direct naar inhoud van Artikel 38 Wonen
Plan: Buitengebied Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00042-0003

Artikel 38 Wonen

38.1 Bestemmingsomschrijving
38.1.1 Basisbestemming

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, met daaraan ondergeschikt:

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken,
  • e. erven,
  • f. terreinen en
  • g. voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-koude-opslag, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
38.1.2 Toegestaan medegebruik ter plaatse van functie-aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische woning' zijn de gronden tevens bestemd voor het instandhouden van bedrijfsgebouwen, die bij de tervisielegging van het ontwerp van het plan in gebruik waren voor agrarische doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'atelier' zijn de gronden tevens bestemd voor de exploitatie van een atelier.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' zijn de gronden tevens bestemd voor de exploitatie van een caravanstalling.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' zijn de gronden tevens bestemd voor verblijfsrecreatie, met dien verstande dat de exploitatie van een hotel niet is toegestaan.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn de gronden tevens bestemd voor verblijfsrecreatie, met dien verstande dat de exploitatie van een hotel niet is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' op het adres Gerinkhoekweg 31 zijn de gronden tevens bestemd voor de realisatie van 5, niet voor permanente bewoning bedoelde, recreatieappartementen in een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur' zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding van een schuur, waarvan de oppervlakte mag niet groter zijn dan de functieaanduiding, de goothoogte maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen. De schuur mag niet worden verplaatst.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beheergebouw' zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding van een beheergebouw, waarvan de oppervlakte niet groter mag zijn dan de functieaanduiding, de goothoogte maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen. Het beheergebouw mag niet worden verplaatst.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is wonen toegestaan, nadat het gebouw verbouwd is waarbij de karakteristieke kenmerken gehandhaafd blijven. 
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bijzonder gebouw' zijn de gronden tevens bestemd voor de instandhouding van een bijzonder cultuurhistorisch gebouw, waarvan de inhoud niet mag worden vergroot en waarvan de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de bouw- en goothoogte en dakvorm, niet mag worden gewijzigd.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij' zijn de gronden tevens bestemd voor een theeschenkerij of andere vormen van lichte horeca, zoals een pannenkoekenhuis, een gelegenheid voor het geven van kookcursussen of een gelegenheid voor het houden van kleine recepties.
  • k. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - e' mag de karakteristieke schuur pas worden bewoond, nadat deze is verbouwd op een manier waarop de karakteristieke kenmerken gehandhaafd zijn gebleven [sba-e].

38.2 Bouwregels
38.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor Wonen aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 38.1.
  • b. Nieuwbouw ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast is niet toegestaan.
  • c. Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 38.2.1 onder 1, 38.2.2 en 38.2.4, mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet voor bouwwerken, die zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan en niet krachtens de overgangsbepalingen van dat plan waren toegestaan.
38.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
  • a. Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak.
  • b. Binnen een bouwvlak mag maximaal één wooneenheid met daarin maximaal één woning aanwezig zijn, tenzij door middel van een aanduiding anders is aangegeven.
  • c. De inhoud van een wooneenheid mag maximaal 750 m³ bedragen. De goothoogte van een wooneenheid mag ten hoogste 6 meter en de bouwhoogte mag ten hoogste 10 meter bedragen.
  • d. Wooneenheden mogen niet worden verplaatst.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a van dit lid mag op gronden die middels de functieaanduiding 'recreatiewoning' tevens zijn bestemd voor verblijfsrecreatie, een recreatiewoning aanwezig zijn, waarvan de inhoud ten hoogste 250 m³ mag bedragen, inclusief bijbehorend bouwwerk en kelder. De goothoogte mag maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen. De afstand van het bouwwerk tot de recreatiewoning mag niet meer dan 5 meter bedragen.
  • f. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag, bij een omvang van het bestemmingsvlak tot 250 m², maximaal 75 m² en bij een bestemmingsvlak met een omvang vanaf 250 m², niet meer dan 30 % van de omvang van het bestemmingsvlak, met een maximum van 100 m² bedragen per wooneenheid;
    • 2. de bouw van bijbehorende bouwwerken is uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    • 3. de maximale goothoogte voor bijbehorende bouwwerken bedraagt 3 meter;
    • 4. de maximale bouwhoogte voor bijbehorende bouwwerken bedraagt 6 meter ;
    • 5. bijbehorende bouwwerken mogen niet worden samengevoegd of verplaatst, indien de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel groter is dan de oppervlakte die ingevolge het bepaalde onder f, sub 1 van dit lid is toegestaan.
    • 6. De bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zijnde een uitbreiding van de wooneenheid, mag binnen het bouwvlak maximaal gelijk zijn aan de bouwhoogte van de wooneenheid; de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zijnde een uitbreiding van de wooneenheid, mag binnen het bouwvlak maximaal gelijk zijn aan de goothoogte van de wooneenheid.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" mag de bestaande bebouwing, niet worden gewijzigd.
  • h. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - d' (Wiggersbosweg 60) mag pas een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden verleend, indien voldaan is aan de verplichting dat van de bestaande bijgebouwen in totaal 163 m2 is gesloopt [sba - d].
  • i. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - f' (Boekelerhofweg 50) mag pas een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden verleend, indien de anterieure overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente is ondertekend en de bouwaanvraag wat betreft erfinrichting en beeldkwaliteit voldoet aan de randvoorwaarden zoals die zijn opgenomen in bijlage 5 van deze planregels.

