direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Het Brunink- Erve Leppink
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20110959-0004

5.1 Milieu

De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. De afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu is voor een deel verankerd in beleid, wet- en regelgeving. In de praktijk is het bestemmingsplan een belangrijk instrument voor een integrale afstemming tussen milieuaspecten en de ruimtelijke ordening en het doorvertalen van ruimtelijk relevante onderdelen van het milieubeleid.

Binnen het plangebied spelen diverse milieuaspecten een rol, onder andere vanwege de ligging aan belangrijke verkeerswegen van het plangebied en de bedrijvigheid in en rondom het plangebied.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in de plantoelichting. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven of en zo ja, op welke wijze in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieu-aspecten. Aan de orde komen bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuhinder van bedrijvigheid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, duurzaamheid en eventuele beperkingen als gevolg van kabels, leidingen en straalpaden.

5.1.1 Bodemkwaliteit.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzoek worden verricht naar de bodemkwaliteit binnen het plangebied. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Bodemonderzoeken kunnen echter in verschillende gradaties plaatsvinden. Naast de uitvoering van een historisch onderzoek, kan het noodzakelijk zijn een verkennend, of –indien de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven- zelfs aanvullend bodemonderzoek te laten plaatsvinden in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Ten behoeve van het bestemmingsplan "Het Brunink- Erve Leppink' is door Envita Almelo BV een verkennend en nader (bodem)onderzoek uitgevoerd. De resultaten en conclusies van dit onderzoek zijn samengevat in een rapport (rapportkenmerk 200159-10/2000159-11/RO1EGU d.d. 19 mei 2011) en als bijlage aan deze toelichting is toegevoegd.

De samenvattende conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek luiden:

Asfalt:

Het gehalte PAK (Polycyclisch Aromatische Koolwaterstoffen) dat is aangetoond in het asfalt ter plaatse van het toegangspad is lager dan 75 mg/kg d.s; het asfalt is derhalve niet teerhoudend.

Fundatie:

Conform het besluit bodemkwaliteit zijn de onderzochte parameters van de laag puingranulaat onder het asfalt (ter plaatse van het toegangspad) getoetst aan de samenstelling- en emissiewaarden. Omdat de gehalten aan asbest, minerale olie en PAK de emissiewaarden niet overschrijden en omdat de concentraties aan zware metalen in het eluaat (uitloogwaarden) de maximale samenstellingswaarden niet overschrijden, is het materiaal toepasbaar (herbruikbaar) als niet-vormgevende bouwstof.

De analyseresultaten met betrekking tot de onder het puingranulaat gelegen kolengruislaag zijn sterk indicatief vergeleken met het toetsingskader van de Wet bodembescherming. Daaruit blijkt een sterke verontreiniging van een aantal zware metalen (barium, koper, nikkel en zink) en een matige verontreiniging met lood.

Grond:

Asbest:

Er is sprake van een verontreiniging met asbest tussen de stallen op het achterterrein. De oppervlakte van de verontreiniging wordt geschat op ca. 40 m2. Uitgaande van een diepte van 0,5 m1 wordt de omvang van de verontreiniging in de grond geschat op ca. 20 m3. Gezien de activiteiten die zich in het verleden op de locatie hebben afgespeeld is aan te nemen dat er sprake is van een historische bodemverontreiniging. Daarnaast is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging omdat de interventiewaarde voor asbest wordt overschreden (voor een sterke verontreiniging met asbest geldt dat het ongeacht de omvang een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft; het volumecriterium van 25 m3 is niet van toepassing).

Op basis van de risicobeoordeling is vastgesteld dat de asbestverontreiniging niet met spoed gesaneerd hoeft te worden vanwege de permanente verharding. Als de inrichting of het gebruik van de locatie verandert of bij werkzaamheden op de locatie, dienen de locatiespecifieke risico's opnieuw te worden beoordeeld. Hiervoor dient van een monster de reparabele vezels te worden bepaald. Indien gelijktijdig met de wijziging van het gebruik van de locatie een sanering wordt uitgevoerd, kan mogelijk een herziene beoordeling achterwege blijven. Vooralsnog bestaat er geen saneringsnoodzaak.

Zink en lood:

In de grond zijn ter plaatse van het toegangspad sterk verhoogde gehalten aan zink en lood aangetoond welke analytisch in verticale en horizontale richting is afgeperkt tot aan het aangrenzende perceel van de gemeente Enschede. Verwacht mag worden dat de verontreiniging tussen de schuren, trainingsmolen, huis en de stallen aanwezig is. Op basis daarvan wordt de oppervlakte van de verontreiniging geschat op ca. 300 m2. Op basis van de oppervlakte en de verticale afperking (tot ca. 0,8 m1 sterk verontreinigd minus asfalt en fundatie) wordt de omvang van de verontreiniging in de grond geschat op ca. 165 m3. Omdat de weg voor 1987 is aangelegd is er sprake van een historische bodemverontreiniging. Daarnaast is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging omdat het volumecriterium van 25 m3 wordt overschreden. Op basis van de uitgevoerde standaard- en uitgebreide risicobeoordeling wordt geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare humane en ecologische risico's worden voorspeld voor het gebruik als "wonen met tuin". Derhalve bestaat ook voor deze verontreiniging geen saneringsnoodzaak.

Grondwater:

In het grondwater is plaatselijk sprake van een sterke verontreiniging met zink welke analytisch in verticale en horizontale richting is afgeperkt tot concentraties beneden de interventiewaarde. De omvang van de verontreiniging met zink in een concentratie groter dan de interventiewaarde is kleiner dan 100 m3. Er is dan ook geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in het grondwater. Hiervoor bestaat geen saneringsnoodzaak.

Naast zink zijn in het grondwater een aantal zware metalen gemeten in een licht (cadmium, koper, zink) tot matig (barium) verhoogde concentratie. Voor de verhoogde concentratie aan barium kan geen bron worden aangegeven; er zijn geen (voormalige) bedrijfsactiviteiten die een bariumverontreiniging kunnen hebben veroorzaakt. Ook bij de bodemonderzoeken elders in Twente worden sinds barium onderdeel uitmaakt van het NEN-pakket (sedert 2008) regelmatig matig tot sterk verhoogde concentraties aan barium gemeten waarvoor op basis van het (historische) gebruik van de locatie geen verklaring kan worden gegeven. Licht verhoogde concentraties aan barium worden vrijwel overal aangetoond. Aangenomen wordt dat barium ter plaatse van nature verhoogd is.

Aanbevelingen:

Aangezien de locatie wordt herontwikkeld en nieuwbouw zal worden gerealiseerd, zal de verontreiniging (gedeeltelijk) ontgraven (gesaneerd) moeten worden. Sanerende maatregelen moeten worden uitgevoerd door een BRL-7001 gecertificeerde aannemer en gecontroleerd worden door een BRL 6001 gecertificeerd adviesbureau.

Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek en visuele waarnemingen in het veld wordt om menging te voorkomen aanbevolen om de uitkomende grond selectief te ontgraven en apart in depot te zetten, om de chemische samenstelling ervan te bepalen (inclusief asbest) en de grond op een daartoe geëigende wijze af te voeren (één en ander in overleg met de gemeente).

Vooruitlopend op de sanering kan een saneringsplan of BUS-melding worden opgesteld en voor instemming worden ingediend bij de gemeente. Er dient rekening te mee worden gehouden dat voorafgaand aan een sanering het gebruik en bestemming van de locatie niet zonder meer gewijzigd kan worden.

Advies gemeente Enschede

In het bestemmingplangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. In de onderstaande tekst zijn de bodemkwaliteit en de hieraan gerelateerde kosteneffecten voor dit plangebied weergegeven.

Op 19 mei 2011 heeft Envita Almelo B.V. een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd op het perceel aan de Geesinkbraakweg 25 te Enschede.

Uit de bodemonderzoeksresultaten blijkt de grond ter plaatse van het toegangspad vanuit de Usseler- markeweg ernstig is verontreinigd met zink en lood. De omvang van de verontreiniging in de grond wordt geschat op 165 m3.

Tevens is de grond tussen de stallen verontreinigd met asbest in gehalten boven de interventiewaarde . De omvang van deze asbestverontreiniging bedraagt circa 20 m3.

In beide gevallen is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Op basis van een verrichte Sanscrit berekening zijn er voor de aanwezigheid van zware metalen in de grond geen humane-, ecologische en verspreidingsrisico's Tevens behoeft de asbestverontreiniging niet met spoed te worden gesaneerd op basis van de Circulaire bodemsanering 2009 omdat de verontreiniging onder een verharding is gelegen.

Mocht ter plaatse van de grondverontreiniging grondverzetwerkzaamheden worden uitgevoerd dient de grond gesaneerd te worden.

In het grondwater worden verhoogde gehalten aan zink en barium aangetroffen. Omdat de tussenwaarde voor zink werd overschreden is nader onderzoek verricht naar de omvang van de zinkverontreiniging in het grondwater. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de omvang van de verontreiniging met zink in een concentratie groter dan de interventiewaarde kleiner is dan 100 m3. Er is geen sprake ven een ernstig geval van bodemverontreiniging voor zink in het grondwater. Dit betekent dat er geen verplichting is om het grondwater te saneren.

Met betrekking tot barium in het grondwater worden licht tot matig verhoogde gehalten aan barium aangetroffen. Een potentiële bron is de puinverharding op het perceel waarin een sterk verhoogd gehalte aan barium is aangetroffen. In de nabijheid van de puinverharding worden in de grond en het grondwater geen sterk verhoogde (> Interventiewaarde) gehalten aan barium aangetroffen.

Dit betekend in ieder geval dat op het betreffende perceel het grondwater niet ernstig verontreinigd is met barium omdat in de nabijheid van de potentiële bron het grondwater is onderzocht.

Gezien bovenstaande achten wij het niet noodzakelijk om het grondwater nader te onderzoeken op de aanwezigheid van barium

Conclusie/advies

Uit reeds uitgevoerde bodemonderzoeken is echter gebleken dat geen sprake is van een zodanige bodemverontreiniging dat dit de financiële uitvoerbaarheid van het plan negatief beïnvloedt. De eventuele saneringskosten komen voor rekening van derden.

5.1.2 Geluid.
5.1.2.1 Wegverkeerslawaai

Geluidszones

In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur. Krachtens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het college van burgemeester en wethouders verplicht om bij de voorbereiding van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen binnen een zone als bedoeld in artikel 74, een akoestisch onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting die binnen de zone gelegen woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen ondervinden van het verkeer op die weg. Daarnaast wordt een onderzoek ingesteld naar de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat in de toekomst de vanwege de weg optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige objecten de ten hoogste toelaatbare waarden zal overschrijden.

In het geval van het bestemmingsplan "Het Brunink- Erve Leppink", waarbij de wegen zijn gelegen in het stedelijke gebied, bedraagt de zone van een weg met één of twee rijstroken 200 meter aan weerszijden van de weg. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de zone van Geessinkbraakweg.

Onderzoek:

Wegverkeerslawaai:

Door de afdeling Ontwerp (Programma Stedelijke Ontwikkeling) van de gemeente Enschede is de etmaalintensiteit van deze weg geschat op 350 motorvoertuigen per etmaal (inclusief bussen). Uit een indicatieve berekening volgens de Standaard Rekenmethode I, blijkt dat de geluidsbelasting op het meest nabijgelegen bouwblok 43 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.

Tabellen- rekengegevens etmaalintensiteiten verkeer.

A: Huidige (werkdag-)etmaalintensiteiten.  
Straat   tussen   etm.-int   jaar   Vwet   Vfeit  
Geessinkweg   grens bebouwde kom- Geessinkbraakweg   4200   2008   50   50  
Geessinkbraakweg   Usselermarkeweg- Geessinkweg   50   2011   50   50  

B: Functie, vormgeving en verharding en gem. dag-/avond-/nachtuurpercentage.  
Straat   functie   aantal rijbanen   stroken/
richting  
verharding   %
daguur  
%
avonduur  
%
nachtuur  
Geessinkweg   regionale weg   1   1   asfalt   6,71   3,61   0,63  
Geessinkbraakweg   regionale weg   1   1   asfalt   6,71   3,61   0,63  

C: Verdeling van verkeer naar voertuigen per periode.  
Straat   dag   avond   nacht  
  % mvt   % mzvt   %
zwvt  
%
mzvt  
%
zwvt  
%
zwvt  
%
mvt  
%
mzvt  
%
zwvt  
Geessinkweg   95,00   2,90   2,10   96,00   2,30   1,70   95,40   1,30   3,30  
Geessinkbraakweg   95,00   2,90   2,10   96,00   2,30   1,70   95,40   1,30   3,30  

D: Groei van het verkeer.  
Straat   verwachte (werkdag-)etmaalintensiteit 2021   Bussen over Geessinkbraakweg  
Geessinkweg   4600   dag   avond   nacht  
Geessinkbraakweg   200 *1)   121   22   8  

Opmerkingen: Uitgaande van het wegennet in 2021 waarbij de N18 is gerealiseerd en het knippen van wegen in Usselo.

*1) Dit is het aantal exclusief de vermelde bussen.

Verkeerslawaai Rekenmethode I 2006.  
Wegvak   Intensiteit/etm   Uur %
dag avond nacht  
Int/uur
dag avond nacht  
Geessinkbraakweg   350   6,71 3,61 0,63   23,5 12,6 2,2  
 
Categorie   lv
dag avond nacht  
mv
dag avond nacht  
zv
dag avond nacht  
% vracht
dag avond nacht  
percentage   52,9   53,3   51,7   45,0   45,0   45,0   2,1   1,7   3,3   47,1   46,7   48,3  
aantal   12,4   6,7   1,1   10,6   5,7   1,0   0,5   0,2   0,1    
 
Emissiegetal   57,7   55,1   47,3   63,7   61,0   53,4   53,3   49,7   45,0    
Wegdekcorrectie   0,0   0,0   0,0   L
eq  
L
den  
L
night  
Emissiegetal   57,7   55,1   47,3   63,7   61,0   53,4   53,3   49,7   45,0   65,0   65,4   54,8  
Waarneemhoogte   5,0   Afstand rijlijn   25,0    
Wegdekhoogte   0,0   Afstand schuin   25,4   -14,0  
Zichthoek   127   Zichth. correctie     0,0  
Wegdektype   1   glad asfalt      
Afstand kruising   0,0   Kruisp. correctie   0,0   0,0  
Afstand obstakel   0,0   Obst. correctie   0,0    
Verharde strook   5,0   Bodemfact.   0,64   -2,3  
Afstand refl. lijn   0,0   Objectfr/Refl.fact   0,0   0,0  
Lengte refl. vlak   0,0   Nachtcorrectie      
Luchtdemping   -0,2   Meteo-effect   -0,6   0,7  
 
Geluidsbelasting   47,8   48,3   37,7  
Geluidniveau   48   48   38  
Aftrek art. 110g Wgh   5   5   5  
Geluidniveau Wgh 14.50 08/09/11   43   43   33  

Industrielawaai:

Op grond van de VNG-Brochure dient tussen het kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang en de meest nabijgelegen gevoelige bestemming in beginsel 30 meter afstand te worden gehouden. Uit informatie van de initiatiefnemer blijkt dat het buitenterrein van deze inrichting niet binnen deze afstand zal worden gesitueerd. Hierdoor zal er geen sprake zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande woningen.

Conclusie:

Gezien het feit dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai én de indicatieve afstanden uit de VNG-Brochure Bedrijven en Milieuzonering in acht worden genomen, is er vanuit een oogpunt van geluid geen belemmering tegen de voorgenomen bestemmingsplanprocedure.

5.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Veel potentiële conflictsituaties waarbij milieuaspecten in het geding zijn, kunnen worden voorkomen door toepassing van zonering. Zonering is in zijn algemeenheid een ruimtelijk middel voor het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak conflicterende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd.

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter vergroting van de leefkwaliteit. Bij integrale milieuzonering wordt bovendien rekening gehouden met cumulatieve effecten. Voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” (2009) in de praktijk een belangrijk hulpmiddel. Deze publicatie geeft voor vele bedrijfstypen, opslagen en installaties aan welke milieuaspecten een rol kunnen spelen en biedt een handreiking ten aanzien van welke gemiddelde afstanden tot woonbebouwing vanuit een goede ruimtelijke ordening 'passend' zijn. De genoemde richtafstanden zijn slechts indicatief, waardoor maatwerk op lokaal niveau noodzakelijk is.

In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan "Het Brunink- Erve Leppink" heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en geprojecteerde bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in en rondom het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Aan de hand van dossieronderzoek is, met behulp van de gemeentelijke bedrijvenlijst, en de publicatie "Bedrijven en milieuzonering", van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen en rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de wenselijke afstanden tot woningen aangegeven.

Aan de hand van nader onderzoek is bezien in hoeverre de indicatieve hindercontouren, die gebaseerd zijn op de potentiële milieubelasting van de bedrijven en voorzieningen, in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de bestemmingen.

Onderzoek Bedrijveninventarisatie bestemmingsplan "Het Brunink- Erve Leppink".

I Inleiding:

In verband met het opstellen van het (concept)bestemmingsplan "Het Brunink- Erve Leppink" Geessinkweg 23/25 is onderzoek verricht naar de zich op dit moment in en nabij het gebied van Erve 't Leppink bevindende bedrijven. De resultaten van deze inventarisatie worden in onderstaande overzichten van inrichtingen weergegeven. Het interessegebied wordt begrensd door de Usselermarkeweg, Geessinkweg, Groot Bruninkstraat en de sportvelden.

II Werkwijze:

Als leidraad voor de inventarisatie heeft het Inrichtingenbestand van de afdeling Vergunningen gediend. Met behulp van de Publicatie "Bedrijven en Milieuzonering"(2009), is van de inrichtingen de milieucategorie bepaald. Tevens zijn per inrichting de bedrijfsactiviteiten aangegeven, alsmede per milieuaspect de wenselijke afstanden tot de woningen.

In hoofdstuk III zijn de onderzochte inrichtingen aangegeven die tevens in het Inrichtingenbestand van de afdeling Vergunningen zijn opgenomen (milieucategorie 2 en hoger) en welke mogelijk van invloed zijn op de inrichting, gelet op de ligging.

In hoofdstuk IV zijn (indien aanwezig) de inrichtingen aangegeven die een milieucategorie 3.1 en hoger hebben en mogelijk effecten hebben binnen het plangebied, gelet op de ligging.

III Beschrijving inrichtingen zoals bekend in het Inrichtingenbestand.

Adres   Naam   Omschrijving
activiteit  
Categorie   Milieu-
aspect  
Indicatieve afstand (in m1)  
Geessinkweg 278/280   Enschedese Boys/ Victoria '28   veldsportcomplex voetbalvelden   3.1   Geluid   50 m  

Voornoemde bedrijf moet voldoen aan de regelgeving van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het betreft een type B-inrichting.

IV Bedrijven categorie 3.1 en hoger:

Uit het voorgaande blijkt dat er een inrichting is nabij het plangebied van het bestemmingsplan "Het Brunink- Erve Leppink" met een milieucategorie 3.1. Volgens de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" zou in verband met het aanwezige sportcomplex (voetbalvelden Enschedese Boys en Victoria '28) voor het aspect geluid 50 meter tot woningen (of daarmee vergelijkbare gevoelige objecten) moeten worden aangehouden. Op de gevel van een woning (of gevoelig object) moet worden voldaan aan de geluidsnormen van het activiteitenbesluit.

Conclusie:

Gelet op bovenstaande en gelet op de afstand van de mogelijke geluidsbronnen (in en nabij de kantine van de verenigingen) tot de dichtstbijzijnde bebouwing in het plangebied (gevoelig object) kan geconcludeerd worden dat deze inrichting aan de Geessinkweg 278/280 niet van invloed is op de voorgestane ontwikkelingen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Het Brunink- Erve Leppink".

Beoordeling inrichting woonzorgcomplex op het Erve Leppink:

Gelet op de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' editie 2009 kan een woonzorgcomplex zoals dat op het Erve Leppink is gedacht, worden vergeleken met die van een in de brochure opgenomen verpleeghuis met de daarbij behorende milieurelevantie. Een verpleeghuis en kinderopvang is in deze brochure ingedeeld in de categorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand als gevolg van het aspect geluid van 30 meter. Zoals ook in deze brochure staat vermeld gaat het bij deze richtafstanden om indicatieve afstanden en niet om wettelijk vereiste afstanden. De richtafstand geldt als een indicatieve afstand voor een rustige woonwijk.

De locatie van het Erve Leppink waar het woonzorgcomplex is gedacht kan in de nieuwe situatie worden aangemerkt als een overgangsgebied tussen een bestaande woonwijk enerzijds en het onbebouwde gebied anderzijds. Gelet op de indicatie 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden vanwege het aspect geluid volgens genoemde brochure met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. De uiteindelijke richtafstand bedraagt dan nog maat 10 meter. Realisatie van een woonzorgcomplex op het Erve Leppink heeft geen invloed op het woon- en leefklimaat van bewoners in het aangrenzende woongebied voor wat betreft het aspect geluid.

5.1.4 Externe veiligheid

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Bij de toetsing zijn onder meer de volgende documenten betrokken:

  • a. Het 'Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999' (BRZO);
  • b. Het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) en de 'Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen' (REVI) voor bedrijven die gevaarlijke stoffen op-overslaan en/of be-/verwerken, gewijzigd in 2009;
  • c. De 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (cRNVGS) voor transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor, gewijzigd en verlengd in 2008;
  • d. De 'circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' uit 1984. Vanwege de veroudering van dit document is voorts het voorstel 'Bestuurlijke afspraken risicoafstanden aardgastransportleidingen' van 1 juli 2005 en het Programmaplan Buisleidingen van 10 januari 2006.

Externe Veiligheidsbeleid gemeente Enschede

Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Externe Veiligheidsvisie (EV-visie), die op 18 juni 2007 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld. In de EV-visie wordt onderscheid gemaakt in het naleven van wettelijk vastgelegde grenswaarden (naleven van landelijk beleid en regelgeving) en de vermindering van risico dat verder gaat dan het landelijk beleid (ambitie). Eén van de uitgangspunten van de EV-visie is: 'een benadering op maat gericht op naleving van vigerend landelijk risicobeleid (wegnemen knelpunten). Daar waar al aan landelijke eisen voldaan wordt, streven naar risicoreductie en actieve verantwoording over omgaan met restrisico's (preparatie van brandweer, strikte handhaving op veiligheidsaspecten) naar bevolking en betrokken bedrijven'. De ambitie binnen het gemeentelijk beleidskader heeft, met inzet van eigen middelen, geleid tot een start van deze uitvoering. Het gemeentelijk en het landelijk beleidskader eisen hetzelfde resultaat met het verschil dat het gemeentelijk beleidskader de maatregelen sneller wil doorvoeren dan landelijk vereist is. Naast de Bevi inrichtingen (die als prioritaire bedrijven worden aangewezen binnen de gemeente) kunnen middels een checklist, opgesteld door de gemeente Enschede, ook andere inrichtingen als “prioritair” worden aangewezen. Bij deze inrichtingen zou een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 buiten de terreingrens mogelijk kunnen zijn. Deze bedrijven vallen niet onder het Bevi maar in het kader van de externe veiligheid dient daarmee wel rekening te worden gehouden.

Het bestemmingsplan "Het Brunink- Erve Leppink" m.b.t de externe veiligheid.

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van de externe veiligheid en de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Getoetst is onder meer aan het BRZO, het BEVI, REVI, de 'circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen' (cRNVGS) en het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen).

Geconcludeerd kan worden dat het plan, het realiseren van een "Zorgvoorziening" met 12 aanleunwoningen en een kinderopvang, geen belemmeringen ondervindt ten aanzien van de externe veiligheid.

5.1.5 Luchtkwaliteit.

Inleiding:

op het perceel "Erve Leppink" aan de Geessinkbraakweg te Enschede bestaat het voornemen om op deze locatie waar zich nu nog een agrarisch bedrijf bevindt, de volgende zaken te realiseren:

* 48 wooneenheden voor dementerende ouderen;

* 32 wooneenheden begeleid wonen.

* ruimten voor een buitenschoolse opvang.

De ontsluiting van dit nieuwe woonzorgcomplex zal vanaf de Geessinkbraakweg plaatsvinden. Op grond van artikel 5.16 lid 2 van de Wet Milieubeheer dient er onderzoek te worden verricht naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit als gevolg van de voorgestane ontwikkelingen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "het Brunink- Erve Leppink".

Wettelijk kader:

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005, de Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit komen te vervallen.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet Luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

* geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;

* een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;

* een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;

* een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit NSL dat per 1 augustus 2009 in werking is getreden.

De regelgeving behorende bij de Wet Luchtkwaliteit is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AmvB's) en Ministeriële regelingen. Zo zijn inmiddels de volgende besluiten en regelingen in werking getreden:

* het Besluit 'niet in betekenende mate 'bijdragen (luchtkwaliteitseisen);

* de Regeling 'niet in betekenende mate 'bijdragen (luchtkwaliteitseisen);

* de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;

* de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007:

* het Besluit gevoelige bestemmingen.

verder is in de nieuwe wetgeving het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geïntroduceerd. Het NSL bevat uitspraken om op nationaal, provinciaal en plaatselijk niveau de gestelde luchtkwaliteitseisen te halen. De maatregelen zijn hierbij gericht op het halen van de grenswaarde voor PM10uiterlijk medio 2011 en voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Kenmerken van de maatregelen, die het NSL bevat, is het ervoor te zorgen dat de huidige overschrijdingen worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 definitief vastgesteld.

