direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Combiplan Buitengebied Deventer 4
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P401-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in het buitengebied van de gemeente Deventer. Dit bestemmingsplan betreft een zogenaamd combiplan. In het combiplan worden diverse initiatieven in één bestemmingsplan gevat en planologisch geregeld. Hierna wordt kort op de betreffende ontwikkelingen per locatie ingegaan. In de planbeschrijving in hoofdstuk 2 wordt een uitgebreide beschrijving van de ontwikkelingen gegeven.

1.1.1 Ontwikkeling 1: Arkelsteijnweg 5, Bathmen, Koerkampsweg 3, Lettele, Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen bevindt zich een woonperceel. Op het woonperceel zijn diverse boerderijkamers en een schuur met caravanstalling aanwezig. Aan de voorzijde van de schuur met caravanstalling is een aanbouw gerealiseerd die vergund is als garage, maar die in gebruik is als boerderijkamer. Initiatiefnemers willen de niet vergunde boerderijkamer omvormen tot een reguliere woning.

Om de functiewijziging te verantwoorden, wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit (KGO). De ruimtelijke investeringen zien toe op het landschappelijk inpassen van het woonperceel en de sloop van circa 500 m² aan landschapsontsierende bebouwing op de locatie aan de Koerkampsweg 3 in Lettele.

Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Aan de Biesterveldsweg 7 te Schalkhaar bevindt zich een recreatiewoning. In het kader van de KGO-regeling is initiatiefnemer voornemens de recreatiebestemming om te zetten naar een woonbestemming en daarbij de woning te vergroten. De KGO-investering wordt verantwoord uit de sloop van bebouwing aan de Koerkampsweg 3 in Lettele. Daarnaast wordt op de locatie zelf de landschappelijke kwaliteit versterkt.

Koerkampsweg 3, Lettele

Aan de Koerkampsweg 3 in Lettele, bevindt zich een woonperceel waar circa 1.000 m² aan landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsbebouwing staat. Initiatiefnemer is voornemens deze bebouwing te slopen. De sloopmeters worden ingezet ten behoeve van de ontwikkelingen aan de Arkelsteijnweg 5 en de Biesterveldsweg 7.

Daarnaast wordt ter plaatse van dit woonperceel één karakteristieke schuur gerenoveerd en behouden als zijnde een bijgebouw bij de bestaande woning.

1.1.2 Ontwikkeling 2: Borgelinksweg 1, Lettele

Aan de Borgelinksweg 1 in Lettele, bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijfsperceel. De Coörporatie BuitenDelen (CBD) heeft dit agrarisch bedrijfsperceel inclusief circa 4 hectare grond gekocht. De CBD is voornemens ter plaatse huisvesting te bieden die aansluit bij de woonbehoefte van verschillende doelgroepen en huishoudens van verschillende samenstellingen, zoals senioren die lang zelfstandig willen blijven wonen en voor starters die graag willen wonen in het buitengebied. Kortom, het voornemen is om het agrarisch bedrijfsperceel te transformeren tot een woonerf met meerdere woningen.

Ten behoeve van de transformatie wordt de bestaande karakteristieke boerderij en bijbehorende stal behouden en getransformeerd naar twee wooneenheden (dit is in overeenstemming met de splitsingsregeling zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan). De genoemde stal zal dienstdoen als gemeenschappelijke ruimte. Hierin worden maximaal twee logeerkamers en een gezamenlijke woonkeuken voorzien.

Daarnaast wordt ter plaatse een oppervlak van 1.542 m² aan voormalige agrarische bebouwing en een oppervlak van 1.642 m² aan asbestdaken gesloopt en gesaneerd. Ook alle ondienstige erfverharding en een paardenbak wordt verwijderd.

Met toepassing van de regeling Kansen uit Buiten kan de sloop gecompenseerd worden met twee bouwkavels voor het realiseren van woningen met een inhoud van maximaal 750 m³ per woning en maximaal 100 m² aan bijgebouwen per woning. Door per compensatiewoning en bij de hiervoor te splitsen bestaande boerderij een kleiner oppervlak aan bijgebouwen te bouwen, is doormiddel van een maatwerkoplossing verantwoord dat ter plaatse compensatiewoningen met een grotere inhoud mogen worden gebouwd. De ruimere compensatiewoningen worden daarnaast opgesplitst in meerdere (kleinere) wooneenheden. Hierdoor ontstaan er al met al zes wooneenheden in twee te realiseren woongebouwen.

Samenvattend ziet het voornemen toe op het volgende:

  • 1. De sloop en sanering van 1.542 m² aan bebouwing en 1.642 m² aan asbestdaken, alsmede ondienstige erfverharnding;
  • 2. Het behoud van de bestaande boerderij met aangebouwde stal en de splitsing hiervan in twee wooneenheden;
  • 3. De bouw van één woongebouw met vier wooneenheden;
  • 4. De bouw van één woongebouw met twee wooneenheden;
  • 5. De bouw van twee gezamenlijke bijgebouwen met een totaal oppervlak van 210 m².

Daarnaast wordt het nieuwe gezamenlijke woonerf op passende wijze landschappelijk ingepast en worden er voorzieningen getroffen ten behoeve van natuurinclusief bouwen.

1.1.3 Ontwikkeling 3: Oerdijk ong., Lettele

Aan de Oerdijk nabij nummer 184 in Lettele, bevinden zich twee weilanden. De betreffende weilanden staan kadastraal bekend als de percelen in sectie E met nummers 3286 en 3368. De betreffende percelen zijn op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening', grotendeels voorzien van de bestemming 'Natuur'. Deze bestemming is abusievelijk ter plaatse opgenomen. De gronden zijn sinds jaar en dag in gebruik als agrarische cultuurgrond. Initiatiefnemers zijn daarom voornemens de planologische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Dit houdt in dat de genoemde percelen een agrarische bestemming dienen te krijgen.

1.1.4 Ontwikkeling 4: Schapenzandweg 13, Diepenveen

Ter plaatse van de Schapenzandweg 13 in Diepenveen bevindt zich een woonperceel met een karakteristieke boerderij. Initiatiefnemers zijn voornemens de karakteristieke boerderij te splitsen in twee wooneenheden. Het plan is in lijn met een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Schapenzandweg 13”.

Bij de woning die ontstaat door de woningsplitsing, is initiatiefnemer voornemens een bijgebouw van 100 m² te realiseren. Daarnaast wordt het gehele woonperceel met de twee woningen landschappelijk ingepast in de omgeving.

1.1.5 Resumé

De hiervoor genoemde voorgenomen ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. In paragraaf 1.4 wordt hier nader op ingegaan. Gelet op het vorenstaande is een bestemmingsplanherziening vereist

Om voornoemde ontwikkeling planologisch mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan "Combiplan Buitengebied Deventer 4" voorziet hierin. In deze toelichting wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkelingen in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied omvat vier ontwikkelingen waarbij zes locaties zijn betrokken, namelijk:

  • 1. Arkelsteijnweg 5, Bathmen (ontwikkeling 1);
  • 2. Biesterveldsweg 7, Schalkhaar (ontwikkeling 1);
  • 3. Koerkampsweg 3, Lettele (ontwikkeling 1);
  • 4. Borgelinksweg 1, Lettele (ontwikkeling 2);
  • 5. Oerdijk ong., Lettele (ontwikkeling 3);
  • 6. Schapenzandweg 13, Diepenveen (ontwikkeling 4).

Alle locatie liggen in het buitengebied van de gemeente Deventer. Voor de exacte begrenzing van de betreffende deelgebieden, wordt verwezen naar de verbeeldingen behorende bij dit bestemmingsplan.

1.3 Geldend bestemmingsplan

1.3.1 Algemeen

De diverse locaties binnen het plangebied liggen, op de locatie aan de Schapenzandweg 13 te Diepenveen na, allemaal binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 1 maart 2017.

De locatie aan de Schapenzandweg 13 ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Schapenzandweg 13' (vastgesteld op 22 april 2015).

Daarnaast liggen alle locaties binnen het bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeereisen' dat is vastgesteld op 11 april 2018. Dit bestemmingsplan ziet uitsluitend toe op de planologische verankering van parkeernormen waaraan (nieuwe) ontwikkelingen aan moeten voldoen.

Tot slot gelden de bestemmingsplannen 'Paraplu herziening standplaatsen en warenmarkten' (vastgesteld op 30 januari 2013), 'Parapluherziening Kleinschalige Kinderopvang' (vastgesteld op 22 juni 2016) en 'Parapluherziening particuliere zonnepanelen Buitengebied' (vastgesteld op 7 juli 2021, nog niet onherroepelijk). Betreffende plannen zijn niet direct relevant gelet op de beoogde ontwikkelingen en worden daarom niet uitgebreid beschouwd. Wel zijn eventuele regelingen die van toepassing zijn op de betreffende locaties doorvertaald in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

In de volgende paragraaf wordt per locatie nader ingegaan op het planologisch regime.

1.3.2 Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen voorzien van de bestemming 'Wonen' met bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing'.

Daarnaast zijn de gronden deels voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Ook zijn de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' van toepassing.

In afbeelding 1.1 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Uitsnede geldende bestemmingsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Doordat binnen de woonbestemming slechts één woning is toegestaan, is de ter plaatse voorgenomen toevoeging van één woning binnen de bestaande bebouwing niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.

1.3.3 Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar voorzien van de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Natuur'. Binnen de recreatiebestemming is een bouwvlak en de functieaanduiding 'recreatiewoning' opgenomen.

De locatie is daarnaast voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waterstaat - Intrekgebied'. Tevens zijn de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' opgenomen.

In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0002.png"

Afbeelding 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Het voornemen ter plaatse ziet toe op de functiewijziging van de recreatiewoning naar een reguliere woning. Het bewonen van de recreatiewoningen als reguliere woning is in strijd met het bestemmingsplan. Daarnaast wordt de woning uitgebreid op gronden met de bestemming 'Natuur'. De voorgenomen ontwikkeling is daarom niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.

1.3.4 Koerkampsweg 3, Lettele

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Koerkampsweg 3 in Lettele voorzien van de bestemming 'Wonen'. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn een bouwvlak en de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing', 'aaneengebouwd', 'karakteristiek' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden (2)' opgenomen.

Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

In afbeelding 1.3 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0003.png"

Afbeelding 1.3 Uitsnede geldende bestemmingsplan Koerkampsweg 3, Lettele (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Ter plaatse van deze locatie dient de bestemming niet te worden gewijzigd. Ter plaatse wordt uitsluitend bebouwing gesloopt en wordt één schuur hersteld tot een bijgebouw bij de bestaande woningen. Binnen voorliggend bestemmingsplan dient voor deze locatie uitsluitend te worden gewaarborgd dat de te slopen bebouwing in oppervlak niet terug gebouwd kan worden.

1.3.5 Borgelinksweg 1, Lettele

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Borgelinksweg 1 in Lettele, voorzien van de bestemming 'Agrarische met waarden - Landschapswaarden'. Binnen deze bestemming is grotendeels een bouwvlak met de aanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'karakteristiek' opgenomen.

Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

In afbeelding 1.4 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0004.png"

Afbeelding 1.4 Uitsnede geldende bestemmingsplan Borgelinksweg 1, Lettele (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Het voornemen ziet toe op de transformatie van deze locatie tot een woongebied met in totaal acht wooneenheden. Zowel de gebruiks- als bouwmogelijkheden ter plaatse zijn niet toereikend om het voornemen mogelijk te maken. De voorgenomen ontwikkeling is daarom niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.

1.3.6 Oerdijk ong., Lettele

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Deventer, 1e herziening' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Oerdijk in Lettele voorzien van de bestemming 'Natuur'.

Daarnaast geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

In afbeelding 1.5 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0005.png"

Afbeelding 1.5 Uitsnede geldende bestemmingsplan Oerdijk, Lettele (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Het voorgenomen gebruik van de gronden met de bestemming 'Natuur' ten behoeve van agrarische doeleinden, is niet toegestaan. Het voorgenomen (en feitelijke) gebruik is daarmee niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan.

1.3.7 Schapenzandweg 13, Diepenveen

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Schapenzandweg 13' zijn de gronden ter plaatse van de locatie aan de Schapenzandweg 13 in Diepenveen voorzien van de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen. Tevens zijn de aanduidingen 'karakteristiek', 'bijgebouwen' en 'maximum bebouwd oppervlak (250 m²)' opgenomen.

In afbeelding 1.6 is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven, waarin de locatie is aangegeven met de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0006.png"

Afbeelding 1.6 Uitsnede geldende bestemmingsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Doordat binnen de woonbestemming (en bouwvlak) uitsluitend één woning is toegestaan, is de voorgenomen woningsplitsing niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Daarnaast wordt met de voorgenomen bouw van een extra bijgebouw van 100 m², het ter plaatse toegestane maximum oppervlak van 250 m² aan bijgebouwen eveneens overschreden.

1.3.8 Resumé

De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke ontwikkelingen passen om diverse redenen niet binnen de bestaande planologische kaders.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in het gewenste juridisch-planologisch kader op basis waarvan de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het beleidskader opgenomen dat van toepassing is op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden, zoals milieuaspecten en waterhuishouding. In hoofdstuk 5 worden de planopzet en juridische aspecten nader toegelicht. In dat hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd, juridisch wordt geregeld. Er wordt beschreven hoe de verbeelding en de planregels zijn opgebouwd en welke bestemmingen er in het plan voorkomen. Ook wordt in dit hoofdstuk aangegeven hoe de planregels moeten worden geïnterpreteerd en worden deze uitgelegd. Tevens wordt ingegaan op handhaving. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving huidige en toekomstige situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt per ontwikkeling en de daarbij betrokken locatie(s), ingegaan op de huidige en gewenste situatie. Alle ontwikkelingen worden separaat behandeld.

2.2 Beschrijving huidige en gewenste situatie per deelgebied

2.2.1 Ontwikkeling 1: Arkelsteijnweg 5, Bathmen, Biesterveldsweg 7, Schalkhaar, Koerkampsweg 3, Lettele,
2.2.1.1 Arkelsteijnweg 5, Bathmen
2.2.1.1.1 Huidige situatie

De locatie Arkelsteijnweg 5 in Bathmen ligt op circa 3,7 kilometer ten oosten van de kern Bathmen, in het buitengebied van Deventer. De functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit verspreid gelegen woonerven en agrarische bedrijfspercelen.

De bebouwing binnen het plangebied bestaat uit de bestaande woning met twee bijgebouwen. Het bijgebouw dat direct ten westen van de woning staat, is in gebruik ten behoeve van twee boerderijkamers. Deze recreatievoorziening staat ook wel bekend als 'Klein Arkelsteijn'. Het grotere bijgebouw dat nog verder in westelijke richting op het woonperceel staat, betreft een schuur dat wordt gebruikt als caravanstalling en ten behoeve van één boerderijkamer. Dit betreft een niet vergunde boerderijkamer. Het perceel wordt aan de zuidzijde ontsloten op de Arkelsteijnweg.

In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van het plangebied (rode omlijning) opgenomen. Vervolgens is in afbeelding 2.2 een straatbeeld van de locatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0007.png"

Afbeelding 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: PDOK)

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0008.png"

Afbeelding 2.2 Straatbeeld plangebied (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

2.2.1.1.2 Gewenste situatie

Het voornemen ter plaatse van de Arkelsteijnweg 5 ziet toe op de functiewijziging van de boerderijkamer in het meest westelijk gelegen bijgebouw, tot een reguliere woning. Om deze toevoeging van een woning te verantwoorden, wordt aan de Koerkampsweg 3 in Lettele (zie paragraaf 2.2.1.3) 500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Daarnaast worden er kwalitatieve investeringen gepleegd door het woonperceel landschappelijk in te passen in het buitengebied. Hiertoe is door GroenAdviesbureau H.A. ten Have een erfinrichtingsplan opgesteld. De toelichting op het erfinrichtingsplan, alsmede het erfinrichtingsplan zelf, zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 1 en 2 bij deze toelichting.

In afbeelding 2.3 is een uitsnede van het erfinrichtingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0009.png"

Afbeelding 2.3 Erfinrichtingsplan Arkelsteijnweg 5, Bathmen (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

Ter duiding van de verbouwwerkzaamheden die plaatsvinden om de voorgenomen woning te realiseren, is in afbeelding 2.4 een plattegrond van de betreffende schuur in de bestaande en de gewenste situatie opgenomen. Hierin is ook zichtbaar dat de bebouwing met circa 10 m² wordt vergroot ten behoeve van de functiewijziging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0010.png"

Afbeelding 2.4 Bestaande en gewenste situatie te transformeren schuur (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

2.2.1.2 Biesterveldsweg 7, Schalkhaar
2.2.1.2.1 Huidige situatie

De locatie Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar ligt op circa 2,7 kilometer ten noordoosten van de kern Schalkhaar, in het buitengebied van Deventer. De functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit verspreid gelegen woonerven, (agrarische) bedrijfspercelen en percelen ten behoeve van recreatieve doeleinden.

Het plangebied betreft grotendeels een perceel ten behoeve van recreatieve doeleinden. De recreatiewoning dat binnen het plangebied staat, mag op basis van persoonsgebonden gedoogbeschikking tevens permanent worden bewoond. De (recreatie)woning heeft een inhoud van 278 m³. Voor het overige is het plangebied ingericht ten behoeve van natuur en als erf behorende bij de (recreatie)woning. Het perceel is aan de oostzijde ontsloten op de Biesterveldsweg.

