direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Glanerbrug 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20101314-0003

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020

De Toekomstvisie Enschede 2020, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 17 december 2007, beoogt op een inspirerende wijze richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Volgens de Toekomstvisie dient er voor worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • een zeer sterke centrumpositie in de Euregio heeft met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • een belangrijke werkgelegenheidsfunctie in de Euregio heeft en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • wijken heeft die de sociale stijging en binding van bewoners versterken;
  • groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede.
  • het imago heeft van Europese kennisstad.

De drie strategische opgaven die in de Kadernota en in de programmabegroting zijn uitgewerkt: "Enschede werkt", "Stad Enschede" en "Ons Enschede" zijn een eerste belangrijke stap in de realisatie van de ambities uit de Toekomstvisie.

3.3.2 Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015

De nota "Enschede biedt ruimte voor de toekomst" is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie tot 2015, met een doorkijk tot 2030. De visie biedt een kader voor duurzame ontwikkelingen op de lange termijn. Deze ruimtelijke ontwikkelingsvisie is tot stand gekomen in nauwe wisselwerking met de Toekomstvisie Enschede 2010, die het integrale programma voor de economische, fysieke en sociale structuurversterking van de stad voor de komende jaren omvat. De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015 is door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld op 3 juli 2001. De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015 heeft de volgende hoofddoelstellingen:

  • 1. het ombuigen van de scheefheid in de bevolkingssamenstelling: de ondervertegenwoordiging van hoge inkomensgroepen;
  • 2. het versterken van de kernkwaliteiten van de stad: Enschede groene woonstad, moderne werkstad en Euregionale voorzieningenstad;
  • 3. het waarborgen van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling.

Nieuwe woon- en werklocaties zijn in samenhang met te ontwikkelen infrastructuur benoemd. De belangrijkste opgave is om in het bestaand stedelijk gebied effectiever met de beschikbare ruimte om te gaan en tot kwaliteitsverbetering te komen, zodat het omliggende waardevolle landschap gespaard kan blijven. Een belangrijk accent ligt op inbreiding en herstructurering en het bevorderen van het gebruik van de fiets en openbaar vervoer. Centraal doel daarbij is het verbeteren van de ruimtelijke samenhang en de ruimtelijke kwaliteit van stad en landschap. Samenhang in de ruimtelijke ontwikkeling, zodat het geheel meer kwaliteit biedt dan de som der delen en Enschede zich als onderdeel van de Netwerkstad Twente ontwikkelt tot een stad met een duidelijk eigen imago en een daarbij behorend samenhangend en herkenbaar stadsbeeld in een rijke landschappelijke omgeving. Een leefbare, gedifferentieerde stad met:

  • een modern stadscentrum met goede en bereikbare voorzieningen voor Enschedeërs en voor mensen vanuit de gehele (Eu)regio;
  • levendige en veilige woonwijken met voldoende aanbod van uiteenlopende woonmilieus;
  • een (inter)nationaal kennispark dat zich ontwikkelt tot een van de belangrijkste economische motoren van de Netwerkstad Enschede;
  • efficiënt en intensief ingerichte werkgebieden voor bedrijf, handel en industrie;
  • een zorgvuldige inbedding in het omliggende fraaie Twentse landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20101314-0003_0049.jpg"

afbeelding: kaart RO Visie Enschede 2015

3.3.3 Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie

Op 22 juni 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Deze visie zal worden doorvertaald in een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening.

Onder het motto “meer kwaliteit, realistische doelen” wordt een volgende stap gezet in de ontwikkeling van de stad:

  • meer kwaliteit in de ontwikkeling van de binnenstad door vergroting en versterking van de binnenstad met een diversiteit aan stedelijke functies en stedelijke kwaliteit om van te houden;
  • meer kwaliteit in de samenstelling van de woningvoorraad door te bouwen aan een evenwichtig en duurzaam woningarsenaal met een historisch zware opgave voor het bestaand stedelijk gebied;
  • meer kwaliteit in de bereikbaarheid van Enschede door verbetering van de externe bereikbaarheid via de Europese hoofdas A1 en IC-station Drienerlo/Kennispark en door slimme mobiliteitsoplossingen binnen de aanwezige infrastructuur;
  • meer kwaliteit in het aanbod van onze bedrijventerreinen door intensief gebruik van bedrijventerreinen met zeer goede lange termijnperspectieven;
  • meer kwaliteit en beleving van ons buitengebied door landinrichting en een gezonde landbouw, groene en blauwe diensten en meer mogelijkheden voor dagrecreatie en leisure.

3.3.4 Woonvisie Enschede 2005 - 2015

Het stedelijk kader voor wonen is vastgelegd in het strategisch programma wonen en is nader uitgewerkt in de Woonvisie Enschede 2005-2015, "Werken aan Wonen", die op 27 juni 2005 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld.

Op het gebied van wonen spelen verschillende ontwikkelingen:

  • de gemeente Enschede wil de sociaal-economische structuur van de stad versterken door meer hogere inkomensgroepen vast te houden en aan te trekken;
  • tegelijkertijd zorgen ontwikkelingen in de markt voor een druk op het realiseren van vooral goedkope woningen.

In de Woonvisie wordt een tweetal hoofddoelstellingen onderscheiden:

  • het leveren van een bijdrage aan het versterken van de sociaal-economische positie van Enschede;
  • het vergroten van de woonkwaliteit voor alle inwoners, waarbij de wensen van de woonconsument centraal staan.

Deze doelstellingen zullen gerealiseerd worden via vijf beleidslijnen:

  • sturen op strategische aanpassing van de voorraad;
  • aandacht voor de kwetsbare groepen;
  • werken aan woonkwaliteit voor nu en straks;
  • vergroten van de invloed van woonconsumenten;
  • samenwerken aan wonen.

Belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijk woonbeleid is de stedelijke doelstelling van structuurversterking. Door het creëren van een evenwichtiger, concurrerende woningmarkt met voldoende kwantitatief, kwalitatief en gedifferentieerd aanbod van woningen en woonmilieus kan gewerkt worden aan de structuurversterking van Enschede. Dit stelt eisen aan de omvang en de samenstelling van de woningvoorraad. Door het zorgvuldig vertalen van woonwensen in een passend aanbod kan de doorstroming worden bevorderd. In de nieuwbouw en de herstructurering zal dan ook een belangrijk accent worden gelegd op marktsegmenten die de doorstroming bevorderen. Verder geldt dat alle nieuwbouwwoningen en de woonomgeving moeten voldoen aan het basispakket van Woonkeur en het pluspakket Veiligheid.

