direct naar inhoud van 5.2 Water
Plan: Het Brunink 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20110955-0004

5.2 Water

De waterparagraaf is een onderdeel van de toelichting van de actualisatie van het bestemmingsplan Brunink. De waterparagaaf geeft het vigerende beleid weer en beschrijft de waterhuishoudkundige situatie binnen het bestemmingsplangebied en de verwachtte wijzigingen daarin in de periode 2011-2021.

Waterbeleid

Het vigerend beleid van de gemeente Enschede, gericht op watersysteem en waterketen, staat beschreven in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP 2009-2013). Elke vier jaar schrijft de gemeente Enschede een nieuw GRP. De belangrijkste onderdelen van het vastgestelde beleid die voor watersysteem en waterketen van belang zijn voor de ontwikkeling van de stad staan in deze waterparagraaf.

Beschrijving huidige situatie

De beschrijving van de huidige situatie geeft informatie over watersysteem, waterketen en eventuele aandachtspunten en knelpunten die binnen het plangebied actueel zijn.

Geprojecteerde ontwikkelingen 2010-2020

Dit onderdeel gaat in op geprojecteerde ontwikkelingen die op het moment van actualisatie bekend zijn.

Implementatie beleid

Dit onderdeel beschrijft op welke wijze het waterbeleid vorm krijgt binnen de geprojecteerde ontwikkelingen.

Naast de toelichting, die informatie verschaft, zullen een aantal onderdelen van belang voor een vitale waterhuishouding worden opgenomen in de bestemmingsplanregels.

Bestemmingsplanregels

Waterhuishoudkundige voorzieningen die van essentieel belang zijn voor een vitale waterhuishouding worden vastgelegd in de regels.

5.2.1 Waterwet

De Waterwet moderniseert en integreert de bestaande wetgeving op het gebied van waterbeheer. Uitgangspunten van de Waterwet zijn integraal waterbeheer en de watersysteembenadering, volgens welke het waterbeheer zich niet alleen richt op het water als zodanig, maar ook op ecologische en infrastructurele aquatische systemen, met inbegrip van de bodem, de oevers en de de biologische component. Dit in wisselwerking met andere terreinen van overheidszorg als bescherming van het milieu en de zorg voor de ruimtelijke ordening.

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen, zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. 

Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

5.2.2 Watertoets

In het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Door water te laten infiltreren in de bodem, en te bergen op daarvoor aangewezen plekken wordt ongecontroleerde overstroming en droogteschade voorkomen.

Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die wettelijk is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. In bestemmingplannen dient een beschrijving opgenomen te worden van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.2.3 Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit van de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden haalbare doelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Vierde Nota Waterhuishouding, de Nota Ruimte en het Advies Waterbeheer 21e eeuw. In de provincie Overijssel is de in 2009 vasgestelde Omgevingsvisie richtinggevend voor waterschap en gemeenten.

Het waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het vigerende waterbeheerplan. Diverse aspecten van het waterbeleid zijn verder uitgediept in afzonderlijke beleidsnota's. Voor het ruimtelijk relevante aandachtsgebied vasthouden en bergen van water is de "Beleidsnota Retentie" opgesteld. De uitgangspunten en wensen voor de inrichting en het beheer van beken en overige waterlopen zijn verwoord in de "Stroomgebied Actie Plannen (STAP)". Daarnaast is de Keur van het waterschap Regge en Dinkel een belangrijk kaderstellend instrument, waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.


Op gemeentelijk niveau zijn de Watervisie (2002), het Gemeentelijk Rioleringsplan (2009) en het Gemeentelijk Waterplan van belang voor het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen. Alle plannen zijn in overleg met het waterschap Regge en Dinkel opgesteld.