In afbeelding 2.5 is een luchtfoto van het plangebied (rode omlijning) opgenomen. Vervolgens is in afbeelding 2.6 een foto van de recreatiewoning opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0011.png"

Afbeelding 2.5 Luchtfoto plangebied (Bron: PDOK)

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0012.png"

Afbeelding 2.6 Foto bestaande recreatiewoning (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

2.2.1.2.2 Gewenste situatie

Het voornemen ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 ziet toe op de functiewijziging van de recreatiewoning naar een reguliere woning (zonder dat dit enkel op basis van een persoonsgebonden gedoogbeschikking is toegestaan).

Zoals aangegeven heeft de bestaande woning een inhoud van 278 m³. Het plan is om de woning aan de zuidzijde te vergroten, met een slaapkamer en badkamer, naar 403 m³ en bij de woning aan de noordzijde een bijgebouw te realiseren met een oppervlakte van 65 m². De inhoud van het bijgebouw inclusief het tussenlid bedraagt 193 m³. De totale inhoud van de woning en het bijgebouw bedraagt in de nieuwe situatie 596 m³.

De voorgenomen functiewijziging en uitbreiding van de woning worden verantwoord door gebruik te maken van de KGO-regeling. De kwalitatieve investeringen worden gedaan door sloopmeters van de locatie aan de Koerkampsweg 3 in Lettele in te zetten (zie paragraaf 2.2.1.3).

Naast het vorenstaande wordt ter plaatse van de locatie zelf de ruimtelijke kwaliteit verstrekt. Op de locatie zelf worden een hondenkennel en kippenhok gesloopt, worden Lauriestruiken weggehaald en worden de bestaande bosranden versterkt met de aanplant van 600 m² inheemse struiken. Hiertoe is door GroenAdviesbureau H.A. ten Have een erfinrichtingsplan opgesteld. De toelichting op het erfinrichtingsplan, alsmede het erfinrichtingsplan zelf, zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 3 en 4 bij deze toelichting.

In afbeelding 2.7 is een uitsnede van het erfinrichtingsplan opgenomen. Met de rode vlakken is de te slopen hondenkennel en het kippenhok aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0013.png"

Afbeelding 2.7 Erfinrichtingsplan Biesterveldsweg 7, Schalkhaar (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

2.2.1.3 Koerkampsweg 3, Lettele
2.2.1.3.1 Huidige situatie

De locatie aan de Koerkampsweg 3 in Lettele ligt op circa 900 meter ten noordwesten van de kern Lettele, in het buitengebied van Deventer. De functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit verspreid gelegen woonerven en (agrarische) bedrijfspercelen.

Het plangebied betreft een woonperceel waar een oppervlak van circa 1.200 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is. Ter plaatse van de aanwezige woning is sprake van een inwoonsituatie. Het perceel is aan de oostzijde ontsloten op de Koerkampsweg.

In afbeelding 2.8 is een luchtfoto van het plangebied (rode omlijning) opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0014.png"

Afbeelding 2.8 Luchtfoto plangebied (Bron: PDOK)

2.2.1.3.2 Gewenste situatie

Ter plaatse van de Koerkampsweg 3 in Lettele wordt ruim 1.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. De sloopmeters worden ingezet ten behoeve van de ontwikkelingen aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen en de Biesterveldsweg 7 in Schalkaar (zoals in de voorgaande subparagrafen zijn beschreven).

Naast de sloop van de hiervoor genoemde bebouwing, wordt één van de schuren ontdaan van asbest en gerenoveerd tot een bijgebouw bij de bestaande woning (met inwoning). De te behouden schuur heeft een oppervlak van 159 m².

In afbeelding 2.9 is weergegeven welke bebouwing wordt gesloopt (rood) en welke bebouwing wordt gerenoveerd (oranje). In afbeelding 2.10 zijn tekeningen van de te renoveren schuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0015.png"

Afbeelding 2.9 Te slopen en te behouden bebouwing (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0016.png"

Afbeelding 2.10 Tekeningen te renoveren schuur (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

Tot slot wordt deze locatie landschappelijk ingepast. Dit bestaat met name uit het aanleggen van zoomvegetatie langs de bosrand. Voor het overige betreft het met name behoudt van reeds aanwezige landschapselementen. Het vorenstaande is door GroenAdviesbureau H.A. ten Have verbeeld in een erfinrichtingsplan. Het inrichtingsplan is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting.

2.2.2 Ontwikkeling 2: Borgelinksweg 1, Lettele

Ter plaatse van de Borgelinksweg 1 in Lettele is initiatiefnemer voornemens het voormalige agrarische bedrijfsperceel te transformeren naar een woonlocatie voor senioren en jongeren die graag in het buitengebied willen wonen. Dit geschiedt conform het zogenaamde erfdelen concept.

Het concept 'erfdelen' ziet toe op het kunnen bieden van huisvesting in het buitengebied, dat aansluit op de woonbehoefte van verschillende doelgroepen en huishoudens van verschillende samenstelling, zoals senioren die lang zelfstandig willen blijven wonen en voor starters die graag willen wonen in het buitengebied.

De erfdelers willen in goed 'noaberschap' actief wonen op een erf en woonfuncties met elkaar delen. Ook regelen de erfdelers het beheer en onderhoud van een gezamenlijk erf, cultuurgrond en organiseren de erfdelers samen zaken als vervoer en energievoorziening.

De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit grofweg twee onderdelen. Enerzijds wordt de ter plaatse aanwezige bestaande karakteristieke bedrijfswoning gesplitst in twee wooneenheden, anderzijds wordt de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en worden ter compensatie hiervan woningen gebouwd.

Splitsing karakteristieke woning

De bestaande karakteristieke woning wordt behouden en gesplitst in twee wooneenheden. De splitsing geschied conform de in het geldende bestemmingsplan opgenomen splitsingsregeling (artikel 49.1 van het geldende bestemmingsplan).

Aan de noordzijde, aan de woning, bevindt zich een karakteristieke stal met een oppervlak van 106 m². Deze wordt behouden en verbouwd ten behoeve van een gemeenschappelijk bijgebouw. In afbeelding 2.11 zijn de gevelaanzichten van de gewenste situatie ter plaatse van de bestaande woning opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0017.png"

Afbeelding 2.11 Gevelaanzichten te verbouwen/splitsen woning (Bron: Marten)

Sloop bebouwing en bouw compensatiewoningen

In het kader van het voornemen wordt de overige ter plaatse aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Al met al wordt circa 1.542 m² aan asbesthoudende bebouwing gesloopt. Het oppervlak aan te saneren asbestdaken bedraagt circa 1.642 m². Naast de vorenstaande sloop wordt tevens ondienstige erfverharding en een paardenbak gesaneerd. In afbeelding 2.12 is de sloop- en saneringsopgave weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0018.png"

Afbeelding 2.12 Te slopen bebouwing Borgelinksweg 1, Lettele (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

Met toepassing van de regeling 'Kansen uit Buiten' kan de sloop gecompenseerd worden met twee bouwkavels voor het realiseren van woningen met een inhoud van maximaal 750 m³ per woning en een oppervlak van 100 m² aan bijgebouwen per woning. Door de splitsing van de boerderij in twee wooneenheden en twee toegevoegde rood voor rood woningen mag er 400 m² (4x100 m²) bijgebouwen worden gebouwd. In voorliggend geval wordt er echter voor gekozen om een kleiner oppervlak aan bijgebouwen ter plaatse te realiseren. Het voornemen ziet namelijk toe op de bouw van twee bijgebouwen (voor gezamenlijk gebruik) met een totaal oppervlak van 216 m². Door minder oppervlak aan bijgebouwen te realiseren, wordt een groter bouwvolume voor de compensatiewoningen gerealiseerd.

De te realiseren woningen krijgen hiermee een inhoudsmaat van 778 m³ en 1.534 m³. In de woningen worden meerdere wooneenheden gerealiseerd, om zodoende betaalbare woningen passend bij de doelgroep (jongeren en senioren) te kunnen realiseren. Binnen de hiervoor genoemde bouwvolumes van de woningen, worden twee wooneenheden in het bouwvolume van 778 m³ gerealiseerd. In het bouwvolume van 1.534 m³ worden vier wooneenheden voorzien.

Samenvattend wordt:

  • 1.542 m² aan bebouwing gesloopt;
  • 216 m² aan bijgebouwen gerealiseerd (in de vorm van een steltenberg en een kapschuur);
  • een woongebouw met een inhoudsmaat van 778 m³ met twee wooneenheden gerealiseerd;
  • een woongebouw met een inhoudsmaat van 1.534 m³ met vier wooneenheden gerealiseerd.

Erfinrichtingsplan

Naast de sloop van de hiervoor genomen landschapsontsierende bebouwing, wordt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse tevens versterkt door te investeren in landschapsmaatregelen die ervoor zorgen dat het nieuwe (gedeelde) woonerf wordt ingepast in het landschap. Hiertoe is door GroenAdviesbureau H.A. ten Have een erfinrichtingsplan opgesteld. De toelichting op het erfinrichtingsplan, alsmede het erfinrichtingsplan zelf, zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 6 en 7 bij deze toelichting. In de toelichting op het erfinrichtingsplan wordt eveneens ingegaan op de maatregelen die worden getroffen ten aanzien van natuurinclusief bouwen.