Woonbeleid in het plangebied “Glanerbrug 2010”

In de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie (RO visie) is ook een paragraaf over wonen opgenomen. Daaruit blijkt dat op basis van demografisch- en woningmarktonderzoek in de gemeente Enschede nog veel behoefte is aan groene woonmilieus en stedelijk compacte woonmilieus. Deze vraag ligt vooral bij gezinnen met een (middel-)hoog inkomen. Het is daarom van belang dat in de nog te ontwikkelen gebieden tegemoet wordt gekomen aan de kwalitatieve eisen die deze woonconsumenten stellen aan de kwaliteit van de woning en het groen daar omheen. Het is daarbij van belang gebieden met een tastbare schaal en een bepaalde identiteit te creëren, dit wordt in de RO visie "Kwartiermaken" genoemd. In Glanerbrug ontbreekt deze identiteit op sommige plekken, dit geldt met name in de eenzijdig samengestelde na-oorlogse wijken en buurten. Bij vernieuwingsopgaven ligt er een kans deze kwartieren te ontwikkelen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" ligt ook een deel met portiek-etageflats. Dit is een kwetsbaar deel van het plangebied omdat de kwaliteit van de woningen niet hoog en de samenstelling van de bevolking eenzijdig is. Het is waarschijnlijk dat dit deelgebied binnen afzienbare tijd geherstructureerd zal moeten worden, ook dan geldt dat het wenselijk is dat aan het hiervoor beschreven "kwartiermaken" uitvoering wordt gegeven. Ook de woningvoorraad aan de Bultsweg en de Lonnekerweg is qua technische staat en ouderdom aan vernieuwing toe. Dit is een aandachtspunt bij de toekomstige ontwikkelingen in de aangrenzende deelgebieden van de uitbreidingswijk De Eschmarke.

Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe Woonvisie, welke zal worden aangehaakt aan de eveneens in voorbereiding zijnde structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

3.3.5 Wonen en zorg

Op 26 januari 2004 hebben gemeenten, corporaties, zorg- en welzijnaanbieders en zorgkantoor het convenant wonen, welzijn en zorg ondertekend. Hierin is als missie neergelegd dat alle burgers, in het bijzonder kwetsbare burgers, kunnen beschikken over adequate huisvesting, welzijn en zorg, in een omgeving die leefbaar en veilig is. De aandacht gaat in het kader van wonen, welzijn en zorg derhalve uit naar ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten, mensen met psychische beperkingen, allochtonen, dak- en thuislozen, verslaafden en ex-gedetineerden. Het aandeel ouderen op de woningmarkt zal als gevolg van de vergrijzing de komende jaren sterk toenemen. Ook de door velen geuite wens om langer zelfstandig te wonen leidt hiertoe. Deze wens bestaat niet alleen bij ouderen maar ook bij jongere mensen met een lichte of zwaardere lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen, die voorheen al dan niet in instellingen verbleven. De samenleving zal, meer dan nu, mensen kennen die met lichte of zwaardere beperkingen zoveel mogelijk zelfstandig willen wonen en maatschappelijk actief zijn. Dit stelt eisen aan het aanbod van woningen, aan de woonomgeving en aan voorzieningen in de directe omgeving.

Wonen en zorg in Glanerbrug

In het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" ligt een verouderd verzorgingshuis. Hier zullen in de komende jaren nieuwe ontwikkelingen met wonen en zorg plaatsvinden die aansluiten bij de hiervoor beschreven vraag.

Levensloopbestendig wonen

De vraag en het aanbod naar nultrede- en levensloopbestendige woningen is geïnventariseerd. De vraag is veel groter dan het aanbod. Bij (ver)nieuwbouwplannen moet invulling worden gegeven aan deze vraag. In dit kader ligt er in het woongebied Glanerbrug/De Eschmarke een te realiseren opgave van 181 woningen, die voor het merendeel in Glanerbrug dienen te worden gerealiseerd.

Maatschappelijke opvang

Door de gemeente Enschede wordt beoogd te komen tot een evenwichtige spreiding over de stad en de kerkdorpen van maatschappelijke opvang en overige huisvesting van bijzondere doelgroepen (wonen met ondersteuning). In dit kader loopt het project "Van opvang naar wonen", waarin wordt gezocht naar geschikte locaties voor kwetsbare groepen. Op dit moment is nog niet bekend of dit ook locaties in Glanerbrug oplevert.

3.3.6 Beleid binnenstedelijke bedrijvigheid

Enschede kent door haar (industriële) geschiedenis van oudsher veel binnenstedelijke bedrijfslocaties. Er is echter sprake van een uitschuifproces van bedrijven van de bestaande stad naar de rand van de stad. Dit suburbanisatiegedrag van het bedrijfsleven doet zich in iedere stad voor, maar vanwege de vele bedrijvigheid in de bestaande stad in hoge mate in Enschede. Ondanks de vele verhuisbewegingen naar buiten herbergt Enschede nog steeds veel binnenstedelijke bedrijvigheid. Daar waar de bedrijven uit de stad zijn vertrokken is de achtergebleven locatie vaak getransformeerd tot woonlocatie.

In de Toekomstvisie is aangegeven dat de druk op het buitengebied zo beperkt mogelijk moet zijn, daardoor neemt de druk op de ruimte in de bestaande stad toe. Daar waar mogelijk dient de bedrijvigheid dus in de bestaande stad te worden opgevangen. Dit is des te meer belangrijk omdat vrijkomende bedrijfsruimte (locaties, gebouwen) in het bestaand stedelijk gebied veelal dient als 'broedplaats' voor nieuwe startende bedrijvigheid en daarmee de structuur van de locale economie en de vitaliteit van zowel de wijk als de bestaande stad versterkt. Binnenstedelijke bedrijvigheid valt uiteen in twee beleidsvelden te weten functiemenging in wijken (verspreide/informele locaties) en binnenstedelijke bedrijventerreinen (formele locaties). Een duidelijke kwantitatieve afbakening valt hier niet echt aan te geven maar ligt grofweg bij 1,5 ha. De in de verschillende wijken verspreide werkgelegenheid (informele locaties/functiemenging) bedraagt ca. 30% van de totale Enschedese werkgelegenheid, op de formele locaties gaat het om ca. 11% van de totale werkgelegenheid. De gemeente wil actief inzetten op het tegengaan van een verdere afname van de bestaande voorraad binnenstedelijk bedrijfslocaties door:

  • In elke ruimtelijke afweging van functionele (her)ontwikkeling van een locatie de werkfunctie nadrukkelijk als optie meenemen;
  • Bij de afweging van de (her)ontwikkeling van een binnenstedelijk bedrijventerrein de werkfunctie als uitgangspunt nemen;
  • De bestaande locatiescans in te zetten als afwegingskader, indien er van de betreffende locatie geen scan aanwezig is wordt deze alsnog opgesteld;
  • In elke ruimtelijke afweging van een locatie wordt het motto "inbreiding gaat voor uitbreiding" nadrukkelijk meegenomen;
  • De verankering van de werklocaties vindt plaats in de bestemmingsplannen.