Watervisie

De “Watervisie Enschede- de blauwe aders terug in de stad” is door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld in oktober 2002. De principes vormen de basis voor de aanpak en benadering van de waterhuishouding van Enschede en zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland. De missie van de watervisie is het aanzetten tot het aanpakken van problemen en het grijpen van de kansen in het stedelijk waterbeheer. Ter ondersteuning van de missie zijn in de watervisie drie doelstellingen opgenomen:

  • 1. Water moet een leidende rol vervullen bij de ruimtelijke inrichting,
  • 2. Samenwerking tussen de verschillende 'waterpartners' (bijvoorbeeld het waterschap), de gemeentelijke organisatie en samenwerking tussen de gemeente en de bewoners moet bevorderd worden,
  • 3. Water moet weer in de belevingswereld van de bewoners komen.

Om de watervisie in 2030 werkelijkheid te kunnen laten zijn, moet de visie een samenhangend geheel vormen en moeten betrokken partijen intensief met elkaar samenwerken. Het geraamte van de visie bestaat uit een viertal leidende principes, die zijn afgeleid uit de richtlijnen die de rijksoverheid heeft vastgesteld voor het waterbeheer in Nederland:

  • a. Vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren: regenwater dient zo min mogelijk uit het stedelijk gebied afgevoerd te worden. De achtergrond van dit principe is dat door versnelde afvoer van hemelwater stroomafwaarts problemen in de waterhuishouding ontstaan.
  • b. Herstellen van de nierwerking: het zoveel mogelijk scheiden van schone en vuile waterstromen, waarbij het schone water mogelijkheden biedt tot (her)gebruik en het vuile water afgevoerd moet worden naar de zuivering.
  • c. Een doelmatige waterketen: minimaliseren van de kosten van de keten, het minimaliseren van de negatieve effecten op het milieu en het vergroten van de dienstverlening naar de gebruiker van de waterketen.
  • d. Beleving van water: door water een expliciete rol te geven in de leefomgeving van mensen, kan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting worden vergroot.

De principes zijn vertaald naar een beeld voor het waterbeheer in 2030. De zogenaamde 'blauwe aders' (waterlopen) vormen de hoofdstructuur van het beeld. De rode lijn in nevenstaande figuur stelt de waterscheiding voor. De ader ten oosten van de waterscheiding (pijl 1), zorgt voor afvoer van hemelwater in het Dinkelsysteem. De aders ten westen zorgen voor afvoer van hemelwater in het Reggesysteem en het Twentekanaal. De zoekgebieden voor deze aders zijn voor een deel al ingevuld zoals de blauwe ader parallel aan de spoorlijn (pijl 3). Daarnaast is de planvorming voor de reconstructie van de Roombeek (deel van pijl 2) al in een vergevorderd stadium. De blauwe ader moet afwateren op het universiteitsterrein. Ook zijn evenwijdig aan de A35 voorzieningen getroffen voor het transport van oppervlaktewater. Hier kunnen zowel een ader uit Enschede-Zuid (pijl 6), als een ader uit het centrum (pijl 5) op aangesloten worden. De slagader vanuit het centrum naar de haven in het Twentekanaal (pijl 4) moet nog volledig gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20110955-0004_0016.jpg"

Op het niveau van de wijken en percelen dient het regenwater afgekoppeld te worden. Aanvullend dient het regenwater zoveel mogelijk binnen de wijk (stedelijk gebied) geïnfiltreerd, geborgen en zichtbaar gemaakt te worden.

Gemeentelijk Riolerings Plan

In het Gemeentelijk Riolerings Plan zijn de watertaken van de gemeente vastgelegd voor de periode 2009 tot 2013. het GRP is door de gemeenteraad vastgesteld in maart 2009.


De gemeentelijke watertaken zijn:

  • 1. Inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater;
  • 2. Inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater, als dit redelijkerwijs niet van particulieren kan worden verwacht;
  • 3. Voorkomen van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand, voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap, de provincie of particulieren behoort;

met als randvoorwaarden:

4. Doelmatigheid;

5. Zo min mogelijk overlast voor de omgeving;

6. Zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu.


Zoals al blijkt uit de doelomschrijvingen zijn de taken van de gemeente begrensd. Zij zijn beperkt tot doelmatige zorg en een deel van de taken behoort toe aan het waterschap, de provincie en particulieren. Voor particulieren is het belangrijk om te weten wat zij van de gemeente kunnen verwachten en waar zij zelf verantwoordelijk voor zijn. Hieronder is aangegeven wat de taakopvatting van de gemeente is voor het afval-, hemel- en grondwater.

Taakopvatting afvalwater

De gemeente draagt zorg voor het inzamelen en transporteren van al het stedelijk afvalwater dat vrijkomt binnen het grondgebied van Enschede. Dit omvat al het huishoudelijk afvalwater, of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater. Hierbij is wel vereist dat het afvalwater wordt aangeboden volgens de daaraan gestelde regels.

Concreet betekent dit dat de gemeente zorgt voor (vuilwater)riolering vanaf de erfgrens. Het afvalwater wordt door de gemeente naar de rioolwaterzuivering (r.w.z.i) getransporteerd. Het zuiveren van dit water is een taak van het Waterschap Regge en Dinkel.

Bij de zorg voor het afvalwater kan voor een alternatief worden gekozen, zoals een IBA (individuele behandeling afvalwater). Verder zijn er enkele gebieden waar de gemeente is vrijgesteld van de rioleringszorg. Hier hebben bewoners zelf hun afvalwaterlozing gesaneerd, meestal met een IBA.


Taakopvatting hemelwater

De gemeente zorgt voor het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater, als dit doelmatig is en redelijkerwijs niet van particulieren kan worden verwacht dat zij het hemelwater zelf verwerken. De doelmatigheid en redelijkheid is afhankelijk van:

  • het soort gebied (stedelijk versus landelijk);
  • de bestaande situatie (bestaande wijken versus in-/uitbreidingen en herinrichtingen);
  • de grootte van de percelen;
  • de mogelijkheden voor infiltratie (bodemgesteldheid);
  • de mogelijkheden voor afvoer naar oppervlaktewater;
  • het stelseltype van de bestaande riolering (vuilwater-, gemengde of gescheiden riolering);
  • de bestaande situatie en de termijn waarbinnen de afvoersituatie kan worden aangepast.

Afkoppelen

De gemeente ziet het tevens als haar taak om het inzamelen en verwerken van hemelwater los te koppelen van het afvalwater. Dit wordt aangeduid met de term afkoppelen, ofwel: de hemelwateraansluitingen van de (vuilwater)riolering afhalen.

Taken voor particulieren

Waar de gemeente niet voor het hemelwater zorgt, moeten particulieren dit zelf doen. Dit zal worden vastgelegd in een gemeentelijke "hemelwaterverordening". Daarin wordt ook aangegeven wanneer en hoe particulieren verplicht zijn om af te koppelen of het hemelwater op een bepaalde manier aan te sluiten.


Taakopvatting grondwater

De zorgtaak voor grondwater is in de wet omschreven als: "zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort".

Gebiedsgericht grondwaterbeheer

De gemeente Enschede voert gebiedsgericht grondwaterbeheer uit dat leidt tot een verduurzaming van het (grond)watersysteem. In de integrale benadering worden de verschillende aspecten van het grondwatersysteem (kwantiteit, kwaliteit, winning en gebruik e.a.) in samenhang beschouwd, zie ook het Gemeentellijk Rioleringsplan (GRP 2009-2013).

5.2.4 Huidige waterhuishoudkundige situatie

Plangebied

Het gebied van het bestemmingsplan Brunink is ca. 50 ha groot, en bestaat uit de deelgebieden 1 tot en met 6 en de stadsrandzone. Het bestemmingsplangebied wordt begrensd door de Wijk Wesselerbrink het noorden, de Buurserstraat in het oosten, de Groot Bruninkstraat in het zuiden en de Haverkatestraat in het westen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20110955-0004_0017.png"

Figuur 1: bestemmingsplangebied

Maaiveld

In figuur 2 is het maaiveldverloop weergegeven. Het maaiveld loopt van ca. 35 m NAP in het westen tot ca. 38 m NAP in het oosten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20110955-0004_0018.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20110955-0004_0019.png"  

Fig.2 Maaiveldverloop [bron: VI, rioolputhoogte gemeente Enschede]

Bodem en geohydrologie

Brunink 1 en 2

[bron: Waterhuishoudingsplan Brunink, Enschede, juni 2004, DHV]

Bodemopbouw voor ontwikkeling

De lokale bodemopbouw bestaat tot 5 m -mv uit matig tot matig grof zand, afgewisseld met één of meerdere leemlagen. Tussen de 6 en 8 m -mv bevindt zich een grof zandpakket. Vanaf 8 m -mv is alleen klei aangetroffen.

Grondwaterstanden voor ontwikkeling

De GHG bevindt zich tussen ca. 0,3 tot 0,7 m -mv (36,64-37,14 m NAP). De GLG ligt minimaal 1,4 m -mv (35,54-36,43 m NAP). In het plangebied staan geen peilbuizen van het gemeentelijke netwerk.

Infiltratie

De bovenste 2 meter zijn goed doorlatend. Het gebied is geschikt voor infiltratie van hemelwater.

Ophoging

Brunink 1 is met ca. 0,1-0,3 m opgehoogd, Brunink 2 is met ca. 0,2-0,5 m opgehoogd.

[bron: Waterhuishoudingsplan Brunink, Enschede, juni 2004, DHV]

Brunink 3 en 4

[bron: Geohydrologisch advies Het Bruninkveld, 30 augustus 2009, Oranjewoud]

Bodemopbouw voor ontwikkeling

De lokale bodemopbouw bestaat tot 5 m –mv uit matig tot matig grof zand, afgewisseld met één of meerdere leemlagen.

Grondwaterstanden voor ontwikkeling

De GHG bevindt zich tussen ca. 0,2 tot 1 m –mv. De GLG ligt minimaal 1,3 m –mv. In het plangebied staan geen peilbuizen van het gemeentelijke netwerk.

Infiltratie

De doorlatendheid van de bodem binnen het plangebied bedraagt 1 tot 2 m/dag en voldoende voor infiltratie, indien voldoende wordt opgehoogd.

Ophoging

Brunink 3 en 4 moeten met maximaal 0,5 m worden opgehoogd om aan de ontwateringseisen te voldoen.

Brunink 5 en 6a

[bron: Brunink, Geohydrologisch onderzoek en advies 5 en 6a, Enschede, februari 2006, DHV]

Bodemopbouw voor ontwikkeling

De lokale bodemopbouw bestaat tot 5 m -mv uit matig tot matig grof zand, afgewisseld met één of meerdere leemlagen, varierend in dikte tussen 0,2 en 2 meter. Op verschilelnde diepetes is grind aangetroffen waardoor zeer goed dooraltende lagen voorkomen.

Grondwaterstanden voor ontwikkeling

De GHG bevindt zich tussen ca. 0,2 en 1 m -mv. De GLG ligt minimaal 1,6 m -mv). In het plangebied staan geen peilbuizen van het gemeentelijke netwerk.

Infiltratie

Over het algemeen is de bodem goed tot zeer goed doorlatend. Vanaf een diepet van 1,5 m -m.v. komen slecht doorlatende lagen voor. Het gebied is geschikt voor infiltratie van hemelwater.

Ophoging

Brunink 5 en 6a is met 0,5-0,6 m opgehoogd in het zuiden en westen en met 0,1-0,2 m in het noorden.

Brunink 6b en 6c

[bron: 2007-10-18 Waterhuishoudkundig ontwerp Brunink veld 6b en 6c, gemeente Enschede, gebaseerd op, Geohydrologisch onderzoek en advies 5 en 6a, Enschede, februari 2006, DHV]

Bodemopbouw voor ontwikkeling

Tot 4 meter onder maaiveld bestaat de bodem uit matig fijne zandgronden. De toplaag is matig humeus. Daarnaast komen op variërende diepten leemlagen voor. De minst diepe leemlaag is op 0,90 meter minus maaiveld aangetroffen. De gemiddelde dikte van de lagen is 0,50 meter. Naast leem zijn op diverse diepten grindhoudende lagen aangetroffen.

Uit het onderzoek blijkt de doorlatendheid van het zandpakket redelijk goed te zijn (0,6 tot 1,2 m/d). De doorlatendheid van de toplaag ligt met 0,35 m/d lager. De doorlatendheid van de leemlagen is slecht en van de grindhoudende lagen zeer goed (10 m/d).

Grondwaterstanden voor ontwikkeling

Tijdens het geohydrologisch onderzoek is op basis van hydromorfe kenmerken een inschatting gemaakt van gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). De GHG blijkt te variëren tussen 0,3 en 0,55 meter minus maaiveld terwijl de GLG varieert tussen 1,2 en 1,7 m -mv.

Infiltratie

Over het algemeen is de bodem goed tot zeer goed doorlatend. Vanaf een diepet van 1,5 m -m.v. komen slecht doorlatende lagen voor. Het gebied is geschikt voor infiltratie van hemelwater.

Ophoging

Brunink 5 en 6a is met 0,5-0,6 m opgehoogd in het zuiden en westen en met 0,1-0,2 m in het noorden.

Grondwateronttrekkingen

In het plangebied zijn geen grondwateronttrekkingen aanwezig.

Riolering en afwatering

Algemeen

De algemene kenmerken voor riolering en afwatering staan in tabel 2

    1   2   3   4   5a   5b   6a   6b   6c  
Hemelwater                      
Verhard oppervlak   ha   0,33   0,27       0,66   0,61   1,14   0,79   0,19  
Berging in greppels   m3 [mm]   132[40]   108[40]         285[47]   496[46]   253[40]   77[40]  
Berging in vijver   ha [mm]   nvt         512[78]          
Afvalwater                    
Woningen   -   30   18       53   23  
Inwoners/woning   -   2,6   2,6   2,6   2,6   2,7   2,7  
Norm   l/inw/u   10   10   10   10   13,5   13,5  
afvalwaterstromen   m3/u   1   1   PM   PM   2   1  

Tabel 2: gegevens velden Brunink

Bron tabel

Velden 1 en 2   Waterhuishoudingsplan Brunink, Enschede, juni 2004, DHV  
Velden 3 en 4    
Velden 5 en 6a   2006-08-01 Waterhuishoudkundig ontwerp Brunink veld 5 en 6a, gemeente Enschede  
Velden 6b en 6c   2007-10-18 Waterhuishoudkundig ontwerp Brunink veld 6b en 6c, gemeente Enschede  

Afvalwater

Het afvalwater, totaal ca. 5 m3/uur voert onder vrij verval af naar het westen en sluit aan op het vuilwaterriool in de Usseler Markeweg.

Regenwater

Het hemelwater wordt deels bovengronds afgevoerd naar het systeem van greppels in de openbare ruimte. Deze greppels infiltreren het hemelwater ten dele en zorgen voor een vertraagde afvoer naar de oude Stroinksbeek die aan de noordkant van de Groot Bruninksstraat loopt. De beek gaat . Sommige bewoners infiltreren hemelwater op eigen terrein.

Waterberging

Het systeem van greppels voldoet aan de eis dat een bui van 40 mm in 75 minuten (T=50) geborgen kan worden, bij een afvoer van maximaal 2,4 l/s/ha.

Oppervlaktewater

De waterkaart is weergegeven in figuur 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20110955-0004_0020.jpg"

Figuur 5 [Bron: GIS Enschede]

Oude Stroinksbeek [20-11-5]

Deze beek loopt ten noorden van de Groot Bruninksstraat. Voor de aanleg van de Stadsrandzone aan de noordkant van het plangebied werd de beek gevoed door de Stroinksbeek. De Stroinksbeek is inmiddels verlegd naar de Stadsrandzone De oude loop van de beek loopt naar het westen en sluit aan op de Bruninksbeek bij de Usseler Markeweg. De oude Stronksbeek krijgt voeding van grondwater en overtollig water uit de wijk.

Nieuwe Stroinksbeek

Dit is de verlegde (oude) Stroinksbeek en deze beek loopt door de Stadsrandzone waar deze aansluit op de Smalenbroeksebeek. In de Stadsrandzone is een retentiegebied aangelegd.

Smalenbroeksebeek [20-1-5-2]

De nieuwe Stroniksbeek sluit aan op de Smalenbroeksebeek. Deze beek gaat in de toekomst samen met de Broekherunebeek en zal uiteindelijk aansluiten op de Bruninksbeek.

Blauwe ader

Er loopt geen blauwe ader door het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20110955-0004_0021.png"

Figuur 2 Toekomstige situatie beken

5.2.5 Waterhuishoudkundige randvoorwaarden en uitgangspunten

De inrichting van de waterhuishouding is gebaseerd op een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten, deze zijn hieronder benoemd.

Randvoorwaarden bij nieuwe ontwikkelingen

Afwatering

Algemeen

Hemelwater en afvalwater moet gescheiden aangeleverd worden aan de perceelgrens.Het hemelwaterafvoer vanaf de percelen dient bovengronds en zichtbaar te gebeuren.

Oppervlakken

Regenwater van dakvlakken en verharding mag niet afvoeren naar het gemengd riool. Regenwater van verontreinigde verharding (hoge verkeersintensiteit) mag afgekoppeld worden via een zuiverende voorziening (voorkeur) of worden afgevoerd naar het gemengde riool (2e keus). Verdiepen van waterlichamen zoals waterlopen en vijvers mag de grondstanden, aantoonbaar niet negatief beïnvloeden, tenzij in overleg met de gemeente en met goedkeuring van het waterschap. Het oppervlaktewater dient aan te sluiten op het watersysteem van Eschmarke.

Waterberging

In het plangebied moet een berging van minimaal 40 mm gerealiseerd worden. De systeemkeuze voor afwatering en benodigde bergings- en infiltratievoorzieningen dient conform vigerend GRP plaats te vinden. De waterberging moet op het laagst gelegen punt binnen het plangebied te worden gesitueerd.

(Regen)waterkwaliteit

Bronmaatregelen

Voorkomen dat water verontreinigd raakt door materialisering en bouwen volgens richtlijnen Duurzaam bouwen (DuBo-vereisten). Derhalve mogen er geen uitlogende bouwmaterialen worden toegepast.

Grondwater

Grondwaterneutraal bouwen

Voor het bereiken van voldoende ontwatering, dient het grondwater duurzaam beheerst te worden. Dit houdt in dat de grondwaterstand niet permanent verlaagd mag worden. Daarom gaat de voorkeur uit naar ophogen (in combinatie met kruipruimteloos bouwen) in plaats van drainage. Wanneer toch voor drainage wordt gekozen, dient het gemiddelde grondwaterpeil op jaarbasis niet lager te liggen dan in de huidige situatie. Op basis hiervan is het toegestaan de GHG tijdens winterperioden (hoge grondwaterstanden) door middel van de drainage af te toppen.

Grondwateronttrekking

Er mag niet permanent grondwater worden onttrokken om voldoende ontwateringsdiepte te halen. (Parkeer)kelders waterdicht bouwen. In de aanlegfase mag het grondwater wel tijdelijk verlaagd worden (melding of vergunningaanvraag bij waterschap).

Ontwatering

De ontwateringsdiepte, gerelateerd aan de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bedraagt 0,70 meter ten opzichte van het bouwpeil. De vloerpeilen van de woningen liggen minimaal 20 cm boven wegpeil, wat resulteert in een ontwateringsdiepte van 0,5 meter ten opzichte van de GHG.