In afbeelding 2.13 is een uitsnede van het erfinrichtingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0019.png"

Afbeelding 2.13 Erfinrichtingsplan Borgelinksweg 1, Lettele (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

Een opvallend onderdeel van de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit, is dat ter plaatse (naast de basisinspanningen op en om het erf) tevens wordt aangesloten op het projectplan van het waterschap WDODelta. Het waterschap is ten zuiden van dit deelgebied voornemens een slenk aan te leggen. In overleg met het waterschap is het plan opgevat om in de nabijheid van deze slenk een plas-draszone aan te leggen. In deze plas-draszone wordt tevens een kikkerpoel aangelegd. Het één en ander draagt bij aan de biodiversiteit ter plaatse.

Daarnaast liep door dit deelgebied oorspronkelijk een landweggetje. Aan de noordzijde van het erf is deze structuur nog herkenbaar. In de huidige situatie is deze zandweg doodlopend en niet toegankelijk voor wandelaars. Onderdeel van het voornemen wordt de route op gepaste afstand aan de westzijde van de woningen hersteld. Zodoende wordt een bijdrage geleverd aan het regionale wandelnetwerk. In bijlage 7 is de wandelroute tevens zichtbaar opgenomen.

Beeldkwaliteit

Om ter plaatse van het nieuwe gedeelde woonerf een bepaalde beeldkwaliteit mogelijk te maken, is door Marten Ontwerp een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het volledige beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 8 bij deze toelichting. Hierna wordt in het kort ingegaan op het beeldkwaliteitsplan.

In het kort worden in het beeldkwaliteitsplan maatregelen genoemd om de uitstraling van de bestaande boerderij volledig te kunnen handhaven. Aan de gevels worden ondergeschikte aanpassingen gedaan, die ervoor zorgen dat de bebouwing ook ten behoeve van twee woningen kan worden gebruikt.

De nieuwe bebouwing op het erf moeten daarnaast het karakter van de boerderij versterken. Dit impliceert dat deze ingetogen en rustig vormgegeven en gematerialiseerd moeten worden.

De twee te realiseren woongebouwen dienen qua vormgeving en materialisering ondergeschikt te zijn aan de bestaande boerderij. De typologie welke daar het best bij past is die van een schuurwoning. In afbeelding 2.14 zijn impressies van de te realiseren woongebouwen opgenomen. De nieuwe woningen zullen naar de erfzijde zo veel mogelijk gesloten moeten aanvoelen. Naar de buitenzijde van het erf kan de woning zich meer openen. Ondanks dat de woonbeleving aan buitenzijde van het erf zit is het waardevol de woning vanaf grote afstand te laten voelen als een schuur. Dit kan onder andere door het toepassen van lamellen/schuifpanelen en dergelijke.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0020.png"

Afbeelding 2.14 Impressies te realiseren woongebouwen (Bron: Marten)

Eén van de voorgenomen te bouwen bijgebouwen, wordt in de vorm van een steltenberg gebouwd. Een steltenberg is een gebouw wat kenmerkend is voor een boerenerf. Qua materiaalgebruik moet de steltenberg verwijzen naar een originele steltenberg zoals deze “vroeger” gebouwd werden. Een steltenberg bestaat uit een vier roedige hooiberg voorzien van een rieten kap. Aan drie zijden om de hooiberg heen worden uitbouwen geplaatst. Deze uitbouwen hebben een relatief vlak pannendak en zijn gemaakt van met hout beklede gevels. In afbeelding 2.15 zijn referentiebeelden van een steltenberg opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0021.png"

Afbeelding 2.15 Referentiebeelden steltenberg (Bron: Marten)

Voor het stallen van fietsen en dergelijke komt er een gezamenlijk schuurtje. In deze schuur worden mogelijke ook de gezamenlijke energievoorzieningen ondergebracht. Dit gebouw moet letterlijk als een schuurtje voelen.

2.2.3 Ontwikkeling 3: Oerdijk ong., Lettele
2.2.3.1 Huidige en gewenste situatie

Zoals reeds beschreven is ter plaatse van het plandeel aan de Oerdijk in Lettele de gronden abusievelijk voorzien van een natuurbestemming. Dit terwijl de gronden sinds jaar en dag in gebruik zijn als agrarische cultuurgrond. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het herstellen van de bestemming ter plaatse. Doordat het slechts een herstel betreft, wordt hier verder niet uitgebreid ingegaan op de huidige en gewenste situatie.

In afbeelding 2.16 is de locatie door middel van een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0022.png"

Afbeelding 2.16 Luchtfoto plangebied (Bron: PDOK)

2.2.4 Ontwikkeling 4: Schapenzandweg 13, Diepenveen
2.2.4.1 Huidige situatie

De locatie Schapenzandweg 13 in Diepenveen ligt op circa 300 meter ten westen van de kern Diepenveen, in het buitengebied van Deventer. De functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit verspreid gelegen woonerven, (agrarische) bedrijfspercelen en percelen ten behoeve van recreatieve doeleinden.

Het plangebied betreft een woonperceel met een karakteristieke woning en twee bijgebouwen. Op het erf worden door de eigenaar hobbymatig paarden gehouden. Voor het overige is het plangebied ingericht als erf en tuin bij de woning.

In afbeelding 2.17 is een luchtfoto van het plangebied (rode omlijning) opgenomen. Vervolgens is in afbeelding 2.18 een straatbeeld van de locatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0023.png"

Afbeelding 2.17 Luchtfoto plangebied (Bron: PDOK)

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0024.png"

Afbeelding 2.18 Foto bestaande boerderij (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

2.2.4.2 Gewenste situatie

Het voornemen is om ter plaatse van de Schapenzandweg 13 te Diepenveen de bestaande woning te splitsen in twee wooneenheden. Doordat de woning is aangeduid als 'karakteristiek', is dit in overeenstemming met een in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Hier wordt in paragraaf 3.4 nader aan getoetst.

Bij de bestaande woning is reeds sprake van een oppervlak van 250 m² aan bijgebouwen. Dit is onder de zogenaamde 'hobbyboer regeling' toegestaan. Dit houdt in dat (een deel van) de bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van het beheer en onderhoud van de omliggende gronden.

Naast de bestaande bijgebouwen is het wenselijk om bij de nieuwe woning een bijgebouw te realiseren van 100 m². De beoogde locatie van het nieuwe bijgebouw is in lijn met de reeds bestaande bijgebouw ten noorden van de woning. De beoogde uitstraling en kwaliteit is vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 9 bij deze toelichting.

Om de woningsplitsing te verantwoorden, dient onder andere te worden geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Dit gebeurt in dit geval door het sanering van ondienstige erfverharding (doordat ook gestopt wordt met het hobbymatig houden van paarden) en de landschappelijke inpassing van het woonperceel. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing, is door GroenAdviesbureau H.A. ten Have een erfinrichtingsplan opgesteld. De toelichting op het erfinrichtingsplan, alsmede het erfinrichtingsplan zelf, zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 10 en 11 bij deze toelichting.

In afbeelding 2.19 is een uitsnede van het erfinrichtingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0025.png"

Afbeelding 2.19 Erfinrichtingsplan Schapenzandweg 13, Diepenveen (Bron: GroenAdviesbureau H.A. ten Have)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan relevante Europese-, rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
3.2.1.1 Algemeen

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

3.2.1.2 Vier prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.

  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's

Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.

  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zetten we in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

3.2.1.3 Afwegingsprincipes

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies. In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal. Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten komst gaat van die van toekomstige generaties.
3.2.1.4 Toetsing van het initiatief aan de NOVI

In voorliggend geval is sprake van diverse kleinschalige ontwikkelingen waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI.

Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden, aangevuld met diverse wijzigingen, waaronder de wijziging van 18 mei 2016 voor de Grote Rivieren. In het Barro, beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Voor Deventer kan het om de volgende belangen gaan:

  • a. Rijksvaarwegen;
  • b. Grote rivieren,
  • c. Defensie,
  • d. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen,
  • e. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen,
  • f. Natuurnetwerk Nederland;
  • g. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.

Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Toetsing van het voornemen

In het plangebied zijn geen onderwerpen uit het Barro van toepassing waar rekening mee moet worden gehouden in onderhavig bestemmingsplan. De voorgenomen ontwikkelingen zijn in overeenstemming met de regels binnen het Barro en het plangebied is niet gelegen in een beperkingsgebied.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

In de SVIR (voorganger NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling de komende jaren verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook wanneer het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

Toetsing van het voornemen

Bij de “Ladder voor duurzame verstedelijking” is een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Hierin is uitgesproken dat met de realisatie van 11 woningen niet voorzien wordt in een woningbouwlocatie of andere stedelijk ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ABRS 16 september 2015, 201501297/1/R4).

