direct naar inhoud van Artikel 6 Natuur
Plan: Glanerbrug-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00054-0003

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • 1. de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden;
  • 2. ecologische verbindingszone met de daarbij behorende voorzieningen zoals ecotunnels, faunapassages en uittreeplaatsen;
  • 3. sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen, vijvers en poelen, met de daarbij behorende kunstwerken als bruggen en duikers;
  • 4. wadi's en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van hemelwater;
  • 5. de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen.
  • b. Op de voor "Natuur" aangewezen gronden zijn ondergeschikt aan de onder a omschreven doeleinden tevens toegestaan:
    • 1. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
    • 2. wandel- en fietspaden;
    • 3. nutsvoorzieningen;
    • 4. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);
    • 5. de bij deze ondergeschikte doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor "Natuur" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 6.1 en nutsvoorzieningen worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Op de voor "Natuur" aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen als bedoeld in de leden 6.2.5 en 6.2.4.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de bouw van ecotunnels, faunapassages en andere bouwwerken ten behoeve van de ecologische verbindingszone is toegestaan;
6.2.4 Speelvoorzieningen

Voor het bouwen van speelvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

6.2.5 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

6.2.6 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 6.2.1, 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4 en/of 6.2.5 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogeliljkheden van aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.2 voor de bouw van een schuilgelegenheid voor vee, onder de voorwaarde dat:
  • b. lid 6.2.3 onder a, voor een hoogte van terreinafscheidingen tot een maximum van 3 meter;
  • c. lid 6.2.3 onder b, voor een hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 5 meter.
  • d. lid 6.2.6 voor het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde een agrarisch dierenverblijf, met een vergroting die niet meer bedraagt dan 15% van de oppervlakte van die bouwwerken, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de uitbreiding van het bouwwerk uitsluitend op de begane grond wordt gerealiseerd;
    • 2. de goot- en bouwhoogte niet toenemen.

De in dit lid genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de natuurwetenschappelijke, cultuur- historische en landschappelijke waarden.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Op de voor ''Natuur" aangewezen gronden is de opslag van mest, kuilvoer, zand, stenen of andere goederen op onbebouwde gronden niet toegestaan.

6.6 Omgevingsvergnning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels;
    • 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
    • 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
    • 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
    • 7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
    • 8. het leggen van drainagebuizen.
  • b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden.