direct naar inhoud van 3.5 Milieukwaliteitseisen
Plan: Gooiermars natuurgebieden
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.W007-VG01

3.5 Milieukwaliteitseisen

Beleid

In het gemeentelijk milieubeleid (Milieubeleidsplan 2003-2008) staat een integrale benadering van milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en verkeers- en vervoersbeleid centraal. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande milieukwaliteiten, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen (ruimtelijke ontwikkeling en milieu);
  • een duurzame ontwikkeling en betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ondernemers staat centraal (economische ontwikkeling en milieu);
  • de betrokkenheid van de burger (maatschappelijke ontwikkeling en milieu) .

Met name de eerste twee uitgangspunten zijn van belang bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Om te oordelen of het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de bestaande milieukwaliteit en voldoet aan de wettelijke normen die zijn vastgesteld in de milieuwetgeving, zijn de volgende milieukundige aspecten beoordeeld:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W007-VG01_0015.jpg"

Figuur 15 Plangebied

Bedrijven en milieuzonering

Wet milieubeheer
Het plangebied is een agrarisch gebied nabij woonwijk de Vijfhoek. De plannen voor natuurontwikkeling hebben geen betrekking op het oprichten van nieuwe (agrarische) bedrijven. Voor zover bekend zal de nieuwe natuur niet aangemerkt worden als 'Natura-2000 gebied' in de zin van de Natuurbeschermingwet 1998 of als 'Zeer voor verzuring gevoelig gebied' in de zin van de Wet ammoniak en veehouderij. Er worden met de plannen ook geen nieuwe geluidgevoelige functies toegevoegd. In die zin heeft deze ontwikkeling geen nadelige effecten op de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestaande (agrarische) bedrijven. De Wet milieubeheer is verder niet relevant.

Bodem
Voor het gebied is een bodemchemisch onderzoek Gooiermars uitgevoerd door B-Ware Research Centre. Het onderzoek is niet gelijk aan een onderzoek conform de NEN-5740 welke normaal voor ruimtelijke ontwikkeling (bij verdenking op bodemverontreiniging) en aanvragen omgevingsvergunning wordt uitgevoerd. Het onderzoek is gericht op aanwezigheid van macroparameters (fosfaa/stikstof). Deze parameters zijn van invloed op de mogelijke ontwikkelingen van het gebied en geven inzicht in de benodigde (verschralings)werkzaamheden. Op basis van dit onderzoek is er geen belemmering met betrekking tot de functiewijziging.

In de onderstaande kaart (Figuur 15) is aangegeven waar in het gebied sloten aanwezig waren. De verwachting is dat het merendeel van de sloten is gedempt met gebiedseigen grond. De gedempte sloten zijn niet verdacht voor de aanwezigheid van een ernstig geval van verontreiniging. In 2004/2005 zijn voor herinrichtingswerkzaamheden en benodigd grondverzet binnen het plangebied een aantal onderzoeken uitgevoerd. Hierbij is lokaal een matig tot sterk verhoogd gehalte aan arseen in de bovengrond aangetoond. Het arseen is naar verwachting van nature aanwezig. Verder zijn in de grond geen gehalten aangetoond boven de streefwaarden.

Dit betekent dat er vanuit bodemhygiënisch oogpunt geen belemmering is voor wijziging van de functie naar natuur en voor de functiewijziging geen onderzoek conform de NEN-5740 nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.W007-VG01_0016.jpg"

Figuur 16 : De donkerblauwe lijnen zijn de gedempte (voormalige) sloten

Geluid
De Wet geluidhinder richt zich op geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen. Het gaat daarbij om de woon- en leefomgeving. Daarom zijn de normen gericht op de gevelbelasting. De normen voor de geluidisolatie van een woning zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. De geluidseffecten van bedrijfsbestemmingen naar de woonomgeving maken deel uit van het onderdeel Bedrijven en milieuzonering

Deze planwijziging heeft geen betrekking op geluidgevoelige bestemmingen of bedrijfsmatige activiteiten. De Wet geluidhinder, Bouwbesluit en Bedrijven en Milieuzonering zijn voor dit plan daarom niet relevant.

Luchtkwaliteit
Van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving is ook de luchtkwaliteit. Normstelling hieromtrent is vastgelegd in de  Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • 4. er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • 5. een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • 6. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • 7. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL


Volgens de Regeling en het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) is vastgesteld dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

De verkeersintensiteit als gevolg van de planontwikkeling zullen naar verwachting afnemen, doordat de gronden minder intensief met landbouwvoertuigen bewerkt hoeven te worden. Deze ontwikkeling wordt dan ook niet als 'in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit beschouwd.

Los hiervan is de situatie beoordeeld in de gemeentelijke Verkeersmilieukaart, waarin de luchtkwaliteitgegevens van onderliggend wegennet is weergegeven. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied ruimschoots voldaan wordt aan de normstelling voor luchtkwaliteit.

