direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ambachtsschool
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00068-0004

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Ambachtsschool ” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd. In dit geval speelt ook een wijziging van de functies een aanleiding om een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00068-0004_0001.jpg"

Afbeelding 1.1.1. De Ambachtsschool, gezien vanaf de Boddenkampsingel.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan Ambachtsschool ” betrekking heeft, betreft het pand Boddenkampsingel 80, en wordt globaal begrensd door de Boddenkamsingel in het noorden, de Van der Capellenstraat in het oosten en de Boddenkampstraat in het zuiden en het westen en ligt in het stadsdeel Centrum. De wijk Boddenkamp, waarin de Ambachtsschool is gelegen, maakt deel uit van het stadsdeel Centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00068-0004_0002.jpg"

Afbeelding 1.2.1. De ligging van het plangebied. In het blauwe kader is het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00068-0004_0003.jpg"

Afbeelding 1.2.2. Detailopname van het plangebied.

1.3 Geldende juridische regelingen

Het gebied waar de Ambachtsschool onder valt, is momenteel nog gelegen in bestemmingsplan “Boddenkamp-Schuttersveld 2006”, dat op 25 september 2006 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben het plan goedgekeurd op 5 mei 2007 gedeeltelijk goedgekeurd. De onthouding van Gedeputeerde Staten had geen betrekking op dit plangebied.

1.4 Wettelijk kader

Wet ruimtelijke ordening


De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening


In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden De toelichting moet daarom vermelden wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieueffectrapport (MER), of sprake is van archeologie/cultuurhistorie, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.


Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.


Deze toelichting is daarom een verplicht document (artikel 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikel 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro).


Digitalisering


Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro).


Kosten


In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Ambachtsschool ” is het erkende wijkorgaan Wijkraad Lasonder Zeggelt Boddenkamp actief.

De Wijkraad Lasonder Zeggelt Boddenkamp is gevraagd schriftelijk advies uit te brengen. In het kader van de adviesvraag is het bestemmingsplan op 16 september 2015 inhoudelijk doorgesproken met leden van de Klankbordgroep Spoorzone .

De Wijkraad heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de plannen.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Ambachtsschool ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn.

Het bestemmingsplan hebben wij echter wel vooraf met de provincie Overijssel te bespreken. De provincie heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het plan:

'Het bestemmingsplan voorziet in een gemengde bestemming, die diverse functies binnen de Ambachtsschool mogelijk maken. Door flexibiliteit te bieden binnen deze bestemming worden kansen gecreëerd om een gemeentelijk monument en tevens leegstaand maatschappelijk vastgoed een nieuwe invulling te geven. Hergebruik van maatschappelijk vastgoed binnen bestaand bebouwd gebied dat bovendien van monumentale waarde is sluit goed aan bij de kaders van de Omgevingsvisie en ladder voor duurzame verstedelijking. Wij vinden dit een goede ontwikkeling.'

Daarnaast is het ontwerp-bestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen. Het waterschap heeft een positief advies afgegeven ten aanzien van dit bestemmingsplan.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Ambachtsschool ” in voorbereiding te nemen op 29 juli 2015 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Ambachtsschool ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen zal worden gepubliceerd in "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.

Zienswijzen

Het bestemingsplan heeft van 26 november 2015 tot en met 6 januari 2016 ter inzage gelegen. In totaal is er één zienswijze ingediend tegen het bestemmingsplan. Van de ingekomen zienswijze, en de gemeentelijke beantwoording daarvan, is een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.

Vaststelling

De naar voren gebrachte zienswijze heeft niet geleid tot een voorstel aan de gemeenteraad tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. Wel is aan de gemeenteraad voorgesteld het bestemmingsplan ambtshalve op een aantal onderdelen van ondergeschikte aard gewijzigd vast te stellen.

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

2.1 Rijksbeleid: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening

De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.

Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.

Het Bro is het juridisch kader voor de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij verschillende overheden.

Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

De voorgenomen ontwikkeling valt niet onder één van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.

2.2 Provinciaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld.

2.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.

Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00068-0004_0004.jpg"

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

2.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

2.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

Het bestemmingsplan Ambachtsschool

Het plan ligt in de Stedelijke laag 'Bebouwingsschil 1900 - 1955'. Qua ontwikkelperspectieven past het plangebied goed in uit uitgangspunt 'Steden als motor'.

Door het toekennen van een breed spectrum aan functionele mogelijkheden wordt het gebied verder ontwikkeld qua dynamische en veerkrachtige woon-, werk- en voorzieningenmilieus waar de kwaliteit en identiteit van het bestaande gebouw wordt versterkt door transformatie. Met deze invulling van de Ambachtsschool wordt leegstand opgelost met functies waar anders nieuwbouw voor noodzakelijk was geweest.

De Ambachtsschool zal in de komende periode een transformatie ondergaan. Voor de huidige Ambachtsschool zal een nieuwe invulling komen, en deze nieuwe invulling kan onder meer uit woningen bestaan. In paragraaf 4.1 wordt uitgebreid ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling.

De Omgevingsverordening van de provincie stuurt op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de SER-ladder is de verplichting om in eerste instantie de mogelijkheden te benutten van gebieden die al een stedelijke functie kennen. Pas hierna mag een claim worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Met de transformatie van de Ambachtsschool wordt gebruik gemaakt van een bestaand pand, gelegen in stedelijk gebied.

Met het juridisch-planologisch mogelijk maken van de transformatie van de Ambachtsschool wordt aangesloten op het hierboven beschreven provinciaal beleid.

De provincie zet in op een differentiatie in woonmilieus, om nu en in de toekomst voldoende ruimte te kunnen bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Er wordt een afname voorzien van de groei van de bevolking en een wijziging in de bevolkingssamenstelling, zoals vergrijzing en huishoudensverdunning.

Ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied valt binnen het perspectief 'steden als motor', en is daarbinnen aangeduid als woonwijk. Betekenis van dit kenmerk is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-werk en gemengde stadsmilieus. Het gaat hierbij om de kwaliteit en veerkracht van het stedelijk woon-, werk- en voorzieningenniveau te garanderen en de ruimtelijke kwaliteit te versterken.

Bij het ontwerp is aandacht besteed aan het karakter van het pand en de omgeving. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op de huidige (woon)wensen. Voor een gedetailleerde beschrijving van het plan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van deze toelichting.

Het bestemmingsplan past binnen de drie genoemde niveaus van het uitvoeringsmodel, zoals hierboven omschreven.

2.2.4 Conclusie van de toetsing aan provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

Deze paragraaf bevat een korte beschrijving van het algemene ruimtelijke relevante beleid van de gemeente Enschede. De inhoud van deze toelichting is zodanig opgebouwd dat eerst algemene informatie aan de orde komt en vervolgens onderwerpen die specifiek aan dit bestemmingsplan zijn toegeschreven. Het sectorale beleid wordt daarom verderop in deze toelichting behandeld.

2.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020 en uitwerkingsvisies

De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.

Een ruimtelijk relevant voorbeeld van een dergelijke uitwerking is de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie vastgesteld, die op 22 juni 2009 is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie).

Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie is ruimtelijk door vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.

In de Programmabegroting 2013-2016 (Enschede doet) en de Kadernota die de gemeenteraad op 12 november 2012 heeft vastgesteld, zijn de strategische opgaven uitgewerkt.

2.3.2 Stedelijke Koers

Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.

In Enschede ligt de focus op bouwen in de bestaande stad en met name in het Binnensingelgebied. De Ambachtsschool is gelegen in het Binnensingelgebied. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.

Op dit moment wordt gewerkt aan een actualisatie van Stedelijke Koers: Richting aan Ruimte. Dit document zal nog meer een kwalitatieve benadering kennen. Vanuit dat perspectief zijn woonvormen in de nabijheid van de binnenstad, ligging aan de singel in een bijzonder gebouw passend binnen dit beleid.

2.3.3 Structuurvisies

De Wro verplicht iedere gemeente om voor het hele grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Een soortgelijke verplichting geldt ook voor de provincies en het Rijk.

In een gemeentelijke structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied en de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. De structuurvisie bevat ook een uitvoeringsparagraaf waarin de raad aangeeft via welke instrumenten en bevoegdheden de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd zal kunnen worden.

Structuurvisie Enschede

De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het bestaande ruimtelijk beleid uit de hieronder genoemde gemeentelijke nota's opgenomen en met elkaar in relatie gebracht.

