direct naar inhoud van Artikel 6 Groen
Plan: Stadsrandzone strook Vaneker
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20110747-0003

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenstroken, groenvoorzieningen, weilanden, plantsoenen, waterpartijen, -lopen, -bergingen, sloten, beken, wadi's, vijvers en poelen, infiltratiestroken en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing en bijbehorende kunstwerken als bruggen en duikers;
  • b. ecologische zones;
  • c. ecologische tunnels (ecotunnels);
  • d. natuurgebieden en natuurbeheer;
  • e. houtwallen;
  • f. boomsingels,
  • g. bos;
  • h. vleermuisbunkers;
  • i. oeverzwaluwwanden;
  • j. in- en uitritten, en toegangswegen;
  • k. extensieve recreatie;
  • l. wandel- en fietspaden;
  • m. een fietsbrug;
  • n. speelvoorzieningen, en picknickplaatsen;
  • o. amfibiepoelen;
  • p. bluswatervoorzieningen;
  • q. ondergrondse infrastructurele voorzieningen (hoogspanningsleidingen en hoge druk aardgastransportleidingen uitgezonderd);
  • r. nutsvoorzieningen;
  • s. bij deze doeleinden behorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor “Groen” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.

6.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag per bouwwerk maximaal 25 m² bedragen.
6.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de extensieve recreatie mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte van speelvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de extensieve recreatie mag per bouwwerk maximaal 20 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen; de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door Burgemeester en Wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
    • 4. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
    • 5. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
    • 6. het leggen van drainagebuizen.
  • b. De in lid 6.3 onder a, bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De omgevingsvergunningen genoemd in lid 6.3, onder a, worden geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de aanwezige landschapselementen en/of de natuurlijke waarden en/of de aanwezige archeologische, c.q. cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.