38.2.3 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in de leden 38.2.2 en 38.2.4 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte 5 meter bedragen.
38.2.4 Overige, niet eerder genoemde, bouwwerken

De (bouw)hoogte van overige, niet eerder genoemde, bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  • a. 6 meter voor palen en masten;
  • b. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen, voorzover achter de voorgevelrooilijn gelegen en 1 in de overige gevallen;
  • c. 2,50 meter voor alle overige bouwwerken.

38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Omschrijving bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.2.2 ten behoeve van:

  • a. het vergroten van de inhoud van een voormalige agrarische bedrijfswoning met de inhoud van de in hetzelfde gebouw aanwezige voormalige agrarische bedrijfsruimte, met dien verstande dat de gezamenlijke inhoud van de wooneenheid en het bedrijfsgedeelte niet mag worden vergroot, het aantal woningen niet mag toenemen en de karakteristiek van het gebouw, bepaald door bouwhoogte, goothoogte, gevelindeling en dakvorm niet in onevenredige mate mag worden aangetast.
  • b. de inpandige splitsing van een wooneenheid in twee woningen, indien de inhoud van dit hoofdgebouw tenminste 1000 m³ bedraagt, met dien verstande dat door splitsing van de wooneenheid de karakteristiek van het gebouw, bepaald door bouwhoogte, goothoogte, gevelindeling en dakvorm niet in onevenredige mate mag worden aangetast.
  • c. het verplaatsen van wooneenheden binnen het bouwvlak.
  • d. de bouw van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak;
  • e. de bouw van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied;
  • f. het verplaatsen of samenvoegen van bijbehorende bouwwerken, in het geval de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bestemmingsvlak groter is dan de oppervlakte die ingevolge het bepaalde in 38.2.2 is toegestaan, met dien verstande dat maximaal 50 procent van het aantal gesloopte m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden teruggebouwd;
  • g. het vergroten van een agrarisch bedrijfsgebouw binnen een gebied met de aanduiding 'agrarische woning', met dien verstande dat per bouwvlak een eenmalige uitbreiding kan worden toegestaan met maximaal 100 m², onder de voorwaarde dat de bouw en ingebruikname van deze dierverblijven geen nadelige invloed heeft op de Natura2000-gebieden Aamsveen, Lonnekermeer, Oldenzaalse landgoederen, Dinkelland, Buurserzand, Haaksbergerveen en het Witteveen;
  • h. het wijzigen van een bestaand, waardevol bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de karakteristieke waarde van het gebouw, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
38.3.2 Nadere voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 38.3.1 sub c tot en met h worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. de inpassing in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht richtinggevend. De landschapstypenkaart en bijbehorende koesteransichten maken als bijlage 3 onderdeel uit van deze regels;
  • b. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • c. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • d. de afwijking mag niet toegepast worden binnen de Ecologische Hoofstructuur (EHS), zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
  • e. met betrekking tot de aanduiding "karakteristiek" mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het gebouw.

38.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. voor zover het gebouwen, of delen van gebouwen betreft, die op grond van het bepaalde in lid 38.1 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis mogen worden gebruikt, een medegebruik voorzover dit betrekking heeft op een oppervlakte groter dan het gebruik van meer dan 49 procent van de som van de gebruiksvloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 150 m²;
  • b. de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in categorie 2 of hoger van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
  • c. voorzover de gronden in dit plan zijn voorzien van de functie-aanduiding 'atelier' , geldt, in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid, dat geen activiteiten zijn toegestaan als bedoeld in categorie 3 of hoger van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
  • d. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning' of 'verblijfsrecreatie'.
  • e. het permanent bewonen van een bed and breakfast accommodatie.
  • f. de exploitatie van een winkel, horecabedrijf, of seksinrichting.