  • Groenstructuur Actieplan, bevat de belangrijkste gemeentelijke ambities op het gebied van behouden en versterken van parken en groenstructuren;
  • Beleidskader kleine windturbines, hierin zijn mogelijke locaties voor kleine windturbines aangewezen;
  • Mobiliteitsplan 2004-2015, bevat de gemeentelijke ambities voor de verkeerscirculatie en bereikbaarheid van de stad. Hieruit zijn de belangrijkste verkeersprojecten voor auto, openbaar vervoer en fiets in de Structuurvisie opgenomen;
  • Nieuwe Energie voor Enschede, bevat de gemeentelijke duurzaamheidsambities voor nieuwe ontwikkelingen, herstructurering en renovatie. Hierbij staat de reductie van CO2 centraal.
  • Gids Buitenkans, bevat op basis van landschapstypologieën en -plekken het kwalitatieve kader voor ontwikkelingen in het buitengebied;
  • Hotelnota, hierin zijn de ontwikkellocaties voor hotels aangewezen;
  • Structuurvisie Luchthaven Twente en omgeving, bevat het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de herontwikkeling van het terrein van de voormalige militaire vliegbasis Twente;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001, bevat belangrijke gemeentelijke ontwikkellocaties en infrastructuurprojecten. Hieruit zijn de nog actuele projecten en locaties in de Structuurvisie opgenomen;
  • Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie en Binnenstadsvisie 2009, bevat het actuele integrale kader voor ruimtelijke ontwikkeling, verkeer, economie en de ontwikkeling van de binnenstad;
  • Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015, hierin zijn de horecaconcentratiegebieden en horeca-ontwikkellocaties aangewezen.

Met uitzondering van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2001 zijn de individuele beleidsnota's nog steeds van kracht omdat deze meer bevatten dan wat is opgenomen in de Structuurvisie.

In de Structuurvisie gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling.

Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen.

De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.

Sectorale structuurvisies

In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook vijf sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.

Woonvisie

Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.

Detailhandelsstructuurvisie

Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.

Watervisie

Op 27 mei 2013 is de Watervisie 2013-2025 vastgesteld. Deze sectorale structuurvisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit. De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities.

De op te lossen knelpunten zijn:

  • I. Overbelasting van het rioolstelsel.
  • II. Grondwateroverlast.
  • III. Problemen met waterkwaliteit.

De Enschedese waterambities zijn:

  • IV. Daar waar het kan is het regenwaterwater afgekoppeld van het gemengde riool.
  • V. De beleving van de groene en blauwe kwaliteit van Enschede versterken door water zichtbaar te maken.
  • VI. Water in de buitenruimte wordt zoveel mogelijk benut voor het opvangen van extreme regenbuien en om bij warme perioden de stad te verkoelen.
  • VII. De watergerelateerde component van de (woon)lasten blijft beheersbaar.
  • VIII. Enschedeers gaan bewuster met water om en zijn meer betrokken bij de watervoorzieningen in de stad.
  • IX. De waterpartners zorgen samen voor een goede waterkwaliteit en – kwantiteit in Enschede.

Structuurvisie Cultuurhistorie

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.

Structuurvisie Externe Veiligheid

Op 8 december 2014 is de Structuurvisie Externe Veiligheid vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.

2.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de strategische beleidsdocumenten Toekomstvisie, Stedelijke Koers en de diverse structuurvisies voor het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool".

De Ambachtschool ligt niet direct in de binnenstad, maar wel in de directe nabijheid: het binnensingelgebied. Gebouwen met een dergelijke uitstraling en omvang zijn echter niet in de binnenstad te vinden. Daarmee past wonen in de Ambachtsschool binnen de filosofie van binnen naar buiten. Naast ruimtelijke aspecten moet ook naar het woningtype worden gekeken; Enschede kent een eenzijdig samengestelde woningvoorraad en we willen niet meer van hetzelfde toevoegen. Gezien het monumentale en bijzondere karakter van het pand vanzelfsprekend dat een nichemarkt wordt gevonden voor dit gebouw. In hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt nader ingegaan op de Woonvisie, de Stedelijke Koers en de woningbehoefte.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Daarbij zal voornamelijk worden ingegaan op de huidige ruimtelijke structuur met een beschrijving van de ruimtelijke kenmerken en buurtkarakteristieken. Doel is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen kunnen worden getoetst.

3.1 Ruimtelijke en functionele structuur

De Ambachtsschool

De Ambachtschool is een gemeentelijk monument. Tot enkele jaren geleden was het gebouw in gebruik als school, maar inmiddels staat hij al geruime tijd leeg. Mede door die leegstand gaat de onderhoudstoestand van het gebouw hard achteruit.

Het is vrijwel zeker dat het gebouw in zijn geheel de functie van school niet meer gaat vervullen. Daarom is het nodig om nieuwe functies in het gebouw mogelijk te maken die zorgen voor een duurzaam gebruik van het gebouw. Dat duurzame gebruik is van groot belang voor het kunnen behouden van de monumentwaarden van het pand.

Die monumentwaarden worden beschreven in de redengevende omschrijving die hoort bij het aanwijzingsbesluit waarmee het pand destijds als gemeentelijk monument is aangewezen.

Voordat er nieuwe functies in het gebouw komen, met de daarmee noodzakelijke verbouwingen, is het belangrijk om de monumentwaarden van de binnen- en de buitenkant goed te kennen en te onderzoeken waar, met zoveel mogelijk behoud van de monumentwaarden, ruimte voor transformatie zit.

Om dat in beeld te brengen, heeft Het Oversticht in opdracht van de gemeente Enschede in 2011 een cultuurhistorische waardenstelling van het gebouw opgesteld. Daarin is ook beschreven waar transformatieruimte zit die gebruikt kan worden om daarmee nieuwe functies toe te staan. Deze transformatieruimte bevindt zich tussen niveau 0 ('behoud vereist') en niveau 2 ('transformatie kan de prioriteit hebben). Kern daarbij is dat er zo min mogelijk veranderingen aan de gevels plaatsvinden en voor het interieur geldt dat de originele interieurelementen behouden blijven en geïntegreerd worden in een nieuw ontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00068-0004_0005.jpg"

Afbeelding 3.1. De entree van de Ambachtsschool aan de Boddenkampsingel.

Structuur

Het plangebied maakt deel uit van het binnensingelgebied van de stad Enschede en is gelegen aan de noordwestzijde van het stadscentrum. Door diverse stadsuitbreidingen en de snelle toename van het inwonertal van de stad vanaf het einde van de 19e eeuw, ontwikkelde het binnensingelgebied zich tot het centrale stadsdeel van Enschede. Zowel functioneel als ruimtelijk is het binnensingelgebied het samenbindende element tussen de naar buiten uitwaaierende woonwijken en industriegebieden enerzijds en het stadscentrum anderzijds. Het gebied vervult een aantal centrale, verzorgende taken wat betreft bestuur en administratie, detailhandel, cultuur en ontspanning, medische dienstverlening, educatie, verkeer en vervoer. Door zijn omvang is het binnensingelgebied ook een uitgesproken woongebied met veel inwoners.

Kenmerkend voor de structuur van het binnensingelgebied zijn de radialen die van de singelring naar de binnenstad lopen.

Wat betreft de bebouwingswijze bestaat er in het binnensingelgebied een grote verscheidenheid aan stijlen en typologieën. Buiten de stedelijke gesloten bebouwing van het centrum is veel bebouwing buiten de centrumring uitgevoerd als 'half-open' bebouwing in rijen (zelfstandige woningen met een kleine tussenruimte), als tuindorp of 'open' bebouwing met veel groen, soms (klein)steeds soms dorps. Tegenover de lage bebouwing met kappen van vóór 1940 is er voornamelijk de afgelopen decennia aan de rand van het historische centrum tevens 'middelhoogbouw' en 'hoogbouw' verrezen.

In het westelijk deel van Boddenkamp, waarin de Ambachtsschool is gelegen, is de willekeurige menging van de verschillende functies en de uiteenlopende bebouwingstypen in verschillende maten structurerend voor het gebied. Beeldbepalend zijn o.a. de stadsvilla's en de voormalige monumentale muziekschool langs de Boddenkampsingel.

Ruimtelijke kwaliteit

De Boddenkampsingel levert met het doorlopende, karakteristieke singelprofiel – brede groene middenberm met meestal dubbele bomenrij – een positieve bijdrage aan het gebied. Twee oude gebouwen (Muziekschool en advocatenkantoor) en een moderner appartementencomplex langs de Boddenkampsingel vormen samen met de parkachtige tuinen een mooi ensemble. Daarnaast is ook de karakteristieke schoolbebouwing van de Ambachtsschool aan de Boddenkampsingel beeldbepalend.

Water in het plangebied

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. De wijze waarop de waterhuishouding in het plangebied is geregeld, is opgenomen in de bijgevoegde waterkaart (bijlage 6). Daarbij wordt in ieder geval aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:

  • Hemelwaterafvoer; binnen het plangebied is het oppervlak grotendeels verhard (daken en bestrating). Hemelwater dat valt op het verhard oppervlak voert af via het gemengd rioolstelsel;
    • a. Vuilwaterafvoer; vuilwater voert af via het gemengd rioolstelsel;
    • b. Grondwater en ontwatering; voor zover bekend is er geen grondwateroverlast binnen het plangebied. In de omgeving van het plangebied wordt de grondwaterstand op meerdere locaties gemeten. Op deze locaties is de ontwatering als voldoende aan te merken.
    • c. Afwatering: het binnengebied watert in oosterlijke richting af (tegengesteld aan natuurlijke afwateringsrichting) naar de openbare weg, zodat het risico op wateroverlast op het binnenterrein wordt beperkt.

Groen in het plangebied

Het structuurbepalend groen op stadsniveau heeft een geledende functie voor de stad en vormt bovendien de verbinding tussen stad en landschap. Deze verbinding is van belang voor recreatie, milieu en ecologie. De volgende op stadsniveau structuurbepalende elementen zijn met name ook voor de (directe omgeving van) het plangebied structuurbepalend:

  • de singels (Boddenkampsingel) met zijn stedelijke laanbeplanting;

De singels vormen door de aanwezigheid van groene elementen groene routes op stadsniveau.

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door een belangrijke verkeersas. De groenstructuur van deze infrastructuur is dan ook een belangrijk kenmerk van het gebied:

De Boddenkampsingel aan de noordzijde van het plangebied maakt deel uit van de verkeersring om de binnenstad. De gescheiden rijbanen met een groene middenberm en stevige bomen daarop zijn bepalende structuurdragers, niet alleen voor de straat zelf, maar ook voor de bebouwing langs de singel. De huidige waarde van de bestaande bomen is groot. De gemeente wenst in de toekomst deze groenstructuur te handhaven en waar mogelijk te versterken.

Verkeersstructuur

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door een belangrijke verkeersader op stadsniveau, te weten de Boddenkampsingel. Voor deze weg geldt een maximum snelheid van 50 km/ uur. De overige straten in of nabij het plangebied zijn ingericht als 30 km/uur wegen. Binnen de verblijfsgebieden is het streven naar verkeersveiligheid, leefbaarheid en beperking van het autoverkeer bepalend voor de inrichting van de openbare ruimte.

Ter plaatse van vrijwel alle in- en uitgangen van het gebied is sprake van een "poortconstructie", welke wordt gekenmerkt door een doorlopend trottoir (inritconstructie) langs de doorgaande verkeersader.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Beleidsmatige uitgangspunten nieuwe ontwikkeling

In deze paragraaf worden de beleidsmatige c.q. programmatische uitgangspunten van de nieuwe ontwikkeling beschreven.

Algemeen

Om een goede invulling van de Ambachtsschool mogelijk te maken is zeker in de huidige markt, van belang dat partijen voldoende ruimte krijgen voor het ontwikkelen van ideeën en functies in het gebouw. Duidelijk is dat er mogelijk sprake zal zijn van een organische en gefaseerde ontwikkeling en invulling van het gebouw welke, naar verwachting langere tijd in beslag zal gaan nemen.

Voorkeur daarbij hebben functies en bestemmingen welke onderscheidend en aanvullend zijn ten opzichte van de bestaande programma's op stedelijk niveau. Daarnaast is het belangrijk dat aansluiting wordt gezocht met de directe omgeving van de Boddenkamp. Om de toekomstige eigenaar daarin voldoende kansen en mogelijkheden te bieden, maakt het bestemmingplan het volgende mogelijk

  • I. Wonen;
  • II. Maatschappelijke voorzieningen (inclusief onderwijs);
  • III. Bedrijven, met een maximum van 3500m2 BVO
  • IV. Cultuur en ontspanning;
  • V. Kantoren, met een maximum van 3500 m2 BVO;
  • VI. Detailhandel, met een maximum van 750 m2 BVO;
  • VII. Dienstverlening, met een maximum van 3500 m2 BVO;
  • VIII. Horeca, met een maximum van 750 m2 BVO.

Voor sommige functies wordt een maximum in het aantal m2 BVO in dit bestemmingsplan vastgelegd. Er wordt echter geen beperking in de exacte plek binnen het gebouw vastgesteld. Hiermee houdt de toekomstige eigenaar en exploitant ook flexibiliteit in de programmering van het gebouw.

De toevoeging van detailhandel en horeca in de Ambachtsschool is vooral bedoeld ter ondersteuning van een totaal concept in de Ambachtsschool, dan wel voor de directe omgeving van de Boddenkamp. Hieronder wordt specifiek op een aantal functies ingegaan.

Culturele functies

Commerciële culturele functies zijn welkom in de stad. Het beleid (Cultuurplan 2013) voorziet beleid voor gesubsidieerde instellingen, maar laat andere activiteiten vrij. Het vergroten van de dynamiek is een van de belangrijkste uitgangspunten van ons cultuurbeleid. Het toevoegen van culturele activiteiten in de Ambachtschool kan de dynamiek van het culturele leven in Enschede verder versterken. De locatie in het binnensingelgebied is dusdanig dat de kerngebieden binnenstad en Roombeek kunnen profiteren van een extra culturele functie.

Woningen

Woonvisie

Het basisprincipe van het woonbeleid uit de Enschedese Woonvisie is van binnen naar buiten denken. We proberen de binnenstad zoveel mogelijk te versterken en woonfuncties voor zover ze daar passen te bundelen. De Ambachtschool ligt niet direct in de binnenstad, maar wel in de directe nabijheid: het binnensingelgebied. Gebouwen met een dergelijke uitstraling en omvang zijn echter niet in de binnenstad te vinden. Daarmee past wonen in de Ambachtsschool binnen de filosofie van binnen naar buiten. Naast ruimtelijke aspecten moet ook naar het woningtype worden gekeken; Enschede kent een eenzijdig samengestelde woningvoorraad en we willen niet meer van hetzelfde toevoegen. Gezien het monumentale en bijzondere karakter van het pand vanzelfsprekend dat een nichemarkt wordt gevonden voor dit gebouw, een woonvorm die we nog niet hebben in de stad of in de geprogrammeerde woningbouwplannen. De nieuwbouwplannen zijn bij het opstellen van de Woonvisie regionaal afgestemd. Daarnaast is er nu de regionale Woonvisie, waarin transformatie en inbreiding ook centrale thema's zijn (zie ook paragraaf over ladder duurzame verstedelijking)

Stedelijke Koers

De Stedelijke Koers borduurt qua beleid voort op de Woonvisie: van binnen naar buiten denken. De programmatische consequenties van dit beleid zijn echter ook meegenomen in een programmering voor koopwoningen. Het is alleen mogelijk iets aan de programmering toe te voegen als andere projecten uitvallen/vertragen. Dit laatste is de afgelopen tijd vaak gebeurd. Omdat elders in de stad geen woningen met deze specifieke kwaliteiten worden toegevoegd willen we de ruimte die er in de programmering is gekomen gebruiken om deze woningen te faciliteren.

Woningbehoefte

Op dit moment beschikt de gemeente Enschede niet over een actueel overzicht waarin de vraag naar woningen in directe relatie wordt gebracht met de programmering. De huidige programmering is gebaseerd op de onderzoeken die verricht zijn voor de Woonvisie en Stedelijke Koers. Wel is duidelijk dat tot nu toe minder woningen zijn gerealiseerd dan in deze documenten was geprognosticeerd.


Er zijn inmiddels wel actueler woningbehoefte onderzoeken gedaan. Het kwalitatieve woningbehoefte onderzoek van ABF voor Enschede van dit jaar geeft een toenemende vraag naar appartementen aan, zowel in de koop als de huur. Via het project Richting aan Ruimte wordt op dit moment de match tussen vraag en programmering gemaakt. Resultaten worden echter niet voor het einde van het jaar verwacht. Na Richting aan Ruimte zal de nieuwe programmering ook worden verwerkt in de Woonvisie en in de actualisering Omgevingsvisie. Van dit laatste document is afgesproken met de Provincie Overijssel dat de processen van de provinciale herziening Omgevingsvisie en de visie van Enschede op elkaar zullen worden afgestemd.


Met dit project geeft de gemeente Enschede invulling proberen aan de steeds toenemende vraag naar authentieke kwaliteit en dat hierdoor dit project zich onderscheid van reguliere appartementenbouw in Twente. In het hierboven genoemde project Richting aan Ruimte zullen we bij het prioriteren in plannen kwaliteit laten prevaleren.

Horeca

Vigerend beleid is het Horeca Ontwikkelkader 2005-2015. Uitgangspunt voor de Ambachtsschool is dat de horeca ondergeschikt is en blijft aan de hoofdfunctie. Er is dus geen autonome horeca, in welke vorm dan ook toegestaan. In de verdiepingsslag binnenstad, detailhandel en horeca, is uitgangspunt het bestaande kernwinkelgebied en horeca gebied te handhaven en om daarbuiten meer flexibiliteit te betrachten in het laten ontstaan van mengfuncties om daarmee meer diversiteit in het aanbod in de schil rondom het kernwinkel en horeca gebied mogelijk te maken. De Ambachtsschool is gelegen buiten de binnenstad.

Voor de Ambachtsschool gaat het om vormen van horeca-activiteiten waar de exploitatie géén hinder voor de omgeving veroorzaken en geen druk op de openbare orde met zich mee kan brengen. Het gaat hier om overige facilitaire en/of ondersteunende horeca als ondersteuning van de andere hoofdfunctie, zoals musea, culturele instellingen, winkels

Gelet op de hoofdfunctie/bestemming van de Ambachtschool kan derhalve tot max. 750 m2 ondergeschikte horeca (aangeduid als 'lichte horeca) ten behoeve van die hoofdfunctie toegestaan worden.

Detailhandel

Voor detailhandel is het vigerende beleid de detailhandelsstructuurvisie van 2011 (zie ook paragraaf 2.3.3). De verdiepingsslag binnenstad is daarop een toevoeging. Gaat de detailshandelsstructuurvisie uit van centralisering van detailhandel in een duurzame wijkwinkelstructuur met daarnaast prioriteit voor ontwikkeling van grootstedelijk aanbod in de binnenstad; is er voor de radialen naar de binnenstad een consolidatiebeleid waarbij gestreefd wordt naar een meer gezonde mix van verschillende functies. De ontwikkeling van de Ambachtschool past hierin. Deze lijn wordt ook bevestigd in de verdiepingsslag binnenstad. Een gezonde mix van verschillende functies geeft ruimte aan meer diversiteit en flexibiliteit. Uitgangspunt daarbij is dat er minder louter traditionele winkelconcepten worden toegestaan. Om zo ervoor zorg te dragen dat die concepten levensvatbaar blijven in de wijkwinkelcentra en de binnenstad.

Een beperking van detailhandel tot een maximum van 750 m2 past hierin. Detailhandel die gekoppeld is aan de hoofdfunctie van de Ambachtsschool, analoog aan de ondersteunende functie van horeca.

Kantoren

Het toevoegen van kantoorruimte in een markt met een groot overschot van m2 kantoorruimte is geen algemeen uitgangspunt. Voor de klassieke kantoorfuncties is er voldoende aanbod in de markt gelet op de grote leegstand in de kantoorwereld. Het maximeren van het aantal m2 is dan ook op zijn plaats. In deze is een maximum van 3.500 m2 te rechtvaardigen om de markt voldoende ruimte en flexibiliteit te beiden een totaal concept te ontwikkelen waar niet alleen in beperkte mate detailhandel en horeca maar ook kantoorruimte onderdeel is.

In de Kantorenvisie Netwerkstad Twente is overeen gekomen dat specifiek voor het behoud van monumentale panden het mogelijk is om een kantoorfunctie toe te kennen. In de Ambachtsschool is maximaal voor 3.500 m2 aan kantoren mogelijk.


Voor wat betreft de toevoeging van meters kantoorruimte ligt het niet in de lijn der verwachtingen dat zich hier een autonoom kantoor vestigt. Een cultuurhistorisch waardevol pand als de Ambachtsschool wordt vaak herontwikkeld door een combinatie van partijen die een combinatie van functies tot stand brengt. Het traditionele onderscheid tussen kantoor, bedrijf en dienstverlening vervaagd hier steeds meer. Denk bijvoorbeeld aan het concept Seats to Meet Hazemeijer. Met de invulling voor de Ambachtsschool worden dus geen nieuwe, concurrerende kantoor meters op de markt gebracht.

Dit neemt niet weg dat de gemeente Enschede op andere plekken blijft werken aan het uitnemen van traditionele kantoorbestemmingen en als Enschede dit nieuwe denken over werken graag - gezamenlijk met de provincie - wil verwerken in het te actualiseren kantorenbeleid voor Twente.

Dienstverlening

De gemeente heeft geen sectoraal beleid op dienstverlening. Normaliter wordt per initiatief bekeken en beoordeeld in hoeverre dit past binnen de reguliere kaders van de beoogde ontwikkeling van het gebied, respectievelijk de stad. Gelet op de omvang van de Ambachtschool en de gemeentelijke wens om vernieuwende concepten hier tot uitvoering te laten komen worden er twee hoofdfuncties aangewezen, te weten kantoor en dienstverlening.

Een maximering van het metrage is ook hier op zijn plaats, en is gesteld op 3500 m2.

Bedrijven

De hierboven gegeven onderbouwing voor kantoor en zakelijke dienstverlening geldt ook voor bedrijven. Ook hier is een maximering op zijn plaats, en is gesteld op 3500 m2.

Totaalconcept

De voorgestelde mix van bestemmingen, zoals hierboven beschreven moet het mogelijk maken om innovatieve, niet traditionele concepten mogelijk te maken en te laten huisvesten in de Ambachtschool, gelegen aan de rand van de binnenstad.

Transformatie van het gemeentelijk monument

Bij transformatie, en overigens bij iedere verandering aan een monument, staat centraal het belang van het behoud van monumentale waarden. Daarbij moet in de besluitvorming rekening gehouden worden met het belang van de gebruiker. De consequentie van het toestaan van nieuwe functies is daarmee dat er specifiek gebruikersbelang ontstaat waarmee rekening moet worden gehouden. Nieuwe functies kunnen daardoor de monumentwaarden beïnvloeden. Daarom is het belangrijk goed af te wegen welke functies er in het gebouw mogen komen.

Tegelijkertijd is ook een gezonde exploitatie van het gebouw van groot belang om de monumentwaarden in stand ter kunnen houden. Daarvoor kan het, zeker bij moeilijk exploiteerbare gebouwen, nodig zijn om een wat breder programma in het gebouw toe te staan om daarmee het gebouw in zijn geheel te kunnen .

Gezien de eerdere aanbesteding met een relatief beperkt programma, die niet geleid heeft tot een succesvolle nieuwe invulling van het pand en het feit dat het nu al zo lang leeg staat, is het in het belang van het monument om nu wat meer ruimte in het programma te bieden.

In het rapport van het Oversticht wordt daarbij geen beperking aangebracht in de functies die door het gebouw en zijn waarden gedragen zouden kunnen worden. In die zin zijn de kaders die worden beschreven universeel en staan zij los van specifieke functies.

Tegelijkertijd biedt het document een kader waaraan een initiatiefnemer kan afleiden wat er van hem verlangd wordt en het laat hem zien waar ruimte tot aanpassing zit maar die ook aangeeft waar het lastiger is. Hij is dus op voorhand goed op de hoogte van de waarden en kan dus op voorhand zien of de ruimte die hij zoekt, geboden kan worden door dit gebouw.

Er hoeft dus geen angst te zijn dat gebruikers belangen schadelijk gaan zijn voor het monument. In die zin is een stringent beleid ten aanzien van toe te stane functies onnodig en in het belang van het behoud van het gebouw als geheel ongewenst. Het gebouw is juist gebaat bij enige ruimte binnen de kaders van de richtlijnen van het Oversticht. Daarbij moet overigens bedacht worden dat ook deze richtlijnen geen statisch gegeven zijn. Bij alle plannen rondom monumenten en dus ook bij dit gebouw geldt dat de belangen van deelwaarden van het gebouw moeten worden afgewogen tegen andere belangen waaronder het belang van het behoud van het gebouw als geheel. Deze afweging wordt gemaakt door Burgemeester en Wethouders van Enschede die zij zich daarbij laten adviseren door de adviescommissies die daarvoor in het leven zijn geroepen en die voor wat betreft de monumentale waarden toetsen aan de criteria van goede monumentenzorg.

4.2 Ladder Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6, 2e lid Bro)

Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:

  • I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven inhoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden doorherstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.

'stedelijke ontwikkeling'

Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn. Dit is onder meer het geval wanneer er geen sprake is van toename maar wel van concentratie van de bebouwingsmogelijkheden.

'Stedelijke ontwikkeling' en het bestemmingsplan "Ambachtsschool "

In het bestemmingsplan "Ambachtsschool" worden diverse ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderstaand wordt per ruimtelijke ontwikkeling nagegaan of daarbij sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. De ontwikkelingen die als 'stedelijke ontwikkeling' moeten worden aangemerkt worden vervolgens getoetst aan de Ladder Duurzame Verstedelijking.

Omdat naast het (her)gebruik van de huidige Ambachtsschool ook ruimte voor uitbreiding wordt geboden, is er sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro.

