direct naar inhoud van 4.3 Natuurwetgeving
Plan: Kanaalzone - Stadion
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20092639-0004

4.3 Natuurwetgeving

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwet- en regelgeving. Momenteel genieten zowel een groot deel van de flora en fauna zelf als de leefgebieden van diverse soorten wettelijke bescherming. Die bescherming vloeit voort uit zowel Europese als nationale regelgeving. Zo richt de EG-Habitatrichtlijn zich expliciet op de bescherming van de habitat (leefgebied) van wilde planten en dieren en beschermt de EG-Vogelrichtlijn op soortgelijke wijze broed- en trekvogels. In het kader van deze richtlijnen heeft Nederland zogenaamde speciale beschermingszones ('Natura 2000'-gebieden) aangewezen, welke zijn geïncorporeerd in de Natuurbeschermingswet 1998. In dit kader is de volgende natuurwet- en regelgeving van belang:

  • Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming);
  • Flora- en Faunawet (soortenbescherming);
  • Nota Ruimte, in streekplannen/structuurvisies uitgewerkt voor de bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS), ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied.

De beschermingsregimes hebben tot doel de natuurwaarden in de betreffende gebieden veilig te stellen. In sommige situaties dienen ook ruimtelijke ingrepen buiten de begrenzing van deze gebieden te worden getoetst op mogelijke schadelijke uitstralende effecten, dit wordt ook wel “externe werking” genoemd.

Natuurbeschermingswet 1998

In de Natuurbeschermingswet 1998 worden twee typen beschermde gebieden onderscheiden, de speciale beschermingszones of 'Natura 2000' gebieden en de beschermde natuurmonumenten. Onder 'Natura 2000' gebieden worden verstaan de EG-Vogelrichtlijngebieden en, sinds 1 februari 2009, de EG-Habitatrichtlijngebieden. Voor de meeste EG-Habitatrichtlijngebieden geldt overigens dat deze nog wel formeel als zodanig moeten worden aangewezen door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, omdat daarvoor nog instandhoudingsdoelstellingen moeten vastgesteld. Zo lang de EG-Habitatrichtlijngebieden nog niet definitief door de minister zijn aangewezen dient nog te worden getoetst aan de communautaire lijst, zijde de lijst van gebieden zoals die indertijd zijn aangemeld bij de Europese Commissie. Onder beschermde natuurmonumenten worden die natuurgebieden verstaan die op grond van de “oude” Natuurbeschermingswet reeds als zodanig waren vastgesteld. Voor zover de beschermde natuurmonumenten overlappen met Natura 2000 gebieden geldt dat de status “beschermd natuurmonument” voor die betreffende gebieden is komen te vervallen, de beschermde waarden voor het betreffende gebied – voor zover die niet ook onder de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000 gebied vallen – blijven echter voor die gebieden onverminderd van kracht. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een vergunning van Gedeputeerde Staten (met uitzondering van die gebieden waar op grond van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 de minister van LNV bevoegd gezag is) vereist

Nota Ruimte

In de Nota Ruimte is de visie van het Rijk op de natuur en het landelijk gebied vastgelegd. De nota richt zich op het behoud, herstel en ontwikkeling van wezenlijke natuurlijke kenmerken en waarden. Vanuit deze doelstelling is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het leven geroepen en worden ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied aangewezen. Het rijksbeleid uit de Nota Ruimte dient door provincies en gemeenten te worden doorvertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De EHS, het ganzenfoerageergebied en het weidevogelgebied vallen niet onder de werking van de gebiedsbescherming zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Op grond van de Flora- en Faunawet zijn alle dieren en planten van onvervangbare waarde en dus dienen mensen daarmee zorgvuldig om te gaan. Daarom is in de wet ook een algemene zorgplicht (artikel 2) opgenomen, die inhoudt dat een ieder 'voldoende zorg' in acht dient te nemen voor álle in het wild voorkomende dieren en planten (dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dan dient in de regel ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet en nader uitgewerkt in de AmvB artikel 75.

De Flora- en Faunawet hanteert een driedeling in beschermingscategorieën:

  • 1. tabel 1 soorten, dit zijn de meest algemeen voorkomende soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling geldt. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden gevraagd;
  • 2. tabel 3 soorten, dit zijn de strikt beschermde soorten. Het gaat hierbij om de EG-Habitatrichtlijnsoorten en een (nationale) selectie van de zwaardere categorieën van de Rode Lijst. Voor deze soorten dient altijd ontheffing te worden gevraagd;
  • 3. tabel 2 soorten, een tusssencategorie bestaande uit de resterende beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling wanneer wordt gehandeld volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. In andere gevallen dient voor deze soorten doorgaans ontheffing te worden gevraagd.

Vogels nemen in de Flora- en Faunawet een bijzondere positie in. Vogels worden door de wet alleen beschermd tijdens het broedseizoen. Voor een aantal vogelsoorten (met name spechten, uilen en boombewonende roofvogels) zijn de voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen jaarrond beschermd.

Natuurwetgeving en het plangebied "Kanaalzone - Stadion"

In het kader van het bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" is door advies- en ingenieursbureau Oranjewoud BV een natuurtoets uitgevoerd (rapport "Natuurtoets uitbreiding FC Twente stadion", projectnr. 200214 d.d. 18 mei 2009). Uit het onderzoeksrapport blijkt dat het plangebied op ruime afstand is gelegen van het Natura 2000 gebied "Lonnekermeer" en niet is gelegen in een gebied dat deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur, toetsing aan de natuurwaarden van deze gebieden is derhalve niet noodzakelijk. Het rapport heeft zich dan ook beperkt tot een toets aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan op grond van de Flora- en Faunawet. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in het plangebied 11 soorten broedvogels zijn te verwachten, deze zijn alleen beschermd gedurende het broedseizoen (ca. half maart tot ca. half juli), wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd vallen de vogels niet onder de bescherming van de Flora- en Faunawet. Indien de werkzaamheden (deels) tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd dient er voor aanvang van de werkzaamheden gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van broedende vogels, indien deze worden aangetroffen dienen de werkzaamheden te worden uitgesteld tot na het uitvliegen van de vogels. Daarnaast zijn in de beek enkele amfibieënsoorten (bastaardkikker en bruine kikker, beide tabel 1-soorten en daarvoor geldt op grond van de Flora- en Faunawet een vrijstelling) en de vissoort kleine modderkruiper te verwachten. De strikt beschermde vissoort bermpje is hier niet te verwachten. Voor de kleine modderkruiper geldt dat er geen effecten zijn te verwachten indien er voldoende vluchtmogelijkheden open blijven en er geen werkzaamheden in de waterbodem worden uitgevoerd. In de lage struikvegetatie op de parkeerplaats zijn enkele algemeen voorkomende muizensoorten te verwachten zoals de bosmuis en de huisspitsmuis, dit betreft echter tabel 1-soorten en daarvoor geldt op grond van de Flora- en Faunawet een vrijstelling. In de betonnen constructie van het stadion zijn geen geschikte rust- en paarplaatsen voor vleermuizen aanwezig. Vanwege het ontbreken van een spouwmuur, dakpannen en kieren en gaten waar vleermuizen doorheen kunnen zijn in het plangebied geen verblijfplaatsen van vleermuizen te verwachten.

Voor de locatie van het nieuwe parkeerterrein bij de fietsbrug Twekkelo is afgezien van uit uitvoeren van flora- en fauna onderzoek. De locatie is relatief beperkt van omvang en bestaat uit akkerland met alleen opgaande begroeiing aan de noordzijde, langs de oever van de Elsbeek. De locatie zelf is geen geschikt leefgebied voor strikt beschermde soorten. Zo is er geen opgaande beplanting aanwezig waarin zich roofvogelnesten, eekhoornnesten en vleermuisverblijven zouden kunnen bevinden en is er ook geen poel aanwezig waarin zich poelkikker en/of kamsalamander zou kunnen bevinden. Verder blijkt uit de bij de toelichting gevoegde onderzoeken die recentelijk in de aangrenzende gebieden zijn uitgevoerd dat geen kerkuil of steenuil zijn aangetroffen waarbij het open akkergebied onderdeel zou kunnen uitmaken van de functionele leefomgeving van die soorten. Eventuele negatieve effecten zouden alleen te verwachten kunnen zijn op en rond de beplanting langs de Elsbeek, deze blijft echter ongewijzigd aanwezig. Het parkeerterrein wordt zo optimaal mogelijk landschappelijk ingepast. Deze locatie is wel gelegen binnen de grenzen van het gebied waar in 2004 in het kader van het bestemmingsplan "Kanaalzone" uitvoerig veldonderzoek is uitgevoerd door ecologisch adviesbureau Eelerwoude, tijdens dit onderzoek zijn op deze locatie geen op grond van de Flora- en Faunawet (strikter) beschermde plant- en diersoorten aangetroffen. In 2009 is in het kader van de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone annex retentiegebied "Kristalbad" door Eelerwoude voor een groot deel van dat gebied opnieuw uitvoerig veldonderzoek uitgevoerd, ter actualisering van het onderzoek uit 2004. De locatie van het nieuwe parkeerterrein maakt weliswaar geen deel uit van het gebied waarvoor het actualiserend onderzoek is uitgevoerd maar de groenzone langs de Elsbeek is wel meegenomen in het actualiserend onderzoek, bovendien ligt de grens van het onderzoeksgebied in de directe nabijheid van de fietsbrug Twekkelo. De gebiedskenmerken van het aangrenzende onderzochte gebied zijn in hoge mate gelijk aan het gebied waar het nieuwe parkeerterrein is voorzien, namelijk open agrarisch gebied zonder opgaande begroeiing. De uitkomsten van dit onderzoek worden daarom ook representatief geacht voor deze locatie. Uit de rapportage van Eelerwoude (projectnr. 3681, d.d. 9 oktober 2009) blijkt dat de groenzone langs de oever van de Elsbeek deel uitmaakt van het foerageergebied van enkele vleermuissoorten. Zoals hiervoor al gezegd zal de groenzone langs de beek ongewijzigd gehandhaafd blijven, waardoor het foerageergebied van de vleermuizen in tact blijft. Verder zijn in de directe omgeving van de fietsbrug Twekkelo geen op grond van de Flora- en Faunawet beschermde dier- en plantensoorten aangetroffen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van natuurwaarden en flora en fauna geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.