Overwegingen:

De realisatie van de in de inleiding vermelde ontwikkelingen is (nog) niet aangewezen in de Ministeriële Regeling NIBM (niet in betekenende mate) in de categorie van gevallen die in ieder geval 'niet in betekenende mate' bijdragen. Derhalve is een berekening gemaakt om te bepalen of de ontwikkeling binnen de getalsmatige begrenzing van het criterium 'niet in betekenende mate' valt.

De luchtkwaliteit in het plangebied zal worden bepaald door de achtergrondconcentratie en de ter plaatse aanwezige voertuigbewegingen. Uit verkeersgegevens van de gemeente Enschede (afdeling Ontwerp van het programma Stedelijke Ontwikkeling) zal het plan leiden tot ca. 150 extra voertuigbewegingen in 2021. Via de door het Ministerie beschikbaar gestelde rekentool NIBM (versie 8 juni 2011) blijkt dat het initiatief als 'niet in betekenende mate' worden beschouwd.

Berekening:

Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het bestemmingsplan "het Brunink- Erve Leppink" op de luchtkwaliteit. Zie voor de verkeersgegevens de tabel in hoofdstuk 5.1.2 van deze toelichting.

extra verkeer agv het plan
extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
 

150
2,0 %
 
maximale bijdrage extra verkeer NO2 in µg/m3
PM10 in µg/m3  
0,14
0,04  
Grens voor 'Niet in Betekenende Mate' in   1,2  
De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate:
geen ander onderzoek nodig  

Conclusie:

Het plan valt binnen de in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'genoemde kaders waardoor er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering ligt voor de realisatie van het plan.

5.1.6 Duurzaamheid

Duurzaamheidsbeleid

In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede zich uitgesproken om in drie stappen naar klimaatneutraliteit in 2020 te groeien. Het jaar 2020 is hierbij als stip op de horizon van de gemeentelijke inspanningen gezet. Ook de gemeenteraad van Enschede heeft zich herhaaldelijk krachtig uitgesproken over duurzaamheid van woningen, duurzaamheid binnen projecten, energiebesparing en duurzame inkoop in de gemeentelijke organisatie, bewustwordingscampagnes.

Enschede werkt momenteel al aan een breed scala aan activiteiten op gebied van klimaatbescherming. De “strategische opgaven” fungeren hierbij als leidraad: Aspecten als werkgelegenheid, partnerships, groen imago en het welzijn van de Enschedese burger worden meegewogen in de keuzes waar we de komende jaren vooral op inzetten. Daarmee grijpt de gemeente, tijdens de huidige economische recessie, de kansen op het gebied van werkgelegenheid en duurzame (economische) ontwikkeling aan, samen met de partners.

Op 15 september 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota “Nieuwe Energie voor Enschede” vastgesteld. Dit beleidsdocument bevat een lange termijnvisie op duurzaamheid. Een belangrijke focus ligt op energieaanpak en op de mogelijkheden om de klimaatverandering te beperken. Deze twee aspecten vormen dan ook het speerpunt van het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid. De visie richt zich qua doelstellingen op het nationale Klimaatakkoord. Dit betekent dat in 2020 een CO2-reductie van 30% ten opzichte van 1990 is bereikt en dat 20% van het energiegebruik in 2020 duurzaam wordt opgewekt. In de visie is een uitvoeringsprogramma beschreven om de energietransitie daadwerkelijk te realiseren met een indeling van opgaven naar thema. Het intensiveren van de energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, zowel particulier eigendom als huurwoningen, heeft hoge prioriteit.

In het plan Erve Leppink worden duurzaamheidsmaatregelen toegepast welke voornamelijk gericht zullen zijn op het besparen van energie en besparingen in het toekomstige onderhoud middels het toepassen van onderhoudsarme, duurzame materialen. Hierbij valt te denken aan het toepassen van lage temperatuursystemen en balansventilatie met WTW (warmteterug- winning).

Daarnaast worden de gebouwen duurzaam ontwikkelt door het in de toekomst gemakkelijk in structuur te kunnen aanpassen voor mogelijke functiewijzigingen. Hier wordt in de architectuur en constructie rekening mee gehouden zoals o.a. met betrekking tot de situering van de liften, installaties, trappen, dragende elementen en gevelconcepten.

Een ander duurzaamheidsaspect is het behouden van de waardevolle opstallen. Zo wordt de bestaande boerderij gerenoveerd tot een dag- en activiteitencentrum voor de toekomstige bewoners op het terrein.