Externe veiligheid
De regelgeving op het gebied van externe veiligheid beoogt een minimaal veiligheidsniveau te garanderen voor de burger voor wat betreft risico's van opslag en transport van gevaarlijke stoffen.

De natuurontwikkelingsplannen hebben geen betrekking op kwetsbare objecten of BEVI objecten. Externe veiligheid is niet relevant.

Ecologie
Vanuit het oogpunt van natuurwetgeving is de sinds 1 april 2002 van kracht zijnde Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 relevant. Deze wetten voorzien in de bescherming van planten, dieren en gebieden in geheel Nederland. Voor de natuurontwikkelingsplannen is ecologisch onderzoek uitgevoerd (Quickscan natuurwaarden
Natuurontwikkeling Gooiermars, Deventer, Fopma rapport 2012/39, datum 1 september 2012).


Natura 2000
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied “Uiterwaarden van de IJssel” dat ongeveer 5 kilometer westelijker ligt. De instandhoudingsdoelen van dit Natura 2000-gebied bevatten onder andere karakteristieke riviergebonden graslanden en karakteristieke zeldzame broedvogelsoorten. Voorgenomen maatregelen om de natuurwaarden in de Gooiermars te verbeteren zoals verschralen, uitmijnen, nabeweiding en ontgraving hebben, ook gezien de afstand, geen enkel negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van genoemde uiterwaarden van de IJssel.

Beschermd Natuurmonument
Het dichtstbijzijnde Beschermde Natuurmonument ligt ongeveer 3,3 kilometer ten noordwesten van de Gooiermars en betreft 't Oostermaet bij Lettele. De instandhoudingsdoeleinden van dit beschermd Natuurmonument bestaan uit de ontwikkeling van een bosweide, struwelen, schraal vochtig grasland en vochtige heide. Voorgenomen maatregelen om de natuurwaarden in de Gooiermars te verbeteren zoals verschralen, uitmijnen, nabeweiding en ontgraving hebben, ook gezien de afstand, geen enkel negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van 't Oostermaet.

Ecologische Hoofdstructuur
Het plangebied maakt in z'n geheel onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur van de provincie Overijssel (2011). Daarnaast grenzen andere delen van de Ecologische Hoofdstructuur (Traasterbos, De Bannink-zuid) aan de Gooiermars. De doelstellingen voor dit deel van de Ecologische Hoofdstructuur zijn de ontwikkeling en instandhouding van kwelafhankelijke natuur, vochtige en/of schrale graslanden, elzenbroekbos en botanisch waardevol akkerland. Voorgenomen maatregelen zoals verschralen, uitmijnen, nabeweiding en ontgraving dragen in belangrijke mate bij aan de instandhoudingsdoelstellingen van de Gooiermars.

Soortbescherming
Binnen het plangebied is een keur aan bijzondere en beschermde planten en dieren aanwezig. Slechts enkele van de belangrijkste hiervan worden genoemd.

Kenmerkend voor het gebied is de aanwezigheid van kwelindicatoren en moerasplanten als Naaldwaterbies, Paarbladig fonteinkruid, Moeraszegge, Kale jonker, Dotterbloem, Holpijp, Blauwe zegge, IJle zegge, Rietorchis, Gevlekte orchis etc. Het Kruipend moerasscherm, een uiterst zeldzame soort, komt in slootkanten in de Gooiermars regelmatig voor. Uit het verleden is de Ringslang bekend. De Kamsalamander komt nét buiten (200 meter afstand) het plangebied voor. Van de vissen is de Kleine modderkruiper en het Bermpje bekend. Van de bijzondere en beschermde zoogdieren zijn in het gebied Waterspitsmuis, Das, Bunzing, Steenmarter, Boommarter en diverse vleermuissoorten bekend. Bijzondere broedvogelsoorten zijn onder andere Wespendief, Boomvalk, Kleine bonte specht, Bosuil, Ransuil, Kerkuil, Steenuil en Glanskop. Dankzij de slootjes komen vele libellensoorten voor waaronder Tangpantserjuffer, Tengere pantserjuffer, Venwitsnuitlibel, Gevlekte witsnuitlibel, Tengere grasjuffer, Vuurlibel en Bandheidelibel.

Voorgenomen maatregelen om de natuurwaarden in de Gooiermars te verbeteren zoals verschralen, uitmijnen, nabeweiding en ontgraving hebben op termijn een positief effect op bovengenoemde belangrijke soorten. De maatregel “ontgraven” kan op de korte termijn echter een negatief effect op enkele soorten hebben. Daarom is ten behoeve van de voorgenomen maatregel “ontgraven” in de zomer van 2012 aanvullend onderzoek verricht naar flora en fauna op de desbetreffende percelen. Beschermde soorten, zoals de zwaar beschermde soort Kruipend moerasscherm, zijn daarbij ingetekend en worden ontzien bij de graafactiviteiten. Bijzondere en beschermde soorten worden aldus beschermd.