Om het verdwijnen van binnenstedelijke bedrijfslocaties actief te kunnen tegengaan en sturing te geven aan de ontwikkeling van nieuwe binnenstedelijke bedrijfslocaties is door de gemeenteraad van Enschede op 14 mei 2007 hieromtrent beleid vastgesteld.

Binnenstedelijke bedrijventerreinen

Met de programma's 'Economische Ontwikkeling' en 'Enschede werkt' wordt het creëren van fysieke ruimte voor bedrijvigheid hoog op de agenda gezet. Hierbij geldt dat inbreiding boven uitbreiding gaat. Het gaat dan om herstructurering, binnenstedelijke terreinen, variatie in kavels en terreinen en om de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Hiermee volgt Enschede de SER-ladder. Ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid is nodig voor het uitvoeren van de Toekomstvisie: behoud van het bestaande en ruimte geven aan vernieuwing. Het uiteindelijke doel is dat er ruimte wordt geboden aan groei van bedrijven zodat er (nieuwe) arbeidsplaatsen ontstaan in de stad en in de regio. Bureau Ecorys BV heeft in opdracht van de gemeente Enschede en haar buurgemeenten (de Netwerkstad Twente) een gezamenlijke bedrijventerreinenvisie voor de Netwerkstad opgesteld (2011). Hierbij is ook een prognose gemaakt van de benodigde ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid tot het jaar 2020. Het ging hier om een herijking van de cijfers uit 2008. Op basis van het landelijk afgesproken Transatlantic Market model is een programmering gemaakt, waaruit onder andere de Usseler Es nodig blijkt. Als gekeken wordt naar vraag en terreinprofielen, beschikt Enschede over kwalitatief goede en bereikbare vestigingslocaties, in het bijzonder aan de westkant van de stad. Het Business & Sciencepark, Josink Es en Usseler Es kunnen als drie toplocaties worden beschouwd. Om aan deze vraag te kunnen voldoen wordt ingezet op herstructurering (o.a. Havengebied, Roombeek, Hardick & Seckel), zoeken naar nieuwe binnenstedelijke locaties en uitleg (Usseler Es). Omdat vooral ook de kwaliteit van de werklocaties steeds belangrijker wordt hier extra veel aandacht aan besteed. Hiervoor worden instrumenten als parkmanagement en vestigingscriteria ingezet. Samen met de provincie Overijssel zijn bovendien voor een aantal terreinen zogenaamde kwaliteitsscans uitgevoerd, die duidelijk maken op welke punten ingezet moet worden om de kwaliteit te verbeteren. Via duurzaamheidsprojecten (o.a. Usseler Es) wordt naar de toekomstwaarde gekeken. Eén en ander is tevens verwoord in het Masterplan West. Via de herijkte Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie is de in het Masterplan West gehanteerde kwaliteitsscan voor alle grotere terreinen in de stad uitgevoerd en deze zal ook op Netwerkstadniveau worden ingezet.

Functiemenging in wijken

Het beleid t.a.v. functiemenging is een overkoepelend beleid (zie ook het gemeentelijk detailhandels- en kantorenbeleid) ter stimulering van de werkgelegenheid en leefbaarheid in (woon)wijken. Het beleid sluit tevens aan bij het gemeentelijk startersbeleid. Het beleid ten aanzien van functiemenging in de woonwijken is in het kader van Stimuleren wijkeconomie nader uitgewerkt en is in de zomer 2009 vastgesteld door burgemeester en wethouders. Veel mensen starten een eigen bedrijf vanuit hun woning. De woning is zeker in de beginfase van het bedrijf een ideale vestigingslocatie. Het is goedkoop, flexibel en geschikt om werk te combineren met andere taken. Vanuit economisch opzicht leveren deze bedrijven aan huis een goede bijdrage aan de bedrijvigheid en dynamiek van de wijk. Bovendien wordt de werkgelegenheid hierdoor bevorderd. Ook al blijven deze bedrijven vaak klein en meestal beperkt tot een eenmansbedrijf, zoals bijvoorbeeld de zogenaamde ZZP-ers (zelfstandige zonder personeel). Het bevorderen van het starten van een bedrijf vanuit de woning past ook bij de aandacht voor levendige wijken, het multifunctioneel bouwen en een meervoudig ruimtegebruik. In veel wijken zijn er grotere dan wel kleinere concentraties van ZZP-ers. In totaal zijn er momenteel ongeveer 4500 ZZP-ers in de stad gevestigd.

Voor de gemeente is het fenomeen “bedrijf aan huis” ook relevant. Dit met name vanuit het programma 'Enschede Werkt', maar in algemene zin ook vanuit de volgende doelen:

  • het bevorderen van werkgelegenheid in de wijk;
  • het vergroten van de (sociaal-economische) dynamiek in de wijk door een vermindering van de nadruk op de woonfunctie;
  • het bevorderen van sociale stijging;
  • het terugdringen van mobiliteit.

Bij werken aan huis gaat het niet alleen over ZZP-ers, die bijvoorbeeld één kamer in de woning in gebruik hebben als kantoor/bedrijfsruimte. Vaak zijn er in doorgaande straten (stedelijke radialen of dorpse linten) meestal nog winkelplinten waar naast detailhandel en restaurants ook andere bedrijfjes gevestigd zijn. De ruimten in plinten zijn vaak zeer interessant als vestigingsplaats voor bedrijfsruimtes waarbij de bedrijfsuitoefening niet thuis kan plaatsvinden, omdat men bijvoorbeeld meer ruimte nodig heeft of het bedrijf in kwestie veel bezoekers trekt. Het bedrijf wordt meestal ook niet zo groot, dat verhuizing naar een (te bouwen) bedrijfspand op een bedrijventerrein een optie is. Bij plinten kan ook gedacht worden aan de begane grond van flats, waarbij bijvoorbeeld vanuit een garage een bedrijfje gevoerd kan worden. In het ruimtelijk beleid gelden voor detailhandel en horeca specifieke vereisten en daarom vallen deze bedrijven niet onder de definitie van functiemenging.

Woonmilieus

Enschede is ingedeeld in landelijk gebruikte woonmilieus. Deze woonmilieus geven aan hoe een buurt is opgebouwd, in de samenhang tussen stedenbouw, korrelgrootte en woningtype. Hieruit kan ook iets worden gezegd over parkeermogelijkheden en openbare ruimte. Vaak trekken bepaalde woonmilieus ook mensen aan met een bijbehorende leefstijl. Het ene woonmilieu leent zich daarom beter voor functiemenging dan het andere. In het onderstaande schema is aangegeven in welk woonmilieu gekozen is voor welke mate van functiemenging.

Regeling functiemenging per woonmilieu:

Categorie A: De huidige regeling functiemenging handhaven (max. 30m² bebouwd oppervlak, daarboven ontheffing aanvragen per geval).

Categorie B: 30% van het bebouwde oppervlak standaard vrijgeven voor functiemenging (daarboven ontheffing aanvragen per geval).

Categorie C: Binnen de kaders van de Gids Buitenkans geheel vrijlaten.

Categorie D: Een aantal “hotspots” in de stad aangeven, waarbinnen een 49% ontheffing toegestaan wordt daarboven herziening bestemmingsplan aanvragen per geval)

Deze categorieën, gekoppeld aan het type woonmilieu, geeft de volgende indeling:

Nr.   Woonmilieu   Regeling categorie
 
1   Landelijk milieu   C.
Voor het buitengebied is de GIDS Buitenkans vastgesteld. Deze gids maakt voor ontwikkelingen mogelijk, mits ze versterkend zijn voor de kwaliteiten van het landschap. Met het thema functiemenging worden geen andere criteria gesteld en wordt aangesloten bij de Gids Buitenkans.  
2   Dorps woonmilieu   B.
In een dorps woonmilieu is vaak sprake van lage dichtheden. Ook komen grote kavels vaak voor. Er is daarom ruimte voor een ruimere regeling.  
3   Villa's in het groen   B.
Villa's in het groen zijn gebouwd in lage dichtheden, op grote kavels in woonlandschappen aan de stadsrand. Aangezien de woningen vaak groot zijn en ruimte om de woning heen hebben, is een verruiming van de regeling hier wenselijk.  
4   Suburbaan   A.
Suburbane wijken zijn mono-functioneel. Er wonen veel kinderen en parkeren is vaak een probleem. In deze wijken wordt daarom de huidige regeling gecontinueerd.  
5   Groene woonwijk   A. (met experimenten (B) in de plinten)
In een groene woonwijk is in principe veel groen en ruimte aanwezig, die vestigingen van bedrijven aan huis toelaat. De woningen zijn echter vaak klein of van matige kwaliteit. Daarom wordt de regeling in principe niet verruimd. In de plinten (maaiveldniveau) is echter juist vaak behoefte aan meer levendigheid. Daarom worden de mogelijkheden in de plinten verruimd, als het totaal op dat kaveloppervlak maar niet boven de 30% uitkomt.  
6   Wijkcentrum wonen   A.
Dit betreft woningen boven winkels of andere voorzieningen. Hier is het logischer dat bedrijven zich in het onderliggende deel huisvesten dan in de woningen. De huidige regeling wordt daarom gehandhaafd. Hier geldt al de regeling wonen boven winkels.  
7   Stedelijk compact   A.
Het stedelijk compact woonmilieu kenmerkt zich door hoge dichtheden (binnensingelgebied, vooroorlogse- en na-oorlogse woonwijken). In oudere delen is vaak renovatie geweest, of dit moet nog gebeuren. Door kleine kavels en weinig parkeermogelijkheden is dit woonmilieu niet geschikt voor extra ruimte voor bedrijfsactiviteiten.  
8   Centrum stedelijk   A.
In de binnenstad is bijna altijd sprake van een gemengde bestemming, waar veel mogelijk is. Aan de randen liggen wat luwere delen, die essentieel zijn voor de kwaliteit van de woonfunctie in de binnenstad. Daarom is, gezien de mogelijkheden vanwege de gemengde bestemming en de balans tussen druk en luw niet noodzakelijk en wenselijk de bestaande regeling te verruimen.  
9   Stedelijke villa's   B.
Stedelijke villa's staan vaak op grote kavels en zijn zelf ook vaak grote woningen (binnensingelgebied en vooroorlogse woonwijken). Doordat er vaak op eigen erf geparkeerd kan worden, is een verruiming naar een 30%-regeling hier mogelijk.  
10   Stedelijke radialen en dorpse linten, singels   B.
Buiten woonmilieus wordt een verhoogde mate van functiemenging voorgestaan op typisch dorpse linten, de radialen en de singels. Deze straten hebben van oudsher een doorgaande functie, of hadden dit vroeger. Dit maakt deze zones meer geschikt voor functiemenging middels een 30% regeling.  
11   “Hot Spots in de stad   D.
Ook wordt de mogelijkheid geboden 'hot-spots' aan te merken. Dit zal vooral gebieden betreffen waar na een transformatie maximale mogelijkheden worden geboden voor functiemenging.  

De beleidsnotitie functiemenging in wijken is vastgesteld als beleidskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Tevens wordt beoogd de planologische keuzes in het ruimtelijk beleid ten aanzien van functiemenging te faciliteren in ruimtelijke regelgeving door enerzijds een wijze van ontwikkelingsgericht bestemmen en anderzijds de juridische regeling voor beroep of bedrijf aan huis in bestemmingsplannen daarop af te stemmen. Aangezien een bestemmingsplan in overeenstemming dient te zijn met het belang van een goede ruimtelijke ordening ofwel 'duurzame ruimtelijke kwaliteit', moet de planologisch toegestane functiemenging wel zodanig zijn dat enerzijds een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd en anderzijds ook een goede bedrijfsuitoefening is verzekerd. De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming (zie hoofdstuk 6 Juridische planopzet, paragraaf 6.4.2. Bestemmingsregels, bestemming “Wonen”). De beleidsuitgangspunten voor functiemenging hebben een juridische vertaling gekregen binnen de bestemmingen "Gemengd" en "Centrum".

Beleid binnenstedelijke bedrijvigheid in het plangebied ”Glanerbrug 2010”

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" zijn geen formele binnenstedelijke bedrijventerreinen gelegen. Wel kenmerkt het dorp zich van oudsher door een grote mate aan functiemenging en solitaire bedrijfslocaties in de wijk. Op basis van de beleidsnotitie functiemenging in wijken en (verborgen) enclaves kunnen het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" drie typen woonmilieus worden onderscheiden:

  • Stedelijke radialen en dorpse linten, singels (categorie B): Gronausestraat m.u.v. kernwinkelgebied, Schoolstraat, Kerkstraat tussen Gronausestraat en spoorlijn Enschede-Gronau;
  • Wijkcentrum Wonen (categorie A): Kernwinkelgebied Gronausestraat;
  • Dorps woonmilieu (categorie B): overig plangebied bestemmingsplan "Glanerbrug 2010".

Met uitzondering van het kernwinkelgebied Gronausestraat geldt voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" dus categorie B: 30% van het bebouwd oppervlak op een bouwperceel mag worden gebruikt ten behoeve van functiemenging. Voor het kernwinkelgebied Gronausestraat geldt categorie A: maximaal 30 m2 van het bebouwd oppervlak op een bouwperceel mag worden gebruikt ten behoeve van functiemenging. Voor beide categorieën geldt dat burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning een hoger percentage kunnen toestaan. Bestaande solitaire bedrijven en voorzieningen worden voorzien van een passende bestemming.

3.3.7 Kantorennota 2002

In oktober 2002 is door de gemeenteraad het kantorenbeleid van de gemeente Enschede vastgesteld. In de Kantorennota 2002–2010 staan randvoorwaarden voor een duidelijk en aansprekend kantorenbeleid.

Beleidsuitgangspunten kantorenbeleid

De belangrijkste uitgangspunten voor het kantorenbeleid zijn:

  • a. Het ontwikkelen van een aantrekkelijk investerings- en ontwikkelingsklimaat. Dat betekent dat de gemeente een visie heeft op de kantorenmarkt. Marktpartijen die investeren in kantoorontwikkelingen waarderen dit. Ook verwachten zij inzicht in actuele marktontwikkelingen. Uiteindelijk biedt dit hen meer zekerheid en vertrouwen in investeringen die zij plannen in Enschede. Juist in de huidige situatie is het belangrijk dat de gemeente een consistente visie uitstraalt;
  • b. Het aanbieden van de juiste hoeveelheid kantoorlocaties van de juiste kwaliteit die aansluit bij de marktvraag;
  • c. Voorkomen van versnipperde ontwikkelingen. De markt wil namelijk krachtige kantoorlocaties die een duidelijke aantrekkelijkheid en positie hebben;
  • d. De kantoorontwikkeling van Enschede in breder regionaal kader plaatsen. In de toekomst zal de Netwerkstad Twente opereren als één kantorenmarkt.

Dit beleid houdt in, dat het aanbod van kantorenlocaties qua hoeveelheid en kwaliteit goed dient aan te sluiten op de marktvraag, maar ook dat leegstand moet worden voorkomen in tijden van laagconjunctuur. Op deze manier zorgt de gemeente voor een markt waar vastgoedpartijen graag in investeren. Het beleid beschrijft de gewenste omvang, fasering, segmentering en positionering van de verschillende kantorenlocaties in Enschede. Enschede heeft hiermee een kantorenbeleid dat gericht is op de toekomst en op een goede verhouding tussen vraag en aanbod.

Enschede zet in op drie krachtige kantorenlocaties:

  • 1. De Stationsomgeving (nadruk op publieke functies en kantoren met een baliefunctie);
  • 2. De Zuiderval (nadruk op zakelijke dienstverlening);
  • 3. Business & Science Park (nadruk op science-ontwikkeling).

Voor de overige locaties in Enschede geldt dat kantoren in beperkte mate worden toegestaan, om de ontwikkelingen niet concurrerend te laten zijn met de formele - voornoemde - kantorenlocaties. Voor kantoren aan de Singels en uitvalswegen geldt een maximum van 350 m2 bruto vloeroppervlak per gebouw (of 15 tot 20 werkzame personen) en voor kantoren in de wijk, zonder geconcentreerde ontwikkeling, geldt de norm van 150 tot 200 m2 bruto vloeroppervlak per gebouw (of 5 tot 10 werkzame personen).

Kantorenbeleid in het plangebied “Glanerbrug 2010”

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" bevindt zich geen formele kantorenlocatie. Grote kantoorontwikkelingen zijn hier dan ook niet toegestaan. Kleinschalige kantoorontwikkeling in de vorm van werken aan huis of een solitair kantoor in de wijk is wel toegestaan.

3.3.8 Ontwikkelingskader Horeca 2005 - 2015

Het Ontwikkelingskader Horeca 2005-2015 is op 11 juli 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het Ontwikkelingskader vormt het beleidskader voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de horeca in Enschede.

Het Ontwikkelingskader:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de gemeente Enschede en geeft aldus aan waar de gemeente zich de komende jaren op richt als het gaat om het realiseren van ambities in de horeca;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente én ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en -initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen (input voor gemeentelijke bestemmingsplannen en toetsingskader voor de provincie).

In het Ontwikkelingskader zijn de volgende nadere keuzes verwerkt:

  • de versterking van de (binnen)stad als (Eu)regionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren;
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid is aangebracht tussen horecaconcentratiegebied, horeca-ontwikkelingsgebied, horecaconsolidatiegebied en sterlocaties. Concreet krijgt de horeca de komende jaren ruimte voor ontwikkeling op de volgende locaties: Oude Markt e.o., Muziekkwartier, Van Heekplein, Roombeek en Boekelo/Rutbeek e.o.;
  • de beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies;
  • de verruiming van de openingstijden in het horecaconcentratiegebied en de overige binnenstad.

Horeca kan een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en levendigheid van de dagelijkse leefomgeving. In het gemeentelijk horecabeleid wordt dan ook ingezet op behoud van het bestaande aanbod horecavoorzieningen in buurten, wijken en kerkdorpen. Uit oogpunt van beheersbaarheid (beperking overlast) en de keuze voor een beperkt aantal krachtige horeca(ontwikkel)locaties in de binnenstad, Roombeek en Boekelo/Rutbeek wordt een verdere uitbreiding van de horeca in woonbuurten en -wijken in beginsel niet toegestaan.

Horecabeleid in het plangebied “Glanerbrug 2010”

In het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" heeft de horeca niet alleen een functie voor de eigen bevolking maar ook voor de bewoners van de uitbreidingswijk De Eschmarke. In het Ontwikkelingskader Horeca is daarom ruimte opgenomen voor een beperkte uitbreiding van het aanbod door modernisering of schaalvergroting van bestaande bedrijven en door vestiging van één of enkele nieuwe horecabedrijven. De eventuele uitbreiding zal haar beslag moeten krijgen in het winkelconcentratiegebied aan weerszijden van de Gronausestraat. De laatste jaren kende de horeca in Glanerbrug weinig dynamiek. Uit een inventarisatie van de in Glanerbrug aanwezige horecabedrijven in 2009 blijkt dat er in Glanerbrug sprake is van een passend horeca-aanbod met een merendeels dorpsverzorgend karakter.

3.3.9 Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2003

Op 14 juni 2004 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2003 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin wordt voor de toekomstige ruimtelijk-economische structuur uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1. Binnenstad behouden en versterken als (Eu)regionaal recreatief winkelcentrum;
  • 2. Eigentijdse voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen evenwichtig verdelen op wijkniveau;
  • 3. Gericht bezochte (volumineuze) detailhandel met een bovenlokaal verzorgende functie zoveel mogelijk concentreren, met waar nodig afstemming op regionaal niveau.

In het licht van het voorliggende plan wordt het onder 2 beschreven uitgangspunt nader toegelicht.

Detailhandelsbeleid stadsdeel Oost

In stadsdeel Oost is, uitgaande van gemiddelde binding- en toevloeiingscijfers, ruimte voor één wijkwinkelcentrum met drie à vier elkaar aanvullende supermarkten. De toekomstige winkelstructuur in dit stadsdeel wordt hoofdzakelijk bepaald door de geplande grootschalige ontwikkelingen in het Miro Center, dat in de toekomst een bovenwijkse functie gaat vervullen. Op deze locatie wordt een grootschalige supermarkt ontwikkeld, wat binnen stadsdeel Oost naar verwachting voor zowel een hoge binding (80%) als een hoge toevloeiing (30%) zal zorgen. Toevloeiing is dan vooral te verwachten vanuit het oostelijk Binnensingelgebied en vanuit Glanerbrug.

Detailhandelsbeleid in het plangebied “Glanerbrug 2010”

In de kern Glanerbrug zijn voldoende mogelijkheden voor een volwaardig winkelcentrum met twee à drie supermarkten en een uitgebreid (semi-)dagelijks aanbod. Het winkelaanbod dient ook in de toekomst zoveel mogelijk te blijven geconcentreerd aan de Gronausestraat. Het kernwinkelgebied in Glanerbrug heeft een oppervlakte van ca. 8500 m2 winkelvloeroppervlak. De winkels in Glanerbrug hebben nu en in de toekomst een verzorgende functie voor de eigen kern en voor nieuwbouwwijk De Eschmarke. Er is ruimte voor een beperkte uitbreiding van het aanbod, onder andere voor schaalvergroting van de bestaande winkels. De lineaire structuur van de Gronausestraat zorgt voor grote loopafstanden tussen de winkels, daarom is het gewenst in de toekomst de winkels zoveel mogelijk te concentreren langs een beperkt deel van deze straat. Dit zogenoemde kernwinkelgebied strekt zich uit tussen de Nieuw Frieslandstraat en de Kerkstraat aan de noordzijde van de Gronausestraat en tussen de Abel Tasmanstraat en de Tolstraat aan de zuidzijde van de Gronausestraat. In de kern Glanerbrug is ook nog ca. 3500 m2winkelvloeroppervlak aan verspreide bewinkeling aanwezig. Deze bevindt zich voornamelijk langs de Kerkstraat maar omvat ook een supermarkt aan de Schoolstraat en een woninginrichtingszaak aan de Veldstraat. Deze winkels krijgen een passende bestemming maar krijgen geen (bijkomende) uitbreidingsmogelijkheden.

3.3.10 Mobiliteitsplan 2004 - 2015

Het Mobiliteitsplan 2004-2015, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 4 oktober 2004, geeft op hoofdlijnen aan wat de gemeente nastreeft met haar mobiliteitsbeleid. In dit beleidsplan staat weergegeven welke maatregelen nodig zijn om Enschede nu en in de toekomst bereikbaar te houden. Het Mobiliteitsplan 2004-2015 is een actualisatie van het Mobiliteitsplan 1996-2005. Op basis van het vorige Mobiliteitsplan zijn vele maatregelen getroffen. Onder invloed van veranderde maatschappelijke inzichten ten aanzien van mobiliteit is er sprake van enkele gewijzigde accenten in het geactualiseerde Mobiliteitsplan. Het hoofddoel van het Mobiliteitsplan 2004-2015 is het op peil houden van de bereikbaarheid van Enschede-West en Enschede-Centrum, beide als economische kerngebieden van Enschede, alsmede het op peil houden van de leefbaarheid in de verblijfsgebieden, zowel binnen de bebouwde kom als in het buitengebied. Centraal staat dat Enschede is gelegen aan de A35. Een goede doorstroming tussen deze stroomweg enerzijds en het westelijk stadsdeel en het centrum anderzijds is van groot belang. Ook de doorstroming op de singelring moet worden geoptimaliseerd. Naast investeringen in aanpassing van de auto-infrastructuur, maatregelen voor een betere benutting van bestaande infrastructuur en parkeermaatregelen, is ook het aanbieden van vervoersalternatieven voor de auto een belangrijk punt. Dit zou gerealiseerd moeten worden door het fietsroutenetwerk te vervolmaken en uit te breiden. Ook in de kwaliteit van het openbaar vervoer moet verder worden geïnvesteerd door de doorstroomassen voor "Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)" uit te breiden en o.a. in te zetten op betrouwbare actuele reizigersinformatie en tariefexperimenten. Bij al deze maatregelen moet het begrip “Ketenbenadering” in gedachten worden gehouden, waarmee wordt bedoeld dat de diverse vervoersmodaliteiten elkaar in een verplaatsingsketen waar mogelijk moeten kunnen aanvullen (bijvoorbeeld P&R voorzieningen). Een ander belangrijk item is de verbetering van de leefbaarheid in woonbuurten door het verlagen van de snelheid van het autoverkeer en het ontmoedigen van sluipverkeer. Hierbij mag de bereikbaarheid van bedrijven en voorzieningen in de wijken en de doorstroming op de hoofdwegenstructuur niet uit het oog worden verloren. In het mobiliteitsbeleid speelt "Duurzaam Veilig" een belangrijke rol. Volgens dit principe moet rekening worden gehouden met de feilbare weggebruiker: door een goede ruimtelijke inrichting moet verkeersveilig gedrag automatisch worden opgeroepen.

3.3.11 Groenstructuur Actieplan - GRAP

Het Groenstructuur-actieplan (verder: GRAP) is een door de gemeenteraad van Enschede in 2010 vastgestelde beleidsvisie en uitvoeringskader voor de stedelijke hoofdgroenstructuur, waaraan een jaarlijks uitvoeringsbudget is verbonden. Het GRAP initieert en stimuleert de uitvoering van groenprojecten in de stad Enschede. De ambitie om het groene karakter van Enschede verder te versterken blijft uitgangspunt. Het GRAP is gericht op aanvulling, reconstructie en vervanging van de groene hoofdstructuur van de stad, inclusief de verbinding daarvan met het buitengebied. Die hoofdstructuur bestaat uit de in het GRAP benoemde lijnvormige elementen (o.a. de radialen en de ringen), de bijzondere groengebieden (o.a. de parken), hoofdonderdelen van het wijkgroen, de stadsranden en de wiggen. De kernwaarden daarbij zijn: de gebruiksmogelijkheden voor bewoners en bezoekers, de ecologische (verbindings)waarde en de bijdrage aan de ruimtelijke identiteit en structurerende betekenis.

De visie op de groene hoofdstructuur in de stad, zoals beschreven in het GRAP 2006-2009, is op hoofdlijnen dezelfde gebleven. Ook de strategie om bij elke opgave actief te zoeken naar partners om groenprojecten te realiseren, wordt gecontinueerd. Ten opzichte van de vorige periode is er wel sprake van een verschuiving; voorheen werd met name geïnvesteerd in de singels, radialen en de stadsparken, in de komende periode wordt het accent gelegd op projecten in de wiggen, stadsranden en het groen in de wijken. De nieuwe beleidsdoelen hebben betrekking op de stadsranden en de wiggen, de Lokale Ecologische Hoofdstructuur en de realisatie van de "Zonstructuur", dat wil zeggen het ontwikkelen van een groen radiaal netwerk in de stad met langzaam verkeersroutes over bestaande wegen, dat aantakt op het "Rondje Enschede" en eindigt in groene attractiepunten in het buitengebied. Deze nieuwe beleidsdoelen vloeien direct voort uit de Gids Buitenkans en de Herijking RO-visie.

Het GRAP geeft niet alleen een samenhangend toekomstbeeld van het openbaar groen in hoofdlijnen, maar reikt tegelijk de instrumenten aan waarmee dit kan worden bereikt. In die zin is het plan richtinggevend en kaderscheppend en is tevens een toetsingskader voor plannen op het gebied van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling in Enschede.

3.3.12 Duurzaamheid en Nota Nieuwe Energie Enschede

Duurzaamheid, klimaatverandering, energiebesparing zijn begrippen die volop op lokale, nationale en internationale agenda's staan. Het Kyotoprotocol uit 1997 is een belangrijke stap geweest in de mondiale bewustwording rond klimaatverandering. Duurzaamheid heeft alles te maken met de schaarste van de hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht. De oppervlakte van de aarde is eindig, de voorraden grondstoffen zijn eindig en de opnamecapaciteit van de atmosfeer en de omgeving zijn eindig. Maar ook een hoogopgeleide en gezonde bevolking, goed functionerende sociale netwerken, maatschappelijk vertrouwen, machines en infrastructuur, kennis, en andere voor een duurzame welvaart noodzakelijke hulpbronnen, zijn niet in onbeperkte mate aanwezig. Vanwege de schaarste van al deze hulpbronnen is het niet vanzelfsprekend dat de huidige welvaart duurzaam is, dat wil zeggen, tot in lengte van dagen gecontinueerd kan worden. Dit maakt duurzaamheidsbeleid tot een maatschappelijke noodzaak. Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder dat daarmee de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar worden gebracht.

Concreet betekent dit dat het handelen meer gericht moet zijn op een efficiënt gebruik van grondstoffen, dat zuiniger moet worden omgegaan met energie en biodiversiteit en dat geïnvesteerd moet worden in kennis en onderwijs, zodat technologieën kunnen worden ontwikkeld die latere generaties in staat stellen om met minimale inzet van schaarse grondstoffen en fossiele energie een aanvaardbaar welvaartsniveau te creëren. Het betekent ook dat voortdurend zorg moet worden besteed aan een verbetering van de sociale kwaliteit van de samenleving en dat geïnvesteerd moet worden in onderling vertrouwen en sociale participatie.

Duurzaamheidsbeleid

In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede zich uitgesproken om in drie stappen naar klimaatneutraliteit in 2020 te groeien. Het jaar 2020 is hierbij als stip op de horizon van de gemeentelijke inspanningen gezet. Ook de gemeenteraad van Enschede heeft zich herhaaldelijk krachtig uitgesproken over duurzaamheid van woningen, duurzaamheid binnen projecten, energiebesparing, duurzame inkoop in de gemeentelijke organisatie en bewustwordingscampagnes. Enschede werkt momenteel al aan een breed scala aan activiteiten op gebied van klimaatbescherming. De “strategische opgaven” fungeren hierbij als leidraad: aspecten als werkgelegenheid, partnerships, groen imago en het welzijn van de Enschedese burger worden meegewogen in de keuzes waarop we de komende jaren vooral inzetten. Daarmee grijpt de gemeente tijdens de huidige economische recessie de kansen op het gebied van werkgelegenheid en duurzame (economische) ontwikkeling aan, samen met de partners. Op 15 september 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota “Nieuwe Energie voor Enschede” vastgesteld. Dit beleidsdocument bevat een lange termijnvisie op duurzaamheid. Een belangrijke focus ligt op energieaanpak en op de mogelijkheden om de klimaatverandering te beperken. Deze twee aspecten vormen dan ook het speerpunt van het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid. De visie richt zich qua doelstellingen op het nationale Klimaatakkoord. Dit betekent dat in 2020 een CO2-reductie van 30% ten opzichte van 1990 is bereikt en dat 20% van het energiegebruik in 2020 duurzaam wordt opgewekt. In de visie is een uitvoeringsprogramma beschreven om de energietransitie daadwerkelijk te realiseren met een indeling van opgaven naar thema. Het intensiveren van de energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, zowel particulier eigendom als huurwoningen, heeft hoge prioriteit.

3.3.13 Notitie Bomenbehoud Enschede

De bomen in Enschede bepalen in belangrijke mate de groene kwaliteit van de stad. Om deze kwaliteit in de toekomst te blijven waarborgen en te voorkomen dat beeldbepalende, monumentale en bijzondere bomen uit het stadsbeeld verdwijnen, verdienen deze bomen extra bescherming. In de notitie “Bomenbehoud Enschede”, op 9 september 2008 door burgemeester en wethouders van Enschede vastgesteld, worden de beschermingsmaatregelen ten behoeve van het bomenbehoud in de openbare ruimte binnen de bebouwde kom nader uitgewerkt. Alleen een kapvergunningenbeleid is niet voldoende om de groene kwaliteit in de stad te blijven waarborgen. Hiervoor zijn meer instrumenten nodig. Voorbeelden van aanvullende maatregelen zijn het plaatsen van beschermwaardige bomen op een bomenlijst, het markeren van de positie van de bestaande bomen in de voorbereidingsfase van de planontwikkeling en deze in het ontwerp in te passen. Een andere mogelijkheid is de bescherming van monumentale en specifieke bijzondere of waardevolle bomen in het bestemmingsplan. Ook kunnen beschermende maatregelen worden voorgeschreven in projectbestekken, indien in de nabijheid van bomen moet worden gewerkt. Als extra maatregel wordt genoemd het volgens een gestructureerde aanpak toezicht houden op de naleving, handhaven en sanctioneren, een actieve controle op illegale kap en beschadiging van bomen.

