direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Hardick-Seckel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20082400-0004

3.3 Gemeentelijk beleid

Het ruimtelijk beleid van de gemeente Enschede is in verschillende beleidsstukken vastgelegd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de Toekomstvisie Enschede 2020, de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015, de Stadsdeelvisie Binnensingelgebied, de Woonvisie, het Beleid binnenstedelijke werklocaties, de Kantorennota en het Mobiliteitsplan.

3.3.1 Toekomstvisie Enschede 2020

Op 17 december 2007 heeft de gemeenteraad van Enschede de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld. De Toekomstvisie Enschede 2020 beoogt richting te geven aan het gemeentelijk beleid tot 2020. Dat betekent dat zij in ieder geval aan twee kenmerken moet voldoen: zij moet richting geven en zij moet inspireren. Volgens de Toekomstvisie dient er voor worden gezorgd, dat Enschede in 2020:

  • Een zeer sterke centrumpositie heeft in de Euregio met grootstedelijke allure en top culturele uitstraling;
  • Een zeer sterke werkgelegenheidsfunctie heeft in de Euregio en een goed opgeleide beroepsbevolking;
  • Groen en duurzaam onlosmakelijk verbonden heeft met het leven in Enschede;
  • Sociale stijging en binding heeft gerealiseerd voor haar bewoners;
  • Het imago heeft van Europese kennisstad.

Meer concreet geeft de Toekomstvisie jaarlijks richting aan het opstellen van de Kadernota, die weer richting geeft aan het opstellen van de programmabegroting. Ofwel: de Toekomstvisie is de top van de gemeentelijke beleidspiramide. Een top die tot 2020 behouden blijft, waarbij de basis jaarlijks wordt gewijzigd. De Kadernota 2008 is op 2 juli 2007 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze is uitgewerkt in de programmabegroting 2008-2011, die op 12 november 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld. In beide documenten werken veel van de ambities uit de Toekomstvisie door. De debatten over de Toekomstvisie waren immers volop aan de gang ten tijde van het opstellen van de Kadernota. De drie strategische opgaven die in deze documenten zijn uitgewerkt: "Enschede werkt", "Stad Enschede" en "Ons Enschede" zijn dan ook een eerste belangrijke stap in de realisatie van de Toekomstvisie.

3.3.2 Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015

De nota "Enschede biedt ruimte voor de toekomst" is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie tot 2015, met een doorkijk tot 2030. De visie biedt een kader voor duurzame ontwikkelingen op de lange termijn. Deze ruimtelijke ontwikkelingsvisie is tot stand gekomen in nauwe wisselwerking met de Toekomstvisie Enschede 2010, die het integrale programma voor de economische, fysieke en sociale structuurversterking van de stad voor de komende jaren omvat. De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015 is door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld op 3 juli 2001. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie (Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie 2015-2030), die zal worden vastgesteld als structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening.

De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015 heeft de volgende hoofddoelstellingen:

  • 1. het ombuigen van de scheefheid in de bevolkingssamenstelling: de ondervertegenwoordiging van hoge inkomensgroepen;
  • 2. het versterken van de kernkwaliteiten van de stad: Enschede groene woonstad, moderne werkstad en Euregionale voorzieningenstad;
  • 3. het waarborgen van een duurzame ontwikkeling.

Deze doelstellingen voor de lange termijn zijn nader uitgewerkt en geconcretiseerd in een aantal bouwstenen voor de ruimtelijke ontwikkelingsvisie. Voor de toekomst moet het vizier vooral worden gericht op versterking en herinrichting (herstructurering) van het bestaande stedelijke gebied. Zowel in het binnensingelgebied als in een aantal wijken daarbuiten zullen ingrijpende veranderingen plaatsvinden om Enschede als woon- en werkstad aantrekkelijk te houden. Vanuit dit perspectief moeten plannen die voor de komende tijd op het programma staan zoveel mogelijk in de bestaande stad worden gerealiseerd. Het bestaande stedelijke gebied kent globaal drie ringen of gordels: het binnensingelgebied, de voornamelijk vooroorlogse stadsdelen en de naoorlogse stadsdelen. In de toekomst zullen deze ringen door selectieve ingrepen nog meer worden aangescherpt en verrijkt. In het binnensingelgebied ligt het accent op het intensiveren van stedelijk wonen. Om de eenzijdigheid van de woningvoorraad te doorbreken moet de komende jaren een breed palet van woningtypen en woonmilieus worden gerealiseerd. Deels als toevoeging aan het bestaande aanbod, deels als vervanging van huurwoningen, die niet meer aan de eisen voldoen. Doel is de stad ook aantrekkelijk te maken voor mensen met midden- en hogere inkomens. De vooroorlogse stadsdelen zullen worden verbeterd (upgrading). Het accent wordt gelegd op selectieve verbetering en differentiatie van de woningvoorraad en op de herinrichting van de openbare ruimte, waarbij de eigen identiteit van de afzonderlijke wijken en buurten wordt versterkt. In de naoorlogse stadsdelen zal op grotere schaal moeten worden ingegrepen. Door verbetering en vervanging van gehele woningcomplexen zal de eenvormigheid die deze stadsdelen kenmerkt, worden doorbroken. Concrete voorstellen voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van Enschede hebben onder andere betrekking op versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het binnensingelgebied, de ontwikkeling van de spoorzone tot een samenhangend gebied met eigen kwaliteit alsmede continuering en versterking van de kwaliteit van de singels, de radialen en de buitenring. Ten aanzien van "werken en voorzieningen" zijn voorstellen opgenomen voor versterking van kleinschalige dienstverlening en detailhandel, inclusief thematisering van de radialen (o.a. Deurningerstraat en Oldenzaalsestraat). Voor de spoorzone in het binnensingelgebied wordt versterking en uitbreiding van centrumfuncties nagestreefd, met het accent op kantoren, instituten en instellingen. Bij de verdere ontwikkeling van het openbaar vervoer staat het Hoogwaardig Openbaar Vervoer centraal, met een nadere uitwerking van de HOV-lijn Noord. Een ander belangrijk item is de verbetering van de leefbaarheid in woonbuurten door het verlagen van de snelheid van het autoverkeer en het weren van sluipverkeer. Hierbij mag de bereikbaarheid van bedrijven en voorzieningen in de wijken niet uit het oog worden verloren. Dit item staat centraal in het project Duurzaam Veilig.

De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015 en het plangebied "Hardick-Seckel"

Volgens de kaart op blz. 17 van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015, "Ruimtelijke Kwaliteit" is het plangebied aangeduid als "Continuering en versterking van de kwaliteit van de Singels, de radialen en de buitenring". Hiermee is het onderhavige bestemmingsplan "Hardick-Seckel" in overeenstemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20082400-0004_0013.jpg"

afbeelding: fragment kaart RO Visie Enschede 2015 "Ruimtelijke Kwaliteit"

3.3.3 Stadsdeelvisie Binnensingelgebied

De Stadsdeelvisie Binnensingelgebied 2020 is op 5 juli 2004 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. Deze nota is een integrale, samenhangende toekomstvisie en bevat een visie op de fysieke, de economische en sociale ontwikkelingen evenals de ruimtelijke structuur en kwaliteit. Deze stadsdeelvisie is een nadere uitwerking van de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie 2015. Het binnensingelgebied van Enschede, het gebied dat omsloten wordt door de Singels en waarvan het gebied "Hardick-Seckel" deel uitmaakt, is het functionele hart en het meest stedelijke woon- en werkgebied van de stad. Het belangrijkste kenmerk ervan is de intensieve, levendige menging van allerlei soorten functies, bouwvormen en karakteristieke openbare ruimte. Het binnensingelgebied kent een verscheidenheid aan woon- en werkmilieus, die historisch zijn gegroeid, elk met een eigen functionaliteit, identiteit en uitstraling. In de stadsdeelvisie wordt voor het plangebied "Hardick-Seckel" het woon-/werkmilieu "Bedrijvenmilieu" onderscheiden. Het Bedrijvenmilieu kenmerkt zich door (middel-)grootschalige bedrijvigheid, soms in combinatie met stedelijk compact wonen, en een stenige openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.20082400-0004_0014.jpg"

afbeelding: Woon-/Werkmilieus Binnensingelgebied

Vrijwel overal in het binnensingelgebied wordt gewoond en vrijwel overal is sprake van een goede menging van wonen en werken. In de binnenstad, langs de centrumring en langs de aanloopstraten en de radialen domineren de economische functies, langs de singelring wordt veel gewoond. In de tussenliggende buurten is de woonfunctie de belangrijkste. In het binnensingelgebied komen drie woontypologieën voor: "centrum-stedelijk", "stedelijk compact" en "stedelijke villa's". Daarvan komt de woontypologie "stedelijk compact" verreweg het meeste voor in allerlei verschijningsvormen.

  • "Centrum-stedelijk": gestapelde bebouwing in hoge dichtheid; dakterrassen, balkons en patio's dienen als privé-buitenruimte; in veel gevallen gemengd met winkels, voorzieningen, kantoren en bedrijven;
  • "Stedelijk compact": dicht bebouwd en kleinschalig; grondgebonden woningen; openbaar en privé-groen komen gelijkelijk voor; beperkt gemengd met andere functies;
  • "Stedelijke villa's": grote huizen met tuinen met daarnaast openbaar groen; beperkt gemengd met andere functies. De stedelijke villa's zijn geconcentreerd in het Zeggelt, Stadsweide en langs delen van de singelring.

Naast duurdere woningen telt het binnensingelgebied ook veel goedkopere woningen (gestapeld en grondgebonden), veel woningen die gekoppeld zijn aan winkels, kantoren en bedrijven en veel wooneenheden. Over de gehele linie is het aandeel huurwoningen en het aandeel kleinere woningen sterk oververtegenwoordigd. De kwaliteit van de woningvoorraad is goed, behoudens uitzonderingen in o.a. Lasonder, Laares en Bothoven.

In de stadsdeelvisie wordt (voorzover hier van belang) ingezet op:

  • een verdere uitbouw van de bestaande ruimtelijke verdeling van economische activiteiten en voorzieningen, incl. een goede menging van woonvriendelijk kleinschalig werken en wonen in de buurten;
  • spreiding van het woningbouwprogramma zodanig dat een fundamentele bijdrage wordt geleverd aan buurtvernieuwing en een gemengde bevolkingssamenstelling;
  • handhaving en waar mogelijk intensivering van een goede menging van wonen en werken in de binnenstad, langs de centrumring en langs aanloopstraten en radialen;
  • toepassing van de woonkeur, gericht op het realiseren van een veilige, aanpasbare en duurzame woningvoorraad en woonomgeving;
  • uitvoering vervolgfasen van het project "Duurzaam veilig verkeer";
  • versterking en aanvulling van de groene hoofdstructuur langs de singelring en radialen en realisatie van aanvullende laanbeplanting langs de centrumring en andere straten;
  • voorzover nodig verbetering en aanvulling van de speelvoorzieningen;
  • toepassing van de principes voor waterbeheer: scheiding van regenwater en rioolwater; eerst vasthouden en bergen van regenwater en dan geleidelijk afvoeren om problemen stroomafwaarts te voorkomen; bovengrondse berging en afvoer van regenwater inzetten om de kwaliteit en verscheidenheid van de openbare ruimte te versterken;
  • het toelaten van woonvriendelijke bedrijven tot en met milieucategorie 2, onder strikte voorwaarden ook van bedrijven categorie 3.

3.3.4 Woonvisie

De hoofdlijnen voor het gemeentelijke beleid ten aanzien van wonen zijn vastgelegd in de Toekomstvisie Enschede 2020 en in de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Enschede 2015 en nader geconcretiseerd in het Maatwerkconvenant Grotestedenbeleid. De belangrijkste doelstellingen betreffen het versterken van de zwakke sociaal-economische structuur van Enschede, door het verbeteren van de concurrentiepositie op het gebied van wonen en werken. Voor het beleidsveld wonen betekent dit concreet dat aantrekkelijke woningen en woonmilieus dienen te worden aangeboden om de midden- en hogere inkomensgroepen vast te houden en aan te trekken. Een andere belangrijke hoofddoelstelling betreft het verbeteren van de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving. Hieronder wordt zowel verstaan het verbeteren van de woningvoorraad door middel van verbetering en ingrijpende herstructurering als de verbetering van de woonomgeving. In het bijzonder in een aantal te eenzijdig uit goedkope huurwoningen samengestelde wijken dient een kwaliteitsslag in de woningvoorraad te worden gemaakt in de vorm van vergroting van de differentiatie door het bieden van een meer gevarieerd aanbod van woningtypen en prijsklassen, waaronder ook in de duurdere segmenten. Beide hoofddoelstellingen zijn nader uitgewerkt en gekwantificeerd in ondermeer de Woonvisie en het strategisch programma wonen, waarover afspraken zijn gemaakt met het Rijk, en in het gemeentelijke programma wonen dat deel uitmaakt van de gemeentelijke meerjarenbegroting. Op de herstructureringslocaties dient naast huisvesting voor terugkerende bewoners en senioren ook een substantieel deel van het nieuwbouwprogramma gericht te zijn op structuurversterking, dus dure huur- en koopwoningen. Naast ingrijpende herstructurering wordt de bestaande woningvoorraad verder verbeterd door ingrijpende woningverbetering en -aanpassingsprogramma's in zowel de koop- als huursector. Het stedelijk kader voor wonen is vastgelegd in het strategisch programma wonen en is nader uitgewerkt in de Woonvisie. Op het gebied van wonen spelen verschillende ontwikkelingen:

  • de gemeente Enschede wil de structuur van de stad versterken door meer hogere inkomensgroepen vast te houden en aan te trekken;
  • tegelijkertijd zorgen ontwikkelingen in de markt voor een druk op het realiseren van vooral goedkope woningen.

Woonvisie

In de Woonvisie wordt een tweetal hoofddoelstellingen onderscheiden:

  • 1. het leveren van een bijdrage aan het versterken van de sociaal-economische positie van Enschede;
  • 2. het vergroten van de woonkwaliteit voor alle inwoners, waarbij de wensen van de consument centraal staan.

Deze zullen worden gerealiseerd via vijf beleidslijnen:

  • sturen op strategische aanpassing van de voorraad;
  • aandacht voor kwetsbare groepen;
  • werken aan woonkwaliteit voor nu en straks;
  • vergroten van de invloed van woonconsumenten;
  • samenwerken aan wonen.

Belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijk woonbeleid is de stedelijke doelstelling structuurversterking. Daarom zijn percentages gesteld aan de te realiseren segmenten in de nieuwbouw. Gemiddeld over de stad mag per jaar maximaal 20% van de nieuwbouwproductie goedkoop zijn (huur < € 500,- per maand, koop < € 160.000,-), maximaal 30% middelduur (huur > € 500,- per maand, koop € 160.000,- tot € 210.000,-) en minimaal 50% duur (huur > € 500,- per maand, koop > € 210.000,-). Daarnaast moeten jaarlijks tenminste 150 kavels worden aangeboden. Binnen dit programma moet wel voldoende ruimte zijn voor mensen met een kleinere beurs die reeds in de gemeente wonen. Alle nieuwbouwwoningen en de woonomgeving moeten voldoen aan het basispakket van Woonkeur en het pluspakket veiligheid. De Woonvisie is in juni 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede.

Woonbeleid in het plangebied "Hardick-Seckel"

Op basis van het bepaalde in de Woonvisie mogen in het plangebied "Hardick-Seckel" geen nieuwe goedkope woningen maar alleen woningen in het middeldure en dure segment in het woningbouwprogramma worden opgenomen. In de Stadseelvisie Binnensingelgebied 2020 wordt voor dit gebied aangegeven dat de ontwikkellocatie alleen ruimte biedt aan grondgebonden woningen, waarbij het accent in de woningbouwprogrammering op het koopsegment ligt. Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven en er geen concessies worden gedaan aan de kwaliteit van de woning is omzetting van koop naar huur bespreekbaar. Het plangebied is niet gelegen in één van de (te ontwikkelen) woonservicegebieden van Enschede en komt om die reden niet in aanmerking voor een combinatie van wonen, welzijn en zorg. Het plangebied biedt wel ruimte aan een combinatie van wonen en werken.

3.3.5 Beleid Binnenstedelijke Bedrijventerreinen

Ondanks het feit dat in Enschede steeds meer mensen werkzaam zijn in de zakelijke en publieke dienstverlening blijven ook de industrie, bouw, groothandel en logistiek belangrijke ruimtevragers. Om aan alle bedrijven ruimte te kunnen bieden moet een kwantitatief en kwalitatief gevarieerd aanbod aan bedrijfsterreinen worden ontwikkeld, waaronder op binnenstedelijke locaties. Hierbij worden de groene randen van de stad ontzien. Enschede kent door haar (industriële) geschiedenis van oudsher veel binnenstedelijke bedrijfslocaties, waaronder het plangebied "Hardick-Seckel". De laatste jaren is er echter veel bedrijvigheid uit de binnenstedelijke bedrijfsterreinen verdwenen. Dit is met name een gevolg van de grote vraag naar woningbouw en voorzieningen in de stad, waardoor de bedrijfsfuncties onder druk komen te staan. Daarnaast kiezen steeds meer bedrijven voor een locatie aan de rand van de stad, omdat ze daar meer ruimte hebben of omwille van milieuredenen. In de Toekomstvisie is aangegeven dat de druk op het buitengebied zo beperkt mogelijk moet zijn, daardoor neemt de druk op de ruimte in de bestaande stad toe. Daar waar mogelijk dient de bedrijvigheid dus in de bestaande stad te worden opgevangen. Ondermeer door actief te zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor bedrijvigheid in bestaand stedelijk gebied kan worden voorkomen dat er aan de rand van de stad extra ruimte nodig is om bedrijven te huisvesten. Dit is des te meer belangrijk omdat vrijkomende bedrijfsruimte (locaties, gebouwen) in het bestaand stedelijk gebied veelal dient als 'broedplaats' voor nieuwe startende bedrijvigheid en daarmee de structuur van de locale economie en de vitaliteit van zowel de wijk als de bestaande stad versterkt. De gemeente vindt het dan ook belangrijk dat er in het binnenstedelijk gebied voldoende ruimte blijft voor (startende) bedrijven. Om het verdwijnen van binnenstedelijke bedrijfslocaties actief te kunnen tegengaan en sturing te geven aan de ontwikkeling van nieuwe binnenstedelijke bedrijfslocaties is door de gemeenteraad van Enschede op 14 mei 2007 het Beleid Binnenstedelijke Bedrijventerreinen vastgesteld. Dit beleid komt in hoofdlijnen op het volgende neer:

  • In elke ruimtelijke afweging van functionele (her)ontwikkeling van een locatie de werkfunctie nadrukkelijk als optie mee te nemen;
  • Bij de afweging van de (her)ontwikkeling van een binnenstedelijk bedrijventerrein de werkfunctie als uitgangspunt te nemen;
  • De bestaande locatiescans in te zetten als afwegingskader, indien er van de betreffende locatie geen scan aanwezig is wordt deze alsnog opgesteld;
  • In elke ruimtelijke afweging van een locatie wordt het motto "inbreiding gaat voor uitbreiding" nadrukkelijk meegenomen;
  • De verankering van de werklocaties vindt plaats in de bestemmingsplannen.

Ruimtebehoefte bedrijventerreinen Enschede

Met de strategische beleidsprogramma’s ‘Economische Ontwikkeling’ en ‘Enschede werkt’ wordt het creëren van fysieke ruimte voor bedrijvigheid hoog op de agenda gezet. Hierbij geldt dat inbreiding boven uitbreiding gaat. Het gaat dan om herstructurering, binnenstedelijke terreinen, variatie in kavels/terreinen en om de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Hiermee volgen wij de SER-ladder (Nota Ruimte: voor bebouwing buiten de bebouwde kom fungeert de zogenoemde SER-ladder voor een selectief en doelmatig ruimtegebruik als leidraad). Ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid is nodig voor het uitvoeren van de Toekomstvisie. Passend binnen de doelstellingen ‘Faciliteren bedrijfsvestiging en -uitbreiding’ en ‘Ruimte voor doorgroeiers’ gaat de gemeente Enschede voor behoud van het bestaande en ruimte geven aan vernieuwing. Het uiteindelijke doel is dat er ruimte wordt geboden aan groei van bedrijven zodat er (nieuwe) arbeidsplaatsen ontstaan in de stad/regio. Uit een recent onderzoek van het Ruimtelijke Planbureau (2007) blijkt dat 94% van de verhuizende bedrijven verplaatsen binnen de regio en 75% binnen de gemeente. Belangrijker nog is dat een verhuisd bedrijf 1,5 tot 2 maal zo snel groeit in werkgelegenheid als een niet-verhuizend bedrijf. Voor de groei van de werkgelegenheid is een verhuisd bedrijf dus net zo belangrijk als een nieuwe bedrijfsvestiging. Om goed te kunnen inspelen op de vraag naar lokaties voor bedrijventerrein moet gezorgd worden voor voldoende (kwantitatief en kwalitatief) aanbod. In 2008 is door Ecorys BV voor de gemeente Enschede een herijking gedaan van vraag en aanbod van bedrijventerreinen op kwalitatieve en kwantitatieve aspecten. Ecorys BV heeft hiertoe een prognose opgesteld van de benodigde ruimte voor modern gemengde bedrijvigheid tot 2020. Uit deze prognose (“Kwaliteitsmatch vraag en aanbod bedrijventerreinen Enschede 2008”) blijkt in hoofdlijnen dat voor de periode tot 2020 een vraag van netto 112 hectare verwacht wordt. Vraag en aanbod zijn in kwalitatieve en kwantitatieve zin met elkaar geconfronteerd. Er van uitgaande dat alle harde en zachte plannen die er nu liggen door gaan (102 ha.), wordt in de periode tot 2020 een kwantitatief tekort van ca. 10 hectare verwacht. Op dit ogenblik wordt ingeschat dat de 10 hectare tekort kan worden ingevuld door o.a. maatregelen in het kader van zuinig grondgebruik, herstructurering (o.a. Hardick & Seckel terrein), regionale afstemming (o.a. grondprijsbeleid, planning), ontwikkeling van de Kop Marssteden en het zoeken van locaties in de stad (binnenstedelijke terreinen, functiemenging). De conclusies van de rapportage worden meegenomen in o.a. het Masterplan West, de RO-visie en bij de regionale afstemming van bedrijventerreinen.

3.3.6 Kantorennota

In oktober 2002 is door de gemeenteraad het kantorenbeleid van de gemeente Enschede vastgesteld. In de Kantorennota 2002–2010 staan randvoorwaarden voor een duidelijk en aansprekend kantorenbeleid.

Beleidsuitgangspunten kantorenbeleid

Het huidige beleid voor kantoren (zowel zakelijk als publiek) zet in op grootschalige kantoorontwikkeling op drie locaties, te weten:

  • 1. De Stationsomgeving (met de nadruk op publieke functies en kantoren met een baliefunctie);
  • 2. De Zuiderval (nadruk op zakelijke dienstverlening);
  • 3. Business & Science Park (met de nadruk op science ontwikkeling)

Voor de overige locaties in Enschede geldt dat kantoren in beperkte mate worden toegestaan om de ontwikkelingen niet concurrerend te laten zijn met de hiervoor genoemde formele kantorenlocaties. Voor kantoren aan Singels en uitvalswegen geldt een maximum van 350 m2bruto vloeroppervlak per gebouw (of 15-20 werkzame personen) en voor kantoren in de wijk, zonder geconcentreerde ontwikkeling, geldt de norm van 150 tot 200 m2 bruto vloeroppervlak per gebouw (of 5 tot 10 werkzame personen).


Kantorenbeleid in het plangebied "Hardick-Seckel"

Het plangebied "Hardick-Seckel" is geen formele kantorenlocatie. Grote kantoorontwikkelingen zijn hier dan ook niet toegestaan. Met uitzondering van het huidige in het plangebied aanwezige kantoor worden er in het bestemmingsplan geen nieuwe solitaire kantoren toegestaan. Wel zijn kleinschalige kantoren in de vorm van werken aan huis mogelijk. Voor bedrijven geldt dat maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak uit kantoorruimte mag bestaan, de rest dient te bestaan uit productieruimte en/of opslag cq magazijn (niet zijnde een kantoor).

3.3.7 Detailhandelsstructuurvisie

Op 14 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Enschede de Detailhandelsstructuurvisie vastgesteld. In deze visie wordt voor de toekomstige ruimtelijk-economische structuur van Enschede uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1. De binnenstad behouden en versterken als (Eu)regionaal recreatief winkelcentrum;
  • 2. Eigentijdse voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen evenwichtig verdelen op wijkniveau;
  • 3. Gericht bezochte (volumineuze) detailhandel met een bovenlokaal verzorgende functie zo veel mogelijk concentreren, met waar nodig afstemming op regionaal niveau.

In het plangebied "Hardick-Seckel" is detailhandel niet toegestaan. Het plangebied is namelijk een binnenstedelijk bedrijventerrein met daar omheen woningen. Op binnenstedelijke bedrijventerreinen is namelijk op grond van het gemeentelijk bedrijventerreinenbeleid geen detailhandel toegestaan.

3.3.8 Ontwikkelingskader Horeca

Het Ontwikkelingskadere Horeca 2005-2015 is op 11 juli 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. Het Ontwikkelingskader vormt het beleidskader voor een goede ruimtelijke en economische ontwikkeling van de horeca in Enschede. Het Ontwikkelingskader:

  • beschrijft op hoofdlijnen het toekomstige horecabeleid in de gemeente Enschede en geeft aldus aan waar de gemeente zich de komende jaren op richt als het gaat om het realiseren van ambities in de horeca;
  • zorgt voor inbedding van de bestaande horeca en biedt gemeente én ondernemers een toetsingskader voor nieuwe horecaontwikkelingen en -initiatieven;
  • dient als basis voor de uitwerking van bestemmingsplannen (input voor gemeentelijke bestemmingsplannen en toetsingskader voor de provincie).

In het Ontwikkelingskader zijn de volgende nadere keuzes verwerkt:

  • de versterking van de (binnen)stad als (Eu)regionaal uitgaanscentrum door aanwijzing van gebieden waar bestaande en nieuwe marktpartijen voldoende ruimte krijgen om een (ver)nieuw(end) horeca-aanbod te introduceren;
  • de bundeling van horecabedrijvigheid in een aantal krachtige clusters, waarbij planologisch onderscheid is aangebracht tussen horecaconcentratiegebied, horeca-ontwikkelingsgebied, horecaconsolidatiegebied en sterlocaties. Concreet krijgt de horeca de komende jaren ruimte voor ontwikkeling op de volgende locaties: Oude Markt e.o., Muziekkwartier, Van Heekplein, Roombeek en Boekelo/Rutbeek e.o.;
  • de beperking van mogelijke overlast voor aanpalende overige functies;
  • de verruiming van de openingstijden in het horecaconcentratiegebied en de overige binnenstad.