Binnen voorliggend voornemen wordt per saldo voorzien in de toevoeging van in totaal 10 wooneenheden. Tevens gaat het om meerdere kleinschalige ontwikkelingen. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling is in voorliggend geval dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Geconcludeerd wordt dat geen verdere toetsing plaats hoeft te vinden aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking”.

3.2.4 Conclusie Rijksbeleid

Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen voldoet aan de regels en voorwaarden die gesteld worden op Rijksniveau.

3.3 Provinciaal en Regionaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening.

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
  • Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. Of - generieke beleidskeuzes;
  • 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Hoe - gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.3.3.1 Of - generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een maatschappelijke opgave. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Andere generieke beleidskeuzes betreffen het voorkomen van overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantoorlocaties.

Ook wordt in deze fase de zgn. Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking gehanteerd. Deze Overijsselse ladder geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, zowel in de stedelijke als in de groene omgeving, en op welke wijze de regionale afstemming vorm gegeven moet worden. Integraliteit, toekomstbestendigheid, concentratiebeleid, (boven)regionale afstemming en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn beleidskeuzes die invulling geven aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.

Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaarwegende publieke belangen, Gebiedsspecifieke beleidskeuzes om de zwaarwegende publieke belangen te borgen, zijn: reservering voor waterveiligheid en beperking wateroverlast, drinkwater/grondwaterbeschermingsgebieden, het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), de Nationale Landschappen en het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen.

3.3.3.2 Waar - ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

3.3.3.3 Hoe - gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Afbeelding 3.1 geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0026.png"

Afbeelding 3.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

3.3.4 Toetsing

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.3.4.1 Of - generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn in voorliggend geval hoofdzakelijk de volgende artikelen uit de verordening van belang:

  • Artikel 2.1.2: Principe van concentratie. Nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, voldoen in eerste instantie aan de lokale behoefte;
  • Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Voor nieuwe ontwikkelingen met extra ruimtebeslag in de groene omgeving moet aannemelijk worden gemaakt dat in bestaand bebouwd gebied geen ruimte meer (te maken) is;
  • Artikel 2.1.5: Ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Daarbij moet het Uitvoeringsmodel worden toegepast dat in de Omgevingsvisie is neergelegd.
  • Artikel 2.1.6: Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). Bij nieuwe ontwikkelingen in de groene omgeving moet in beginsel een aanvullende kwaliteitsinvestering plaatsvinden om te garanderen dat de extra investeringen in de ruimtelijke kwaliteit in verhouding staan tot de geboden ontwikkelingsmogelijkheden.
  • Artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen. Nieuwe ontwikkelingen voorzien uitsluitend in nieuwe woningen als er behoefte is en de realisatie past binnen de geldende woonafspraken, op basis van regionale afstemming.
  • Artikel 2.8.2: Bos buiten NNN. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op bestaande natuur voorzien in een specifieke, daarop toegesneden bestemming die gericht is op behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
  • Artikel 2.12.9: Solitaire recreatiewoningen.
  • Artikel 2.13.3: Grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden. Bestemmingsplannen voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
  • Artikel 3.2.3.1: Boringsvrije zones. Het is in bepaalde gevallen verboden in een boringsvrije zone binnen een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, een lozing uit te voeren of een bodemenergiesysteem te installeren.

Op deze artikelen wordt hierna nader ingegaan. Per artikel wordt uitsluitend ingegaan op de deelontwikkeling dat voor het betreffende artikel van belang is.

Artikel 2.1.2: Principe van concentratie

1. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.

Toetsing

In voorliggend geval worden op verschillende locatie in het buitengebied van Deventer extra woningen mogelijk gemaakt. De gebeurt door onder andere woningsplitsingen, functiewijziging van een bestaande recreatiewoning en de bouw van extra woningen ter compensatie van de sloop van voormalige agrarische bebouwing. In voorliggend geval zijn voor nagenoeg alle woningen reeds concrete gegadigden gevonden. De behoefte is daarmee concreet aangetoond.

Artikel 2.1.3: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Toetsing

  • 1. Arkelsteijnweg 5, Bathmen: Ter plaatse wordt binnen de bestaande bebouwing één woning toegevoegd. De woning wordt onder andere verantwoord vanuit de sloop van bebouwing aan de Koerkampsweg 3 in Lettele. Gelet op het vorenstaande is er als gevolg van het voornemen geen sprake van extra ruimtebeslag door het bebouwen en/of verharden in de groene omgeving.
  • 2. Biesterveldsweg 7, Schalkhaar: Ter plaatse wordt een bestaande recreatiewoning beperkt vergroot en wordt de functie gewijzigd naar een woonbestemming. De woning wordt onder andere verantwoord vanuit de sloop van bebouwing aan de Koerkampsweg 3 in Lettele. Gelet op het vorenstaande is er als gevolg van het voornemen geen sprake van extra ruimtebeslag door het bebouwen en/of verharden in de groene omgeving.
  • 3. Koerkampsweg 3, Lettele: Ter plaatse wordt uitsluitend bebouwing gesloopt en wordt één schuur verbouwd tot bijgebouw. Ter plaatse is per definitie sprake van een afname van bebouwing. Van extra ruimtebeslag door het bebouwen en/of verharden is de groene omgeving is geen sprake.
  • 4. Borgelinksweg 1, Lettele: Ter plaatse wordt een groot oppervlak aan agrarisch bedrijfsbebouwing gesloopt en een bestaande woning gesplitst. Ter plaatse worden in lijn met de rood voor rood-regeling twee woongebouwen gebouwd. Al met al neemt het verhard oppervlak ter plaatse af, waardoor sprake is van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
  • 5. Oerdijk ong., Lettele: Niet van toepassing
  • 6. Schapenzandweg 13, Diepenveen: Ter plaatse wordt een bestaande woning gesplitst en een bijgebouw van 100 m² gerealiseerd. Daarnaast wordt echter ook ondienstige erfverharding gesaneerd. Het voornemen vindt volledig plaats binnen een bestaand woonperceel. Van een (onevenredige) toename van verhard oppervlak is evenmin sprake. Gelet op het vorenstaande is sprake van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Al met al wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.

Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

1. In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

2. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.

3. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

5. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Artikel 2.1.6: Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

1. Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Toetsing

Het voorliggende plan leidt tot een kwaliteitsimpuls op meerdere locaties in de groene omgeving (het buitengebied) van de gemeente Deventer. Deze meerwaarde vertaalt zich door de sloop van landschapsontsierende (asbesthoudende) bebouwing op verschillende locatie in het buitengebied. Daarnaast is voor elk deelgebied waar sprake is van het toevoegen van een functie of bebouwing, een erfinrichtingsplan opgesteld. Op deze manier wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Al met al zorgen de voorgenomen ontwikkelingen in een toename van de ruimtelijke kwaliteit. De investeringen die worden verricht ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit, staan in verhouding tot de geboden ontwikkelingsruimte.

Voorliggend bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met artikelen 2.1.5 en 2.1.6 van deOmgevingsverordening Overijssel.

Artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen

  • Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
  • De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

Toetsing

Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie/toevoeging van tien woningen, indachtig de Rood-voor-Rood-regeling 'Woning voor schuur' van de gemeente Deventer, alsmede de regeling ten behoeve van het splitsen van bestaande woningen. De woningen voldoen aan de kwalitatieve behoefte in de markt en worden gebouwd voor de lokale behoefte.

Zoals reeds vermeld worden binnen voorliggend voornemen nieuwe woningen gerealiseerd waaraan behoefte is op basis van zowel de regionale als de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 3.3.5 en paragraaf 3.4.3 van deze toelichting).

Geconcludeerd wordt dat dit voornemen in overeenstemming is met artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.


Artikel 2.8.2: Bos buiten NNN

Lid 1

Bestemmingsplannen die betrekking hebben op bestaande natuur voorzien in een specifieke, daarop toegesneden bestemming die gericht is op behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

Lid 2

Bestemmingsplannen als bedoeld in lid 1 voorzien niet in ontwikkelingen waardoor de aanwezige en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden worden aangetast.

Toetsing

Het voornemen ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 ziet toe op de functiewijziging van de recreatiewoning naar een reguliere woning, waarbij de woning wordt uitgebreid. Deze uitbreiding vindt plaats buiten het bestaande bos. Het plan voorziet in een kwalitatieve verbetering van het bestaande bos door het slopen van de hondenkennel en kippenhok, het verwijderen van gebiedsvreemde beplanting (Lauriestruiken) en het versterken van de bestaande bosranden door de aanplant van 600 m² inheemse struiken.

Geconcludeerd wordt dat dit voornemen in overeenstemming is met artikel 2.8.2. van de Omgevingsverordening Overijssel.

Artikel 2.12.9 Solitair gelegen recreatiewoningen

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een solitair gelegen recreatiewoning kan in afwijking van artikel 2.12.5 andere passende functies mogelijk maken, als:

  • a. de recreatiewoning geen bijdrage meer levert aan het recreatief product van het gebied;
  • b. de nieuwe functie passend is op de locatie;
  • c. de impact op de omgeving in voldoende mate is gecompenseerd;
  • d. de nieuwe functie geen afbreuk doet aan omliggende functies;
  • e. voldaan wordt aan de overige van toepassing zijnde regels in deze verordening.

Toetsing

Het voornemen ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 ziet toe op de functiewijziging van de recreatiewoning naar een reguliere woning (zonder dat dit enkel op basis van een persoonsgebonden gedoogbeschikking is toegestaan). Hiermee zal geen sprake meer zijn van een solitaire recreatiewoning. De solitaire recreatiewoning levert op zichzelf geen meerwaarde voor het recreatief product van het gebied. Daarnaast is het toekennen van een woonfunctie passend op de locatie, is van impact op de ogmeving geen sprake, wordt er geen abreuk gedaan aan omliggende functies en wordt er voldaan aan de overige van toepassing zijnde regels in de verordening. Resumerend wordt gesteld dat het voornemen voldoet aan artikel 2.12.9 van de verordening.

Artikel 2.13.3: Grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden

Bestemmingsplannen voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.

Toetsing

Uitsluitend het deelgebied dat ligt aan de Koerkampsweg 3 te Lettele, bevindt zich binnen een intrekgebied en grondwaterbeschermingsgebied. Ter plaatse van deze locatie wordt op een bestaand woonperceel uitsluitend bebouwing gesloopt en een bijgebouw opgeknapt. Het voornemen vormt hiermee geen bedreiging voor het intrek- en grondwaterbeschermingsgebied.

Artikel 3.2.3.1: Boringsvrije zones

1. Het is verboden in een boringsvrije zone binnen een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, een lozing uit te voeren of een bodemenergiesysteem te installeren, voor zover deze activiteiten plaatsvinden:

d. dieper dan vijftig meter onder het maaiveld in de boringsvrije zone Salland Diep, met uitzondering van de boringsvrije zone Engelse Werk te Zwolle.

Toetsing

Het plangebied ligt in de 'boringsvrije zone Salland Diep' in het kader van de drinkwatervoorziening. In het plangebied is het met name van belang rekening te houden met de ligging in het diepe watervoerende pakket in Salland. Het diepe waterhoudende pakket in Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Teveel water uit dit pakket onttrekken leidt echter tot het optrekken van de zoet/zout grens in de ondergrond. Onttrekkingen uit dit pakket worden alleen toegestaan voor drinkwater en voor industriële toepassingen met hoogwaardige doelen. Met het oog op deze kenmerken kan er alleen sprake zijn van bodemenergiesystemen in het ondiepe pakket (tot 50 m diepte). Hierop is een uitzondering mogelijk voor het installeren van een bodemenergiesysteem, indien op basis van een boring ter plaatse van de voorgenomen activiteit wordt aangetoond dat de slecht doorlatende laag dieper ligt dan vijftig meter onder het maaiveld en de activiteit wordt uitgevoerd tot maximaal de diepte waarop de top van de slecht doorlatende laag is aangetroffen.

Op basis van de ligging in de 'boringsvrije zone Salland diep' geldt er een verbod op lozingen en het installeren van een bodemenergiesysteem dieper dan 50 meter onder maaiveld. Daar is in voorliggende plan geen sprake van. De ligging in de 'boringsvrije zone Salland diep' vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.

Resumé

Bij de overige afwegingen in de eerste fase 'Of - generieke beleidskeuzes' zijn er verder geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de generieke beleidskeuzes van de provincie.

3.3.4.2 Waar - ontwikkelingsperspectieven

Alle deelgebieden, op de locatie aan de Oerdijk in Lettele na, liggen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. De locatie aan de Oerdijk in Lettele ligt binnen het ontwikkelingsperspectief 'Zone ondernemen met natuur en water buiten het NNN'.

'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'

In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Het betreffen gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatie-zorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.

'Zone ondernemen met natuur en water buiten het NNN'

Er zijn gebieden binnen de Zone ONW die buiten het natuurnetwerk liggen. In deze gebieden is ruimte voor groen ondernemerschap, voor initiatieven en functies die de economische en maatschappelijke dragers zijn van de kwaliteit van natuur, water en landschap én ruimte voor continuïteit van de aanwezige landbouwfunctie.

Initiatieven van bewoners en ondernemers zijn hier leidend: zij zijn eigenaar en vormgever van de omgevingskwaliteit. De na te streven kwaliteitsdoelen voor natuur en water zijn daarbij het uitgangspunt

Toetsing

Ten aanzien van de locatie aan de Oerdijk in Lettele wordt gesteld dat de voorgenomen functiewijziging van de gronden van een natuurbestemming naar een agrarische bestemming passend is binnen het ontwikkelingsperspectief. Er wordt bijgedragen aan de continuïteit van de aanwezige landbouwfunctie. Tevens wordt opgemerkt dat de agrarische bestemming ter plaatse ten onrechte is gewijzigd naar een natuurbestemming.

Voor de overige locaties hebben de voorgenomen ontwikkelingen betrekking op functies die als passend binnen de daar aanwezige ontwikkelingsperspectieven kunnen worden beschouwd. Uit hoofdstuk 4 blijkt dat er geen sprake is van enige belemmeringen van het voornemen op omliggende (agrarische) bedrijven. Het voorgenomen plan past, gelet op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en het toestaan van functies die als passend wordt aangemerkt, binnen de ontwikkelingsperspectieven.

Gesteld wordt dat de ontwikkelingen in overeenstemming zijn met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectieven.

3.3.4.3 Hoe - gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De "stedelijke laag" wordt in dit geval buiten beschouwing gelaten, omdat er in of aangrenzend aan het plangebied geen specifieke eigenschappen voor deze laag geldt.

De 'Natuurlijke laag'

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

Toetsing

De in het voorliggende bestemmingsplan besloten ontwikkelingen hebben betrekking op gronden die reeds bebouwd zijn, in gebruik als erf of bedrijfsperceel en/of zijn ingericht ten behoeve van het agrarische gebruik. De van oorsprong voorkomende 'Natuurlijke laag' is daardoor niet of nauwelijks meer aanwezig en redelijkerwijs ook niet meer te herstellen. De ontwikkelingen hebben geen negatieve effecten op het omliggende landschap en de landschappelijke kwaliteiten en structuren. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de 'Natuurlijke laag'.

De 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

Toetsing

Het initiatief omvat verscheidene ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Deventer. De ontwikkelingen waarbij sprake is van een ruimtelijke impact gaan gepaard met een adequate landschappelijke inpassing conform de gebiedskenmerken van het agrarische cultuurlandschap. Voor de wijze van landschappelijk inpassen wordt verwezen naar hoofdstuk 2. Geconcludeerd wordt dat het voornemen een aanzienlijk impuls van de ruimtelijke kwaliteit met zich mee brengt en bijdraagt aan het sociaal vitaal houden van het landelijk gebied.

De 'Laag van beleving'

In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid. De laag van de beleving benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen, maar voegt ook eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis.

Toetsing

Op basis van de laag van de beleving zijn alle deelgebieden aangeduid met 'Donkerte'. In dergelijke gebieden mag geen onevenredige toename van kunstlicht optreden.

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op bestaande woon-, recreatie- en agrarische bedrijfspercelen. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkelingen, alsmede het huidige toegestane gebruik van de diverse deelgebieden, wordt op voorhand geconcludeerd dat er geen sprake is van een onevenredige toename van kunstlicht als gevolg van het voornemen.

De locaties aan de Biesterveldsweg 7 en de Schapenzandweg 13 bevinden zich tevens in gebieden die zijn aangeduid als 'IJssellinie inundatieveld' en 'Stads- en dorpsrandgebieden'. Doordat op de genoemde locaties hoofdzakelijk sprake is van de functiewijziging van bestaande bebouwing, wordt op voorhand gesteld dat de genoemde gebieden niet worden aangetast door het voornemen.

3.3.4.4 Conclusie provinciaal beleid

Het bestemmingsplan is niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3.5 Regionaal woonbeleid

De gemeente in de regio 'West-Overijssel' stemmen nieuwbouwplannen met elkaar af. Deze regio bestaat uit elf gemeenten, namelijk: Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle. Deze gemeenten en de provincie Overijssel hebben in 2014 de Regionale Woonvisie West-Overijssel vastgesteld. Hierin staan de gezamenlijke ambities en een visie op het gebied van wonen voor de regio.

De regionale afstemming bestaat onder meer uit het verdelen van de door de provincie toegestane woningaantallen, waarbij op basis van de woningbehoefte-raming plannen verdeeld worden over de West-Overijsselse gemeenten, en de onderliggende kernen. De kwalitatieve vertaalslag naar onder meer type woningen, prijsklassen en doelgroepen wordt vervolgens op lokaal niveau gemaakt en ook de realisatie is een gemeentelijke activiteit.

In 2015 hebben de gemeenten en provincie gezamenlijk een traject doorlopen waarin de gezamenlijke ambities en visie hebben geleid tot woonafspraken op 5 thema's, namelijk: (A) doelgroepen, (B) wonen en zorg, (C) stedelijke vernieuwing, (D) bestaande voorraad en (E) programmeren en zuinig ruimtegebruik.

