direct naar inhoud van Artikel 5 Bos
Plan: Glanerbrug-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00054-0003

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor de houtproductie en voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden, met daaraan ondergeschikt:

  • a. sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen, vijvers en poelen, met de daarbij behorende kunstwerken als bruggen en duikers;
  • b. wadi's en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden en bergen van hemelwater;
  • c. voorzieningen ter bescherming van de flora en fauna, zoals ecotunnels, faunapassages en uittreeplaatsen;
  • d. extensieve recreatie;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsverbindingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);
  • g. bij deze doeleinden behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor "Bos" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken in overeenstemming met het bepaalde in lid 5.1 en nutsvoorzieningen worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Op de voor "Bos" aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen als bedoeld in lid 5.2.4.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor "Bos" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximum hoogte van 2 meter.

5.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Op de voor ''Bos" aangewezen gronden is de opslag van mest, kuilvoer, zand, stenen of andere goederen op onbebouwde gronden niet toegestaan.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels;
    • 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
    • 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
    • 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
    • 7. het leggen van drainagebuizen.
  • b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden.