotte is in dit bestemmingsplan de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen:

  • archeologisch onderzoeksgebied a;
  • archeologisch onderzoeksgebied b;
  • veiligheidszone - lpg.

Bestemming "Bedrijf"

De bestemming “Bedrijf” is toegekend aan enkele in het plangebied gelegen bedrijven. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen, garagebedrijven en vuurwerkbedrijven. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. De bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen.

Bedrijven die niet op de lijst voorkomen, maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken, kunnen via een afwijking worden toegestaan. Hiervoor is dus een aparte procedure vereist.

Bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening"

Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen. Kleinschalige nutsvoorzieningen van geringe omvang, zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die ten hoogste in milieucategorie 2 voorkomen, worden in beginsel niet afzonderlijk bestemd, maar worden bij recht als ondergeschikte voorziening toegestaan in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming.

Bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg"

De voor “Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” aangewezen gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor bedrijven ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg en daaraan ondergeschikte detailhandel in aanverwante goederen alsmede de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Aangezien er ook verkoop van lpg plaatsvindt, is er daarom een gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg" opgenomen op de verbeelding.

Bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg"

De voor “Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” aangewezen gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor bedrijven ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, inclusief lpg, en daaraan ondergeschikte detailhandel in aanverwante goederen alsmede de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Bestemming "Bedrijventerrein"

De bestemming “Bedrijfventerrein" is toegekend aan het in het plangebied gelegen terrein De Reulver. Binnen de bestemming "Bedrijfventerrein " zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. De bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen.

Bedrijven die niet op de lijst voorkomen, maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken, kunnen via een afwijking worden toegestaan. Hiervoor is dus een aparte procedure vereist.

Middels functieaanduidingen op de plankaart zijn er op een aantal locaties bedrijven in een hogere categorie toegestaan.

Bestemming "Cultuur en ontspanning - Speeltuin"

Deze bestemming is specifiek gericht op de functie als speeltuin.

Bestemming "Detailhandel"

Deze bestemming is specifiek gericht op detailhandelsfuncties. Middels functieaanduidingen op de plankaart zijn er op een beperkt aantal locaties ook andere functies toegestaan.

Bestemming "Groen"

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" is, in vergelijking met andere wijken in de stad Enschede, relatief veel groen aanwezig, zoals groenstroken, plantsoenen, bosschages en dergelijke, die gezamenlijk de groene ruggegraat en structuur van de wijk bepalen.

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  • groenstroken, plantsoenen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing;
  • in- en uitritten, wandel- en fietspaden;
  • speelvoorzieningen;
  • (openbare) nutsvoorzieningen.
  • Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Bestemming "Groen - Park"

In het zuidwestelijk deel van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" bevindt zich een aaneengesloten gebied met veel groen en houtopstanden en voor omliggende wijken de functie van een wijkpark vervult. Dit wijkpark is in het bestemmingsplan bestemd als "Groen - Park".

De voor “Groen - Park” aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  • een park met groenstroken, waterpartijen, -lopen, -bergingen, wadi's, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing;
  • in- en uitritten, ontsluitingswegen, wandel- en fietspaden;
  • speelvoorzieningen;
  • recreatief medegebruik;
  • evenementen;
  • (openbare) nutsvoorzieningen;

Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

Middels functieaanduidingen op de plankaart zijn er op een beperkt aantal locaties ook andere functies toegestaan.

Bestemming "Maatschappelijk"

Verspreid over het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" bevinden zich een aantal maatschappelijke voorzieningen die in dit bestemmingsplan bestemd zijn voor "Maatschappelijk". Bij de bestemming "Maatschappelijk" moet men onder meer denken aan voorzieningen als schoolgebouwen en wijkcentra.

De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn in het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij de regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1 van de regels);

Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Middels functieaanduidingen op de plankaart zijn er op een beperkt aantal locaties ook andere functies toegestaan.

Bestemming "Sport"

De bestemming "Sport" is toegekend aan de binnen het plangebied gelegen sportaccommodaties. Deze gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage 1), met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen zoals kantines, kleedruimtes en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming "Sport" is ondergeschikt medegebruik ten behoeve van niet-zelfstandige detailhandel, niet-zelfstandige horeca, welzijnswerk, kinderopvang en sociaal-cultureel werk toegestaan.

Op de verbeelding is aangegeven of sportvoorzieningen in een hogere categorie op de betreffende locatie ook zijn toegestaan.

Bestemming "Verkeer":

De bestemming "Verkeer” is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben (verkeersaders). Dit zijn wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Deze bestemming geldt binnen het plangebied alleen voor de hoofdwegen in het plangebied.

Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk. Op de voor “Verkeer” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, nutsvoorzieningen, draagconstructies voor reclame en ander straatmeubilair.

Bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied"

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Bestemming "Water"

De bestemming "Water" is bedoeld voor de verspreid in het plangebied gelegen waterpartijen, waterlopen en vijvers die een structurerende of beeldbepalende functie hebben en/of een belangrijke schakel zijn in het systeem van waterhuishouding en waterbeheersing.

Bestemming "Wonen"

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Voor deze bestemming wordt een ruime bestemmingsomschrijving gehanteerd, waarbinnen allerlei soorten woonvormen zijn toegestaan. Hierbij kan worden gedacht aan eengezinswoningen, appartementen, woonzorgwoningen, serviceflats en kamerbewoning. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Tevens wordt onder wonen verstaan kleinschalige woonvormen, waarin ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat wordt verleend aan de bewoners.

Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, trappenhuizen bij gestapelde woningen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorziening.

In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen.

De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming. De uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen is toegestaan onder de volgende ruimtelijke en functionele randvoorwaarden:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis is niet groter dan 30 m²;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten zijn beperkt zijn tot bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1);
  • c. er is geen sprake van verkeersaantrekkende activiteiten, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. er is geen sprake van detailhandel en/of horeca;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Bij een beroep aan huis kan worden gedacht aan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied. Het gaat hierbij om beroepsmatige activiteiten die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

De bestemmingsregels bevatten enkele flexibiliteitsbepalingen, waardoor het mogelijk is om in de concrete situatie bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor een groter vloeroppervlak en voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in een hogere milieucategorie.

Middels functieaanduidingen op de plankaart zijn er op een beperkt aantal locaties ook andere functies toegestaan.

Dubbelbestemming "Leiding - Gas"

In het noordelijkoostelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015", ten zuiden van de Rijksweg A35, loopt een (ondergrondse) aardgastransportleiding dat in dit bestemmingsplan is aangegeven met de dubbelbestemming "Leiding - Gas". Ook ten noorden van de Rijksweg 35 zijn gronden met deze dubbelbestemming aangegeven.

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hogedruk aardgastransportleidingen. De ligging van deze aardgastransportleidingen zijn middels de figuur "hartlijn leiding - gas" aangegeven.

Dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning"

In het noordelijkoostelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015", bevindt zich het tracé van een ondergrondse hoogspanningsleiding. Deze ondergrondse hoogspanningsleiding is middels een dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan op de verbeelding opgenomen.

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse hoogspanningsleidingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De ligging van deze ondergrondse hoogspanningsleiding is middels de figuur "hartlijn leiding - hoogspanning" op de verbeelding aangegeven.

Dubbelestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding"

Eveneens in het noordelijk deel van het bestemmingsplan, ten noorden van de Rijksweg 35, zijn gronden als gevolg van een bovengrondse hoogspanningsverbinding, voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding".

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op de verbeelding (plankaart) is een belemmeringenstrook opgenomen van 60 meter opgenomen (30 meter vanaf het hart). Binnen deze zone is in principe geen bebouwing toegestaan en altijd schriftelijke toestemming voor werkzaamheden van de netbeheerder noodzakelijk. Deze zone is opgenomen om onder meer onderhoud aan de leidingen te kunnen plegen.

Gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a" en Gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b"

Delen van het plangebied van het bestemmingsplan "Wesselerbrink 2015" kennen een gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a" of een gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b".

Archeologisch onderzoeksgebied a

Ter plaatse van de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a” mogen, in afwijking van het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 250 m². Op deze bepaling mag onder voorwaarden van worden afgeweken.

Archeologisch onderzoeksgebied b

Ter plaatse van de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b” mogen, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte meer dan 2.500 m². Op deze bepaling mag onder voorwaarden van worden afgeweken.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie opgenomen (zie hierboven).

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 tot slot, geeft een regeling voor het overgangsrecht en geeft de zogenoemde slotregel.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft, op een gering aantal kleinere wijzigingen na, hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

Concrete projecten en nieuwe initiatieven

Dat neemt niet weg dat in het voorliggende plan ook één concreet project mogelijk worden gemaakt. Het gaat daarbij om de herontwikkeling van het voormalige Multimate-pand. Het betreft hier een particulier initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden.

Met de ontwikkelaar is een exploitatieovereenkomst afgesloten waarin het kostenverhaal is geregeld en waarin tevens bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van planschades.

Exploitatieplan

In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan voldoende is aangetoond.