Horeca en het plangebied "Hardick-Seckel"

Het plangebied "Hardick-Seckel" behoort niet tot één van de in het Ontwikkelingskader genoemde clusters. Bedrijventerreinen vormen geen primaire vestigingslocatie voor horecagelegenheden. De situatie ter plaatse van het plangebed "Hardick-Seckel" geeft geen aanleiding van deze algemene beleidslijn af te wijken. In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich een passend aanbod wijk- en (deels) lokaalverzorgende horeca, ook ligt de binnenstad met haar omvangrijke horeca-aanbod op relatief korte afstand van het plangebied. Horeca, anders dan als onderdeel van de bedrijfsvoering van een bedrijf, is in het plangebied dan ook niet toegestaan.

3.3.9 Mobiliteitsplan

Het Mobiliteitsplan 2004-2015, vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede op 4 oktober 2004, geeft op hoofdlijnen aan wat de gemeente nastreeft met haar mobiliteitsbeleid. In dit beleidsplan staat weergegeven welke maatregelen nodig zijn om Enschede nu en in de toekomst bereikbaar te houden. Het Mobiliteitsplan 2004-2015 is een actualisatie van het Mobiliteitsplan 1996-2005. Op basis van het vorige Mobiliteitsplan zijn vele maatregelen getroffen. Onder invloed van veranderde maatschappelijke inzichten ten aanzien van mobiliteit is er sprake van enkele gewijzigde accenten in het geactualiseerde Mobiliteitsplan. Het hoofddoel van het Mobiliteitsplan 2004-2015 is het op peil houden van de bereikbaarheid van Enschede-West en Enschede-Centrum, beide als economische kerngebieden van Enschede, alsmede het op peil houden van de leefbaarheid in de verblijfsgebieden, zowel binnen de bebouwde kom als in het buitengebied. Centraal staat dat Enschede is gelegen aan de A35. Een goede doorstroming tussen deze stroomweg enerzijds en het westelijk stadsdeel en het centrum anderzijds is van groot belang. Ook de doorstroming op de singelring moet worden geoptimaliseerd. Naast investeringen in aanpassing van de auto-infrastructuur, maatregelen voor een betere benutting van bestaande infrastructuur en parkeermaatregelen, is ook het aanbieden van vervoersalternatieven voor de auto een belangrijk punt. Dit zou gerealiseerd moeten worden door het fietsroutenetwerk te vervolmaken en uit te breiden. Ook in de kwaliteit van het openbaar vervoer moet verder worden geinvesteerd door de doorstroomassen voor "Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)" uit te breiden en o.a. in te zetten op betrouwbare actuele reizigersinformatie en tariefexperimenten. Bij al deze maatregelen moet het begrip “Ketenbenadering” in gedachten worden gehouden, waarmee wordt bedoeld dat de diverse vervoersmodaliteiten elkaar in een verplaatsingsketen waar mogelijk moeten kunnen aanvullen (bijvoorbeeld P&R voorzieningen). Een ander belangrijk item is de verbetering van de leefbaarheid in woonbuurten door het verlagen van de snelheid van het autoverkeer en het ontmoedigen van sluipverkeer. Hierbij mag de bereikbaarheid van bedrijven en voorzieningen in de wijken en de doorstroming op de hoofdwegenstructuur niet uit het oog worden verloren. In het mobiliteitsbeleid speelt "Duurzaam Veilig" een belangrijke rol. Volgens dit principe moet rekening worden gehouden met de feilbare weggebruiker: door een goede ruimtelijke inrichting moet verkeersveilig gedrag automatisch worden opgeroepen.

3.3.10 Notitie Bomenbehoud Enschede

De bomen in Enschede bepalen in belangrijke mate de groene kwaliteit van de stad. Om deze kwaliteit in de toekomst te blijven waarborgen en te voorkomen dat beeldbepalende, monumentale en bijzondere bomen uit het stadsbeeld verdwijnen, verdienen deze bomen extra bescherming. In de notitie “Bomenbehoud Enschede”, op 9 september 2008 door burgemeester en wethouders van Enschede vastgesteld, worden de beschermingsmaatregelen nader uitgewerkt. Alleen een kapvergunningbeleid is niet voldoende om de groene kwaliteit in de stad te blijven waarborgen. Hiervoor zijn meer instrumenten nodig. Deze extra bescherming kan zowel in de vergunningverlenende sfeer, bij de toetsing van een kapvergunningaanvraag, als in een aantal aanvullende maatregelen. Voorbeelden van aanvullende maatregelen zijn het eerder in beeld brengen van bomen in projecten, door al in de ontwerpfase van de planontwikkeling de positie van bestaande bomen te markeren en deze in het ontwerp in te passen. Een andere mogelijkheid is de aanduiding van monumentale en specifieke bijzondere/waardevolle bomen in het bestemmingsplan. Ook kunnen beschermende maatregelen worden voorgeschreven in bestekken, indien in de nabijheid van bomen moet worden gewerkt. Het handhaven en sanctioneren, een actieve controle op illegale kap en beschadiging van bomen zal op een gestructureerde wijze worden aangepakt.

Beschermenswaardige bomen

Beschermenswaardige bomen zijn bomen, waarvan het beleid is om deze duurzaam in stand te houden, beeldbepalend zijn en optimaal hun functie (kunnen) vervullen. Deze bomen zijn op een bomenlijst geplaatst en zijn onder te verdelen in verschillende subcategorieën:

  • monumentale bomen; dit zijn bomen van unieke en zeer hoge waarde, de groene parels van Enschede.
  • structuur- en bijzondere/waardevolle bomen; dit zijn bomen die de openbare ruimte duidelijk ordenen, structuur en/of identiteit geven op stedelijke niveaus.
  • functionele bomen en boomgebieden; dit zijn bomen in parken (op stedelijk en buurtniveau), begraafplaatsen, landgoederen, aan te wijzen pleinen, houtsingels om industrieterreinen, bij sport- en speelgelegenheden en enkele bijzondere locaties.

Voor de bepaling of een boom monumentaal of waardevol is, wordt onderstaand een aantal toetsingscriteria gehanteerd, die ook landelijk worden gebruikt. Afhankelijk van aan welke criteria een boom voldoet, wordt deze als monumentaal of waardevol beschouwd.

Een boom is monumentaal wanneer voldaan wordt aan:

  • alle onderstaande basiscriteria én
  • criterium 1 alsmede één van de overige criteria binnen de specifieke criteria

Een boom is waardevol wanneer voldaan wordt aan:

  • alle onderstaande basiscriteria én
  • één van de specifieke criteria.

Basiscriteria:

  • 1. de geschatte leeftijd van de boom is bij voorkeur hoger dan die van de bomen in de omgeving. (deze regel geldt echter niet voor gedenkbomen en cultuurhistorisch waardevolle elementen), én
  • 2. de boom heeft een dusdanige habitus dat deze karakteristiek is voor de soort, of kan zich (gezien de plantomstandigheden) tot deze karakteristieke habitus ontwikkelen (dit geldt met name voor bomen met een ruimtelijke betekenis), én
  • 3. de boom moet niet in een onomkeerbare slechte conditie verkeren met andere woorden, volledig verval van de boom is niet binnen 10 jaar te verwachten.

Specifieke criteria:

  • 1. met betrekking tot de monumentale waarde:
    • a. de boom is van een in Enschede zeldzame soort, type of hoge leeftijdsklasse (minstens 80 jaar) of
    • b. de boom maakt deel uit van een monumentale omgeving of van een cultuurhistorisch waardevol(le) object(en) of
    • c. de boom is een gedenkboom ter gelegenheid van een belangrijke (maatschappelijke) gedenkwaardige gebeurtenis.
  • 2. met betrekking tot de ruimtelijke betekenis:
    • a. de boom is (beeld)bepalend voor het karakter van de omgeving of
    • b. de boom heeft een zeer speciale betekenis voor de wijk of buurt waarin deze staat, wordt algemeen als bijzonder, zeldzaam en mooi ervaren of;
    • c. de boom vormt een onderdeel van een geheel intact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in de stad of landschap zichtbaar maakt of
    • d. de boom is herkennings- /oriëntatiepunt.
  • 3. met betrekking tot de meer dan normale natuurlijke betekenis:
    • a. de boom is onderdeel van een biotoop van (in de omgeving van Enschede) schaars voorkomende planten- of diersoort of;
    • b. de boom is onderdeel van een ecologische verbindingsroute of kan in een totaal versteend gebied de functie van "stepping stone" vervullen.
  • 4. overige voorwaarden:
    • a. de boom heeft dendrologische waarde (het belang als genenreservoir van de betreffende soort, type, geslacht, variëteit, ras) of;
    • b. de boom is bijzonder door zijn habitus bijvoorbeeld door uitzonderlijke hoogte of dikte, snoeiwijze en dergelijke.

Met betrekking tot de beschermingsmaatregelen via een juridische regeling in het bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3 in het hoofdstuk over de Juridische planopzet.