38.5 Afwijken van de gebruiksregels
38.5.1 Omschrijving bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 38.4, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de hoofdgroeop Bedrijven van bijlage 1 van deze regels, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 38.4 op die locatie toegestane bedrijven;
  • b. lid 38.4, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, dat is genoemd in categorie 2 uit de hoofdgroep Bedrijven of Dienstverlening van de bij deze regels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1).
38.5.2 Nadere voorwaarden

Aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 38.5.1 sub a en b worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. de inpassing in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht richtinggevend. De landschapstypenkaart en bijbehorende koesteransichten maken als bijlage 3 onderdeel uit van deze regels;
  • b. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • c. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • d. de afwijking mag niet toegepast worden binnen de Ecologische Hoofstructuur (EHS), zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.

38.6 Wijzigingsbevoegdheid
38.6.1 Omschrijving

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. ten behoeve van dag- of verblijfsrecreatie, bedrijven uit de categorie 1 voorkomend binnen de hoofdgroepen Bedrijven, Maatschappelijk, Horeca, Cultuur en Ontspanning en Dienstverlening van de bij deze planregels behorende lijst van bedrijfstypen (bijlage 1) in een bestaand, eventueel daarvoor geschikt te maken, gebouw binnen een bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. het betreffende gebouw tenminste vijf jaar (niet wederrechtelijk) in gebruik is geweest voor bedrijfsdoeleinden;
    • 2. de functiewijziging ook met vervangende nieuwbouw gepaard kan gaan, indien het bestaande bedrijfsgebouw om bouwtechnische redenen niet geschikt (te maken) is voor het beoogde doel, onder de voorwaarde dat maximaal 50 procent van het aantal gesloopte vierkante meters kan worden teruggebouwd met een maximum van 150 m²;
    • 3. voor plannen die voorzien in de realisatie van recreatieverblijven (boerenappartementen) geldt dat er maximaal 3 recreatieverblijven mogen worden gerealiseerd en elk recreatieverblijf een gebruiksvloeroppervlakte heeft van niet meer dan 65 m²;
    • 4. burgemeester en wethouders bevoegd zijn, de vestiging van andere dan de in de aanhef van dit lid bedoelde bedrijven toe te staan, mits die bedrijven naar hun aard vergelijkbaar zijn met de binnen de genoemde hoofdgroepen toegestane bedrijven uit categorie 1 en die bedrijven, gelet op hun invloed op hun omgeving, daarmee gelijk kunnen worden gesteld;
    • 5. de exploitatie van een hotel, café/bar, c.q. de exploitatie van een partycentrum niet is toegestaan.
  • b. ten behoeve van het wonen in een bestaand, eventueel daarvoor geschikt te maken, waardevol voormalig (bedrijfs)gebouw, met dien verstande dat:
    • 1. een woonfunctie slechts wordt toegekend, indien het gebouw een inhoud heeft van minimaal 450 m³;
    • 2. de karakteristieke waarde van het gebouw door de nieuwe functie niet mag worden aangetast;
    • 3. de inhoud van het gebouw niet mag worden vergroot;
    • 4. overige op het erf voorkomende voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken, tenzij zij van belang zijn voor het behoud van het karakter van het erf.
  • c. door het toekennen van een functieaanduiding op de verbeelding aan een bestaand gebouw, die genoemd zijn in 38.1.2 onder b (atelier) en c (caravanstalling, groter dan 150 m2);
  • d. door het verwijderen van de verbeelding van een functie-aanduiding, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende tenminste een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
  • e. door het veranderen van de vorm van een bestaand bouwvlak, met dien verstande dat bouwgrenzen met niet meer dan 20 meter mogen worden verschoven.

38.6.2 Nadere voorwaarden

Aan de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 38.6.1 sub a, b c en e worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • a. de inpassing in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden; bij de beoordeling van het effect van ontwikkelingen op de ruimtelijke kwaliteit is het landschapstype waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt en het hiervoor opgestelde koesteransicht richtinggevend. De landschapstypenkaart en bijbehorende koesteransichten maken als bijlage 3 onderdeel uit van deze regels;
  • b. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • c. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • d. de afwijking mag niet toegepast worden binnen de Ecologische Hoofstructuur (EHS), zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel.