direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Kanaalzone - Stadion
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20092639-0004

4.1 Milieu

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om de resultaten van het onderzoek naar de milieuaspecten te beschrijven in de plantoelichting. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In deze paragraaf wordt aangegeven of en zo ja op welke wijze, in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met de verschillende milieuaspecten. Aan de orde komen bodemkwaliteit, geluidhinder, milieuhinder van bedrijvigheid, externe veiligheid en luchtkwaliteit.

4.1.1 Bodemkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" heeft er bodemonderzoek plaatsgevonden voor het gedeelte van het plangebied waar de uitbreiding van het stadion wordt gerealiseerd. Voor de gebieden in het plangebied die niet noodzakelijk zijn voor de uitbreiding van het stadion en waarvan de bestemming en het huidige gebruik niet wijzigt is een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege gebleven, omdat de resultaten van een dergelijk onderzoek de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloeden. Ook voor de locatie van het nieuwe parkeerterrein bij de fietsbrug Twekkelo is een onderzoek naar de bodemgesteldheid achterwege gebleven. Ter plaatse worden geen diepgaande graafwerkzaamheden uitgevoerd en bovendien wordt er geen verblijfsruimte gerealiseerd waar mensen tenminste twee aaneengesloten uren per dag aanwezig zijn. Wel heeft er historisch onderzoek plaatsgevonden in de vorm van luchtfoto-analyse, op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de locatie als onverdacht kan worden beschouwd. Ten behoeve van het toekomstig gebruik als parkeerterrein zou ter plaatse alleen bodemonderzoek noodzakelijk zijn geweest indien het gebied als historisch verdacht zou moeten worden aangemerkt. Inmiddels zijn ook de resultaten bekend van het recentelijk in het gebied rondom het beoogde parkeerterrein uitgevoerde bodemonderzoek in het kader van de realisatie van de ecozone annex retentiegebied Kristalbad. Uit dit onderzoek blijkt dat in de directe omgeving van het beoogde parkeerterrein geen bijzonderheden in de bodem zijn aangetroffen.

Bodemonderzoek Stadion

Ten behoeve van de uitbreiding van het stadion "Grolsch Veste" met een tweede ring aan de oostzijde is door ingenieurs- en adviesbureau Oranjewoud BV een verkennend milieuhygiënisch bodemonderzoek uitgevoerd (rapport "Verkennend bodemonderzoek U-uitbreiding Grolsch Veste (fase 2)", projectnr. 200214 d.d. 25 juni 2009) conform NEN 5740. Uit de ondezoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond van de onderzoekslocatie licht verhoogde gehalten aan cadmium, koper, minerale olie, PAK en PCB zijn aangetoond. Voor de overige geanalyseerde componenten zijn geen gehalten boven de AW2000 en/of detectielimiet aangetoond. Het slibmonster afkomstig uit de bodem van de Elsbeek bevat licht verhoogde gehalten aan minerale olie en PCB, de overige geanalyseerde componenten zijn niet in gehalten boven de AW2000 en/of detectielimiet aangetoond. In de monsters afkomstig uit de ondergrond van de boringen 004 en 010 is een licht verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond, dit gehalte is te relateren aan de zwakke olie/water reactie die bij deze boringen is waargenomen. Het gemeten gehalte aan barium is overeenkomstig het daaromtrent gesteld in de circulaire bodemsanering 2009 niet getoetst aan de voormalige interventiewaarde, in verband met het voor deze parameter ontbreken van een antropogene bron. Het grondwater afkomstig uit peilbuis 010 bevat voor geen van de geanalyseerde componenten een gehalte boven de streefwaarde en/of de detectielimiet. De gemeten concentraties zijn kleiner dan de betreffende tussen- en interventiewaarden, de onderzoeksresultaten geven derhalve geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen.

Conclusie

Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de milieuhygiënische bodemgesteldheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.2 Geluidhinder

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het geluid vanwege het wegverkeer op de Hengelosestraat en de Auke Vleerstraat, het spoorwegverkeer op de spoorlijn Enschede-Hengelo, het gezoneerde industrieterrein Havengebied en de geluidszonering van het vliegveld Twente).

Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder wordt bepaald dat alle wegen zones hebben waarbinnen niet zondermeer nieuwe geluidgevoelige bebouwing mag worden opgericht. Artikel 74 van die wet bepaalt dat zich langs wegen zones bevinden die aan weerszijden van die weg de volgende breedte hebben:

in stedelijk gebied:

  • voor een weg bestaande uit 1 of 2 rijstroken: 200 meter;
  • voor een weg bestaande uit 3 of meer rijstroken: 350 meter.

in het buitenstedelijk gebied:

  • voor een weg bestaande uit 1 of 2 rijstroken: 250 meter;
  • voor een weg bestaande uit 3 of 4 rijstroken: 400 meter.

Bovenstaande geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Krachtens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het College van burgemeester en wethouders verplicht om bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan, dat voorziet in de bouw van nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bebouwing in een zone als hiervoor bedoeld, een onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting welke die woningen (of andere geluidgevoelige bebouwing) zouden ondervinden van het verkeer op die weg. Daarnaast wordt een onderzoek ingesteld naar de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige objecten de ten hoogste toelaatbare waarden worden overschreden.

Het stadion "Grolsch Veste", de voor de uitbreiding benodgde gronden en het nieuwe parkeerterrein bij de fietsbrug Twekkelo zijn niet gelegen binnen de onderzoekszone van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde bestaande weg, de dichtstbijzijnde gezoneerde bestaande wegen zijnde Auke Vleerstraat en de Hengelosestraat. Het stadion en de voor de uitbreiding benodigde gronden zijn wel gelegen binnen de onderzoekszone van de toekomstige derde ontsluitingsweg vanaf de Auke Vleerstraat. Het stadion en dus ook de uitbreiding daarvan worden in de Wet geluidhinder echter niet aangemerkt als een geluidgevoelig object.

Railverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn tevens regels opgenomen voor wat betreft het aspect railverkeerslawaai. Langs een spoorweg bevindt zich een zone waarvan de breedte, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, is aangegeven op een bij ministeriële regeling vastgestelde kaart. De regels hebben betrekking op nieuwe situaties, dus gevallen waarbij nieuwe spoorwegen worden aangelegd of bestaande spoorwegen worden gewijzigd, of gevallen waarbij woningen en overige geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd in de zone langs een bestaand spoor. Krachtens artikel 4.3 van het Besluit geluidhinder is het college van burgemeester en wethouders verplicht om bij de voorbereiding van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, die zijn gelegen binnen een zone als bedoeld in artikel 1.4 van het Besluit geluidhinder, een akoestisch onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting die binnen de zone geprojecteerde nieuwe woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen ondervinden van het railverkeer op die spoorweg.

Het stadion "Grolsch Veste", de voor de uitbreiding benodigde gronden en het nieuwe parkeerterrein bij de fietsbrug Twekkelo zijn gelegen binnen de onderzoekszone van de op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn Enschede-Hengelo. Het stadion en dus ook de uitbreiding daarvan worden in de Wet geluidhinder echter niet aangemerkt als een geluidgevoelig object. Een parkeerterrein is geen geluidgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Industrielawaai

In hoofdstuk V van de Wet geluidhinder is bepaald dat rond industrieterreinen, waarop bepaalde krachtens de Wet milieubeheer aangewezen inrichtingen ('grote lawaaimakers') zijn gevestigd of zich volgens het bestemmingsplan mogen vestigen, een geluidszone moet zijn vastgesteld. Zonering is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop geluidzoneringsplichtige inrichtingen ('grote lawaaimakers') zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. In artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer  is vastgelegd welke inrichtingen als 'grote lawaaimaker' moeten worden beschouwd.

Het stadion "Grolsch Veste", de voor de uitbreiding benodigde gronden en het nieuwe parkeerterrein bij de fietsbrug Twekkelo zijn gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Kanaalzone", in dit bestemmingsplan zijn geen bestemmingen aanwezig op grond waarvan zich binnen het plangebied categorieën inrichtingen zouden kunnen vestigen die op grond van de Wet geluidhinder en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer als grote geluidmakers moeten worden aangemerkt. Het stadion en het nieuwe parkeerterrein zijn derhalve niet gelegen in een gebied dat in de zin van de Wet geluidhinder als industrieterrein dient te worden aangemerkt.

Het stadion en de voor de uitbreiding benodigde gronden zijn wel gelegen binnen de 50 dB(A) geluidszone van het industrieterrein Havengebied. Het stadion en dus ook de uitbreiding daarvan worden in de Wet geluidhinder echter niet aangemerkt als een geluidgevoelig object.

Luchtverkeerslawaai

Het stadion "Grolsch Veste", de voor de uitbreiding benodigde gronden en het nieuwe parkeerterrein bij de fietsbrug Twekkelo zijn gelegen binnen de 35 KE geluidszone rond de (voormalige) vliegbasis Twente. Binnen deze geluidszone kunnen slechts onder stringente voorwaarden nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd worden. Voor bestaande geluidgevoelige objecten geldt dat deze mogen worden veranderd of vernieuwd alsmede mogen worden vergroot volgens de planregels van het geldende bestemmingsplan, mits daarbij het aantal geluidgevoelige objecten niet toeneemt. Een parkeerterrein, een stadion en dus ook de uitbreiding daarvan worden in het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart echter niet aangemerkt als een geluidgevoelig object.

Conclusie geluidhinder

In het bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten of terreinen en ook geen uitbreiding van bestaande geluidgevoelige objecten of terreinen mogelijk gemaakt. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek op grond van de Wet geluidhinder kan derhalve ook achterwege blijven. Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van geluidhinder geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende inrichtingen (bedrijven of voorzieningen) en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. In het algemeen wordt door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast tengevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. In verband met de voorbereiding van het bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" heeft er geen inventarisatie plaatsgevonden van bestaande bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Een dergelijke inventarisatie heeft reeds plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan "Kanaalzone". Daarbij is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende contouren worden bepaald door verschillende milieuaspecten, zoals gevaar, hinder, stof, geur, geluid en dergelijke. Uit dat onderzoek is gebleken dat de in het stadion aanwezige bedrijven, kantoren, horeca en andere bedrijfsmatige activiteiten op grond van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2001) en de Lijst van bedrijfstypen uit bijlage A van de voorschriften bij het bestemmingsplan "Kanaalzone" in ten hoogste categorie 3.1 dienen te worden ingedeeld, met een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Op grond van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), welke is gehanteerd in de Lijst van bedrijfstypen uit bijlage 1 bij de regels van het voorliggende bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" geldt voor bedrijven eveneens ten hoogste categorie 3.1 en voor alle overige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste categorie 2. Dit betekent dat, uitgaande van een rustige woonwijk, voor bedrijven in categorie 3.1 een richtafstand van tenminste 50 meter en voor bedrijven in categorie 2 een richtafstand van tenminste 30 meter dient te worden aangehouden. De richtafstand geldt vanaf de bestemmingsgrens tot op de gevel van de dichtstbijzijnde woning. Het stadion "Grolsch Veste" zelf zal aan de oostzijde worden uitgebreid met een tweede ring en tevens met extra zitplaatsen in de binnengracht aan de veldzijde. In totaal zal de capaciteit van het stadion worden uitgebreid met bijna 8.000 zitplaatsen tot een totaal van 32.000. Op grond van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009) en de Lijst van bedrijfstypen uit bijlage 1 van de regels bij het bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" dient een stadion te worden ingedeeld in categorie 4.2, met een richtafstand van 300 meter voor het aspect geluid. Binnen 300 meter van zowel het stadion als de locatie van de uitbreiding zijn geen woningen of anderszins geluidgevoelige bestemmingen aanwezig. De ontsluiting van het stadion vindt plaats via de Auke Vleerstraat, de Hengelosestraat, het Havengebied en het Business & Science Park. Ter plaatse van woningen van derden is het verkeer als zodanig niet meer herkenbaar als verkeer van en naar het stadion. De dichtstbijzijnde woning is hemelsbreed op meer dan 500 meter van het stadion gelegen, met daartussen bedrijfsbebouwing van het Business & Science Park en de spoorlijn Enschede-Hengelo.

Wet milieubeheer

Akoestisch onderzoek

Door ingenieurs- en adviesbureau Oranjewoud BV is in het kader van het bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" en de aanvraag Wet milieubeheervergunning (revisievergunning) een akoestisch onderzoek (rapport "Akoestisch onderzoek Grolsch Veste FC Twente", projectnr. 200214 d.d. 23 juni 2009) uitgevoerd naar de toekomstige geluidbelasting van het uitgebreide stadion ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving. In het onderzoeksrapport is onderscheid gemaakt tussen de situatie waarbij wedstrijden plaatsvinden en de situatie waarbij sprake is van reguliere (onderhouds)werkzaamheden. De vastgestelde geluidbelasting is vergeleken met de toegestane geluidniveaus op grond van de huidige Wet milieubeheervergunning. Als gevolg van de uitbreiding laat het berekende geluidniveau op de beoordelingspunten een verschuiving zien, zowel tijdens wedstrijddagen als tijdens overige dagen. Het berekende gemiddelde geluidniveau (Lar,lt) en het berekende maximale geluidniveau (LAmax) is op een aantal beoordelingspunten hoger dan de nu vergunde waarden maar tegelijkertijd op andere punten lager of gelijk aan de nu vergunde waarden. Uit de rekenresultaten blijkt dat met uitzondering van de geluidsbelasting tijdens wedstrijden de geluidsbelasting op alle beoordelingspunten lager is dan de gehanteerde streefwaarden/grenswaarden uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. De geluidsbelasting tijdens wedstrijden wordt voormamelijk veroorzaakt door het joelende publiek. De noodzakelijke maatregelen om deze geluidsuitstraling te beperken zijn naar verwachting zeer ingrijpend. Alleen door het treffen van rigoureuze maatregelen van ontwerptechnische aard, zoals het volledig overkappen en omschermen van het stadion of het gehele stadion voorzien van een tweede ring met aanvullend geluidsschermen, is de geluidsuitstraling te beperken. Gelet op het feit dat de geconstateerde niveaus alleen tijdens wedstrijden optreden staan de benodigde inspanningen en investeringen niet in verhouding tot het daarmee te bereiken effect.

Geluidbeleid

Door de gemeente Enschede is recentelijk nieuw geluidbeleid ontwikkeld dat in april 2009 in werking is getreden. De Wet geluidhinder en het Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (BARIM of Activiteitenbesluit) bieden de gemeente de mogelijkheid om gebiedsgericht geluidbeleid vast te stellen. De gemeente Enschede maakt van deze mogelijkheid gebruik. Dit betekent dat voor nieuwe inrichtingen dit gebiedsgerichte beleid gaat gelden. Voor verkeerslawaai geldt geen gebiedsgericht beleid. In het geluidbeleid valt het plangebied van het bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" onder het gebiedstype ongezoneerd bedrijfsterrein. Voor nieuw te vestigen inrichtingen in dit gebied betekent dit dat richtwaarden gaan gelden van 60 dB(A) voor de dagperiode, 55 dB(A) voor de avondperiode en 50 dB(A) voor de nachtperiode. De uitbreiding van het stadion "Grolsch Veste" met een tweede ring aan de oostzijde geldt niet als nieuwvestiging van een inrichting, de hiervoor genoemde richtwaarden zijn daarop dan ook niet van toepassing.

Lichthinder

In de ontwerp-Wet milieubeheervergunning (revisievergunning) voor het stadion "Grolsch Veste" wordt ook aandacht geschonken aan het aspect lichthinder. Om te kunnen bepalen of de verlichting van het stadion na realisatie van de tweede ring aan de oostzijde mogelijke lichthinder voor de omgeving zal veroorzaken is gebruik gemaakt van de Algemene richtlijn betreffende lichthinder zoals die is opgesteld door de Commissie Lichthinder. Op basis van die richtlijn kan de omgeving van het stadion worden gekenmerkt als een stedelijk gebied met lichte omgeving. Voor dergelijke gebieden wordt in voornoemde richtlijn als acceptabele verlichtingswaarde uitgegaan van 10 lux voor de avondperiode. Wedstrijden bij kunstlicht zullen uitsluitend in deze avondperiode plaatsvinden. In het kader van de vigerende Wet milieubeheervergunning is voor de huidige verlichtingssituatie ter plaatse van het stadion een lichtstudie uitgevoerd waarin onder andere de maximale verlichtingswaardes op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen zijn berekend. Uit de lichtstudie blijkt dat de waardes, met een maximum van 2,59 lux, ruim onder de grenswaarden voor stedelijk gebied liggen. Overigens wordt ook de grenswaarde voor landelijk gebied, 5 lux in de avondperiode, niet overschreden. De verwachting is dat na realisatie van een tweede ring aan de oostzijde deze situatie niet significant zal wijzigen en als deze al wijzigt dan in positieve zin omdat het hoogteverschil tussen de oostelijke en westelijke tribunes - en daarmee mogelijke lichtuitstraling over de oostelijke tribune heen richting de daar achtergelegen woonomgeving - komt te vervallen. Geconcludeerd kan worden dat de lichthinder voor de omgeving ook na de uitbreiding aan de oostzijde nihil zal zijn.

Geurhinder rioolwaterzuiveringsinstallatie

Het stadion "Grolsch Veste" en de voor de uitbreiding benodigde gronden zijn gelegen binnen de geurzone rond de aangrenzende rioolwaterzuiveringsinstallatie. Binnen deze geurzone is de vestiging van nieuwe geurgevoelige functies en/of de uitbreiding van het aantal geurgehinderden in beginsel niet toegestaan. In het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO ten behoeve van het planologisch mogelijk maken van de vestiging van een sportmedische kliniek en de opleiding Sport en Bewegen van het ROC van Twente in de uitbreiding aan de westzijde van het stadion is door advies- en ingenieursbureau Oranjewoud een geurhinderonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is reeds gebleken dat de in het stadion te vestigen onderwijs- en gezondheidszorgfuncties net als de reeds bestaande kantoor- en bedrijfsfuncties in het stadion, gelet op de afstand tot de rioolwaterzuiveringsinstallatie en de relatief beperkte aanwezigheid van personen in de voor die functies geschikte ruimtes, als minder geurgevoelige objecten kunnen worden beschouwd. Ook zijn er geen klachten omtrent geurhinder bekend. Met de uitbreiding aan de oostzijde neemt niet alleen het aantal mensen binnen de geurzone toe maar wordt ook de afstand tussen het stadion en de rioolwaterzuiveringsinstallatie, in de huidige situatie ± 30 meter, verkleind tot minder dan 10 meter. De nieuwe uitbreiding aan de oostzijde zal uitsluitend uit het toevoegen van tribunes bestaan en de ruimte onder deze nieuwe tribunes zal niet worden dichtgebouwd ten behoeve van andere, al dan niet potentieel geurgevoelige, functies. Bovendien is de aanwezigheid van (grote aantallen) mensen in het stadion zeer beperkt, namelijk gemiddeld ± 2 uur per veertien dagen. Daarmee is de aanwezigheid van mensen in het stadion nog beduidend beperkter dan in de commerciële en maatschappelijke ruimten onder de dichtgebouwde tribunes aan de noord-, zuid- en westzijde van het stadion. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat ook het stadion zelf als minder geurgevoelig object kan worden beschouwd, het uitvoeren van een geurhinderonderzoek kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie Bedrijven en milieuzonering

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van milieuzonering en milieuregelgeving geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen in werking getreden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe "Wet luchtkwaliteit" geen belemmeringen voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer en het daarop gebaseerde Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) of "Besluit NIBM" en de daarbij behorende Ministeriële Regeling niet in betekenende mate worden ruimtelijk-economische besluiten die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat niet langer individueel aan die grenswaarden getoetst, zoals voorheen het geval was. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waarin nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het NSL. Als toelichting op het begrip 'niet in betekenende mate' is de Handreiking 'niet in betekenende mate' opgesteld. De handreiking heeft momenteel nog geen formeel juridische status maar kan in voorkomende situaties wel een houvast bieden voor besluiten als deze. De in het Besluit NIBM opgenomen 3% grens vormt de algemene grens ter bepaling of een project al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde. Deze grens geldt vanaf het moment dat het NSL in werking is getreden, tot die tijd geldt een tijdelijke 1% grens. In het Besluit NIBM is tevens een grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling categorieën van gevallen aan te wijzen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Een project dat volledig binnen een aldus aangewezen categorie of combinatie van categorieën valt, beneden de daarvoor eventueel gestelde nadere begrenzing blijft en beschikt over eventuele daarbij genoemde voorzieningen of maatregelen, draagt in ieder geval niet in betekenende mate bij.

De uitbreiding van een voetbalstadion met 8.000 zitplaatsen kan niet worden aangemerkt als categorie van gevallen in de ministeriële regeling NIBM (niet in betekende mate). Als gevolg van de realisatie van de uitbreiding van het stadion wordt de luchtkwaliteit beïnvloedt door de achtergrondwaarden en de extra verkeersbewegingen. Er is geen sprake van andere (industriële) emissiebronnen. Om de gevolgen van de voorgenomen planontwikkeling op de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken is in het kader van het bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" door advies- en ingenieursbureau Oranjewoud BV een luchtkwaliteitonderzoek (rapport "Luchtkwaliteitonderzoek uitbreiding Grolsch Veste", projectnr. 200214 d.d. juli 2009) uitgevoerd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in eerste instantie de verkeersgegevens zijn gegenereerd voor zowel de situatie exclusief stadion, de situatie met de bestaande capaciteit van het stadion en de situatie met de voorgenomen uitbreiding van het stadion. Hierbij is de hoeveelheid extra verkeer als gevolg van de uitbreiding geheel toegekend aan alle onderzochte wegvakken (worst-case benadering). De concentraties PM10 en NO2 zijn berekend met het rekenprogramma CAR II (versie 8.0). Hierbij zijn berekeningen uitgevoerd voor de zichtjaren 2010 en 2020. Uit de rekenresultaten blijkt dat de concentraties in de beschouwde zichtjaren ruimschoots voldoen aan de grenswaarden uit de Wet Milieubeheer. Hiermee wordt voldaan aan één van de voorwaarden uit artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer.

Aanvulling luchtkwaliteitsonderzoek

In de rapportage "Luchtkwaliteitsonderzoek uitbreiding Grolsch Veste" is als zodanig geen rekening gehouden met de optie dat de voor de uitbreiding noodzakelijke extra parkeercapaciteit voor een groot deel in de Kanaalzone zelf wordt gevonden, wel zijn in het onderzoek de relevante wegvakken in de Kanaalzone (Derde Ontsluitingsweg Kanaalzone, Colosseum en Elsbeekweg) in de berekeningen meegenomen. Nu als uitwerking van het Mobiliteitsplan er ± 1000 extra parkeerplaatsen in de Kanaalzone zullen worden gerealiseerd (200 bij de fietsbrug Twekkelo, 600 op het Vitensterrein en 200 na herinrichting van de bestaande parkeerterreinen rondom het stadion) is door Oranjewoud een aanvullende memo opgesteld waarin de gevolgen voor de luchtkwaliteit als gevolg van deze gewijzigde uitgangssituatie zijn verwoord. Uit de memo (projectnr. 200214, Oranjewoud d.d. 18 maart 2010) blijkt dat het niet noodzakelijk is de berekeningen uit het luchtkwaliteitsonderzoek opnieuw uit te voeren omdat in het onderzoek is uitgegaan van een 'worst case' scenario voor alle te onderzoeken wegvakken. Daarbij is de totale verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding bij alle onderzochte wegvakken opgeteld bij de autonome situatie op die wegvakken. Zoals hiervoor al gezegd blijkt uit de onderzoeksrapportage dat er ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wet mliieubeheer wordt voldaan. Dit betekent ook dat de onderzoeksresultaten feitelijk onafhankelijk zijn van de plek waar de auto's zullen gaan parkeren.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.5 Externe Veiligheid

De risico's waaraan burgers worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid landelijk geldende regels opgesteld voor die categorieën van inrichtingen die, indien gesitueerd in de directe nabijheid van kwetsbare objecten, zoals bijvoorbeeld woningen, scholen en bejaardencentra, onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor de in die kwetsbare objecten aanwezige personen. Bij externe veiligheid gaat het dus omo het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het vigerende landelijke beleid is vastgelegd in het Bevi, Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat - op enkele ondedelen na - op 27 oktober 2004 in werking is getreden.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) formuleert milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid. Met dit besluit zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot inrichtingen met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi de bevoegd gezagen Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening afstand te houden tussen kwetsbare objecten (objecten waar zich (veel) mensen ophouden) en bedrijven met risicovolle activiteiten. Tevens beperkt het Bevi het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovolle inrichting. Hiertoe is de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden. Het Revi beschrijft de normen met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij behorende Revi) naleven bij de opstelling van bestemmingsplannen (en bij het verlenen van milieuvergunningen). Eén van de normen is dat zowel de gemeentelijke als de regionale brandweer bij dergelijke plannen om advies moet worden gevraagd. In het Bevi is voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld, met betrekking tot beperkt kwetsbare objecten is het plaatsgebonden risico een richtwaarde. Het onderscheid in het Bevi tussen de waarden voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in bestaande en nieuwe situaties voor kwetsbare objecten komt uiterlijk in 2010 te vervallen. De normen in het Bevi zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een risico-effectbenadering. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden; gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te hanteren, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In het Bevi is een voorschrift opgenomen (artikel 13) op grond waarvan inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent een inspanningsverplichting bij de besluitvorming rond ruimtelijke plannen, waarbij onder andere de mogelijkheden tot het verlagen van de risico's, de zelfredzaamheid en de hulpverlening van belang zijn. Hiervoor is door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico opgesteld, een document dat een handleiding geeft met betrekking tot het verantwoorden van het groepsrisico.

Externe Veiligheidsbeleid gemeente Enschede

Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Externe Veiligheidsvisie (EV-visie), die op 18 juni 2007 door de gemeenteraad van Enschede is vastgesteld. In de EV-visie wordt onderscheid gemaakt in het naleven van wettelijk vastgelegde grenswaarden (naleven van landelijk beleid en regelgeving) en de vermindering van risico dat verder gaat dan het landelijk beleid (ambitie). Eén van de uitgangspunten van de EV-visie is: 'een benadering op maat gericht op naleving van vigerend landelijk risicobeleid (wegnemen knelpunten). Daar waar al aan landelijke eisen voldaan wordt, streven naar risicoreductie en actieve verantwoording over omgaan met restrisico's (preparatie van brandweer, strikte handhaving op veiligheidsaspecten) naar bevolking en betrokken bedrijven'. De ambitie binnen het gemeentelijk beleidskader heeft, met inzet van eigen middelen, geleid tot een start van deze uitvoering. Het gemeentelijk en het landelijk beleidskader eisen hetzelfde resultaat met het verschil dat het gemeentelijk beleidskader de maatregelen sneller wil doorvoeren dan landelijk vereist is. Naast de Bevi inrichtingen (die als prioritaire bedrijven worden aangewezen binnen de gemeente) kunnen middels een checklist, opgesteld door de gemeente Enschede, ook andere inrichtingen als “prioritair” worden aangewezen. Bij deze inrichtingen zou een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 buiten de terreingrens mogelijk kunnen zijn. Deze bedrijven vallen niet onder het Bevi maar in het kader van de externe veiligheid dient daarmee wel rekening te worden gehouden.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het plangebied "Kanaalzone - Stadion"

Binnen het plangebied "Kanaalzone - Stadion" zijn geen bedrijven aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Binnen het plangebied zijn ook geen andere risicovolle inrichtingen aanwezig. Het plangebied "Kanaalzone - Stadion" is niet gelegen in de directe omgeving en/of in het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of anderszins risicovolle inrichting buiten het plangebied. In het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kanaalzone" is en blijft de vestiging van risicovolle inrichtingen uitgesloten en ook in het voorliggende bestemmingsplan "Kanaalzone - Stadion" is de vestiging van risicovolle inrichtingen uitgesloten.

Transport van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wordt het beleid beschreven inzake de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Een wettelijke verankering van deze risiconormen is in voorbereiding. Het vervoer van gevaarlijke stoffen kent verschillende modaliteiten:

  • vervoer over de weg;
  • vervoer over het spoor;
  • vervoer over water (zee en binnenwater);
  • vervoer door buisleidingen.

Voor de modaliteiten weg, spoor en water zijn in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat de zogenoemde risicoatlassen opgesteld. Hierin zijn voor de verschillende modaliteiten de risico's en mogelijke knelpunten in kaart gebracht. Deze atlassen geven een beeld van de bestaande situatie met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor buisleidingen is een dergelijke atlas nog niet opgesteld. Momenteel is een herziening van de wetgeving betreffende het vervoer door buisleidingen in voorbereiding. Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen is ook de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van deze wet is degene die gevaarlijke stoffen vervoert verplicht de bebouwde kom zoveel mogelijk te vermijden. Deze verplichting geldt niet indien het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden of lossen of indien er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Op grond van artikel 18 van voornoemde wet kan de gemeenteraad op het grondgebied van zijn gemeente wegen of weggedeelten aanwijzen waarover bij ministeriële regeling aangewezen gevaarlijke stoffen bij uitsluiting mogen worden vervoerd. Binnen de gemeente Enschede zijn door de gemeenteraad de volgende wegen en weggedeelten aangewezen voor de routering:

  • Rijksweg A35/N35
  • Rijksweg N18 inclusief Westerval en Usselerrondweg tot en met de kruising met de Haaksbergerstraat.

Deze routering sluit aan bij de door het Regionale Veiligheidsberaad uitgesproken wens tot een doorgaande regionale routering van gevaarlijke stoffen in Twente.

Transport gevaarlijke stoffen en het plangebied "Kanaalzone - Stadion"

Op basis van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is het transportrisico van alle modaliteiten met betrekking tot het plangebied "Kanaalzone - Stadion" beoordeeld. De resulaten daarvan worden hieronder weergegeven.

Modaliteit Weg: Het plangebied is niet gesitueerd aan of nabij een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Voor transport van gevaarlijke stoffen over de transporttrajecten door en langs het plangebied dient bij het bevoegd gezag ontheffing te worden aangevraagd.

Modaliteit Spoor: Het plangebied is gesitueerd aan de spoorlijn Enschede-Hengelo, dit is echter geen spoorlijn waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt.

Modaliteit Water: Het plangebied is gesitueerd in de directe nabijheid van het Twentekanaal, dit is een waterweg waarover vervoer van brandbare stoffen plaats vindt. In het kader van het bestemmingsplan "Kanaalzone" reeds vastgesteld dat vanwege de directe ligging van het plangebied aan het kanaal rekening gehouden moet worden met het transport van gevaarlijke stoffen over het kanaal. Het plangebied van "Kanaalzone - Stadion" is, met uitzonderling van de locatie van de geplande aantakking van de ontsluitingsweg voor de veiligheidszone op de nieuwe derde ontsluitingsweg vanaf de Auke Vleerstraat, niet gelegen in de directe nabijheid van het Twentekanaal. In het bestemmingsplan "Kanaalzone" is reeds geconcludeerd dat voor de berekening van het groepsrisico op grond van de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland (bron: Ministerie van Verkeer en Watersataat, 2003) rekening gehouden moet worden met een afstand van 50 meter uit de kade. Binnen deze richtafstand zijn geen kwetsbare objecten aanwezig en kunnen ook geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd. De locatie van de uitbreiding van het stadion is op meer dan 100 meter van het kanaal gesitueerd.

Modaliteit Buisleidingen: In de directe nabijheid van het plangebied "Kanaalzone - Stadion" is een buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig. Het betreft een 6" aardgastransportleiding die ten noorden van het stadion en evenwijdig aan de spoorlijn loopt en ter plaatse op een diepte van 15 meter in de grond is gelegen. Op grond van het bepaalde in het bestemmingsplan "Kanaalzone" mag er binnen 5 meter van de leiding geen nieuwe bebouwing plaatsvinden en dient er bij bebouwing binnen de toetsingsafstand van 25 meter een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. In het kader van het bestemmingsplan "Kanaalzone" is door de Gasunie ten behoeve van de in 2008 gerealiseerde uitbreiding van het stadion door middel van een QRA (kwalitatieve risico-analyse) een berekening van het groesrisico uitgevoerd. Uit deze berekening is gebleken dat de aanwezigheid van de aardgasleiding op zijn huidige locatie geen belemmering is voor de in 2008 gerealiseerde uitbreiding van het stadion. De nieuwe uitbreiding van het stadion blijft ruim buiten de toetsingsafstand zoals deze is opgenomen in de Circulaire veiligheidsafstanden aardgastransportleidingen uit 1984. Binnen afzienbare termijn zal echter voor buisleidingen een nieuw wettelijk regime gaan gelden, de AmvB Buisleidingen, dat qua systematiek gebaseerd is op het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De nieuwe uitbreiding is wel gelegen binnen de toetsingsafstand die op grond van de toekomstige regelgeving dient te worden aangehouden. Met het oog daarop is door de Gasunie ten behoeve van de nieuwe uitbreiding van het stadion opnieuw een berekening van het groepsrisico (rapportage "Risicoberekening gastransportleiding N-528-75-KR-001 t/m 005, kenmerk 669122927-GCS 09-50027 09-09-22 TTS) uitgevoerd, dit is noodzakelijk omdat als gevolg van de uitbreiding het aantal mensen binnen de toetsingsafstand significant gaat toenemen. Uit deze rapportge blijkt dat het tot een capaciteit van 32.000 toeschouwers uitgebreide stadion ruimschoots voldoet aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico.

Het gebruik van luchthavens

De aanwezigheid in de omgeving van vliegvelden en grote luchthavens is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld, met name bij het opstijgen en landen. Het risico bestaat uit grote luchtvaartongevallen waarbij zowel civiele als militaire toestellen en zowel passagiers- als vrachttoestellen betrokken kunnen zijn. Het gaat daarbij vooral om:

  • crashes op of nabij een vliegveld tijdens het opstijgen of het maken van een (nood)landing;
  • het neerstorten van een vliegtuig in het buitengebied;
  • het neerstorten van een vliegtuig op bebouwing.

De effecten van dit ramptype die bestreden moeten worden zijn als volgt samen te vatten: relatief veel dodelijke slachtoffers, vooral brandwonden en mechanisch letsel en de mogelijke aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Het plangebied "Kanaalzone - Stadion" is hemelsbreed op ca. 4,5 kilometer van het vliegveld Twente gelegen. Op de afbeelding "risico's luchtvaartongevallen" hieronder zijn de start- en landingsbanen op het vliegveld aangeduid met rode lijnen als zijnde de gebieden waar 75 procent van de ongevallen plaatsvindt. Het met donkergeel aangegeven gebied is het gebied waar 10 procent van de ongevallen plaatsvindt. Het plangebied is gelegen binnen het op de kaart in donkergeel aangegeven gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20092639-0004_0006.jpg"

afbeelding: kaart risico's luchtvaartongevallen (bron: provincie Overijssel)

Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.6 Duurzaamheid

Duurzaamheid, klimaatverandering, energiebesparing zijn begrippen die volop op lokale, nationale en internationale agenda's staan. Het Kyotoprotocol uit 1997 is een belangrijke stap geweest in de mondiale bewustwording rond klimaatverandering. Duurzaamheid heeft alles te maken met de schaarste van de hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht. De oppervlakte van de aarde is eindig, de voorraden grondstoffen zijn eindig en de opnamecapaciteit van de atmosfeer en de omgeving zijn eindig. Maar ook een hoogopgeleide en gezonde bevolking, goed functionerende sociale netwerken, maatschappelijk vertrouwen, machines en infrastructuur, kennis, en andere voor een duurzame welvaart noodzakelijke hulpbronnen, zijn niet in onbeperkte mate aanwezig. Vanwege de schaarste van al deze hulpbronnen is het niet vanzelfsprekend dat de huidige welvaart duurzaam is, dat wil zeggen, tot in lengte van dagen gecontinueerd kan worden. Dit maakt duurzaamheidsbeleid tot een maatschappelijke noodzaak. Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder dat daarmee de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar worden gebracht.

Concreet betekent dit dat het handelen meer gericht moet zijn op een efficiënt gebruik van grondstoffen, dat zuiniger moet worden omgegaan met energie en biodiversiteit en dat geïnvesteerd moet worden in kennis en onderwijs, zodat technologieën kunnen worden ontwikkeld die latere generaties in staat stellen om met minimale inzet van schaarse grondstoffen en fossiele energie een aanvaardbaar welvaartsniveau te creëren. Het betekent ook dat voortdurend zorg moet worden besteed aan een verbetering van de sociale kwaliteit van de samenleving en dat geïnvesteerd moet worden in onderling vertrouwen en sociale participatie.

Duurzaamheidsbeleid

In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede zich uitgesproken om in drie stappen naar klimaatneutraliteit in 2020 te groeien. Het jaar 2020 is hierbij als stip op de horizon van de gemeentelijke inspanningen gezet. Ook de gemeenteraad van Enschede heeft zich herhaaldelijk krachtig uitgesproken over duurzaamheid van woningen, duurzaamheid binnen projecten, energiebesparing en duurzame inkoop in de gemeentelijke organisatie, bewustwordingscampagnes. Enschede werkt momenteel al aan een breed scala aan activiteiten op gebied van klimaatbescherming. De “strategische opgaven” fungeren hierbij als leidraad: Aspecten als werkgelegenheid, partnerships, groen imago en het welzijn van de Enschedese burger worden meegewogen in de keuzes waarop we de komende jaren vooral op inzetten. Daarmee grijpt de gemeente, tijdens huidige economische recessie, de kansen op het gebied van werkgelegenheid en duurzame (economische) ontwikkeling aan, samen met de partners. Op 15 september 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota “Nieuwe Energie voor Enschede” vastgesteld. Dit beleidsdocument bevat een lange termijnvisie op duurzaamheid. Een belangrijke focus ligt op energieaanpak en op de mogelijkheden om de klimaatverandering te beperken. Deze twee aspecten vormen dan ook het speerpunt van het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid. De visie richt zich qua doelstellingen op het nationale Klimaatakkoord. Dit betekent dat in 2020 een CO2-reductie van 30% ten opzichte van 1990 is bereikt en dat 20% van het energiegebruik in 2020 duurzaam wordt opgewekt. In de visie is een uitvoeringsprogramma beschreven om de energietransitie daadwerkelijk te realiseren met een indeling van opgaven naar thema. Het intensiveren van de energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, zowel particulier eigendom als huurwoningen, heeft hoge prioriteit.