Twente is een regio waar in stedelijke gebieden relatief weinig monumentale gebouwen te vinden zijn. De mogelijkheden om een niche markt als wonen in een monumentale school te bedienen zijn dus beperkt. In de basis zijn er in Twente voldoende appartementen in een stedelijk woonmilieu aanwezig. Appartementen met bijzondere kwaliteiten echter niet. De voorraad appartementen bestaat vooral uit appartementen gebouwd tussen 1950-1980. Deze bieden vaak beperkte woonkwaliteit. De appartementen gebouwd van 1980 tot nu zijn beter van kwaliteit, maar voor beide categorieën geldt dat de uitstraling modern is; de categorie vooroorlogs gestapelde voorraad ontbreekt bijna volledig. In de Ambachtschool is het mogelijk moderne woonkwaliteit te combineren met de vooroorlogse karakteristieken. Gezien de beperkte toevoeging op het totaal aantal appartementen in de regio in combinatie met het bijzondere karakter valt er voldoende regionale vraag te verwachten.


Het hergebruik van een bestaand gebouw sluit ook goed aan bij de uitgangspunten van de Regionale Woonvisie regio Twente: kwaliteit boven kwantiteit en bestaande voorraad.

In de Kantorenvisie Netwerkstad Twente is overeen gekomen dat voor behoud van monumentale panden het mogelijk is om een kantoorfunctie toe te kennen. In de Ambachtsschool is maximaal voor 3.500 m2 aan kantoren mogelijk.


Door gebruik te maken van dit bestaande pand in de bebouwde kom wordt voldaan aan de voorwaarde behoefte eerst op te lossen in bestaand stedelijk gebied.

4.3 Stedenbouwkundig plan

De Ambachtsschool staat aan de Boddenkampsingel in Enschede. Een zichtbare plek aan een belangrijke structuur in Enschede. We letten hier extra op de ruimtelijke kwaliteit. Het gebouw zelf is een gemeentelijk monument. De dienstwoning aan de Boddenkampstraat behoort formeel niet tot het gemeentelijk monument. De gymzaal en de fietsenstalling aan de Boddenkampstraat is van wat mindere waarde. Dit kan afgebroken worden.

Ondanks dat we binnen het bestemmingsplan ruimte bieden om volume toe te staan aan de Boddenkampstraat en op het binnenterrein, zal het totale ensemble en aanzicht van het pand vanuit die zijde een belangrijk aspect worden in de beoordeling van de plannen. Het gebouw moet zich goed blijven verhouden tot de omgeving.

4.4 Cultuurhistorie

Deze paragraaf omvat een verantwoording van de wijze waarop in de planontwikkeling rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Monumenten

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich geen rijksmonumenten. De Ambachtsschool is wel aangewezen als gemeentelijk monument.

De Ambachtsschool voor Enschede en omtstreken  

De ambachtsschool is gebouwd in 1922/1923 naar een ontwerp van de architect A.G. Beltman (Enschede). Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de school gedeeltelijk verwoest. Bij de renovatie na de oorlog is de kapvorm van de school vereenvoudigd. De school is gelegen aan de Boddenkampsingel, het pand valt op door haar grote volume. De entree van de school is gericht op een terrein binnen de bebouwing aan de Boddenkampsingel. Aan de achterzijde bevindt zich een binnenplaats met muur waaraan de dienstwoning, garages en opslagruimtes zijn gelegen. In de muur bevindt zich een toegangspoort met een hek.

De gymlokalen en fietsenstalling vallen buiten de bescherming.

De school is opgebouwd vanuit een V-vormige plattegrond in baksteen, onder een met pannen gedekt zadel- en schilddak. Op de hoek is een afgesnoten gevelpartij waar zich de hoofdentree bevindt. Deze is omlijst door een zandstenen sierelement met arbeidende figuren in reliëf met daarboven wapens en gebeeldhouwde uilen. De fraaie entreepartij wordt omlijst door glas- in lood vensters. In de geveltop bevinden zich twee oculusvormige vensters met sierroedeverdeling. Op de hoeken van de gevel hangen lantaarns.

De lokalen hebben grote samengestelde vensters met roedeverdeling onder een latei. In de vleugels gevels met risalerende muurdammen tussen deze vensterpartijen. In deze muurdammen zijn de vensterpartijen kleiner en hebben een iets hoger opgaande dakrand met sierbollen.

In het interieur is nog in originele staat. Binnen het interieur bevindt zich een tableau met een aantal arbeiders en met de tekst “Wie wil, zal slagen”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00068-0004_0006.jpg"

Afbeelding 4.1. Detailopname van de binnenzijde van de Ambachtsschool.

Waardering

De Ambachtsschool voor Enschede en Omstreken is van algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in :

  • I. - de gaafheid van het hoofdvolume, het interieur en de detaillering;
  • II. - de beeldbepalende situering aan de singel, met de gevel op een plein aan de Boddenkampsingel gericht;
  • III. - de betekenis van de school als onderdeel van het oeuvre van de architect A.G. Beltman
  • IV. - het belang van de school in de geschiedenis van de Enschedese industrie.

Bij een nieuwe invulling van de Ambachtsschool zal rekening worden gehouden met bovenstaande waardering.

Beschermwaardige bomen in het plangebied

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich geen aanwezige monumentale, beeldbepalende en overige beschermwaardige bomen.

Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich geen aanwezige cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en bouwwerken zonder monumentstatus in het plangebied.

Archeologie

Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede blijkt dat het plangebied is gelegen in archeologisch onderzoeksgebied B.

De onderzoeksgebieden B kennen een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde voor wat betreft archeologie. Voor elke verstoringslocatie met een oppervlak groter dan 2500 m2, waarbij dieper dan 50 cm wordt verstoord, geldt een onderzoeksplicht. Op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan is dit gebied met een gebiedsaanduiding aangegeven.

De aanwezigheid van mogelijke archeologische waarden is daarmee voldoende geborgd. Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er voor dit bestemmingsplan geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.5 Welstand en beeldkwaliteit

Het gehele plangebied van dit bestemmingsplan heeft als welstandscategorie 'Rijke Stadsvilla's'. Kenmerk van deze categorie is de gevarieerde en bijzondere architectuur; expressief en met veel oog voor detail, maar nooit opdringerig. De voorgevels tonen zich trots naar de straat en ook de zij- en achtergevels zijn mooi ontworpen. De materialen zijn van goede kwaliteit en de kleuren rustig en natuurlijk. De gebouwen geven de stad allure.

De toetscriteria voor deze categorie zijn vrij strikt. Dat past ook goed bij de monumentenstatus die de Ambachtsschool heeft. Veranderingen of toevoegingen aan het gebouw zijn mogelijk maar dan moet dit het hoge architectuurniveau van het hoofdgebouw evenaren of verrijken.

4.6 Duurzaamheid

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet. Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.

De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In het vervolg van deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt aansluitend ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's. In het laatste deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op duurzaamheid in relatie tot het bestemmingsplan "Ambachtsschool".

Wettelijk kader

De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.

Landelijke energieprestatieafspraken

Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:

de energieprestatie-eis voor nieuwe woongebouwen wordt met ingang van 1 januari 2011 verlaagd met 25% (is gebeurd) en in 2015 met 50%, de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen wordt in 2017 met 50% verlaagd.

De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.

Energie- en klimaatambities gemeente Enschede

Nieuwe energie voor Enschede

Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:

in 2020 hebben we in Enschede 30 procent CO2 bespaard ten opzichte van 1990;

in 2020 voorziet duurzame geproduceerde energie in minimaal 20 procent van de behoefte aan energie;

in 2015 is de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal;

In 2020 zijn alle scholen in Enschede klimaatneutraal.

Woonvisie Enschede 2025

In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid een van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:

Inwoners (huurders en eigenaren) krijgen de mogelijkheid om tegen betaling de energiecomponent van de woonlast beheersbaar te houden.

Gemeente, marktpartijen en corporaties onderzoeken en stimuleren de mogelijkheden voor decentrale energieopwekking in Enschede.

Vanaf 2015 streven we er naar dat in Enschede alleen nog energieneutrale nieuwbouw wordt gerealiseerd.

Via de MIO (majeure inversteringsopgave) Duurzaam Wonen en Werkgelegenheid worden vragers en aanbieders op het gebied van duurzaamheid gekoppeld.

Voor woningeigenaren met onvoldoende financiële draagkracht voor noodzakelijke ingrepen aan de woning, wordt door marktpartijen en financiers een financieel instrumentarium ontwikkeld.

De gemeente geeft het goede voorbeeld met het verduurzamen van haar eigen gebouwen.

Coalitieakkoord 'Duurzaam, Samen, Sterker!'

In het coalitieakkoord 2014-2018, 'Duurzaam, Samen, Sterker!' is duurzaamheid een centraal thema. Duurzaam handelen is daarbij meer dan het ontzien van natuur en milieu; duurzaam gedrag staat in het coalitieakkoord synoniem voor niet teren op de zak van toekomstige generaties. In dat opzicht vraagt duurzaam handelen bijvoorbeeld ook om een solide financieel beleid. In de voorgaande collegeperiode werd onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid vooral gewerkt aan maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van gevolgen voor de klimaatverandering. Daarmee is niet gezegd dat er voor thema's die op andere plaatsen wel onder het beleidsveld duurzaamheid worden geschaard, zoals afval, water en bodem geen aandacht was, maar van een breed en samenhangend duurzaamheidsbeleid was geen sprake.

Actieplan Duurzaamheid

De wens om een meer omvattend duurzaamheidsbeleid te voeren, dat richtinggevend is voor het gemeentelijk handelen, vraagt om kaderstelling. Hiertoe wordt het Actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin wordt uitgewerkt aan welke doelen onder de noemer van het duurzaamheidsbeleid actief wordt gewerkt, welke aanpak daarvoor is vereist, welke partijen bij de realisatie daarvan een rol spelen en welke rol de gemeente daarbij voor zichzelf ziet weggelegd, alsmede de toewijzing van mensen en middelen om de gestelde doelen te realiseren.

Duurzaamheid binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool "

In het kader van het bestemmingsplan "Ambachtsschool zijn geen specifieke eisen ten aanzien van duurzaamheid opgenomen.

Wel krijgt de huidige Ambachtsschool met dit bestemmingsplan een bredere planologische bestemming. Hiermee kan het huidige pand, want momenteel grotendeels leegstaat, een nieuwe invulling krijgen. Door gebruik te maken van een bestaand pand binnen stedelijk gebied, draagt dit bestemmingsplan indirect bij aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Enschede.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Ambachtsschool " getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.

5.1 Milieu

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de milieuaspecten bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.

5.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.

Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. m.e.r.-plicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit is het uitvoeren van een m.e.r.-verplicht;
  • 2. m.e.r.-beoordelingsplicht: voor (onderdelen van) het plan of besluit moet eerst worden beoordeeld of het uitvoeren van een m.e.r. verplicht is;
  • 3. vormvrije m.e.r.-beoordeling: het plan of het besluit omvat een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, maar deze activiteit ligt (ruim) beneden de in daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden. Het bevoegd gezag moet dan een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitvoeren om na te gaan of die activiteit mogelijk aanzienlijke milieugevolgen zou kunnen hebben. Als uit die vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat aanzienlijke milieugevolgen op voorhand niet kunnen worden uitgesloten, moet er alsnog een verplichte m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Het Besluit m.e.r. en het plangebied “plannaam”

Het bestemmingsplan Ambachtsschool ” maakt een nieuwe invulling van de huidige Ambachtsschool mogelijk. Dit is een activiteit waarvoor geen verplichting geldt om te beoordelen of het uitvoeren van een milieueffectrapportage noodzakelijk is, omdat de activiteit (ruim) onder de daarvoor in het Besluit m.e.r. opgenomen indicatieve drempelwaarden blijft. Voor deze activiteit dient echter wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

In paragraaf 4.1 zijn de nieuwe (mogelijke) functies uitvoerig beschreven.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling bestemmingsplan “Ambachtsschool

Projectbeschrijving

Voor een gedetailleerde projectbeschrijving wordt verwezen naar paragraaf 4.1 van deze toelichting. De voorgestelde mix van bestemmingen, zoals beschreven in paragraaf 4.1.moet het mogelijk maken om innovatieve, niet traditionele concepten mogelijk te maken en te laten huisvesten in de ambachtschool, gelegen aan de rand van de binnenstad.

Locatie

Een omschrijving van het plangebied is opgenomen in paragraaf 1.2. (Ligging en begrenzing plangebied) van deze plantoelichting. De locatie is gelegen binnen het Stadsdeel Centrum.

Huidig grondgebruik

De Ambachtsschool is een bestaand pand. Het binnenterrein wordt nu verder niet gebruikt, maar kan bebouwd worden en ligt binnen bestaand stedelijk gebied.

Cumulatie met andere projecten

Voor dit bestemmingsplan is er geen sprake van (mogelijke) cumulatie met andere (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten.

Toetsing relevante milieuaspecten

Een toetsing van de relevante milieuaspecten is terug te vinden in de paragrafen 5.1.2 (Bodemkwaliteit), 5.1.3 (Geluid), 6.1.4 (Luchtkwaliteit), 6.1.5 (Externe Veiligheid), 6.3.1 (Natura 2000), 6.3.2 (Flora- en faunawet) en 6.3.3 (Ecologische Hoofdstructuur) van deze plantoelichting. Voor een uitvoerige beschrijving van de voorgenomen ontwikkelingen aan de betreffende milieu- en omgevingsaspecten.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieuaspecten worden geconcludeerd dat het niet noodzakelijk is om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.

5.1.2 Bodemkwaliteit

Bodemkwaliteit algemeen

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk, mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.

Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Ambachtsschool "


Het bestemmingsplan Ambachtsschool is gedeeltelijk conserverend van karakter. Dit houdt in dat in dit plan deels de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloed, is het niet nodig om na te gaan of er bodemonderzoekgegevens bekend zijn. Op het terrein is in januari 2013 bodemonderzoek verricht om de bodemgesteldheid te bepalen. Er is plaatselijk sprake van licht verhoogde gehalten.

Conclusie bodemkwaliteit

De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt niet belemmerd door de milieuhygiënische bodemgesteldheid.

5.1.3 Geluid

In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.

Het plangebied is gelegen binnen de zone van de Boddenkampsingel. De overige in de directe omgeving van het plangebied gelegen wegen zijn niet voorzien van een zone omdat hiervoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Industrielawaai en spoorweglawaai zijn voor het plangebied niet relevant. In het navolgende wordt verder uitsluitend ingegaan op wegverkeerslawaai.

Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.

Volgens artikel 76a/77 van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.

De binnen het plangebied te realiseren woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen zijn gelegen in stedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wet geluidhinder en artikel 3.1 Besluit geluidhinder). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wet geluidhinder en artikel 3.2 Besluit geluidhinder). Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.

Akoestisch onderzoek

Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de te realiseren geluidsgevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan Ambachtsschool zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door de gemeente Enschede een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Ambachtsschool, Boddenkampsingel 80, Enschede, Wegverkeerslawaai” van 28 januari 2015. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Onderzoeksresultaten

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het verkeer op de Boddenkampsingel (weg waarop de Wet geluidhinder van toepassing is) de geluidsbelasting ten hoogste 63 dB bedraagt op het plangebied. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder overschreden, maar wordt wél voldaan aan de ten hoogste vast te stellen hogere waarde van 63 dB uit de Wet geluidhinder.

Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende effect hebben of bezwaren ontmoeten van verkeerskundige, stedenbouwkundige of financiële aard.

De geluidsgevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan Ambachtsschool kunnen uitsluitend gerealiseerd worden als een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden uit de Wet geluihinder en de Geluidnota om een hogere waarde vast te stellen wordt hiermee voldaan.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat vanwege het verkeer op de Boddenkampstraat en de Van der Capellenstraat, waarop de Wet geluidhinder niet van toepassing is, bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste respectievelijk 54 dB en 48 dB. Indien de Wet geluidhinder van toepassing zou zijn op deze wegen dan wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege de Boddenkampstraat overschreden en wordt daar vanwege de Van der Capellenstraat aan voldaan.

De cumulatieve geluidsbelasting op de Ambachtsschool wordt voornamelijk bepaald door het verkeer op de Boddenkampsingel en bedraagt ten hoogste 63 dB. Daarmee wordt voldaan aan de Wet geluidhinder om een hogere waarde vast te stellen.

Railverkeerslawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool " is niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.

Industrielawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool " is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein. Bovendien voorziet het bestemmingsplan "Ambachtsschool  " niet in bestemmingen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht ('grote lawaaimakers') gevestigd kunnen worden.

Luchtvaartlawaai

Het plangebied van het bestemmingsplan Ambachtsschool ” is niet gelegen in de nabijheid van het (voormalige) vliegveld Twente en ligt ruimschoots buiten de geluidszone van het vliegveld. Luchtvaartlawaai is voor het plan dan ook niet relevant.

Conclusie

De realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen binnen het bestemmingsplan Ambachtsschool is alleen mogelijk als vanwege het wegverkeer op de Boddenkampsingel hogere waarden worden vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan.

Omdat nog niet duidelijk is waar binnen het plangebied geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd, wordt voor alle 100 woningen die binnen het plangebied gerealiseerd mogen worden en voor andere geluidsgevoelige gebouwen een hogere waarde van 63 dB aangevraagd.

