direct naar inhoud van 6.1 Wijze van bestemmen
Plan: Glanerbrug-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00054-0003

6.1 Wijze van bestemmen

Bestemmingsplannen moeten worden gemaakt met toepassing van de wettelijk verplichte SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). Toepassing van de SVBP zorgt er voor dat bestemmingsplannen alle dezelfde structuur en opbouw kennen. Hierdoor ontstaat een uniform geheel, wat de rechtsgelijkheid voor burgers ten goede komt en de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning en de handhaving van bestemmingsplannen vergemakkelijkt. De SVBP bevat geen verplichtingen voor de te gebruiken systematiek en techniek van bestemmen. Het is dus mogelijk om de ene keer te kiezen voor een meer gedetailleerd plan en de andere keer juist voor een meer globaal plan. De keuze voor een bepaalde systematiek hangt namelijk nauw samen met wat het bestemmingsplan beoogt te regelen. Beoogt het plan alleen een actuele regeling te geven voor de bestaande situatie, dan ligt een meer gedetaileerde wijze van bestemmen het meest voor de hand. Als het plan ook beoogt nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken dan wordt vaak gekozen voor een meer globale en flexibele wijze van bestemmen. In het bestemmingsplan "Glanerbrug-Noord" is gekozen voor een meer gedetailleerde wijze van bestemmen. Dit omdat in het bestemmingsplan uitsluitend de bestaande situatie van een actuele bestemmingsregeling wordt voorzien en er geen sprake is van het mogelijk maken van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij het toekennen van een bestemming aan een perceel of pand moet worden voldaan aan het begrip 'een goede ruimtelijke ordening'. Dit betekent dat de bestemming in ieder geval moet passen bij het gewenste gebruiksdoel of de gewenste functie en geen onnodige ruimtelijke beperkingen mag bevatten. Binnen de hoofdgroepen van bestemmingen zoals deze in de SVBP worden genoemd kan worden gekozen voor een verbijzondering van de bestemming met een zelfstandig pakket van bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels. Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie bepalend. Afhankelijk van de ruimtelijke relevantie en/of de mate waarin de betreffende functie invloed heeft op de omgeving of daaraan eisen stelt, wordt gekozen voor een hoofdgroepbestemming of voor een verbijzonderde bestemming met eigen bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels. Bij invloed op of eisen aan de omgeving aat het om ruimtelijke uitstralingseffecten in de zin van verkeersaantrekkende werking, benodigde parkeervoorzieningen, ruimtebeslag, situeringskenmerken en milieuhinder. In de bestemmingsomschrijving zijn doorgaans ook aan de bestemming ondergeschikte functies toegestaan, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen. Bijzondere ondergeschikte functies, zoals horeca, een kantoor of bedrijvigheid, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, krijgen een afzonderlijke functieaanduiding. Daarnaast bevat een bestemming ook diverse bevoegdheden voor burgemeester en wethouders om in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan af te wijken of om het bestemmingsplan te wijzigen. Daarbij is zoveel mogelijk het afwegingskader aangegeven. Voor de toepassing van die afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden moeten aparte procedures worden doorlopen, waarbij belanghebbenden de mogelijkheid hebben om tegen de voorgenomen afwijkingen of wijzigingen bezwaar te maken dan wel een zienswijze kenbaar te maken. Daarmee bevat het bestemmingsplan voldoende rechtswaarborgen.