Beschermwaardige bomen

Beschermwaardige bomen zijn bomen, waarvan het beleid is om deze duurzaam in stand te houden, beeldbepalend zijn en optimaal hun functie (kunnen) vervullen. Deze bomen zijn op een bomenlijst geplaatst en zijn onder te verdelen in verschillende subcategorieën:

  • monumentale bomen; dit zijn bomen van unieke en zeer hoge waarde, de groene parels van Enschede.
  • structuur- en bijzondere, waardevolle bomen; dit zijn bomen die de openbare ruimte duidelijk ordenen, structuur en/of identiteit geven op stedelijke niveaus.
  • functionele bomen en boomgebieden; dit zijn bomen in parken (op stedelijk en buurtniveau), begraafplaatsen, landgoederen, aan te wijzen pleinen, houtsingels om industrieterreinen, bij sport- en speelgelegenheden en enkele bijzondere locaties.

Voor de bepaling of een boom monumentaal of bijzonder, waardevol is, is in de notitie een aantal criteria geformuleerd dat ook landelijk wordt gehanteerd.

Beschermwaardige bomen en het plangebied "Glanerbrug 2010"

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" zijn geen beschermwaardige bomen aanwezig die op een zodanige locatie staan dat de groeiplaats van de betreffende boom of bomen in het bestemmingsplan zou moeten worden beschermd.

3.3.14 Sportnota "Enschede beweegt"

Op 28 januari 2008 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota “Enschede beweegt” vastgesteld als kadernota voor het sportbeleid voor de periode 2008-2015. Driekwart van de Enschedese bevolking doet aan sport en tweederde beweegt voldoende! Hoewel dit vergeleken met het landelijke gemiddelde een mooie score is, is het toch noodzakelijk om enige accentverschuivingen aan te brengen in het sportbeleid. Oorzaak hiervoor ligt bij de veranderende houding van de (potentiële) sporter en de daarmee samenhangende afname van het aandeel op de sportmarkt van de sportverenigingen, de behoefte aan andersoortige sportaccommodaties en de noodzaak tot meer maatwerk bij de stimulering tot sportief bewegen. Vanuit de thema's gezondheid, sociale binding en vorming vormen de invalshoeken vraaggestuurd verleiden, grensverleggend ondernemen en krachten bundelen de basis van het sportbeleid 2008-2015. Belangrijke punten hierbij zijn:

  • De vitalisering van de sportverenigingen, zodat zij in staat blijven hun meerwaarde van ontmoeting, vorming en vrijwilligerswerk als interessante partner in de stad waar te maken. De trends in de samenleving vereisen dat een vitale sportvereniging meer op de toekomst en de omgeving is gericht en qua aanbod en organisatie zich daarop aanpast.
  • De modernisering van het gemeentelijk sportaccommodatiebestand, zodat dit multifunctioneel en levensbestendig wordt. Daarbij zal de nadruk liggen bij het toepassen van nieuwe technieken bij buitensport (op dit moment met name kunstgras) en het anders bouwen van binnensportaccommodaties (met name gymnastieklokalen). De uitgangspunten van de nota “Ruim baan voor bewegen” blijven van toepassing.
  • De verleiding tot levenslang sportief bewegen, dus van jonge kinderen tot zeer hoog bejaarden, moet niet alleen leiden tot een sluitende keten voor de jeugd van 0 tot 24 jaar, maar ook tot aandacht voor de volwassenen (in het kader van vergrijzing, zelfredzaamheid en tegengaan vereenzaming).
  • De wisselwerking tussen sport en organisaties op andere beleidsterreinen, zodat kennis en kunde wederzijds beter kunnen worden benut, met een positieve uitwerking voor alle betrokkenen.

Bovenstaande heeft geleid tot een actieplan “Sportief bewegen 2008-2015”, waarin vijftien actiepunten zijn opgenomen. De meest in het oog springend zijn de vitale sportvereniging (criteria, voorwaarden en wijze van ondersteuning), vraaggestuurd aanbod (vernieuwende arrangementen), het SportServiceTeam (een vernieuwd, uitgebreid en proactief werkend “sportloket”), het innovatieplan gemeentelijke sportaccommodaties, beweegmanagement (afstemming om te komen tot een continu aanbod van sportstimuleringsactiviteiten aan de jeugd), netwerk “sportief bewegen” (structurele basis voor samenwerking tussen partijen binnen en buiten de sport). In de gemeentelijke Sportnota wordt sport, in de brede zin van het woord, neergezet als verbindend element tussen diverse beleidsterreinen. Door deze ontwikkeling verandert ook de rol van sportaccommodaties. Multifunctionaliteit en 24-uurs gebruik komen daarbij steeds meer centraal te staan. Immers, de druk op de schaarse ruimte en middelen vereist een efficiënt en optimaal gebruik, onder andere via medegebruik en combinaties van voorzieningen. Sportaccommodaties moeten daarom niet langer alleen voldoen aan sportspecifieke eisen maar ook aan eisen voor (mede)gebruik ten behoeve van andere functies. Sport heeft zich de laatste decennia ontwikkeld tot een bloeiende bedrijfstak.

Verleiden tot sportief bewegen lukt alleen door samenwerking tussen sportverenigingen en sportorganisaties met onderwijsinstellingen, kinderopvang- en welzijnsorganisaties, zorgverleners, bedrijfsleven, wijk- en buurtcomités en dergelijke enerzijds en de beoogde deelnemers anderzijds.

3.3.15 Coffeeshopbeleid

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" is één coffeeshop aanwezig, deze is gevestigd aan de Gronausestraat. Op grond van afspraken in regionaal verband mogen er in de gemeente Enschede maximaal 9 coffeeshops aanwezig zijn. Hierbij geldt een uitsterfconstructie, waardoor nieuwe coffeeshops pas kunnen worden toegelaten wanneer het totale aantal minder dan 9 bedraagt. Nieuwe en bestaande coffeeshops dienen te voldoen aan een aantal vestigingscriteria, onder meer om vestiging in woonwijken of in de directe omgeving van scholen tegen te kunnen gaan. Verder mogen coffeeshops uitsluitend worden gevestigd in panden die op grond van een vigerend bestemmingsplan een horecabestemming hebben. De huidige locatie van de in Glanerbrug aanwezige coffeeshop voldoet aan de gemeentelijke vestigingscriteria.