Binnen de kaders van bestaand beleid en besluiten staan betrokken partijen voor een goede ruimtelijke ordening en gaan partijen samen op zoek naar innovatieve oplossingen en mogelijkheden om ook in de toekomst aan de huisvestingsopgave te kunnen voldoen. Begin 2017 zijn de kwantitatieve afspraken geactualiseerd. Dit heeft geresulteerd in de RWP (Regionale Woonprogrammering) West-Overijssel (2017).

Voor Deventer geldt dat het aantal inwoners en huishoudens de afgelopen jaren sterk groeit. Met directe bouwtitels en capaciteit in uitwerkingsplannen voorziet Deventer in circa 75% van de woningvraag de komende tien jaar. Hiermee is in Deventer sprake van onderprogrammering in harde plancapaciteit. Er is dan ook ruimte voor nieuwe initiatieven. Deventer blijft de vraag nauwlettend monitoren, onder andere door middel van een woningmarktanalyse in 2017 en zet in op het matchen van vraag en aanbod. Kwalitatief programmeren is het uitgangspunt voor nieuwe plannen, waarbij het voorzien in een vraag en het leveren van meerwaarde voor de Deventer samenleving centraal staan.

De gemeenten stemmen over het algemeen woningbouwplannen vanaf 25 woningen af met de andere (planrelevante) gemeenten. Opgemerkt wordt dat voor woningbouwplannen binnen de gemeenten Deventer en Zwolle geldt dat woningbouwplannen vanaf 50 woningen moeten worden afgestemd.

Toetsing

De voorgenomen ontwikkelingen voorzien in de toevoeging van in totaal 10 woningen op verschillende locaties in het buitengebied van Deventer. Hiermee wordt een beperkte bijdrage geleverd aan de aantoonbare woningbouwbehoefte binnen de gemeente. Er is sprake van kwalitatief programmeren, aangezien wordt voorzien in een vraag en een meerwaarde geleverd voor de samenleving (zie ook paragraaf 3.4.3 van deze toelichting).

Voorliggend voornemen betreft een kleinschalige ontwikkeling: het aantal gewenste woningen blijft ruimschoots onder het aantal woningen waarbij met de andere gemeenten afstemming moet worden gezocht. Daarnaast wordt, gezien de bestaande onderprogrammering in de gemeente, geconcludeerd dat het in dit plan besloten woningaantal past binnen de regionale woningbouwprogrammering.

Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het regionale woonbeleid.

3.3.6 Conclusie provinciaal en Regionaal beleid

Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen in overeenstemming is met het provinciale en (boven)regionale beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Deventer

In het Structuurplan Deventer 2025 (april 2004) zijn de toekomstige ruimtelijke opgaven voor Deventer en de gewenste ontwikkelingsrichting in beeld gebracht. Het Structuurplan Deventer 2025 is echter door allerlei ontwikkelingen binnen en buiten Deventer inmiddels deels verouderd. Daarom is in samenspraak met een groot aantal betrokkenen een Omgevingsvisie gemaakt. In de Omgevingsvisie legt de gemeente Deventer haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. Dit is de eerste stap in het proces richting de invoering van de Omgevingswet.

In de Omgevingsvisie is aangegeven dat de klimaatverandering zorgt voor meer extremen in neerslag, hitte, droogte en water door de grote rivieren, waaronder de IJssel. Daarnaast speelt de eindigheid van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen. Dat vraagt om maatregelen. Zoals grote inzet op energiebesparing, het klimaatbestendig maken van de leefomgeving, het overschakelen van fossiele op duurzame energiebronnen en het zuiniger en duurzamer omgaan met energie, water, grondstoffen en voedsel. De gemeente zoekt duurzame, klimaatbestendige en circulaire oplossingen op alle plekken die zich daarvoor lenen: in woningen, bedrijven, in de stad en op het platteland.

Belangrijke uitdagingen zijn:

  • Instellen op de consequenties van klimaatverandering;
  • Planmatig werken aan de klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Bij het toewijzen van functies rekening houden met de druk op ruimte;
  • Meedoen met de ontwikkeling van nieuwe werkwijzen in energieopwekking;
  • Waarborgen en vergroten van de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische kwaliteit.

Om in te kunnen spelen op de dynamiek van de economie en de (internationale) markt moet er ruimte voor ondernemerschap zijn. Ruimte om waardevast te investeren, te groeien en samen te werken. De opgave is de veerkracht en inventiviteit van de ondernemers optimaal te blijven faciliteren en in te spelen op ontwikkelingen in de markt. Minder regels mogen overigens niet leiden tot onduidelijkheid voor alle betrokken partijen, willekeur of een onzeker vestigingsklimaat.

Voor het Buitengebied wordt specifiek het volgende vermeld:

De gemeente Deventer wil het buitengebied leefbaar en toekomstbestendig houden. Daarom wordt ruimte geboden voor verandering, mits dat gebeurt met respect voor de bestaande kwaliteiten van het rivierenlandschap, het oude cultuurlandschap, het jonge ontginningslandschap en de stadsrandzone.

Het leggen of verstevigen van schakels in verbindende netwerken tussen stad, dorpen en buitengebied, zoals groen- en waterstructuren, droge en natte ecologische verbindingszones, wandelroutes en recreatieve en utilitaire fietsroutes is van belang. Dit kan voor uiteenlopende aspecten van meerwaarde zijn, zoals het vergroten van de biodiversiteit in het stedelijk gebied (bijenlinten e.d.), het beleefbaar maken van historische en/of landschappelijke lijnen en het stimuleren van inwoners tot meer bewegen.

Er wordt gestreefd naar een robuuste hoofdstructuur voor natuur, recreatie en waterberging. Bestaande kwaliteiten worden beschermd en kansen voor het optimaliseren ervan worden benut. Er is bijvoorbeeld ruimte om vrijkomende landbouwgronden niet alleen te gebruiken voor agrarische productievergroting en functieverbreding, maar ook voor het bereiken van doelen op het gebied van natuur- en ecologie (o.a. versterken Natuurnetwerk Nederland) en water (waterretentie, kwaliteit). Grondeigenaren zijn hiervoor in eerste instantie aan zet, de gemeente faciliteert en probeert initiatieven te verbinden.

Om leegstand en/of verloedering van het landschap tegen te gaan, kan agrarische bedrijfsbebouwing een nieuwe functie krijgen bijvoorbeeld door andere bedrijvigheid. Gebouwen die het landschap ontsieren kunnen worden vervangen door een of meer woningen.

Toetsing

Met voorgenomen ontwikkelingen worden al met al 10 woningen verspreid in het buitengebied van de gemeente Deventer mogelijk gemaakt. Alle wooneenheden worden verantwoord vanuit een kwalitatieve investering in de ruimtelijke kwaliteit, door enerzijds landschapsmaatregelen te treffen en anderzijds door bebouwing te slopen. Daarnaast wordt tevens geïnvesteerd in karakteristieke waarde (verbeteren karakteristieke boerderijen) en sociale/maatschappelijke waarde (erfdelen). Al met al resulteert het voornemen in een aanzienlijke kwalitatieve impuls voor diverse locaties in het buitengebied van Deventer.

Het voornemen past binnen de gemeentelijke Omgevingsvisie.

3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)

Door de gemeenten Deventer, Raalte en Olst-Wijhe is een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) ontwikkeld, het Landschapsontwikkelingsplan Salland: 'Een plus voor het landschap van Salland'. Dit beleidsplan geeft de visie op de gewenste landschappelijke ontwikkeling voor het buitengebied van Deventer, Olst-Wijhe en Raalte weer. De visie (de Landschapsontwikkelingsvisie) geeft aan op welke wijze de ontwikkelingen passen in het landschap en hoe het karakter van het landschap daarbij versterkt kan worden. Zo kunnen nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Salland.

In het LOP vallen alle deelgebieden binnen het plangebied in het landschapstype ‘Dekzandruggen’.

Dekzandruggen

De visueel-ruimtelijke kwaliteiten van de hogere gronden zijn voor een belangrijk deel gelegen in de sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met reliëfverschillen (essen) en open ruimtes ontstaat hierdoor een gevarieerd landschapsbeeld van besloten tot half open landschap, ook wel kampen- of hoevenlandschap genoemd.

De historische ensembles die in het gebied voorkomen zijn van grote waarde. Monumentale bomen en oude gebouwen hebben een grote museale kwaliteit. Op een aantal plaatsen is de link tussen de hogere ruggen en de lagere delen heel karakteristiek: bij de grotere essen bij Bathmen, Averlo en het landgoederenlandschap bij Diepenveen en Heino.

Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijk gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd.

