direct naar inhoud van Regels
Plan: Klein Boekelerveldweg 2013 - wijziging 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00085-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Klein Boekelerveldweg 2013 - wijziging 1 met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP00085- van de gemeente Enschede.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bestemmingsplan "Klein Boekelerveldweg 2013" van de gemeente Enschede

Het bestemmingsplan "Klein Boekelerveldweg 2013" met identificatienummer NL.IMRO.0153.BP00053-0003, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede bij besluit van 11 november 2013.

Artikel 2 Van toepassing verklaring

Op dit wijzigingsplan zijn de inleidende regels van het bestemmingsplan "Klein Boekelerveldweg 2013" van de gemeente Enschede van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, met daaraan ondergeschikt:

  • a. de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. mantelzorg;

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken;
  • d. erven;
  • e. terreinen en voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 3.1.

3.2.2 Hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken
  • a. Het hoofdgebouw en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is een maximum van 2 wooneenheden met daarin in totaal niet meer dan 2 woningen toegestaan.
  • c. De inhoud van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag maximaal 750 m3 bedragen.
  • d. De goothoogte van het hoofdgebouw is maximaal 6 meter.
  • e. De bouwhoogte van het hoofdgebouw is maximaal 10 meter.
  • f. De maximale goothoogte en bouwhoogte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn gelijk aan die van het hoofdgebouw.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen toegestaan.
3.2.3 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in afwijking van het bepaalde onder a tevens buiten het bouwvlak een bijgebouw aanwezig zijn;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt per wooneenheid maximaal 100 m²;
  • d. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter.
3.2.4 Overige bouwwerken

De (bouw)hoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  • a. 6 meter voor palen en masten;
  • b. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen, voorzover achter de voorgevelrooilijn gelegen en 1,20 meter in de overige gevallen.

3.2.5 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in de leden 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3 en 3.2.4, gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte 5 meter bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. in lid 3.2.3, onder a, ten behoeve van de bouw van vrijstaande bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak.

De in dit lid genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. voor zover het gebouwen, of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 3.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, een medegebruik voorzover dit betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
  • b. de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in categorie 2 of hoger van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
  • c. de exploitatie van een winkel, horecabedrijf, of seksinrichting.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omschrijving bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.4, ten behoeve van de vestiging van een aan huis gebonden bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een aan huis gebonden bestaand bedrijf in een bedrijf, dat niet is genoemd in de hoofdrubriek Bedrijven of dienstverlening van bijlage 1 van deze regels, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 3.4 op die locatie toegestane bedrijven;
  • b. lid 3.4, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, dat is genoemd in categorie 2 van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
3.5.2 Nadere voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.5.1 , sub a en b, worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • b. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn.

 

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding -Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en bescherming van een ter plaatse van de figuur 'hartlijn leiding - gas' aanwezige hogedruk gastransportleiding met een maximale diameter van 12 inch en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. het doen gebruiken van de onder a genoemde hogedruk gastransportleiding voor het transporteren van (aard)gas onder 40 bar voor een leiding van 12 inch.
4.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming(en) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken geldt een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. voor het bouwen van nutsvoorzieningen geldt per bouwwerk een goothoogte van maximaal 3 meter en een oppervlakte van 25 m².
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2, onder a en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, indien;

  • a. hierdoor de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding(en) niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. ter zake vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de betreffende leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de betreffende leidingbeheerder(s).

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omschrijving bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats, voor zover dit tot gevolg heeft dat de leiding niet eenvoudig bereikbaar is voor de betreffende leidingbeheerder(s).

4.5.2 Nadere voorwaarde

De in lid 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder(s).
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. het aanbrengen van verhardingen;
    • 5. het aanleggen en verharden van wegen en paden, en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 6. het indrijven van voorwerpen in de grond;
    • 7. diepploegen;
    • 8. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 9. het aanleggen van waterlopen of het verruimen, vergraven of dempen van bestaande waterlopen;
    • 10. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • b. Het in onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de gasleiding betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. de werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding(en) niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • d. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder a, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Archeologisch onderzoeksgebied b
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'archeologisch onderzoeksgebied b' mogen, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 2.500 m².
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van bouwwerken of uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden ten behoeve van de daar voorkomende bestemming(en), indien uit archeologisch vooronderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel indien daardoor geen onevenredige aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:
    • 1. de aanduiding 'archeologisch onderzoeksgebied b' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 2. aan gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende locatie archeologische waarden aanwezig zijn waarvoor op grond van de Monumentenwet 1988 in het bestemmingsplan een beschermende bestemmingsregeling dient te worden opgenomen.

Artikel 7 Van toepassing verklaring

Op dit wijzigingsplan zijn voor het overige de algemene regels van het bestemmingsplan "Klein Boekelerveldweg 2013" van de gemeente Enschede van overeenkomstige toepassing.  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 8.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Klein Boekelerveldweg 2013 - wijziging 1".