direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lasonder - Zeggelt 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00109-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" beoogt voor het plangebied een actuele planologisch-juridische regeling te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt hoofdzakelijk het bestaande gebruik ter plaatse vast.

Naast het vastleggen van de bestaande situatie maakt het plan ook enkele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het betreft hier de ontwikkeling van gronden in het gebied omgeven door de Molenstraat, Niermansgang en Nieuwe Schoolweg en voor gronden op de hoek Deurningerstraat en Dr. Benthemstraat (voormalig Arke pand) en op de hoek Deurningerstraat en Lasondersingel. Een deel van deze nieuwe ontwikkelingen is ook al mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan maar nog niet gerealiseerd.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" betrekking heeft, wordt begrensd door de Oldenzaalsestraat, Molenstraat, Hengelosestraat, Raiffeisenstraat, Deurningerstraat, Kottendijk, Boddenkampsingel en Lasondersingel. Het plangebied ligt in het stadsdeel Centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0001.jpg"

1.3 Geldende juridische regelingen

Het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018 vervangt de volgende momenteel geldende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt"

Dit bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld op 8 mei 2006 en door Gedeputeerde Staten van Overijssel goedgekeurd op 11 december 2006.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0002.jpg"

In blauw aangegeven Plangebied BP"Lasonder - Zeggelt"(2006)

Bestemmingsplan "Spoorzone-Middengebied fase 1"

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied globaal begrensd door de Molenstraat, de Visserijstraat, Niermansgang en Nieuwe Schoolweg en is door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld op 3 juni 2011.

Bestemmingsplan "Lasonder Zeggelt - Van Alphenstraat 10"

Door dit bestemmingsplan wordt het gebruik van de voormalige drukkerij gevestigd in het pand Van Alphenstraat 10 gewijzigd in een woon-werk bestemming. Dit bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld op 10 juni 2011.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0003.jpg"

Plangebieden BP "Spoorzone - Middengebied fase 1" en BP "Lasonder Zeggelt - Van Alphenstraat 10"

Bestemmingsplan "Deurningerstraat 23-25"

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het realiseren van een complex met 18 appartementen op de percelen Deurningerstraat 23 en 25. Op de begane grondlaag zijn de gronden met een functieaanduiding ook bestemd voor "Maatschappelijk", "Dienstverlening" en "Kantoor". Het bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld op 30 juni 2014.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0004.jpg"

Plangebied BP "Deurningerstraat 23-25"

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” is het erkende wijkorgaan Wijkraad Lasonder Zeggelt Boddenkamp actief.

Deze Wijkraad is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. In het kader van de adviesvraag is het bestemmingsplan op 10 februari 2016 inhoudelijk doorgesproken met leden van de Wijkraad Lasonder Zeggelt Boddenkamp. Tevens is het bestemmingsplan gepresenteerd in de officiële wijkraadvergadering op 23 februari 2016. Op 19 december 2017 is met leden van de wijkraad gesproken over de laatste wijzigingen in het plan.

De wijkraad heeft geen formeel advies uitgebracht over het bestemmingsplan, maar in gesprekken wel aangegeven zich te kunnen vinden in het bestemmingsplan. Men heeft geen bezwaren tegen het in procedure brengen daarvan.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Vooroverleg bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018".

Het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” is een actualisatieplan en maakt ook een aantal nieuwe woningbouwlocaties mogelijk. Bij deze ontwikkelingen zijn belangen van de provincie betrokken. Het voorontwerp bestemmingsplan is daarom om advies naar de provincie Overijssel gestuurd. Het voorontwerp bestemmingsplan is ook aan de orde geweest in het periodieke overleg met de provincie. De provincie heeft een positief advies uitgebracht.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd “Lasonder - Zeggelt 2018” in voorbereiding te nemen op 26 augustus 2015 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal worden gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Zienswijzen

Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

2.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

De in het bestemmingsplan "- Zeggelt 2018" mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen en de actualisatie van de voor het plangebied geldende planologische regelingen vallen niet onder één van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale ruimtelijke belangen. Derhalve is een toets aan het hiervoor omschreven rijksbeleid niet noodzakelijk.

2.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken)

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0005.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking welke voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geen directe doorwerking op de beheerregeling van het plangebied. Voor wat betreft de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkelingen kan worden geconcludeerd dat deze in overeenstemming zijn met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

De Stedelijke Koers borduurt qua beleid voort op de gemeentelijke Woonvisie: van binnen naar buiten denken. De programmatische consequenties van dit beleid zijn echter ook meegenomen in een programmering voor koopwoningen. Het is alleen mogelijk iets aan de programmering toe te voegen als andere projecten uitvallen/vertragen. Dit laatste is de afgelopen tijd vaak gebeurd. Omdat elders in de stad geen woningen met deze specifieke kwaliteiten worden toegevoegd, is het vanuit de gemeente gewenst dat de ruimte die er in de programmering is gekomen, te gebruiken om deze woningen te faciliteren.

2.3.3 Richting aan Ruimte

Op 5 april 2016 hebben burgemeester en wethouders van Enschede 'Richting aan Ruimte' (RAR) vastgesteld. Dit is een richtinggevend ontwikkelingskader waarin wordt verduidelijkt hoe Enschede omgaat met de programmering. Niet langer de kwantitatieve aspecten staan centraal maar er wordt gestuurd op kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar de totale stedelijke programmering maar ook naar de behoefte van het gebied. Een integrale afweging van alle relevante belangen (o.a. ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, economie, welzijn) op basis van het 'RAR-kompas' leidt uiteindelijk tot een besluit over de (on)wenselijkheid van een nieuw ruimtelijk initiatief. Ongewijzigd onderdeel van het integrale afwegingskader is het 'versterken vanuit het hart'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0006.png"

afbeelding: het 'RAR kompas'

2.3.4 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale en gebiedsgerichte structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Ook de woonvisie hanteert het uitgangspunt van binnen naar buiten denken, dus binnenstedelijke ontwikkelingen nabij de binnenstad krijgen voorrang. Op basis van de Woonvisie en Stedelijke Koers is ook de Enschedese inbreng in de regionale Woonvisie geleverd. Hiermee is onze programmering - waar ook de woningbouw in dit plangebied deel van uitmaakt - regionaal afgestemd.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • Overbelasting van het rioolstelsel.
  • Grondwateroverlast.
  • Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Archeologiebeleid gemeente Enschede

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkeling en/of aanvragen voor omgevingsvergunningen. Hierbij is van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde.

In de beleidsnota is een handleiding voor het archeologisch werkproces opgenomen, met daarin te onderscheiden processtappen van inventarisatie, waardering, selectie en specifieke beheersmaatregelen.

Structuurvisie Cultuurhistorie / Beleidsregel Koesteren Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Enschede heeft er groot belang bij dat bewoners trots zijn op de cultuurhistorische identiteit van hun stad. Bewoners die trots zijn op hun vertrouwde leefomgeving zijn meer bereid om zich in te spannen. Tevens blijken cultuurhistorische waarden een belangrijke vestigingsfactor voor een nieuwe generatie stadsbewoners, voor opkomende bedrijven in de dienstverlening en ook voor recreatie en toerisme.

Enschede wil minder regels waaraan getoetst wordt en meer ruimte voor initiatieven. Daarom is het beleid erop gericht dat het leidt tot een samenwerking tussen de initiatiefnemer en de gemeente tijdens de initiatieffase, met een afweging op maat.

Met deze visie wordt o.a. beoogd:

  • De stijl van besturen te veranderen waarbij de verantwoordelijkheid voor cultuurhistorie niet alleen bij de overheid ligt maar ook bij burgers c.q. initiatiefnemers;
  • Met de structuurvisie worden de cultuurhistorische belangen in ruimtelijke ontwikkelingen geborgd en krijgen deze een volwaardige positie bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • Een toekomstbestendige en vitale stad;
  • Het behoud, herstel en versterken van de historische omgevingskwaliteiten ten behoeve van een aantrekkelijke, vitale en toekomstbestendige stad;
  • Wijken met de hoogste cultuurhistorische waarden worden in het bestemmingsplan nader beschermd zodat deze unieke bijdragen aan de identiteit van Enschede voor toekomstige stadsbewoners en bezoekers bewaard blijven. Voor gebieden met cultuurhistorische waarden geldt de basishouding: betrekken cultuurhistorische kennis en waarden bij iedere ontwikkeling;
  • De structuurvisie biedt ruimte en stimuleert hergebruik en herbestemming van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Voor het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid is een waardenkaart voor de gehele stad Enschede en het daarbij behorende buitengebied opgesteld. Deze waardenkaart is gebaseerd op bestaande inventarisaties en bestaande onderzoeken. In deze waardenkaart zijn alle objecten en structuren opgenomen die eerder dan 1965 zijn gebouwd en/of aangelegd. De waardenkaart is dynamisch en zal tot een dialoog met de stad leiden wat in de loop der jaren wel of niet op deze kaart opgenomen of verwijderd dient te worden.

Op 15 maart 2016 hebben burgemeester en wethouders de beleidsregel 'Koesteren Cultuurhistorie' vastgesteld. Met deze beleidsregel wordt de Structuurvisie Cultuurhistorie nader uitgewerkt en kunnen omgevingsvergunningen voor slopen worden getoetst.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de produktie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

Ruimtelijke visie Spoorzone Enschede

De Ruimtelijke visie Spoorzone Enschede is een uitwerking van de Herijking RO visie 2009. In deze visie wordt geschetst dat de Spoorzone volop kansen biedt voor een hoogwaardig woongebied met bijzondere stedelijke uitstraling aan de noordzijde van de binnenstad en nabij het station. De visie Spoorzone geeft een doorzicht over de transformatie die in de komende decennia tot stand moeten komen. De visie beschrijft de ontwikkelingsambitie en probeert een antwoord te geven op slecht gebruikte terreinen in de spoorzone en deze zodanig in te vullen dat de stad een spannende entree krijgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0007.png"

deelgebieden uit de Ruimtelijke visie Spoorzone Enschede

Werken aan huis


Veel ondernemers starten een eigen, voornamelijk dienstverlenend, bedrijf vanuit hun woning. De woning is zeker in de beginfase van het bedrijf een ideale vestigingslocatie. Het is goedkoop, flexibel en geschikt om werk te combineren met andere taken. Vanuit economisch opzicht leveren deze bedrijven aan huis een goede bijdrage aan de bedrijvigheid, leefbaarheid en dynamiek van de wijk. Bovendien wordt de werkgelegenheid hierdoor bevorderd.
Het bevorderen van het starten van een bedrijf vanuit de woning past ook bij de huidige aandacht voor levendige wijken, het multifunctioneel bouwen en een meervoudig ruimtegebruik.
Voor de gemeente is het fenomeen "bedrijf aan huis" ook relevant.
In het kader van de functiemenging in woonwijken geldt voor de uitoefening van aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in het algemeen een vrij ruim toelatingsbeleid, waarbij niet alleen de uitoefening van vrije beroepen aan huis (tandartsen, huisartsen, fysiotherapeuten e.d.), maar ook bedrijfsmatige (dienstverlenende) activiteiten bij de woonfunctie passend worden geacht, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.


In de beleidsnotitie functiemenging in wijken en (verborgen) enclaves, vastgesteld door burgemeester en wethouders van Enschede op 7 juli 2009, is een onderscheid gemaakt in vier categorieën regelingen voor functiemenging, gerelateerd aan het type woonmilieu.


Regeling functiemenging per woonmilieu:
Categorie A: De huidige regeling functiemenging handhaven (max. 30m² bebouwd oppervlak, daarboven ontheffing aanvragen per geval).
Categorie B: 30 % van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging (daarboven ontheffing aanvragen per geval).
Categorie C: Binnen de kaders van de Gids Buitenkans geheel vrijlaten.
Categorie D: Een aantal "hotspots" in de stad aangeven, waarbinnen een 49% ontheffing toegestaan wordt (daarboven herziening bestemmingsplan aanvragen per geval)


De beleidsnotitie functiemenging in wijken en (verborgen) enclaves is vastgesteld als beleidskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Tevens wordt beoogd de planologische keuzes in het ruimtelijk beleid ten aanzien van functiemenging te faciliteren in ruimtelijke regelgeving door enerzijds een wijze van ontwikkelingsgericht bestemmen en anderzijds de juridische regeling voor beroep of bedrijf aan huis in bestemmingsplannen daarop af te stemmen. Aangezien een bestemmingsplan in overeenstemming dient te zijn met het belang van een goede ruimtelijke ordening ofwel 'duurzame ruimtelijke kwaliteit', moet de planologisch toegestane functiemenging wel zodanig zijn dat enerzijds een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en anderzijds ook een goede bedrijfsuitoefening is verzekerd. De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming.


Beleid binnenstedelijke bedrijvigheid in het plangebied "Spoorzone - Middengebied fase 1"
De gemeente Enschede wil het werken in en aan huis meer mogelijk maken, omdat dit werkgelegenheid creëert en tot de start van groeiende bedrijven kan leiden. Het plangebied van bestemmingsplan "Spoorzone-Middengebied fase 1" is specifiek aangewezen als 'hot spot', waar nog steeds wonen de belangrijkste activiteit is, maar de mogelijkheden voor werken in ruimte gelijkwaardig zijn. In dit gebied is meer werken aan huis prima mogelijk en het geeft goede economische vooruitzichten.

2.3.5 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

In de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies zijn voor het plangebied van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" diverse beleidsdoelstellingen of ontwikkelingsrichtingen benoemd. Het bestemmingsplan en de daarin opgenomen ontwikkelingen passen binnen deze beleidskaders, zoals die door de gemeenteraad van Enschede zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

3.1.1 De positie van het plangebied binnen de stedelijke context van Enschede

Het plangebied Lasonder-Zeggelt maakt deel uit van het binnensingelgebied van de stad Enschede en ligt ten noorden van het stadscentrum. Twee wijken, namelijk Lasonder en 't Zeggelt bevinden zich in dit gebied. De wijk Lasonder is een voormalige arbeiderswijk. In 't Zeggelt staan luxere woningen. De zuidrand van het plangebied, onderdeel van de Spoorzone, transformeert naar een stedelijk woongebied.

3.1.2 Ruimtelijke kwaliteit en structuurdragers

Aan de randen van het plangebied ligt een aantal belangrijke structuurdragers op stadsniveau. De Deurningerstraat en de Oldenzaalsestraat behoren tot de belangrijke radiaalwegen en maken deel uit van de hoofdwegenstructuur van Enschede.

Aan de Deurningerstraat komen verschillende functies voor naast het wonen, zoals detailhandel en horeca. Vooral dichterbij het centrum wordt de mix aan functies groter. Aan de oostzijde van deze straat ligt een parkje, het "Boerenkerkhof" genaamd. Het betreft hier een oude, niet meer in gebruik zijnde, begraafplaats met cultuurhistorische waarden. Dit volledig opgeknapte park is een belangrijke groene ruimte in het gebied.

De Oldenzaalsestraat, gelegen aan de oostzijde van het plangebied, wordt naast de woonfunctie gekenmerkt door zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.

De Molenstraat en de Hengelosestraat aan de zuidzijde van het plangebied maken deel uit van de zogenaamde 'centrumring' rondom de binnenstad van Enschede. Na de aanleg van het nieuwe Van Heekplein, waarbij een deel van de Boulevard 1940-45 als onderdeel van de cityring is komen te vervallen, is de cityring eigenlijk geen gesloten ring meer, maar vervult nog steeds een belangrijke rol in de ontsluiting van het stadscentrum van Enschede. Aan deze straten wordt gewoond en zijn er maatschappelijke voorzieningen en kantoren.

De Boddenkampsingel en de Lasondersingel, gelegen aan de noordzijde van het plangebied, zijn onderdeel van de singelring. Op stadsniveau is dit een belangrijke structuurdrager, die herkenbaar is door gescheiden rijbanen met in het midden van het wegprofiel een groenstrook met dubbele bomenrij. Ook de bebouwing aan de Singel is karakteristiek en wordt gekenmerkt doordat de bebouwing meestal statig is, zich richt op de straat en vaak een kap heeft. Aan dit deel van de singel staat een tweetal kerken, wordt gewoond en zijn kantoren gevestigd.

Ook binnen het plangebied is een aantal structuurdragers te herkennen, zoals de noord-zuid lopende cultuurmijl over de H.B. Blijdensteinlaan en Gemeentewerfstraat en de oost-west lopende Dr. Benthemstraat als twee lijnvormige elementen die de wijk ontsluiten.

De Cultuurmijl is de route vanuit de culturele voorzieningen in het centrum naar het Rijksmuseum en naar Roombeek. Het is een markante laan met aan beide zijden boombeplanting waardoor deze een vriendelijk en lommerrijke uitstraling heeft. Ook de langs deze weg bevindende bebouwing in de vorm van grote vrijstaande woningen en een tweetal markante kerkgebouwen met ruime tuinen, dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van deze laan.

De Dr. Benthemstraat zorgt voor de verbinding met de naastgelegen wijken Boddenkamp-Schuttersveld (via de Raiffeisenstraat) aan de westzijde en De Laares (via de Laaresstraat) aan de oostzijde.

In het noordwestelijke puntje van het plangebied ligt een busbaan, de zogenaamde HOV-noord.


Gebieden

Naast genoemde lijnvormige elementen is het plangebied van dit bestemmingsplan in een aantal gebieden onder te verdelen.

Lasonder

Tussen de Deurningerstraat, Lasondersingel, H.B. Blijdensteinlaan en het boerenkerkhof ligt het wijkdeel Lasonder. Dit gebied kenmerkt zich door kleinschalige laagbouw in rijen verkaveld in nagenoeg gesloten bouwblokken. De bebouwing bestaat grotendeels uit eengezinswoningen, deels in het bezit van een woningbouwcorporatie.

In dit wijkdeel zal in de toekomst het terrein tussen de Lasondersingel, Deurningerstraat en HOV-lijn van karakter veranderen. Nu ligt dit terrein rondom de kerk grotendeels braak. Het plan is om hier woningen te bouwen passend bij de omgeving. De woningen (appartementen en grond gebonden woningen) volgen de bestaande rooilijnen van genoemde straten en op het binnenterrein wordt voldoende parkeren aangelegd ten behoeve van de woningen.

Ook het al jaren leegstaande Arke-pand aan de Deurningerstraat zal worden ontwikkeld. In eerste instantie zou het bestaande pand worden gesloopt en ter plaatse grondgebonden woningen worden gebouwd. Het nu voorliggende plan gaat uit van verbouw van de bestaande bebouwing en nieuwbouw van enkele grondgebonden woningen op het achterterrein.

't Zeggelt

De H.B. Blijdensteinlaan en het gebied ten oosten hiervan wordt tot het wijkdeel Zeggelt gerekend. Het betreft hier een aantrekkelijk woongebied dat te karakteriseren valt als een groen stadsvillapark, waar de bebouwing een karakteristieke architectuur kent.

Verder wordt de ruimtelijke kwaliteit van dit gebied bepaald door een aantal monumentale gebouwen zoals de uit 1894 stammende St. Jozefkerk aan de Oldenzaalsestraat die met zijn robuuste en hoge toren niet alleen een belangrijk oriëntatiepunt in de wijk is, maar tevens voor de wijde omgeving.

De Detakerk zal een functieverandering ondergaan. Het gebouw is een gemeentelijk monument en daarom ook het behouden waard. In het gebouw zullen 14 grondegebonden woningen gerealiseerd worden. Het monumentale karakter blijft zo behouden.


Westzijde Deurningerstraat

Ten westen van de Deurningerstraat zijn twee deelgebieden te onderscheiden. Enerzijds een gebied, omsloten door de Hengelosestraat en de Raiffeisenstraat met enkele verschillende grootschalige gebouwen en complexen en een diversiteit aan functies. Anderzijds een gebied omsloten door de Kottendijk en de Boddenkampsingel met een menging van functies. Deze twee deelgebieden behoren tot het wijkdeel Boddenkamp.

In beide gebieden staan gebouwen leeg. De garage op het binnenterrein achter de Hengelosestraat en Deurningerstraat is niet meer in gebruik. Dit is een erg groot terrein, waarvan het mogelijk is dat de eigenaar met initiatieven komt. Deze zullen dan beoordeeld worden en worden getoetst aan de geldende beleidskaders.

In het gebied bij de Kottendijk liggen gronden braak. Het ligt voor de hand dat hier aansluitend op de ontwikkeling in Boddenkamp, woningen gebouwd worden.


Zuidzijde plangebied Spoorzone

Ten zuiden van het boerenkerkhof is het gebied weer geheel anders van karakter. Hier overheerst nu nog de grootschaligheid in de verschijningsvorm van de bebouwing. De bebouwing in dit gebied biedt ruimte aan (boven)stedelijke functies, zoals het Kantongerecht, het Leger des Heils en daarnaast ook commerciële voorzieningen en gestapelde woningen. Op dit moment is dit gebied volop in ontwikkeling. In de ruimtelijke visie Spoorzone Enschede is geschetst dat de Spoorzone volop kansen biedt voor een hoogwaardig woongebied met een bijzondere stedelijke uitstraling aan de noordzijde van de binnenstad en nabij het station. De visie is gericht op het ontwikkelen van hoogwaardig stedelijk wonen in een hoge dichtheid. Verschillende partijen zijn bezig met hun plannen. Er ontstaat hier een stedelijk woongebied dat aansluit bij het stadscentrum. De straten zijn smal en de bebouwing is grondgebonden. Een begrip dat de sfeer goed weergeeft is 'binnenstadsstruinmilieu'. Een stedelijk centrum is ook het gebied waar de stedelijke leefstijl floreert. Die is meer dan de suburbane leefstijl gebaseerd op intensief gebruik van alle stedelijke voorzieningen. Voor de woonvormen geldt dat de omvang van de tuin minder belangrijk is dan de nabijheid van de voorzieningen. Om de gebouwen in de toekomst flexibel te houden voor eventuele functieverandering wordt in dit bestemmingsplan de bebouwingshoogte van de begane grond specifiek vast gelegd. Voor deze ontwikkeling geldt ook dat de benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied worden gerealiseerd.

3.1.3 De verkeersstructuur in het plangebied

Huidige situatie

Het plangebied wordt omsloten door verkeersaders, te weten de Oldenzaalsestraat, Molenstraat, Hengelosestraat, Deurningerstraat en de Singel, waar een maximum snelheid geldt van 50 km/ uur. De Raiffeisenstraat is tevens een belangrijke verkeersroute. De Molenstraat is grotendeels ingericht als 30 km-gebied. De buurten zijn autoluw dat wil zeggen dat, in tegenstelling tot de verkeersaders, alle wegen binnen het plangebied behoren tot het verblijfsgebied, hetgeen betekent een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. Door het plangebied ligt een HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) verbinding richting het noorden, deze komt vanuit Boddenkamp en gaat richting Roombeek. De Lasonderstraat is veranderd in een fietsstraat waarmee de verbinding vanuit de noordelijke wijken met centrum sterk verbeterd is voor fietsverkeer.


Toekomstige situatie

Langs het spoortracé zal in de toekomst een snelfietsroute worden ingepast. Deze fietsverbinding zal uiteindelijk onderdeel gaan uitmaken van een vrij liggend fietsnetwerk richting binnenstad, Oldenzaal, Glanerbrug en Hengelo. De kruispunten Molenstraat - Deurningerstraat en Deurningerstraat - Raiffeisenstraat zullen heringericht worden.

3.1.4 Waardevolle groenstructuren

In het gebied Spoorzone staan een aantal bomen die zeer waardevol zijn.

De opvallendste, die naast zijn waardevolle functie voor de ecologie ook zeer beeldbepalend is, is de grote plataan aan de Visserijstraat.

Op dezelfde hoogte als de plataan staan aan de andere kant van de Cultuurmijl een 5 tal bomen die nog stammen uit de tijd dat op deze plek een boerderij met erf stond. Ook deze bomen zijn waardevol voor zowel ecologie en beeld. Bovendien zorgen ze voor een aangenaam klimaat in het toekomstig dicht bebouwde gebied.

Naast de waardevolle solitaire bomen in het gebied is er één belangrijke groenstructuur van bomen in het gebied en dat is die van de Cultuurmijl. De bomen verbinden de spoorzone met zowel de binnenstad als Roombeek.

3.2 Cultuurhistorie

Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied

Ten noorden van de binnenstad, tussen de Deurningerstraat en de Oldenzaalsestraat was tot in de jaren '20 een stuk grond onbebouwd gebleven. Terwijl aan alle kanten arbeiderswijken en fabriekscomplexen werden opgetrokken bleef het Zeggelt een stel weilanden met grazende koeien. Het Lasonder, met veel arbeiderswoningen bestond al.

Met de aanleg van de Singel in de jaren '20 werd het Zeggelt bestemd voor de bouw van woningen voor de middenklasse. Ten oosten het bestaande dichtbebouwde Lasonder rond de Nicolaas Beetsstraat werd een ruime groene wijk ontworpen. Er verrezen langs de nieuwe Blijdensteinlaan en Lasondersingel een aantal fraaie villa's. Langs de Singel kwamen belangrijke gebouwen zoals het Rijksmuseum Twenthe (aan de noordzijde) en de Lasonderkerk met haar indrukwekkende toren. Verder bouwde de Keuringsdienst van Waren haar Twentse vestiging in de wijk, inmiddels is dat pand verbouwd tot appartementen. Het laatste deel van het Zeggelt, tussen Blijdensteinlaan en de Oldenzaalsestraat is pas na de oorlog bebouwd.

Het schijnt dat de vele kerken in het gebied te danken zijn aan de vele geloven die de arbeiders, die vanuit elders naar Enschede kwamen, hadden.


Archeologisch erfgoed in het plangebied

Archeologie en het plangebied "Lasonder - Zeggelt 2018

Het plangebied van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" heeft op de gemeentelijke Archeologische Verwachtingenkaart (zie onderstaand fragment verwachtingenkaart) deels een middelhoge (lichtere kleur) en deels een hoge (donkere kleur) archeologische verwachting. Voor gebieden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde is archeologisch onderzoek verplicht bij activiteiten met een bodemverstoring van meer dan 250 respectievelijk 2500 m2 en een diepte van meer dan 50 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0008.png"

Fragment archeologische verwachtingenkaart

Doordat het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" overwegend consoliderend van aard is, het gebied voor het merendeel is bebouwd en er op is gericht de bestaande situatie in het plangebied vast te leggen, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Mochten in het plangebied bij activiteiten met bodemverstoring toch archeologische resten worden aangetroffen dan geldt op grond van de Erfgoedwet een meldingsplicht bij de gemeente Enschede.

Arkepand

In verband met de nieuwe ontwikkeling op de gronden op de hoek van de Deurningerstraat en de Dr. Benthemstraat (gronden voormalig Arkepand) is op deze locatie wel archeologisch onderzoek uitgevoerd.

De conclusie uit dit rapport is:

  • in het plangebied is de bodem plaatselijk nog in tact, maar in het grootste deel van het plangebied is de bodem ernstig verstoord;
  • gezien de bodemverstoringen in een groot deel van het plangebied wordt de kans op aanwezigheid van archeologische vondsten en/of archeologische resten klein geacht;
  • de bodem is tot sterk wisselende diepten verstoord en plaatselijk nog in tact;

Een archeologisch vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. Bij bodemverstorende activiteiten bestaat de verplichting om eventuele vondsten en grondsporen op grond van de Erfgoedwet te melden bij de gemeente Enschede.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

In het plangebied zijn monumentale, beeldbepalende en overige beschermwaardige bomen aanwezig. De bomen die dit betreffen staan weergegeven op een kaart die is te vinden op de site: https://www.enschede.nl/openbare-ruimte/bomen/beschermwaardige-bomen onder het kopje "beschermwaardige bomen". De beschermwaardige bomen en boomgebieden worden beschermd via de Algemene Plaatselijke Verordening. Hierin zijn regels opgenomen ten aanzien van het kappen en/of beschadigen van bomen of andere houtopstanden en het uitvoeren van werkzaamheden rond of aan bomen.

Cultuurhistorische panden in het plangebied

Zoals hiervoor aangegeven staat in het plangebied een aantal cultuurhistorisch waardevolle panden. Een aantal van deze panden volgt hieronder.

1. Aan de Lasondersingel 138 staat het zogenaamde St. Catharinahuis uit ongeveer 1930.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0009.jpg"

2. Aan de Deurningerstraat 27 een pand in Amsterdamse school uit circa 1920. Een hoog en breed gebouw met symmetrische voorgevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0010.jpg"

3. Een woonhuis uit de jaren '30 aan de Blijdensteinlaan 44.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0011.jpg"

4. Kerk Lasondersingel uit de jaren dertig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0012.jpg"

5. Keuringsdienst van Waren aan de Blijdensteinlaan. In dit gebouw uit circa 1930 zat de Keuringsdienst van Waren. Nu zijn er appartementen in het gebouw te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0013.jpg"

6. Potgieterstraat 1-3

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0014.jpg"

Structuurvisie Cultuurhistorie

In de gemeente Enschede is de planologische bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren, niet zijnde monumenten, beschermwaardige bomen of archeologische waarden, geregeld in de structuurvisie Cultuurhistorie. De basis van het beleid wordt gevormd door een cultuurhistorische beleidskaart. De cultuurhistorische beleidskaart is een vertaling van de cultuurhistorische waardenkaart. Op de cultuurhistorische beleidskaart zijn alleen die gebieden en structuren weergegeven waarvan in de structuurvisie is bepaald dat deze planologisch dienen te worden beschermd in bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om gebieden en structuren die tenminste 50 jaar oud zijn, dus met bouw- of aanlegjaar 1965 en vroeger. De beleidskaart is in zoverre dan ook dynamisch, in de toekomst kunnen ook jongere gebieden en structuren met hoge cultuurhistorische attentiewaarde worden aangewezen als planologisch te beschermen in bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0015.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0016.png"  

Fragment cultuurhistorische beleidskaart Enschede

De cultuurhistorische beleidskaart kent voor het plangebied twee beschermingsregimes: 'beschermen' en 'koesteren'. Het beschermingsregime 'beschermen' heeft betrekking op het historisch stratenpatroon van de Singel. Het gaat daarbij om de verbindingslijn en niet om de bebouwingswanden en ook niet om het profiel.

Het beschermingsregime 'koesteren' heeft betrekking op de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren van 't Zeggelt en het boerenkerkhof. Voor deze gebieden geldt dat in het bestemmingsplan een beschermingsregeling moet worden opgenomen om te voorkomen dat (bouw- en sloop)activiteiten kunnen worden uitgevoerd die mogelijk onherstelbare afbreuk kunnen doen aan de cultuurhistorische waarde van structuren, pand of ensemble.

Daarnaast ligt de bebouwing aan de Lasondersingel ook in een gebied, waarin 'koesteren' het regime is. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Actualisatie

Het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" is overwegend conserverend van aard en betreft dan ook hoofdzakelijk het vastleggen van de bestaande situatie in het plangebied. De functie- en bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2006" zijn zoveel mogelijk overgenomen. Daar waar nieuwe ontwikkelingen hebben plaats gevonden is een nieuwe bestemming opgenomen.

4.2 Ontwikkelingsmogelijkheden en nieuwe initiatieven

In het plan wordt ook een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Spoorzone

In het plangebied ligt een grote ontwikkellocatie van het zogenaamde project Spoorzone: het gebied van Spoorzone Middengebied. De ontwikkeling van dit gebied is nu volop in ontwikkeling en is reeds in het vorige bestemmingsplan beschreven. Sinds het vorige bestemmingsplan is het relevante beleid zoals vastgelegd in de Woonvisie en de Stedelijke Koers, steeds meer in het teken komen te staan van binnenstedelijk bouwen. Van binnen naar buiten denken leidt ertoe dat in tijden van krappe programmering voorrang wordt gegeven aan locaties in en om de binnenstad. Daar waar in het plangebied Lasonder - Zeggelt nog ruimte is voor ontwikkelingen, worden voornamelijk grondgebonden woningen gerealiseerd met een stedelijk compacte uitstraling.

op de gronden waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend, komen 39 grondgebonden woningen. Het gaat hier om particulier opdrachtgeverschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0017.png"

Impressie woningen, particulier opdrachtgeverschap

Het stedenbouwkundig plan wordt gevormd door een tweetal gesloten bouwblokken, die aansluiten op het bestaande stedelijk weefsel. Bestaand groen en een aantal monumentale bomen zijn zorgvuldig ingepast en vormen aangename groene ruimtes waaraan gewoond wordt. De bouwblokken bestaan uit royale stadswoningen die samen een fijn netwerk van smalle straatjes en pleintjes vormen.
Voor de woningen geldt een hogere vrije begane grondhoogte dan standaard toegepast, dit draagt bij aan de binnenstedelijke uitstraling van pand en straat. Daarnaast maakt dit de begane grondvloer flexibel in te delen om een gemengd programma (werken aan huis) mogelijke te maken.
Het merendeel van de woningen heeft geen voortuin en grenst met de voordeur direct aan de straat. Dit zorgt voor een stedelijke en leefbare openbare ruimte en versterkt het gevoel van een binnenstedelijk woonmilieu. Bewoners parkeren binnen de bouwblokken, zodat in de openbare volop ruimte voor voetgangers en fietsers ontstaat.

Om hier een binnenstedelijk woonmilieu te creëren, zal voor deze locatie een Beeldkwaliteitsplan opgesteld worden. In de regels van het bestemmingsplan zijn specifieke bepalingen opgenomen. Zo gelden voor deze locatie minimale en maximale hoogtebepalingen of bouwlagen en moet de begane grondlaag aan de Willem Brakmanstraat tenminste 4,75 meter hoog zijn.


Arkepand

Eén van de langdurig leegstaande kantoren locaties in dit gebied (het voormalige Arke kantoor aan de Deurningerstraat) wordt ingevuld met 27 woningen. Zowel vanuit het kantorenbeleid (verminderen aantal m2 kantooroppervlakte) als het woonbeleid is dit een wenselijke ontwikkeling. Naast het bestaande pand worden 3 grondgebonden woningen gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0018.png"

Impressie gevel aan Deurningerstraat

Detakerk

Het gemeentelijk monument Detakerk aan de H.B. Blijdensteinlaan wordt omgevormd tot 14 grondgebonden woningen. Het uiterlijk van het gebouw blijft zoveel mogelijk in tact. Met de functiewijziging kan het gemeentelijk monument behouden blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0019.png"

Detakerk

Lasonder Driehoek

In het gebied aan de Deurningerstraat - Lasondersingel en OV baan is woningbouw voorzien. De woningbouw past bij de omgeving en de toekomstige ontwikkeling van de Aldi locatie aan de Deurningerstraat. Hier komen grondgebonden woningen, appartementen en studentenwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0020.png"

Plattegrond Lasonder Driehoek

Plan Bruningmeiijer

De panden aan de Molenstraat hoek Niermansgang staan al geruime tijd leeg. Voor deze panden is een plan ontwikkeld voor een appartementengebouw. Woningbouw in de vorm van een appartementengebouw past binnen de gemeentelijke visie voor het centrumgebied. De Herijking Ruimtelijke Ordening uit 2009 laat zien dat de locatie Molenstraat/Niermansgang onderdeel is van de 'binnenstadsvloer'. Hier past een compact stedelijk woonmilieu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0021.png"

Herijking Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2009

Al geruime tijd staan de panden op de hoek Molenstraat/Niermansgang leeg en zien er vervallen uit. Nu de economie weer aantrekt en er vraag is naar nieuwe woningen, is het plan voor woningbouw op deze locatie verder ontwikkeld. In het woongebouw komen ca. 44 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0022.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0023.png"

Impressie Plan Bruningmeijer

Woningbouw op deze locatie past binnen het gemeentelijk ruimtelijk beleid dat uitgaat van een compact stedelijk woonmilieu op deze locatie. De woonfunctie past op deze locatie en sluit aan op de in het gebied aanwezige woningen. Ook de maximale hoogte van 24 meter sluit aan bij de bestaande bebouwing aan de Molenstraat. Het woningbouwplan voldoet aan de stedenbouwkundige voorwaarden uit de Welstandsnota.

Vanuit de cultuurhistorische context is het van belang dat er een verschil blijven tussen de zijde van de Molenstraat en de zijde van de Niermansgang. Dit moet een verschil zijn tussen kleinschaligheid aan de zijde van de Niermansgang en grootschaligheid aan de zijde van de Molenstraat. De hoofdentree van het
gebouw is daarom aan de Molenstraat. Door de industriële panden van voormalige machinefabriek Bruningmeijer te herontwikkelen met een bouwvolume en verschijningsvorm vergelijkbaar met de huidige situatie blijft de kleinschaligheid aan de Niermansgang behouden en blijft het van betekenis als verwijzing naar het industriële verleden van Enschede.

De boom op het plantsoentje aan de Molenstraat zal worden gekapt. Het plantsoentje zal na de bouw weer opnieuw ingericht worden.

4.3 Mogelijke toekomstige ontwikkelingen

Naast de hiervoor aangegeven concrete ontwikkelingen zijn er enkele nieuwe initiatieven. Deze zijn echter op nog onvoldoende concreet en de financiële uitvoerbaarheid daarvan is niet aangetoond. Het betreft hier:

1. verplaatsing supermarkt aan de Deurningerstraat

Er zijn plannen om de bestaande supermarkt aan de Deurningerstraat te verplaatsen naar het zogenaamde Meubelplein Schuttersveld. De vrijkomende locatie aan de Deurningerstraat komt dan beschikbaar voor woningbouw. Bij vertrek van de supermarkt vermindert het aantal m2 winkelvloeroppervlakte. Realiseren van woningbouw sluit aan bij de plannen van het naastgelegen gebied Boddenkamp. Daarnaast zal het tracé van de bestaande busbaan worden verlegd.

2. Voormalige garagebedrijf aan de Hengelosestraat

Door de eigenaar van de reeds jaren leegstaande bebouwing is aangegeven dat hij toe wil naar een andere functie van de bebouwing en de gronden. Er is echter nog geen overeenstemming over een nieuwe ontwikkeling ter plaatse.

4.4 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Wanneer de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt alleen betrekking heeft op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet, heeft het onderzoek naar de behoefte slechts tot doel om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Indien het bestemmingsplan de betreffende stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting bij het bestemmingsplan ook een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Bijvoorbeeld onvoldoende mogelijkheden voor benutting van (geschikte) beschikbare gronden of voor herstructurering of transformatie.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden. Ook wanneer er sprake is van 'saldering' (verplaatsing van een stedelijke ontwikkeling, zonder netto extra (planologisch) ruimtebeslag of waarbij bebouwing wordt gereduceerd, zoals de 'Ruimte voor Ruimte' regelingen) is er meestal geen sprake van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. In de uitspraak 201608869/1/R3 geeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht op hoofdlijnen van alle relevante aspecten waar aan moet worden getoetst om te bepalen of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro en zo ja, welke eisen er worden gesteld aan de beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018 "

In het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" worden diverse ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderstaand wordt per ruimtelijke ontwikkeling nagegaan of daarbij sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. De ontwikkelingen die als 'stedelijke ontwikkeling' moeten worden aangemerkt worden vervolgens getoetst aan de Ladder Duurzame Verstedelijking.

De nieuwe ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt zijn alle woningbouwprojecten. Bij een aantal projecten geldt dat het bebouwd oppervlakte niet toeneemt, zoals bij de Detakerk. De woningbouw in de Spoorzone was al mogelijk in het voorgaande bestemmingsplan. Wat op alle ontwikkelingen van toepassing is, is dat het past binnen het gemeentelijk beleid van bijvoorbeeld Stedelijke Koers en Richting aan Ruimte. De woningen passen binnen het woningbouwprogramma. Met de provincie zijn afspraken gemaakt over het aantal te bouwen woningen. Deze projecten zijn daarin meegenomen.

4.5 Cultuurhistorie in relatie tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

4.5.1 Archeologie

Om te voorkomen dat bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied eventuele archeologische waarden worden verstoord zijn ter bescherming daarvan op de verbeelding en in de regels gebiedsaanduidingen aangegeven. Het gaat hierbij om op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid vastgelegde gebieden waarvoor geldt ofwel de gebiedsaanduiding "overige zone - archeologisch onderzoeksgebied a" of "overige zone - archeologisch onderzoeksgebied b". Voor gebieden die vallen onder het beleidstype "Onderzoeksgebied b" geldt een onderzoeksplicht die ertoe strekt dat voor ingrepen in de bodem met een oppervlakte van tenminste 2.500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm eerst via archeologisch (voor)onderzoek dient te worden aangetoond of door die voorgenomen ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord. Voor gebieden waar het beleidstype "Onderzoeksgebied a" geldt bij verstoring van de bodem met een oppervlakte groter dan 250 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm een onderzoeksplicht waarbij aangetoond wordt of door de ingreep geen waardevolle archeologische resten zullen worden verstoord.

In het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" is deze onderzoeksverplichting opgenomen als aanduiding op de verbeelding en vertaald in de regels.

4.5.2 Monumenten

Hiervoor onder 3.2. is een overzicht gegeven van de monumenten in het plangebied. Aan de aangewezen rijksmonumenten en gemeentelijk monumenten is in dit bestemmingsplan geen juridische betekenis toegekend. De bescherming van deze objecten vindt plaats op grond van de Erfgoedwet of de gemeentelijke Monumentenverordening.

4.5.3 Cultuurhistorische structuren en objecten

De cultuurhistorische structuren en objecten zijn opgenomen op de cultuurhistorische beleidskaart (zie paragraaf 3.2). Bij ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden is het uitgangspunt behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden (koesteren). Gebouwen met een (hoge) attentiewaarde mogen niet geheel of gedeeltelijk gesloopt worden zonder omgevingsvergunning. Een omgevingsvergunning kan worden verleend als de karakteristieken van het gebouw niet onevenredig worden aangetast. Een advies van de stadsbouwmeester is onderdeel van de besluitvorming. In het plangebied zijn verschillende objecten aanwezig die een attentiewaarde hebben. Deze gebouwen zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding "karakteristiek". In de regels van de verschillende bestemmingen waarbinnen deze objecten gelegen zijn, is een sloopvergunningstelsel opgenomen. Een overzicht van panden met de aanduiding "karakteristiek" is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. Doel van het vergunningenstelsel is om sloop van cultuurhistorische waardevolle objecten, zonder dat eerst de gevolgen voor de cultuurhistorische waarden in beeld zijn gebracht, te voorkomen.

4.6 Welstand en beeldkwaliteit

In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen.

Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" gelden diverse welstandsidentiteiten. Deze identiteiten hangen samen met de diverse bestemmingen en functies binnen het plangebied. Iedere identiteit kent eigen specifieke criteria waaraan aanvragen om afgifte omgevingsvergunningen worden getoetst.

De diverse in het plangebied voorkomende identiteiten zijn aangegeven op onderstaande kaart (paars - Dorpse Linten, bruin - Rijke stadsvilla's, beige - Erkerwijken, roze - Nieuwe Stadshart, geel - Verborgen enclave, groen - Buitenplaatsen-landgoederen).

Een deel van het plangebied is op onderstaande kaart in grijs aangegeven. Voor dit gebied geldt nu nog het Beeldkwaliteitplan Spoorzone Middengebied (Wijziging 42 Welstandsnota Enschede). Voor de woningen in dit gebied die in particulier opdrachtgeverschap worden uitgegeven, wordt nog een gewijzigd Beeldkwaliteitsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0024.jpg"

Fragment kaart Welstandsnota Enschede

4.7 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een centraal thema in het gemeentelijk beleid van Enschede. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. Tot voor kort werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem, geen aandacht was maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake. Om daar verandering in te kunnen brengen is het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

4.7.1 Speerpunten van het duurzaamheidsbeleid

In het Actieplan duurzaamheid, dat op 8 juni 2015 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld, heeft de gemeenteraad er voor gekozen om het duurzaamheidsbeleid toe te spitsen op de volgende punten:

Energie
Verhogen van het op eigen grondgebied opgewekte aandeel hernieuwbare energie tot minimaal 12 procent in 2030 en minimaal 27 procent van het voor 2050 voorziene gebruik van energie.
 
Eigen organisatie
Zelf het goede voorbeeld geven.  
Biodiversiteit
Behoud en versterken van de verscheidenheid aan dier- en plantsoorten in de leefomgeving  
Groene groei
Groei van de economie zonder dat dit nadelig is voor klimaat, water,
bodem, grondstoffen en biodiversiteit.
 
Circulaire economie
Verminderen van de hoeveelheid (rest-)afval door afvalpreventie en het beter scheiden van restafval.  
Klimaatadaptatie
Negatieve gevolgen die gepaard gaan met klimaatverandering beperken en de kansen die de klimaatverandering biedt benutten.
 
Duurzame mobiliteit
Verhoging van het aandeel fietsgebruik in het totaal aantal verplaatsingen, stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer en stimuleren van het gebruik van elektrische auto's.  
WEconomy
Bewoners in Enschede dragen in collectief verband actief bij aan een of meer van de duurzame
doelstellingen.  

Aanpak van het duurzaamheidsbeleid

Binnen de voorgestane aanpak van het Actieplan Duurzaamheid staan de begrippen 'duurzame daden', 'duurzame deals' en 'duurzaam doen' centraal.

Duurzame daden

De gedachte hierbij is dat het zichtbaar maken van bestaand duurzaam gedrag de beste manier is om anderen te inspireren en aan te zetten tot duurzaam handelen. We richten ons daarbij op de groep die in beginsel bereid is tot duurzaam gedrag.

Duurzame deals

Duurzame deals, oftewel afspraken over duurzaam handelen, zijn een middel om nieuw duurzaam gedrag uit te lokken. Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, instellingen en groepen inwoners soms tegen barrières aan. De gemeente wil die belemmeringen wegnemen. Soms kunnen we daar zelf voor zorgen. In andere gevallen doen we daarvoor een beroep op anderen. De deals maken duidelijk dat verduurzaming van de samenleving een opgave is die we samen moeten oppakken.

Duurzaam Doen

Zelf het goede voorbeeld geven is binnen de gekozen aanpak een belangrijk uitgangspunt. Verduurzaming van de eigen organisatie is in dit Actieplan duurzaamheid verder uitgewerkt onder de noemer Duurzaam Doen.

Voor deze benadering is gekozen, omdat het een positieve benadering is, die anderen inspireert en stimuleert tot duurzame handelingen (gedrag, het doen van investeringen etc.). Het voordeel van deze aanpak is bovendien dat het gedrag voor de doelgroep herkenbaar en dichtbij is, de communicatieboodschap hierdoor aansluit bij de belevingswereld van mensen en de huidige doeners de afzender/ambassadeur zijn (in plaats van de gemeente). Hierdoor is het een aanpak van de stad, in plaats van de gemeente.

4.7.2 Duurzaamheidsbeleid en het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018"

Het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" draagt hooguit op indirecte wijze bij aan het realiseren van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelen.

Zo stimuleert het bestemmingsplan waar mogelijk binnen het plangebied door de flexibele wijze van bestemmen het hergebruik van bestaande panden. Daarmee draagt het bestemmingsplan bij aan de circulaire economie. Een voorbeeld daarvan is de verbouw van de bestaande bebouwing op de hoek van de Deurningerstaat - Dr. Benthemstraat (voormalig Arke-pand).

Het bestemmingsplan draagt niet bij aan energiebesparing. In dat verband wordt opgemerkt dat de bouw- en gebruiksregels van een bestemmingsplan er niet aan in de weg staan dat energiebesparende maatregelen aan panden getroffen kunnen worden en dat het realiseren van zonnepanelen op daken vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd. Ook het realiseren van groene daken bij nieuwbouw of verbouw wordt niet belemmerd door de bouw- en gebruiksregels van een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Lasonder - Zeggelt 2018

Het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” maakt een beperkt aantal kleinschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Voor geen van deze activiteiten geldt de verplichting om te beoordelen of het uitvoeren van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, omdat de activiteiten (ruim) onder de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden blijven en/of niet zijn opgenomen als activiteit in de C en D lijst in het Besluit m.e.r..

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieuaspecten worden geconcludeerd dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in de directe omgeving rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.

Beoordeling van bedrijven binnen het plangebied met een hogere categorie dan 2

Als uitgangspunt bij deze beoordeling is gehanteerd dat alleen de milieuaspecten nader dienen te worden onderzocht waarvan de toelaatbare normafstand wordt overschreden. Onder de toelaatbare normafstand wordt verstaan de maximale indicatieve afstand van bedrijven en voorzieningen (op basis van de VNG Publicatie Bedrijven en milieuzonering) die als aanvaardbaar wordt beschouwd. Voor woonwijken/woningen zijn dat inrichtingen tot en met categorie 2 waarvan de maximale toelaatbare afstand 30 meter bedraagt. Dit betekent dat alleen die milieuaspecten zijn onderzocht waarvan de normafstand groter is dan 30 meter.

Toetsing inrichtingen binnen het plangebied

Voor zover uit het inrichtingenbestand kan worden achterhaald zijn er binnen het plangebied alleen inrichtingen aanwezig die vallen onder milieucategorie 1 of 2 van de VNG Publicatie Bedrijven en milieuzonering. Er zijn voor zover bekend geen inrichtingen in het plangebied aanwezig die vallen in milieucategorie 3 of hoger. In Bijlage 1 behorende bij deze toelichting zijn de inrichtingen binnen het plangebied opgenomen voor zover deze bij ons bekend zijn uit het inrichtingenbestand. Hierbij is tevens aangegeven welke milieucategorie van toepassing is, wat het maatgevende milieuaspect is en de daarbij behorende normafstand ten opzichte van gevoelige objecten.

Beoordeling van bedrijven buiten het plangebied

De in de nabijheid van het plangebied aanwezige bedrijven zijn aangegeven in onderstaand overzicht. Uit onderzoek is gebleken dat in de directe omgeving van het plangebied enkele inrichtingen aanwezig zijn waarvan de potentiële hindercontour binnen het plangebied kan zijn gelegen. Voor deze inrichtingen is nader beoordeeld of dit het geval is en of zij mogelijk een knelpunt vormen voor het plangebied.

Het betreft de volgende inrichtingen:

1. Hoge Bothofstraat 45 Impossible BV

In het voormalige Polaroidgebouw is het bedrijf Impossible BV gevestigd. Dit is een bedrijf voor het produceren van fotochemische producten. De activiteiten van het bedrijf zijn ingedeeld in categorie 3.2. Met de volgende normafstanden:

Geur: 50 m

Stof: 10 m

Geluid: 100 m

Gevaar: 50 m

De afstand van Impossible BV tot het plangebied bedraagt meer dan 100 meter. Impossible BV levert daarom geen knelpunt op voor het plangebied.


2. Stationsplein 33, Prorail Spoorwegemplacement

Nabij het plangebied is een NS-spoorwegemplacement gelegen. Op het spoorwegemplacement worden geen goederentreinen gestald of gerangeerd. De activiteiten van het spoorwegemplacement worden ingedeeld in milieucategorie 4.2 van de VNG-publicatie. Hierbij gelden de volgende normafstanden:

Geur: 30 m

Stof: 30 m

Geluid: 300 m

Gevaar: 300 m

Binnen de normafstand afstand van 300 meter zijn in het plangebied woningen en andere (geluid) gevoelige objecten aanwezig.

Met betrekking tot het aspect gevaar kan worden opgemerkt dat op het emplacement alleen treinen worden gestald en gerangeerd ten behoeve van personenvervoer en derhalve niet voor het goederenvervoer. Het stallen en rangeren van goederentreinen met gevaarlijke stoffen vindt dan ook niet plaats waardoor er geen extern risico aanwezig is. Het aspect Gevaar is hier dan ook niet van toepassing.

Voor het spoorwegemplacement is reeds een omgevingsvergunning onderdeel Milieu verleend. In het kader van deze vergunningsprocedure is destijds een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op grond van de aanvraag met akoestisch rapport is beoordeeld dat een Omgevingsvergunning Milieu kon worden verleend en dat door het stellen van geluidsvoorschriften de geluidsbelasting op de nabijgelegen woningen en geluidsgevoelige objecten aanvaardbaar is..


Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het spoorwegemplacement geen knelpunt oplevert voor het plangebied.


3. Hengelosestraat 77 Voormalige brandwerkazerne

De voormalige brandweerkazerne is niet meer als zodanig in gebruik. Momenteel is de politie in het pand gevestigd. Voor de volledigheid en gelet op de nabijheid van deze inrichting op het plangebied is deze toch meegenomen in de nadere beoordeling. Een brandweerkazerne is volgens de VNG-publicatie ingedeeld in milieucategorie 3.1. De maatgevende normafstand is hierbij 50 meter. De afstand van het plangebied tot de voormalige brandweerkazerne bedraagt minder dan 50 meter maar binnen deze afstand bevinden zich in het plangebied geen (geluid)gevoelige objecten. De voormalige brandweerkazerne vormt dan ook geen knelpunt voor het plangebied. Dit geldt overigens ook voor het gebruik van het pand als politiebureau.


Overzicht nabijgelegen inrichtingen buiten het plangebied

Adres     Naam     Omschrijving activiteit     Cate-gorie   Milieu-
aspect    
Afstand Indicatief (in m1)    
Boddenkampsingel 89     In het gebouw zijn o.a. een aantal verenigingen en kunstenaars gevestigd       1   Geluid   10  
Hengelosestraat 51     Stadskantoor gemeente Enschede     Kantoor     1     Geluid     10    
Hengelosestraat 75     Belastingdienst     Kantoor     1     Geluid     10    
Hengelosestraat 77     Voormalige brandweerkazerne   nu kantoor politie   3.1     Geluid     50    
Hoge Bothofstraat 45     Impossible BV   Fotochemische productenfabriek     3.2     Geluid     100    
Lasondersingel 129/ 129a     Rijksmuseum     Museum     1     Geluid     10    
Oldenzaalsestraat 103     Amadeus     Hotel/ restaurant     1   Geur     10  
Oldenzaalsestraat 128     Biljartpaleis Stokkers     biljartcentrum     1   Geluid     10  
Oldenzaalsestraat 153 en 153a     De Vluchte Bingo / party en Kegelcentrum     Zalen- en kegelcentrum     2   Geluid     30  
Oldenzaalsestraat 158     Apostolisch genootschap     Kerkgebouw     2     Geluid     30    
Raiffeisenstraat 11     Welkoop B.V.     Detailhandel     1     Geluid    10    
Raiffeisenstraat 25     Mystiek     Theaterrestaurant     1   Geluid, geur     10  
Raiffeisenstraat 75     Rabobank     Bankgebouw     1   Geluid     10  
Stationsplein 33   Prorail Spoorwegemplacement   spoorwegemplacement   4.2   Geluid, gevaar   300  
NB: In de kolom “Milieuaspecten” wordt uitsluitend het betreffende milieuaspect vermeld, waarvan de score volgens de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” bepalend is voor de categorie-indeling.        

Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.3 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Het bodembeleid in Nederland heeft een hervormingsfase ondergaan. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.


Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018 "

Het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" betreft het vastleggen van de bestaande situatie en maakt nieuwe ontwikkelingen en bebouwing mogelijk in het gebied dat globaal wordt omgeven door de Molenstraat, Niermansgang en Nieuwe Schoolweg en voor gronden op de hoek Deurningerstraat en Dr. Benthemstraat.

Binnen het plangebied hebben in het verleden verschillende bedrijfsmatige activiteiten plaatsgevonden. Als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten is de bodem plaatselijk verontreinigd geraakt. De verontreinigingen zijn zowel in de grond als in het grondwater aanwezig. Op een aantal terreindelen zijn er de afgelopen jaren bodemsaneringen uitgevoerd. Ook zijn er binnen het plangebied nog lopende bodemsaneringen en zijn er bodemsaneringen gepland. De verontreinigingssituatie van de locaties waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, is grotendeels in beeld gebracht.


Conclusie bodemkwaliteit

Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht worden gesaneerd.

Afhankelijk van het tijdstip van de realisatie en de aard en omvang van de herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 uitgevoerd dient te worden.

5.1.4 Geluid


Wet geluidhinder

In artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidsgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.

Het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" betreft voornamelijk een conserverend plan. Relevant voor het aspect geluid zijn:

  • a. de nog te realiseren geluidgevoelige bestemmingen in het gebied Spoorzone Middengebied. Hiervoor zijn bij besluit van 25 januari 2011 hogere waarden vastgesteld van 63 dB;
  • b. het op de locatie Deurningerstraat-Dr. Benthemstraat transformeren van een kantoorpand naar woningen en op het deel van de locatie dat nog onbebouwd is het realiseren van nieuwbouw (woningen);
  • c. het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in het gebied Lasonder Driehoek;
  • d. het realiseren van een extra strook op de Deurningerstraat voor rechtsafslaand verkeer richting Lasondersingel;
  • e. het realiseren van 14 appartementen in de voormalige Detakerk aan de Blijdensteinlaan 3;
  • f. het realiseren van het appartementengebouw 'Bruningmeijer' op de hoek Molenstraat-Niermansgang (locaties Molenstraat 5 en Niermansgang 1-11).

Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens artikel 76a/77 van de Wgh moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.

Artikel 99, eerste lid van de Wet geluidhinder bepaalt dat reconstructie van een weg waarlangs zich geluidsgevoelige bestemmingen bevinden pas mag plaatsvinden, nadat een eventueel noodzakelijke bestemmingsplan procedure is gevolgd, of een besluit tot reconstructie op grond van de Wro is genomen. Van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder is pas sprake wanneer de geluidsbelasting als gevolg van de wijziging aan de weg met 2 dB of meer wordt verhoogd.

De geluidsgevoelige bestemmingen die binnen het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" nog kunnen worden gerealiseerd zijn gelegen in stedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wgh).

Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.


Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de nog te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege het wegverkeer en wat de akoestische gevolgen zijn van een extra strook op de Deurningerstraat zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd.

Voor de deelgebieden Spoorzone Middengebied en Lasonder Driehoek en de extra strook op de Deurningerstraat is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Lasonder-Zeggelt 2017, Enschede, Weg- en railverkeerslawaai, d.d. 9 maart 2017", zie bijlage 3 Akoestisch onderzoek Spoorzone.

Voor de locatie Deurningerstraat-Dr. Benthemstraat is door Ingenieursbureau Spreen een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Deurningerstraat 16 te Enschede, rapport 20161017", d.d. 11 januari 2017", zie bijlage 4 Akoestisch onderzoek Deurningertsraat 16.

Voor het appartementengebouw 'Bruningmeyer' is door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek plan 45 appartementen “Bruningmeyer” Molenstraat te Enschede, werknummer 18.016, d.d. 5 maart 2018”, zie bijlage 5.

De rapporten zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Onderzoeksresultaten

Spoorzone Middengebied

Uit het akoestisch onderzoek van de gemeente blijkt dat voor de nog niet in het gebied gerealiseerde geluidsgevoelige bestemmingen uitsluitend het wegverkeer op de Molenstraat relevant is. Vanwege het wegverkeer op de Molenstraat wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Voor de overschrijdingen is in het verleden een hogere waarde vastgesteld. De waarden die in het verleden voor het deelgebied Spoorzone-Middengebied zijn vastgesteld zijn toereikend.


Locatie Deurningerstraat-Dr. Benthemstraat

Uit het akoestisch onderzoek van Ingenieursbureau Spreen blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Deurningerstraat en Raiffeisenstraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. De geluidsbelasting bedraagt vanwege het wegverkeer op de Deurningerstraat en de Raiffeisenstraat ten hoogste respectievelijk 62 en 54 dB.

De realisatie van woningen op deze locatie is alleen mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.


Lasonder Driehoek

Uit het akoestisch onderzoek van de gemeente blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Deurningerstraat, Lasondersingel en/of busbaan op de woningen en appartementen in de Lasonder Driehoek de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. De geluidsbelasting bedraagt vanwege het wegverkeer op de Deurningerstraat en de Lasondersingel ten hoogste 63 dB en vanwege het verkeer op de busbaan ten hoogste 54 dB.

De realisatie van woningen en appartementen in het gebied Lasonder Driehoek is alleen mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.


Deurningerstraat - extra strook rechtsaf

Uit het akoestisch onderzoek van de gemeente blijkt dat er geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting op de woningen in de verschillende gebieden kan worden gereduceerd. Uit de rapporten blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende effect hebben of bezwaren ontmoeten van verkeerskundige, stedenbouwkundige of financiële aard.

Detakerk, H.B. Blijdensteinlaan 30

De locatie is niet gelegen binnen de zone van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde weg. De Wet geluidhinder is niet van toepassing. In de directe omgeving van de locatie zijn 30 km-wegen gelegen, te weten de H.B. Blijdensteinlaan en de Dr. Benthemstraat. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet, ondanks dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is, wel aandacht worden besteed aan het wegverkeerslawaai van deze wegen.
In de verkeersmilieukaart (VMK) van de gemeente Enschede zijn alle wegen met een relevante verkeersintensiteit, en daarmee een mogelijk relevante geluidsemissie, opgenomen. De H.B. Blijdesteinlaan en de Dr. Benthemstraat zijn opgenomen in de VMK. Uit de VMK blijkt dat de Detakerk buiten de 48 dB-contour van deze wegen is gelegen. De geluidsbelasting vanwege de H.B. Blijdensteinlaan en de Dr. Benthemstraat is daarmee niet relevant.

Geconcludeerd kan worden dat wegverkeerslawaai voor de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen in de Detakerk aan de H.B. Blijdensteinlaan 30 geen belemmering vormt.

Appartementengebouw 'Bruningmeyer'

Uit het akoestisch onderzoek van Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Molenstraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt overschreden. De geluidsbelasting bedraagt vanwege het wegverkeer op de Molenstraat ten hoogste respectievelijk 62 dB.

De realisatie van het appartementengebouw 'Bruningmeyer' is alleen mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.


Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" is gedeeltelijk gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn. Het deelgebied Spoorzone-Middengebied en het appartementengebouw 'Bruningmeyer' zijn gelegen binnen de zone van de spoorlijn Enschede-Gronau.

Spoorzone-Middengebied

Door de gemeente Enschede is voor het deelgebied Spoorzone-Middengebied een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Lasonder-Zeggelt 2017, Enschede, Weg- en railverkeerslawaai, d.d. 9 maart 2017, zie bijlage 3. Uit dit rapport blijkt dat vanwege het railverkeer op de spoorlijn Enschede-Gronau kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

Appartementengebouw 'Bruningmeyer'

Door Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering is voor het appartementengebouw 'Bruningmeyer' een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek plan 45 appartementen “Bruningmeyer” Molenstraat te Enschede, werknummer 18.016, d.d. 5 maart 2018”, zie bijlage 5. Uit dit rapport blijkt dat vanwege het railverkeer op de spoorlijn Enschede-Gronau kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.


Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.


Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ook niet binnen de geluidszone van het vliegveld.


Conclusie Geluid

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" .


5.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);

Luchtkwaliteit en het plangebied “Lasonder - Zeggelt 2018

Het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” betreft voornamelijk het vastleggen van de bestaande planologische situatie. Daarnaast maakt het bestemmingsplan enkele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Hetzij nieuwbouw passend binnen de geldende bestemming of mogelijk middels toepassen van de zogenaamde wijzigingsbevoegdheid.

Het betreft hier de realisatie van woningen in het gebied Spoorzone Middengebied, gronden op de hoek van de Deurningerstraat en de Dr. Benthemstraat en het gebied van de zogenaamde "Lasonder Driehoek" (Deurningerstraat hoek Lasondersingel).

In het vigerende bestemmingsplan zijn de woningen in het gebied Spoorzone Middengebied al mogelijk. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan blijft het aantal te realiseren woningen in dit gebied gelijk.

Voor de gronden op de hoek van de Deurningerstraat - Dr. Benthemstraat wordt het bestaande voormalige kantoorpand getransformeerd naar woningen en komt op het deel van het gebied dat nog onbebouwd is nieuwbouw (woningen).

In het gebied "Lasonder Driehoek" worden appartementen en grondgebonden woningen gerealiseerd.

Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat woningbouwlocaties met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 woningen als niet in betekenende mate zijn aan te merken. Op de gronden Deurningerstraat - Dr. Benthemstraat en Lasonder Driehoek worden ruimschoots minder dan 1500 woningen gerealiseerd. De realisatie van woningen in deze gebieden/gronden is daarmee zondermeer een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool blijkt dat in Enschede in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

Uit het oogpunt van luchtkwaliteit ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” in Enschede.

5.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) zijn het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi en/of het BRZO van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” is hemelsbreed op ca. 4,5 kilometer van het (voormalige) vliegbasis Twenthe gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen risicocontouren mogelijk maakt, kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.7 Trillingshinder

Voor het Plan Buningmeijer is op verzoek van ProRail een trillingsonderzoek gedaan, zie bijlage 5. Het is geen wettelijke eis om een trillingsonderzoek te doen, maar sinds enige tijd wel gebruikelijk.
Ter plaatse van de nieuwbouwlocatie zijn in een bestaand pand metingen uitgevoerd om zo een uitspraak te kunnen doen voor de nieuwbouwlocatie. Metingen zijn uitgevoerd nabij het spoor en in bestaande panden ter plaatse van de nieuwbouw. De metingen nabij het spoor zijn uitgevoerd om de trillingen in het pand, te linken aan de treinpassages. De gemeten trillingsniveaus op de begane grond van het pand Molenstraat 5 voldoen aan de streefwaarden uit de Stichting Bouwresearch (SBR) richtlijn deel B "Hinder voor personen in gebouwen". Uit de analyse van de meetresultaten blijkt bovendien dat de trillingen ten gevolge van het spoor niet gelinkt kunnen worden aan de gemeten trillingen in het pand.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

5.2.1 Algemene randvoorwaarden en uitgangspunten

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het ontvangende systeem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Voor onbebouwd gebied bedraagt de bergingsopgave 40 millimeter. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.


Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt dat, indien doelmatig, het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0025.jpg"


Oppervlaktewater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijven. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken. Het aftoppen van grondwaterstandspieken middels drainage is wel toegestaan.


Grondwater en ontwatering

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.


De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m -mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0026.png"

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.
5.2.2 Waterhuishouding en het plangebied "Lasonder - Zeggelt 2018"

Het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” is hoofdzakelijk conserverend van aard. Voor de ontwikkelingslocaties geldt dat voldaan moet worden aan de randvoorwaarden en uitgangspunten voor de waterhuishouding. Bij nieuwbouw van gebouwen moet gezorgd worden voor voldoende afwateringsmogelijkheden. Voor de ontwikkelingslocaties waarvoor in dit bestemmingsplan wel functiewijzigingen maar geen uitbreiding van bebouwingsoppervlak en/of verhard oppervlak is toegestaan en voor de gronden die in dit bestemmingsplan conserverend zijn bestemd, geldt als toetsingskader de huidige waterhuishoudingssituatie zoals deze is beschreven in deze paragraaf.

Plan Bruningmeijer

Het verhard oppervlak bedraagt ca. 1250 m2. Het gebied is in de huidige situatie volledig verhard. De hoeveelheid verhard oppervlak in de toekomstige situatie blijft vrijwel gelijk aan de bestaande situatie.

In de nieuwe situatie wordt het hemelwater op verschillende manieren afgevoerd.
1. Het water wordt vastgehouden op groene daken en verdampt of wordt vertraagd afgevoerd naar de gemengde riolering.
2. Hemelwater voert af naar een wadi (in de openbare ruimte) waar het infiltreert in de bodem en/of vertraagd wordt afgevoerd naar de gemengde riolering.
3. Hemelwater voert af naar de gemengde riolering.
De aansluitingen op de gemengde riolering kunnen in de toekomst worden overgezet naar een nog aan te leggen hemelwaterstructuur.

In de nieuwe situatie is geen permanent oppervlaktewater aanwezig. In de wadi kan bij hevige neerslag tijdelijk water staan.

In de bestaande situatie komt het grondwater tot maximaal 1,0 meter minus maaiveld. Grondwaterstanden laten in de laatste jaren een stijgende trend zien. Verdiept bouwen kan enkel wanneer een waterdichte constructie wordt gerealiseerd. Vanwege een verhoogd risico op water-op-straat, extra aandacht voor het peil van bebouwing en ingang van de parkeergarage.


Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

Het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” bestaat uit de wijken Lasonder en 't Zeggelt in het Binnensingelgebied van Enschede. Het plangebied bevat diverse ontwikkellocaties en braakliggende percelen of bouwrijp gemaakte gronden waar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien.

Ontwikkellocatie 'Spoorzone middengebied fase 1`

Herstructureringsgebied. Realisatie van een gemengd gebied met woningen, commerciële functies en maatschappelijke voorzieningen.

Ontwikkellocatie 'Spoorzone Visserijstraat'

Sloop van bedrijfsbebouwing en vervangende nieuwbouw van 6 woningen

Ontwikkellocatie 'pand Eeuwige Lente Molenstraat 5'

Nog geen concrete plannen. Naar verwachting wordt het pand op termijn gesloopt voor vervangende nieuwbouw

Ontwikkellocatie 'Arkepand Deurningerstraat 16'

Sloop van een voormalig kantoorpand en realisatie van vervangende nieuwbouw van woningen

Ontwikkellocatie 'Lasonderdriehoek'

Nieuwbouw van woningen op een onbebouwd driehoekig terrein tussen Deurningerstraat, Lasonderdingel en busbaan.

Ontwikkellocatie 'Aldi Deurningerstraat'

Sloop van bestaande supermarkt en vervangende nieuwbouw van woningen met maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening.

Ontwikkellocatie 'Huiskes Kokkeler Hengelosestraat'

Nog geen concrete plannen. Naar verwachting wordt het pand op termijn gesloopt voor vervangende nieuwbouw

Ontwikkellocatie Detakerk

Binnen de bestaande bebouwing van de kerk worden 14 grondgebonden woningen gerealiseerd.

5.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden en het plangebied “Lasonder - Zeggelt 2018

Het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” is gelegen op ruime afstand van Natura 2000 gebieden en/of Beschermde Natuurmonumenten. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden zijn "Aamsveen", op ca. 5 km ten zuidoosten van het plangebied en "Lonnekermeer", op ca. 5,5 km ten noordwesten van het plangebied. Het dichtstbijzijnde beschermd natuurmonument is landgoed Twickel, op ca. 11 km ten westen van het plangebied.

Deze gebieden zijn hoofdzakelijk gevoelig voor stikstofdepositie. Het bestemmingsplan "Lasonder-Zeggelt 2018" is hoofdzakelijk conserverend van aard en maakt slechts enkele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, deels via wijzigingsbevoegdheid. De ontwikkellocaties zijn echter allemaal inbreidings- of herstructureringslocaties in de bestaande stad, ter plaatse is altijd al (woon)bebouwing aanwezig geweest. Eventuele significant negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden kunnen dan ook op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

Conclusie Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor wat betreft beschermde natuurgebieden op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Lasonder - Zeggelt 2018

Voor zover het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” hoofdzakelijk conserverend van aard is kunnen eventuele negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de functionele leefomgeving van mogelijk aanwezige (strikt) beschermde planten- en diersoorten op voorhand worden uitgesloten. Voor die delen van het plangebied kan een verdere toetsing aan de Flora- en faunawet daarom achterwege blijven.


Toetsing ontwikkellocatie 'Spoorzone middengebied fase 1' aan de Wet natuurbescherming

Voor de locatie Spoorzone middengebied fase 1 is in 2010 in het kader van het bestemmingsplan 'Spoorzone middengebied fase 1' uitvoerig ecologisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van de steenmarter en gewone dwergvleermuis aangetoond in te slopen bebouwing. Door bij de uitvoering van de sloopwerkzaamheden te werken overeenkomstig een ecologisch werkprotocol, in het kader waarvan onder andere alternatieve verblijfplaatsen voor de steenmarter zijn gerealiseerd, zijn negatieve effecten voor deze soorten en daarmee overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming voorkomen. Van andere (strikt) beschermde planten- en diersoorten zijn in 2010 geen vaste rust- of verblijfplaatsen aangetoond. Voor de nog niet ontwikkelde plandelen van deze ontwikkellocatie wordt in het kader van dit bestemmingsplan getoetst of nog steeds geconcludeerd kan worden dat geen sprake is van mogelijke overtreding van de Wet natuurbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0027.png"

Een groot deel van de ontwikkellocatie bestaat uit braakliggend en reeds bouwrijp gemaakt terrein. De school (nr. 51) en de gymzaal (nr. 45) aan de Nieuwe Schoolweg en het pand van het Leger des Heils aan de Molenstraat (nr. 39) zijn gesloopt. De panden Molenstraat 71 t/m 87 blijven gehandhaafd. Voor de braakliggende en bouwrijp gemaakte gronden kan het onderzoek uit 2010 nog als voldoende actueel worden beschouwd. Deze gronden zijn niet geschikt voor een functie als vaste rust- of verblijfplaats voor (strikt) beschermde soorten.


Toetsing ontwikkellocatie 'Spoorzone Visserijstraat' aan de Wet natuurbescherming

Met het oog op de in september 2015 geplande sloop van de bebouwing op deze ontwikkellocatie is in juli 2015 een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd. Hierbij is aangetoond dat onder de dakpannen verlaten huismussennesten aanwezig zijn. Nesten van huismus zijn jaarrond beschermd. Sloop van de panden betekent aantasting van de functionele leefomgeving van de huismus. Om de functionaliteit van de locatie voor huismus te kunnen waarborgen zijn voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden enkele huismussenkasten opgehangen en zullen in de te realiseren nieuwbouw voorzieningen worden getroffen zodat ook de nieuwbouw geschikt wordt als nestplaats voor huismus.


Toetsing ontwikkellocatie 'Eeuwige Lente' (Plan Bruningmeijer) Molenstraat 5' aan de Wet natuurbescherming

Het pand 'Eeuwige Lente' is een leegstaand, slecht onderhouden voormalig winkelpand. Op deze locatie is voor zover bekend nog niet eerder ecologisch onderzoek uitgevoerd. De locatie is in potentie geschikt voor huismussen en steenmarter. Beide soorten worden in de directe omgeving (veel) waargenomen. Door de slechte staat van onderhoud en de begroeide gevels van het pand is de kans aanzienlijk dat beide soorten hiervan gebruik maken. Voor deze locatie is een onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6. De conclusie van het onderzoek is dat de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soort- of gebiedsbescherming zullen leiden. Voorwaarden is wel dat de bezette vogelnesten beschermd zullen worden. Er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden.


Toetsing ontwikkellocatie 'Arkepand Deurningerstraat 16' aan de Wet natuurbescherming

Het Arkepand aan de Deurningerstraat is een leegstaand, slecht onderhouden voormalig kantoorgebouw. Het pand is van baksteen en heeft boeiborden en een spouwmuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0028.png"
 

Op deze locatie is voor zover bekend nog niet eerder ecologisch onderzoek uitgevoerd. In de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) zijn voor deze locatie geen waarnemingen bekend. Het pand is in potentie geschikt als leefgebied voor (strikt) beschermde diersoorten als vleermuizen, steenmarter en gierzwaluw. (strikt) beschermde flora wordt wegens het ontbreken van geschikt biotoop niet verwacht.

Om te kunnen bepalen of de locatie daadwerkelijk een functie heeft als vaste rust- of verblijfplaats van (strikt) beschermde soorten is ecologisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie van het onderzoek is dat de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soort- of gebiedsbescherming zullen leiden.

Toetsing ontwikkellocatie 'Aldi Deurningerstraat' aan de Wet natuurbescherming

Supermarktgebouw met bijbehorend onbebouwd (parkeer)terrein. Op deze locatie is voor zover bekend nog niet eerder ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het pand heeft geen uiterlijke kenmerken die interessant zouden kunnen zijn voor (strikt) beschermde soorten. Het gebouw heeft geen dakpannen, bestaat uit slechts 1 bouwlaag en wordt intensief gebruikt. Op of rondom het perceel zijn ook geen groene elementen aanwezig. Het uitvoeren van (actualiserend) onderzoek Wet natuurbescherming of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.


Toetsing ontwikkellocatie 'Lasonderdriehoek' aan de Wet natuurbescherming

De locatie 'Lasonderdriehoek' bestaat geheel uit grasland en gazon. Er wordt geen bestaande bebouwing gesloopt, er zijn geen bomen of andere opgaande groene structuren en waterpartijen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00109-0003_0029.png"

Op deze locatie is voor zover bekend nog niet eerder ecologisch onderzoek uitgevoerd. In de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) is voor deze locatie alleen de waarneming van een ekster bekend. De locatie is niet geschikt als leefgebied voor (strikt) beschermde planten- en diersoorten. Het uitvoeren van (actualiserend) onderzoek Wet natuurbescherming of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.


Toetsing ontwikkellocatie 'Detakerk' aan de Wet natuurbescherming

In de bestaande Detakerk worden 14 grondgebonden woningen gerealiseerd. Voor deze functieomzetting is een ecologisch onderzoek gedaan. De conclusie van het onderzoek is dat de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soort- of gebiedsbescherming zullen leiden.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming, voor zover het betreft de bescherming van planten- en diersoorten, op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.

De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het Natuurnetwerk Nederland en het plangebied “Lasonder - Zeggelt 2018

Het plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” is niet gelegen op gronden die deel uit maken van het Natuurnetwerk Nederland. Een verdere toetsing aan het Natuurnetwerk Nederland kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie Natuurnetwerk Nederland

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geconcludeerd dat het Natuurnetwerk Nederland geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" is gekozen voor het onder a. genoemde "traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan" dat grotendeels de bestaande situatie vastlegt en daarnaast nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018”.

