direct naar inhoud van Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
Plan: Buitengebied Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00042-0003

Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Basisbestemming

De voor Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de exploitatie van een agrarisch loonbedrijf als bedoeld in categorie 2 uit de hoofdgroep Agrarische bedrijven van de bij deze planregels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1) en voor de gronden met de kadastrale bekend gemeente Lonneker, sectie E, nummer 7739 voor een Agrarisch loonbedrijf welke gericht is op het verlenen van (agrarische) diensten grotendeels buiten de eigen inrichting en het opslaan en overslaan, bewerken en verwerken en ondergeschikt verhandelen van stoffen en producten die afkomstig zijn uit het buitengebied en veelal van agrarisch loonwerk en landschapsonderhoud en grondverzet zoals grond, zand, hout, steenachtig materialen en groenafval,

met daaraan ondergeschikt:

  • a. kantoorruimte, als integraal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten, tot een bruto-vloeroppervlak per bedrijf van maximaal 30 % van het bruto-vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel,
  • b. het wonen, indien en voorzover op grond van lid 9.2.2 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan,
  • c. mantelzorg, indien en voorzover op grond van lid 9.2.2 van deze planregels de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan,
  • d. de uitoefening van een beroep of de exploitatie van een bedrijf aan huis voorkomend in de categorieën 1 of 2 van de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 1, waarbij de activiteiten plaats moeten vinden binnen een bestaand (eventueel daarvoor geschikt te maken) bedrijfsgebouw. Per agrarisch loonbedrijf mag maximaal 150 m2 voor bed and breakfast in gebruik zijn. Deze oppervlakte telt mee in de totale oppervlakte die voor nevenactiviteiten in gebruik mag zijn,
  • e. de stalling van caravans en campers en boten, met dien verstande dat:
  • 1. de activiteiten plaats moeten vinden binnen een bestaand (eventueel daarvoor geschikt te maken) bedrijfsgebouw,
  • 2. maximaal 300 m2 bedrijfsvloeroppervlakte is toegestaan, waarbij alle nevenactiviteiten meetellen.
  • 3. een horecabedrijf niet is toegestaan,
    • a. er geen overnachtingen mogen plaatsvinden.

met de daarbij behorende

  • f. bouwwerken,
  • g. erven,
  • h. terreinen en
  • i. voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.

9.1.2 Toegestaan medegebruik ter plaatse van functie-aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1” zijn de gronden tevens bestemd voor de exploitatie van agrarisch loonbedrijf, als bedoeld in categorie 3.1 uit de hoofdgroep Agrarische bedrijven van de bij deze planregels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" zijn de gronden tevens bestemd voor de exploitatie van agrarisch loonbedrijf, als bedoeld in categorie 3.2 uit de hoofdgroep Agrarische bedrijven van de bij deze planregels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
  • c. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bosbouw" zijn de gronden tevens bestemd voor de exploitatie van een bosbouwbedrijf.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding "bedrijfwoning" zijn de gronden bestemd voor een bedrijfswoning.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenpension' zijn de gronden tevens bestemd voor het opvangen en stallen van paarden en/of pony's.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor “Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf” aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 9.1.
  • b. Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden9.2.1 onder a, 9.2.2, 9.2.3 en 9.2.4 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet voor bouwwerken, die zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan en niet krachtens de overgangsbepalingen van dat plan waren toegestaan.

9.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een op de kaart aangegeven bouwvlak of binnen de begrenzing van een functieaanduiding.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” mag bij de bouw van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, de aangegeven bouwhoogte niet worden overschreden.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage' mag bij de bouw van gebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, het aangegeven bebouwingspercentage niet worden overschreden.
  • d. Per bouwvlak is, tenzij door middel van een aanduiding anders is aangegeven, de bouw van één bedrijfswoning toegestaan. Bedrijfswoningen dienen vrijstaand te worden gebouwd. De inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 900 m³ en de goothoogte maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat bij het bepalen van de inhoud van de bedrijfswoning, de in de bedrijfswoning aanwezige ruimten die ten dienste staan van het bedrijf onverkort meetellen. Voor bestaande bedrijfswoningen, die onderdeel uitmaken van een (groter) hoofdgebouw, geldt dat zij mogen worden gehandhaafd, vernieuwd en vergroot, met dien verstaande dat voor die bedrijfwoningen een afwijkende maximale inhoudsmaat van toepassing is van 750 m³. Voor bedrijfswoningen geldt, in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid, een maximale bouwhoogte van 10 meter.
  • e. Binnen het gebied met de aanduiding 'bedrijfswoning" mogen bij een bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Voor bij bedrijfswoningen behorende bijbehorende bouwwerken geldt dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m² per wooneenheid mag bedragen, dat de toegestane maximale goothoogte 3 meter en -in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid- de maximale bouwhoogte 6 meter mag bedragen. De bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zijnde een uitbreiding van de wooneenheid, mag binnen het bouwvlak maximaal gelijk zijn aan de bouwhoogte van de wooneenheid; de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zijnde een uitbreiding van de wooneenheid, mag binnen het bouwvlak maximaal gelijk zijn aan de goothoogte van de wooneenheid.

9.2.3 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in de leden 9.2.2 en 9.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter en bouwhoogte 5 meter bedragen.

9.2.4 Overige, niet eerder genoemde, bouwwerken

Voor het bouwen van overige, niet eerder genoemde, bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstobjecten, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige, niet eerder genoemde bouwwerken, mag maximaal 5 meter bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omschrijving bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.2.2, onder a, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroep Bedrijven van bijlage 1 van deze regels dan wel is genoemd in één of ten hoogste twee categorieën hoger van die hoofdgroep, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 9.1.1 , op die locatie toegestane bedrijven;
  • b.  9.2.2, onder d, voor het vergroten van een bedrijfswoning tot ten hoogste de inhoud van het oorspronkelijk hoofdgebouw, waarvan de woning een onderdeel vormt, met dien verstande dat de bestaande karakteristiek van het hoofdgebouw, bepaald door de bouw- en goothoogte en dakvorm, hierbij moet worden gehandhaafd.
  • c. 9.2.2, onder d, voor het inpandig splitsen van een bestaande bedrijfswoning in twee bedrijfswoningen, indien dit hoofdgebouw een inhoudsmaat heeft van meer dan 1000 m³, met dien verstande dat de inhoud hierbij niet mag worden vergroot en dat de bestaande karakteristiek van het hoofdgebouw, bepaald door de bouw- en goothoogte en dakvorm, moet worden gehandhaafd.
  • d. 9.2.2, onder e, voor een gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak tot maximaal 75 m², mits het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%;
  • e. 9.2.4, onder a, voor een bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 meter;
  • f. 9.2.4, onder c, voor een bouwhoogte van overige bouwwerken tot maximaal 7 meter.

9.3.2 Nadere voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 9.3.1 sub a tot en met d worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. de inpassing in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht richtinggevend. De landschapstypenkaart en bijbehorende koesteransichten maken als bijlage 3 onderdeel uit van deze regels;
  • b. de afwijking mag niet toegepast worden binnen de Ecologische Hoofstructuur (EHS), zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opslag op onbebouwde gronden ten dienste van bedrijven;
  • b. de stoffen en producten van het agrarisch loonbedrijf mogen niet worden opgeslagen buiten de bebouwingsgrenzen. De maximum opslaghoogte bedraagt 5 meter en de totale opslagcapaciteit van alle stoffen en producten mag maximale 1000 m3 bedragen,
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, zelfstandige kantoren en een seksinrichting.
  • d. het gebruik van gebouwen, voorzover het gebouwen of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 9.1 voor de uitoefening van een bed and breakfast mogen worden gebruikt, voor zover dit medegebruik betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
  • e. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Omschrijving bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.1.1, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroep Agrarische bedrijven van bijlage 1 van deze regels dan wel is genoemd in één of ten hoogste twee categorieën hoger van die hoofdgroep, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 9.1.1, op die locatie toegestane bedrijven.
  • b. 9.4, onder a, ten behoeve van de opslag van bedrijfsmaterialen, indien de verplichting bedrijfsmaterialen inpandig op te slaan, met het oog op de aard van de bedrijfsvoering onevenredig bezwarend is.

9.5.2 Nadere voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 9.5.1 sub a en b worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. de inpassing in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht richtinggevend. De landschapstypenkaart en bijbehorende koesteransichten maken als bijlage 3 onderdeel uit van deze regels;
  • b. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • c. de (bedrijfs)activiteiten moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • d. de afwijking mag niet toegepast worden binnen de Ecologische Hoofstructuur (EHS), zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Omschrijving bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. ten behoeve van dag- of verblijfsrecreatie, bedrijven uit de categorie 1 voorkomend binnen de hoofdgroepen Bedrijven, Maatschappelijk, Horeca, Cultuur en ontspanning en Dienstverlening van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfstypen (bijlage 1) in een bestaand, eventueel daarvoor geschikt te maken, voormalig bedrijfsgebouw binnen een bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. het betreffende gebouw tenminste vijf jaar (niet wederrechtelijk) in gebruik is geweest voor bedrijfsdoeleinden;
    • 2. de functiewijziging ook met vervangende nieuwbouw gepaard kan gaan, indien het bestaande bedrijfsgebouw om bouwtechnische redenen niet geschikt (te maken) is voor het beoogde doel;
    • 3. de functiewijziging betrekking kan hebben op maximaal 300 m² gebruiksvloeroppervlakte;
    • 4. burgemeester en wethouders bevoegd zijn, de vestiging van andere dan de in de aanhef van dit lid bedoelde bedrijven toe te staan, mits die bedrijven naar hun aard vergelijkbaar zijn met de binnen de genoemde hoofgroepen toegestane bedrijven uit categorie 1 en die bedrijven, gelet op hun invloed op hun omgeving, daarmee gelijk kunnen worden gesteld;
    • 5. de exploitatie van een hotel, café/bar, c.q. de exploitatie van een partycentrum niet is toegestaan.
  • b. het verwijderen van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - specifiek bedrijf met volgnummer” en het verwijderen daarvan van de bij deze regels behorende bijlage 2 indien het bedrijf met de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
  • c. door het wijzigen van de bestemming Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf in de bestemming Wonen na beëindiging van de bedrijfsvoering van een agrarisch loonbedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de wijziging zich niet kan uitstrekken tot een groter gebied dan het bestaande erf;
    • 2. de wijziging er niet toe kan strekken dat het aantal wooneenheden op het erf toeneemt.

9.6.2 Nadere voorwaarden

Aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 9.6.1 sub a worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. de inpassing in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht richtinggevend. De landschapstypenkaart en bijbehorende koesteransichten maken als bijlage 3 onderdeel uit van deze regels;
  • b. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • c. de (bedrijfs)activiteiten moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • d. de wijziging mag niet toegepast worden binnen de Ecologische Hoofstructuur (EHS), zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.