In het Bouwbesluit 2012 is bepaald dat de karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een geluidsgevoelige bestemming dusdanig moet zijn dat aan de eisen voor de binnenwaarde uit het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Daarmee is geborgd dat, ondanks de hoge geluidsbelasting op de gevel, in de geluidsgevoelige bestemmingen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Ambachtsschool een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal heersen.

Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan is een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Naast toetsing aan de Wet milieubeheer dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet. Maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk kunnen zijn.

Luchtkwaliteit en het plangebied “Ambachtsschool

De realisatie van de beoogde bestemmingen is niet aangewezen in de Ministeriële Regeling NIBM als categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Derhalve is een berekening nodig om te bepalen of de ontwikkeling binnen de getalsmatige begrenzing van het criterium 'niet in betekenende mate' valt.

Er is een inschatting gemaakt van de verkeersgeneratie van het plan. Deze is geschat op 300 motorvoertuigen per etmaal. Via de door het Ministerie beschikbaar gestelde rekentool NIBM (versie 1 mei 2014) blijkt dat het initiatief als NIBM kan worden beschouwd. De berekening is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Voor de luchtkwaliteit in het plangebied is het wegverkeer op de Boddenkampsingel het meest relevant. Uit de monitoringstool blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan worden voldaan.

Conclusie luchtkwaliteit

Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid transportroutes het wettelijk kader. De basis van de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen wegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Gebruik van luchthavens

De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.

Het plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool” is hemelsbreed op ca. 4,5 kilometer van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt, kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1.6 Bedrijven- en milieuinventarisatie, milieuzonering en gebiedsgericht geluidbeleid

Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering 

In het kader van het bestemmingsplan Ambachtsschool ” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.

Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.

Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is. De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn weergegeven in de rapportage Bedrijven- en milieu-inventarisatie bestemmingsplanAmbachtsschool ”, in de bijlagen bij deze toelichting (bijlage 2).

Onderzoeksresultaten

De algemene conclusie van de bedrijven- en milieu-inventarisatie is dat bedrijven en voorzieningen in het plangebied van het bestemmingsplan Ambachtsschool ” geen of zeer geringe milieuhinder veroorzaken die van invloed is op de wijze van bestemmen van functies op aangrenzende gronden binnen het plangebied of knelpunten opleveren voor de omgeving buiten het plangebied.

Gebiedsgericht geluidbeleid

Het BARIM (Activiteitenbesluit) maakt het mogelijk om gebiedsgericht geluidbeleid voor inrichtingen als bedoeld in de Wm vast te stellen. De gemeente Enschede heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt bij de vaststelling van de Geluidnota Enschede 2009-2012. Dit beleid is vastgesteld in april 2009 en in april 2011 op onderdelen gewijzigd en voor onbepaalde tijd verlengd. Het beleid geldt alleen voor nieuwe inrichtingen. Bij het beleid hoort een gebiedstypenkaart waarop per te onderscheiden gebied, meestal een wijk of buurt, richtwaarden zijn vastgelegd. Hierdoor is de geluidruimte voor inrichtingen direct duidelijk.

Conclusie bedrijven- en milieu-inventarisatie, milieuzonering en gebiedsgericht geluidbeleid

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuzonering en milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Hemelwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Dit kan in beginsel door hergebruik, het toepassen van groene daken en/of halfverharding. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het riool- en/of oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving.

Afvalwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. Afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen

Grondwater

Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.

De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Ontwatering is het verschil tussen het peil van de weg of de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).

  • I. Wegen: ontwateringsdiepte van 0,70 meter, waarbij een zandbed met minimale dikte van 0,50 m aanwezig moet zijn. Een te hoge grondwaterstand kan opvriezen en opdooi van de fundering van de weg veroorzaken.
  • II. Bebouwing: de ontwateringsdiepte van bebouwing hangt af van het type gebouw. Voor woningen of gebouwen met een niet-waterdichte kruipruimte die goed toegankelijk moet zijn, dient de ontwatering zodanig te zijn dat zich geen grondwater in de kruipruimte bevindt. Als norm wordt vaak gehanteerd dat het grondwater tenminste 0,20 m beneden de vloer van de kruipruimte moet staan. Uitgaande van een 0,50 m hoge kruipruimte en een vloerdikte (woonvloer) van 0,20 m betekent dit een afstand van 0,90 m tussen de GHG en de bovenzijde van de vloer. Door kruipruimteloos te bouwen kan de ontwateringsnorm onder bepaalde voorwaarden met 0,30 m verminderd worden.
  • III. Groen / onbebouwd en onverhard terrein: voor deze bestemming wordt meestal een ontwateringdiepte van 0,50 m –mv geadviseerd. Langdurige te hoge grondwaterstanden beïnvloeden de beworteling nadelig.

Afwatering

Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende adviesnormen:

  • I. Het vloerpeil van de bebouwing minimaal 0,20 m boven het dichtstbijzijnde wegpeil leggen.
  • II. Perceel vlak of richting de weg af laten lopen.
  • III. De maaiveldpeilen en vloerpeilen van de verschillende percelen op elkaar afstemmen.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan “Ambachtsschool

Het bestemmingsplan Ambachtsschool ” is deels conserverend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat ten aanzien van dit plan deels de bestaande situatie is vastgelegd. Vaak betekent dit ook dat de in dit plan geprojecteerde bestemmingen gedeeltelijk overeenkomt met die in het geldende bestemmingsplan.

Voor een algemene beschrijving van de (huidige) waterhuishoudingssituatie wordt verwezen naar paragraaf 3.1 (Ruimtelijke structuur) van deze toelichting.

Voor de in dit plan voorkomende ruimte voor ontwikkelingen gelden de hierna genoemde uitgangspunten en randvoorwaarden voor de waterhuishouding:

Toename verhard oppervlak

Een groot deel van het plangebied is reeds verhard. Het is gewenst de hoeveelheid verhard oppervlak te verminderen, bijvoorbeeld door het toepassen van groene daken en/of halfverharding.

Hemelwaterafvoer

Nieuwe hemelwaterafvoeren gescheiden uitvoeren en tijdelijk aansluiten op het gemengd rioolstelsel. Conform de watervisie Enschede wordt hemelwater binnen het gebied in de toekomst afgekoppeld van het gemengd rioolstelsel.

Afvalwaterafvoer

Afvalwater gescheiden van hemelwater afvoeren en aansluiten op het gemengd rioolstelsel.

Grondwater, ontwatering en afwatering

In de omgeving van het plangebied kan bij hevige neerslag water op straat voorkomen. Aandacht voor de ontwatering van het binnenterrein. Deze moet blijven afwateren naar openbaar gebied. Geen ingesloten laagte creëren.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Natuur

5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan.

Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Voor de meeste Natura 2000 gebieden is Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag. Alleen voor een aantal expliciet in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 genoemde gebieden is de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie het bevoegd gezag.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Ambachtsschool

Het plangebied van het bestemmingsplan Ambachtsschool ” is niet gelegen binnen een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of beschermd natuurmonument of in de directe omgeving daarvan.

Voor activiteiten die mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied dient een passende beoordeling en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden uitgevoerd om te bepalen of en zo ja er daadwerkelijk sprake is van significant negatieve effecten voor kwalificerende soorten. Indien significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, zijnde Gedeputeerde Staten van Overijssel. Gelet op het feit dat het bestemmingsplan “Ambachtsschool” deels conserverend van aard is en gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling(en), in relatie tot de afstand van de ontwikkelingslocatie tot de Natura 2000 gebied(en), kunnen significant negatieve gevolgen voor de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebied(en) worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten; tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Op grond van de Flora- en faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving.

Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.

De Flora- en faunawet en het plangebied “Ambachtsschool

Het bestemmingsplan Ambachtsschool ” beoogt de herontwikkeling van de voormalige Ambachtsschool aan de Boddenkampsingel mogelijk te maken. Het plangebied grenst direct aan de toekomstige woonwijk De Boddenkamp. In het kader van de ontwikkeling van die woonwijk is in 2010 een uitvoerig ecologisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek (“Flora- en fauna onderzoek herontwikkeling Boddenkamp Enschede, Eelerwoude d.d. 29-11-2010; bijlage7) blijkt dat de ambachtsschool onderdeel uitmaakt van de functionele leefomgeving van vleermuizen en huismus, twee op grond van de Flora- en faunawet strikt beschermde soorten. De Ambachtsschool zelf maakte destijds geen onderdeel uit van het in het kader van de herontwikkeling Boddenkamp onderzochte gebied. Uit het onderzoek kan wel worden geconcludeerd dat van zowel vleermuizen als huismus in, op of aan het gebouw van de ambachtsschool vaste rust- en verblijfplaatsen te verwachten.

Om duidelijkheid te verkrijgen over of de ambachtsschool inderdaad onderdeel uitmaakt van de functionele leefomgeving van (strikt) beschermde soorten als huismus en vleermuizen, is het gebouw in het voorjaar en de zomer van 2013 uitvoerig ecologisch onderzocht (bijlage 8).

Binnen het plangebied zijn meerdere vaste verblijfplaatsen van huismus en gierzwaluw aanwezig. Tevens is gewone dwergvleermuis foeragerend vastgesteld in het plangebied.

Met de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling worden geen negatieve effecten op gewone dwergvleermuis verwacht. Wel kunnen negatieve effecten optreden op huismus en gierzwaluw. De vaste rust- en verblijfplaatsen van deze soorten zijn jaarrond beschermd.

Met de voorgenomen ontwikkeling treedt verstoring/vernietiging op aanwezige huismussen en gierzwaluw en hun verblijfplaatsen op. Voor deze vogels dient een ontheffing aangevraagd te worden, en deze kan naar verwachting ook worden verleend. Voor het vernietigen van verblijfplaatsen kan alleen een ontheffing verkregen worden voor een belang uit de habitatrichtlijn of vogelrichtlijn. De belangen die opgevoerd kunnen worden zijn bescherming van Flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid of openbare veiligheid en groot openbaar belang.

Een ontheffing kan worden aangevraagd voor het verstoren van verblijfplaatsen. Tevens kan een ontheffing aangevraagd worden voor belang van een ruimtelijke inrichting of ontwikkeling, indien de huismus alleen verstoord wordt en in de toekomst het pand weer als verblijfplaats kan gebruiken. Om dit te kunnen garanderen, dienen dan een aantal compenserende en mitigerende maatregelen genomen te worden. Zie hiervoor ook bijlage 8.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet, met inachtneming van de aanvraag van de ontheffing (zoals hierboven beschreven), geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

5.3.3 Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden door vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.

De EHS en het plangebied “Ambachtsschool

Het plangebied van het bestemmingsplan “Ambachtsschool” is niet gelegen binnen een gebied dat onderdeel uitmaakt van de EHS. De dichtstbijzijnde gronden die deel uitmaken van de EHS zijn op op dusdanige afstand van het plangebied gelegen, dat een verdere toetsing aan de EHS kan daarom achterwege blijven.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:

  • a. een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast. De methodiek wordt wel ingezet om bestaande situaties te conserveren, maar wordt ook gebruikt om beoogde nieuwe ontwikkelingen nauwgezet te sturen;
  • b. een globaal bestemmingsplan dat nader moet worden uitgewerkt. In een dergelijk bestemmingsplan worden een of meerdere bestemmingen opgenomen, die later moeten worden uitgewerkt. Wordt veelal toegepast in gevallen waar de ontwikkeling van een gebied op hoofdlijnen bekend is, maar waar de concrete invulling nog moet volgen;
  • c. Een globaal eindplan. In deze planvorm wordt het ruimtelijk en functioneel streefbeeld in globale zin vastgelegd;
  • d. Een mix van bovenstaande planvormen afhankelijk van de specifieke problemen.

Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheergerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan "Ambachtsschool" is gekozen voor optie d, om specifiek in te kunnen spelen op de beoogde ontwikkelingen in het plangebied. Enerzijds biedt het plan flexibiliteit, anderzijds zijn er voldoende waarborgen opgenomen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kan worden gerealiseerd. De waarborgen omvatten onder meer de aantallen woningen en het maximum toegestane vloeroppervlakte van een aantal functies.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 6.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Ambachtsschool" is gekozen.

6.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Ambachtsschool”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de StandaardVergelijkeBestemmingsplannen 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Beschrijving van het plan

De gronden begrepen in het bestemmingsplanAmbachtsschool ” zijn bestemd voor “Gemengd - 3” en voor “Verkeer-Verblijfsgebied”.

Gemengd - 3

De voor “Gemengd - 3” aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. In de planregels zijn algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Bebouwing dient te worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bouwblokken. Tevens zijn middels maatvoering op de plankaart opgenomen de maximale bouwhoogte en het maximum aantal toegestane woningen (in totaal zijn maximaal 100 woningen toegestaan) op deze locatie.

Naast wonen zijn ook andere functies toegestaan op deze locatie. Het gaat om maatschappelijke voorzieningen, bedrijven, culturele voorzieningen, kantoren, detailhandel en dienstverlening. Aan veel van deze functies is een maximum toegestane vloeroppervlakte toegekend. Deze zijn opgenomen in de planregels (artikel 3.1; bestemmingsomschrijving).

Om de woningen te kunnen realiseren dient een ontheffingsprocedure Wet geluidhinder voor het vaststellen van een hogere grenswaarde te worden gevoerd. Voor een toelichting op deze procedure wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3.

Verkeer-Verblijfsgebied

De gronden met de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” zijn bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

6.3.1 De Lijst van bedrijfstypen en/of de Staat van bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen en een Staat van bedrijfsactiviteiten, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken - is het uitgangspunt. De richtafstanden zijn geactualiseerd, de toelichting is aangepast aan nieuw beleid en bevat stappenplannen voor veel voorkomende praktijksituaties. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zijn ook richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging opgenomen.

De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren, winkels) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. In gebieden met een grote mate van functiemenging wordt de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging gebruikt. Deze gaat niet uit van aan te houden richtafstanden tot woningen en andere milieugevoelige functies maar van de mate in hoeverre een activiteit al dan niet aanpandig met woningen of andere milieugevoelige functies aanvaardbaar is.

De Lijst van bedrijfstypen

In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. In de Lijst van bedrijfstypen zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. Daartoe zijn in de VNG-brochure een aantal hoofdcategorieën onderverdeeld in subcategorieën. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. De milieucategorieën 1 en 2 zijn niet onderverdeeld in subcategorieën. Elke milieucategorie of subcategorie heeft een eigen bijbehorende richtafstand die dient te worden aangehouden ten opzichte van milieugevoelige functies en bestemmingen.

milieucategorie   richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
 
1   10 meter  
2   30 meter  
3.1   50 meter  
3.2   100 meter  
4.1   200 meter  
4.2   300 meter  
5.1   500 meter  
5.2   700 meter  
5.3   1.000 meter  
6   1.500 meter  

Tabel: overzicht milieucategorieën VNG-publicatie met bijbehorende richtafstanden

De Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

Deze staat van bedrijfsactiviteiten wordt toegepast voor gemengde gebieden die gekenmerkt worden door een mix van stedelijke functies. In een dergelijk levendig en dynamisch gebied is het de vraag welke bedrijfsmatige activiteiten en andere milieubelastende functies nog aanvaardbaar zijn. De VNG-brochure bevat een specifieke bedrijvenlijst met functies die passen in een gemengd gebied. Een Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden van functiemenging is wenselijk, omdat de activiteiten in dergelijke gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op bijvoorbeeld een bedrijventerrein of in een rustige woonwijk. In de Staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging wordt gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene Lijst van bedrijfstypen. De activiteiten in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging zijn ingedeeld in de categorieën A, B of C, waarmee een beoordeling van de planologische toelaatbaarheid van activiteiten binnen een gemengd gebied mogelijk is. Binnen een dergelijk gebied wordt het werken met de van oudsher bestaande minimumafstanden niet doelmatig geacht.

De betekenis voor de toelaatbaarheid van activiteiten is als volgt:

Categorie A   Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.  
Categorie B   Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden (er is sprake van afzonderlijke gebouwen of dusdanige constructieve maatregelen dat in de woningen nog een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd).  
Categorie C   Activiteiten, zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.  

Tabel: categorie-indeling Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het betreft veelal kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden uitsluitend in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen of Staat van bedrijfsactiviteiten te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.

Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient te worden gelet op de volgende aspecten:

  • potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder;
  • lucht-, water- of bodemverontreiniging;
  • visuele hinder;
  • verkeersaantrekkende werking;
  • het al dan niet continue karakter van de activiteit;
  • externe veiligheid (gevaar).

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Binnen het plangebied zijn verschillende (deel)ontwikkelingen beoogd, met als hoofddoel de (her)ontwikkeling van de huidige Ambachtsschool.

De gronden in het plangebied zijn nu nog in eigendom van de gemeente Enschede, maar het is de bedoeling om de Ambachtsschool en de daarbij behorende gronden ter verkopen aan een nieuwe, particuliere eigenaar.

Verkoop Ambachtschool

In het geval van de Ambachtsschool verkopen wij als gemeente het pand aan een nieuwe eigenaar. Bij de verkoop wijzigt ook de huidige bestemming. Dit nieuwe bestemmingsplan maakt ook andere, nieuwe functies mogelijk.

De gemeentelijke kosten worden gedekt middels een verkoopovereenkomst. Het kostenverhaal is hiermee verzekerd.

Exploitatieplan

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet aan de orde.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.