In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

In Artikel 2 Wijze van meten zijn opgenomen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Het geeft regels omtrent de bebouwing die is toegestaan en waar die is toegestaan. Bij de bestemmingen is een doeleindenomschrijving gegeven met daarbij, voorzover van toepassing, nader bebouwingsregels en gebruiksregels. Verder zijn opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden teneinde enige flexibiliteit in dit plan te kunnen waarborgen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen.

De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Lasonder - Zeggelt 2018” zijn bestemd voor de hierna genoemde bestemmingen.

Bedrijf

De bestemming "Bedrijf" is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige bedrijven. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst (Lijst van Bedrijfstypen) die als bijlage bij de planregels is opgenomen. De bedrijven die zijn ingedeeld in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Bedrijven die niet op de lijst voorkomen, maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken, kunnen via een ontheffing worden toegestaan.

Tevens zijn op deze gronden toegestaan niet-zelfstandige kantoorfuncties als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten en bij de bestemming "Bedrijf" behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

Bedrijf - Garage

De bestemming "Bedrijf - Garage" is toegekend aan de gronden gelegen achter bestaande bebouwing op de hoek van de Deurningerstraat en de Hengelosestraat.

Binnen de bestemming "Bedrijf - Garage" zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij de planregels behorende Lijst van Bedrijfstypen.

Detailhandel

De bestemming "Detailhandel" is opgenomen voor enkele verspreid liggende winkelpanden in het plangebied. De (eventuele) bovendiepingen van deze winkelpanden mogen ook voor woondoeleinden worden gebruikt, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.

Het betreft hier panden gelegen aan de Deurningerstraat, Dr. Benthemstraat, Lasonderstraat en Molenstraat.

Detailhandel - Volumineus

De gronden gelegen aan de Lasonderstraat 40 zijn bestemd voor "Detailhandel - Volumineus". Dit betreft het pand van slaapkamerspeciaalzaak Sonex. De daar aanwezige bebouwing is bestemd voor de vestiging van perifere detailhandel. Onder perifere detailhandel wordt verstaan detailhandel in volumineuze goederen die vanwege aard en omvang en de specifieke vestigingseisen met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra.

Gemengd - 1

De bestemming "Gemengd - 1" is toegekend aan gronden gelegen langs de Oldenzaalsestraat, Boddenkampsingel, Lasondersingel, Nieuwe Schoolweg, Molenstraat en Raiffeisenstraat. Gronden met de bestemming "Gemengd - 1" zijn bestemd voor het wonen, beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, kantoren en maatschappelijke voorzieningen.

Voor deze gemengde bestemming is gekozen omdat deze diverse functies passen in de omgeving en omdat een eventuele uitwisseling van deze functies op die gronden in planologisch opzicht aanvaardbaar is.

Deze gronden zijn tevens bestemd voor het realiseren van bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Gemengd - 2

De bestemming "Gemengd - 2" is toegekend aan gronden gelegen langs de Deurningerstraat en de Hengelosestraat. Op gronden met de bestemming "Gemengd - 2" zijn bestemd voor het wonen, beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, bedrijven en dienstverlening.

Daarnaast zijn de gronden bestemd voor het realiseren van bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Daar waar dit op de verbeelding is aangegeven via functie-aanduiding is tevens toegestaan detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, seksinrichting of bedrijf.

Groen

De groenvoorzieningen die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groenstroken, plantsoenen, bospercelen, bermstroken aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn waterpartijen, waterlopen, wadi's en overige voorzieningen in het kader van de waterbeheersing toegestaan. Het aanleggen van wandel- en fietspaden en speelvoorzieningen is eveneens toegestaan.

Bebouwing van de voor “Groen” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

Groen - Park

De voor "Groen - Park" bestemde gronden zijn bedoeld voor de stads-, wijk- en/of buurtparken en zijn bestemd voor een park met groenstroken, waterpartijen, -lopen, voorzieningen in het kader van de waterbeheersing, wandelpaden, speelvoorzieningen, recreatief medegebruik en nutsvoorzieningen.

Het betreft hier het gebied gelegen tussen de Deurningerstraat en de H.B. Blijdensteinlaan het zogenaamde "Boerenkerkhof".

Horeca

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor de vestiging van horecabedrijven zoals die zijn genoemd in de hoofdgroep Horeca van de bij de planregels behorende Lijst van Bedrijfstypen. Het betreft hier de gronden aan de Nicolaas Beetsstraat 46 waar het restaurant "Het Paradijs" is gevestigd.

Kantoor

De bestemming "Kantoor" is gegeven aan de gronden gelegen aan de Deurningerstraat, de Nieuwe Schoolweg 4 en Van Alphenstraat 12-14.

In de planregels wordt een kantoor omschreven als een gebouw of een gedeelte daarvan, dat door zijn indeling en inrichting bedoeld is om uitsluitend of in hoofdzaak te worden gebruikt voor zakelijke dienstverlening, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

Maatschappelijk

De bestemming "Maatschappelijk" is gegeven aan de diverse in het plangebied aanwezige scholen, kerken en de opvang van het Leger des Heils aan de Molenstraat.

Bebouwing ten behoeve van deze bestemming is slechts toegestaan in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken met een maximale bouwhoogte zoals die op de verbeelding is aangegeven .

Verkeer

De bestemming "Verkeer” is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben (verkeersaders). Dit zijn wegen waar maximaal 50 km/uur mag worden gereden. Deze bestemming geldt binnen het plangebied voor de Deurningerstraat, de Boddenkampsingel, de Lasondersingel, de Molenstraat en de Hengelosestraat.

Op de voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk. Uitsluitend mogen worden gebouwd bouwwerken ten dienste van deze bestemming zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, nutsvoorzieningen, draagconstructies voor reclame en ander straatmeubilair.

Verkeer - Openbaar vervoer

De voor "Verkeer - Openbaar vervoer" bestemde gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van een weg ten behoeve van het openbaar vervoer, alsmede voor voet- en fietspaden, groenstroken en nutsvoorzieningen. Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met deze bestemming.

Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

Wonen

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Voor deze bestemming wordt een ruime bestemmingsomschrijving gehanteerd, waarbinnen allerlei soorten woonvormen zijn toegestaan. Hierbij kan worden gedacht aan eengezinswoningen, appartementen, woonzorgwoningen, serviceflats en kamerbewoning. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Waar dit wel het geval is (bijvoorbeeld maximaal aantal woningen op een perceel of maximaal twee-aaneen) is dit op de verbeelding aangegeven.

In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Voor nutsvoorzieningen gelden daarvan afwijkende bepalingen.

Voor het gebied grenzend aan de woningen in de Detakerk is het in verband met het (gemeentelijk) monumentale karakter van het gebouw niet wenselijk dat hier bijgebouwen worden gerealiseerd. Een aanduiding op de verbeelding geeft dit aan.

De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen met een verwijzing naar de algemene gebruiksregels. Daar wordt verwezen naar de beleidsnotitie functiemenging in wijken en (verborgen) enclaves, vastgesteld door burgemeester en wethouders van Enschede op 7 juli 2009. Per wijk is aangegeven welk deel van een woning gebruikt kan worden voor aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten.

De Spoorzone - Middengebied is in het bestemmingsplan Spoorzone - Middengebied fase 1 aangewezen als hotspot. Dat wil zeggen dat hier 49% van de woning mag worden gebruikt voor aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten. De algemene gebruiksregels bevatten enkele flexibiliteitsbepalingen, waardoor het mogelijk is om in de concrete situatie af te wijken van de bouwregels voor een groter vloeroppervlak en voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in een hogere milieucategorie.

Voor de woningen die in particulier opdrachtgeverschap worden gerealiseerd, is een 'specifieke bouwaanduiding - met lettercode a' opgenomen. Voor deze locatie gelden specifieke bouwregels.

Voor het te realiseren appartementengebouw op de hoek Molenstraat/Niermansgang geldt is de parkeereis van tenminste 40 parkeerplaatsen op eigen terrein als vorowaardelijke verplichting opgenomen.

Gebiedsaanduidingen

archeologisch onderzoeksgebied a en archeologisch onderzoeksgebied b

Voor de gebieden die op de archeologische waardenkaart zijn aangegeven met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde wordt in het bestemmingsplan een bescherming geboden. Op de verbeelding middels een gebiedsaanduidng "archeologisch onderzoeksgebied a" (verstoringsoppervlakte > 500 m2) dan wel "archeologisch onderzoeksgebied b" (verstoringsoppervlakte > 2500 m2). In de regels behorende bij deze gebiedsaanduidingen is een onderzoeksplicht en bepalingen met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning opgenomen.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Actualisatie

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de bestaande situatie juridisch vast te leggen. Het plan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het accent ligt dan ook voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie.

Voor het conserverende gedeelte van dit bestemmingsplan is dan ook geen exploitatieopzet noodzakelijk.

Nieuwe ontwikkelingen en grondexploitatie

Naast het actualiseren van het overgrote deel van het plangebied wordt in het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" ook een drietal nieuwe initiatieven mogelijk gemaakt.

Het gaat daarbij om:

  • ontwikkelingen op gronden in het gebied globaal omgeven door de Molenstraat, de Niermansgang en de Nieuwe Schoolweg (gebied Spoorzone Middengebied );
  • ontwikkelingen op gronden gelegen op de hoek van de Deurningerstraat en de Lasondersingel (gebied Lasonderdriehoek);
  • woonfunctie in de Detakerk;
  • woonfunctie in het voormailige Arkepand en terrein;
  • woonfunctie op de hoek Molenstraat/Niermansgang.

Voor de nieuwe ontwikkelingen in deze gebieden Spoorzone Middengebied en Lasonderdriehoek geldt dat alle kosten in deze gebieden gedekt worden binnen de lopende grondexploitatie Binnenstad Roombeek. Deze grondexploitatie is door de raad op 14 december 2010 geopend is vervolgens jaarlijks geactualiseerd binnen het MeerjarenPerspectief Grondbedrijf.

De locatie van het voormalige zogenaamde Arkepand aan de Deuringerstraat heeft een woonbestemming in het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de Detakerk en de locatie op de hoek Molenstraat/Niermansgang. Voor deze ontwikkelingen zijn exploitatieovereenkomsten gesloten met de eigenaren.

Overige ontwikkelingen en exploitatieovereenkomst

Mochten in de toekomst nieuwe ontwikkelingen gaan spelen in het plangebied van bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" dan zal hiervoor een exploitatieovereenkomst gesloten worden met initiatiefnemer, zodat er geen financiële gevolgen zijn voor de gemeente.

Specifiek geldt dit voor de locatie van de Aldi-supermarkt aan de Deurningerstraat. Voor deze locatie is in het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

De gronden in het plangebied zijn eigendom van particulieren en/of projectontwikkelaars. Het betreft derhalve particuliere initiatieven, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten en eventuele fysieke ingrepen in dit gebied zal zonodig een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Aangezien de ontwikkelingen zoals hiervoor aangegeven anderszins zijn verzekerd, hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en dat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Lasonder - Zeggelt 2018" voldoende is aangetoond.