Voor het dekzandruggen-landschap gelden de volgende landschappelijke karakteristieken:

  • Rug verdicht met landschapselementen als bosjes, landgoederen, houtwallen, hagen, singels en solitaire bomen (soorten van de hogere gronden zoals eik, beuk);
  • Afwisseling van verdichte en open ruimtes; verrassende doorkijkjes;
  • Essen onbeplant, omzoomd met houtwallen;
  • Perceelsscheidingen worden minimaal en terughoudend toegepast, aansluitend aan open karakter;
  • Wegen veelal kronkelend, zich voegend naar de erven, soms over erf;
  • Wegen beplant, essen zoveel mogelijk onbeplant, tenzij er sprake is van doorgaande historische structuren;
  • Doorgaande structuren (weg/kanaal) passen zich aan omgeving aan.
  • Erven langs rand van de es, grote dakvlakken tegen groene achtergrond;
  • Knooperven;
  • Erven gaan vloeiend over in landschap (geen strakke erfgrenzen);
  • Zandwegen;
  • Kleinschalige grillige blokverkaveling deels omzoomd met houtwallen;
  • Reliëf door essen en kampen, soms in de vorm van een steilrand.

Toetsing

Ter plaatse van de deelgebieden waarbij sprake is van ruimtelijke ingrepen, worden de deelgebieden landschappelijk ingepast conform de aanwezige gebiedskenmerken, waaronder de ligging in dekzandruggen-landschap. Hier wordt ook nadrukkelijk op ingegaan in de opgestelde erfinrichtingsplannen:

  • Arkelsteijnweg 5, Bathmen: bijlagen 1 en 2;
  • Biesterveldsweg 7, Schalkhaar: bijlagen 3 en 4;
  • Borgelinksweg 1, Lettele: bijlagen 6 en 7;
  • Schapenzandweg 13, Diepenveen: bijlagen 10 en 11.

Geconcludeerd wordt dat voorliggende ontwikkeling past binnen de van toepassing zijnde gebiedskenmerken conform het Landschapsontwikkelingsplan (LOP).

3.4.3 Woonvisie Deventer (2018)

In de Woonvisie Deventer 2018 'Meer dan geWOON' heeft de gemeente Deventer de drie volgende centrale ambities vastgelegd:

  • 1. Vitale stad aan de IJssel: werken aan een vitale gemeente met stedelijke voorzieningen, waar mensen goed kunnen wonen, leven en beleven en met voldoende draagkracht voor de sociaal-maatschappelijke opgaven en voorzieningen. Inzetten op economische ontwikkelingsduurzaamheid en versterking van de arbeidsmarkt en het vestigingsklimaat.
  • 2. Ongedeeld en inclusief: de wens om een samenleving te zijn waarin iedereen meetelt en mensen omzien naar elkaar, een samenleving waarin generaties met elkaar verbonden zijn. Uitgangspunt is een gemengde bevolkingssamenstelling op wijk- en dorpsniveau met bijpassend gevarieerd woningaanbod. De beschikbaarheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen is daarin een belangrijke opgave. Elke woningbouwontwikkeling draagt bij aan de ongedeelde en inclusieve samenleving.
  • 3. Duurzaam en toekomstbestendig: voorzien in de behoeften van de huidige samenleving zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties in gevaar te brengen. Dit betekent een woningvoorraad die past bij de huidige woonwensen, die voor meerdere generaties geschikt is en die voldoende flexibel is om in te spelen op veranderende woonwensen in de toekomst. Daarbij zijn een duurzame energievoorziening, verduurzaming van woningen en een klimaatbestendige inrichting van de woonomgeving belangrijke opgaven.

De drie centrale ambities zijn uitgewerkt in de vier hoofdopgaven die voor de gehele gemeente gelden:

  • 1. 'betaalbaar, compleet en divers';
  • 2. 'goed wonen in wijken en dorpen';
  • 3. 'duurzaam wonen';
  • 4. 'vitaliteit en vernieuwing'.

Het aantal woningverkopen en de prijzen van woningen zijn de afgelopen periode sterk gestegen. Prognoses laten zien dat Deventer nog zeker twintig jaar groeit. Dat betekent dat er woningen aan de bestaande voorraad toegevoegd moeten worden om te voorzien in voldoende woonruimte. Daarnaast neemt de druk op de woningmarkt toe doordat meer mensen zich van buiten in Deventer vestigen. Deze vraag, met veelal midden en hogere inkomens, wenst de gemeente te faciliteren.

Afgesproken met de provincie is dat de komende tien jaar 3.000 woningen worden toegevoegd. Gezien de druk op de woningmarkt en om op korte termijn te voorzien in de behoefte, gaat de gemeente voor de eerste periode van vijf jaar uit van een taakstellend nieuwbouwprogramma van tenminste 350 woningen per jaar. Uitgangspunt is dat de nieuwbouw aansluit bij de vraag. Elke ontwikkeling moet maatwerk zijn en een bijdrage leveren aan de specifieke opgaven op wijk of dorpsniveau.

Het plangebied ligt in het buitengebied. De gemeente Deventer accepteert dat in dorpen niet alle woonvormen en voorzieningen zoals in de stad beschikbaar zijn. Wel is het zaak met de ontwikkelruimte die er is, goed aan te sluiten bij de kwalitatieve woonvraag van met name jongeren en ouderen vanuit de kern. De gemeente wil ruimte bieden om in te spelen op deze kwalitatieve woonvraag door het benutten van inbreidingslocaties en hergebruik van bestaande panden in de kernen en transformatie van karakteristieke, leegstaande of leegkomende panden en erven in het buitengebied. De gemeente staat open voor kleinschalige burgerinitiatieven en innovatieve ideeën die met name gericht zijn op betaalbaar wonen voor starters, het langer zelfstandig blijven wonen en de leefbaarheid in de kernen en op het platteland.

Toetsing

Door middel van de voorgenomen ontwikkelingen, worden in het buitengebied van de gemeente Deventer in totaal 10 woningen toegevoegd aan het buitengebied van de gemeente Deventer. Hiermee wordt een beperkte bijdrage geleverd aan de grote woningbouwopgave waarmee de gemeente Deventer te maken heeft.

Het gaat om het toevoegen van diverse woningen die geschikt zijn voor verscheidende doelgroepen. Ter plaatse van de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen wordt een woning gerealiseerd binnen de bestaande schuur. Deze woning is met name geschikt voor doorstromers op de woningmarkt.

Ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar wordt een recreatiewoning omgebouwd tot een reguliere woning. Voor deze woning is de huidige bewoner tevens de toekomstige bewoner.

Ter plaatse van de Schapenzandweg 13 in Diepenveen wordt een bestaande omvangrijke woning gesplitst in twee wooneenheden. Hierdoor ontstaat er twee betaalbaardere woningen, voor onder andere doorstromers.

Ter plaatse van de locatie aan de Borgelinksweg 1 in Lettele worden er kleinere woningen (in woongebouwen) gerealiseerd. Met deze woningen worden de doelgroepen starters en senioren in het bijzonder bediend. Daarnaast wordt ter plaatse een bestaande omvangrijke woning gesplitst in twee wooneenheden. Hierdoor ontstaat er twee betaalbaardere woningen.

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen wordt eveneens de leefbaarheid en vitaliteit in het buitengebied versterkt. Ook wordt aandacht besteed aan duurzaamheid en toekomstbestendigheid, bijvoorbeeld door, zoals reeds vermeld, aan te sluiten op de huidige en te verwachten woonbehoefte en door duurzame woningen te realiseren.

Geconcludeerd wordt dat voorliggend voornemen in overeenstemming is met de gemeentelijke woonvisie.

3.4.4 Rood-voor-Rood regeling 'Kansen uit buiten'
3.4.4.1 Algemeen

In het Sallandse buitengebied verandert er veel. Door schaalvergroting van boerenbedrijven worden sommige bedrijven groter, terwijl andere stoppen. Dit betekent veel leegstaande schuren. Die schuren hebben vaak ook nog asbestdaken.

De leegstand en de asbestopgave vormen een aanzienlijk probleem, niet alleen voor de eigenaren, maar ook voor de leefbaarheid van het Sallandse buitengebied. De provincie Overijssel en de gemeente Deventer willen dit probleem aanpakken en omkeren naar een kans. Een kans om de sloop van overtollige schuren, met of zonder asbestdaken, betaalbaar te houden. En een kans om de kwaliteit en leefbaarheid van het buitengebied te vergroten.

Deze kansen worden gecreëerd door leegstaande gebouwen te vervangen door nieuwbouw met een woon- of andere passende functie. Met de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) biedt de provincie daarvoor een kader. En met aanpassingen in het beleid schept de gemeente binnen dat kader kansen. Zo geeft de gemeente Deventer nog meer ruimte aan initiatieven. Tegelijk gaat de kwaliteit van het buitengebied en de leefomgeving er stevig op vooruit.

De oude Rood-voor-Rood-regeling heeft al veel prachtige voorbeelden opgeleverd van gerestaureerde boerderijen, van mooie, nieuwe woningen of schuren en van prachtig nieuw ingerichte erven. In haar oude vorm had deze regeling echter ook beperkingen. Daardoor bleven plannen soms steken. De gemeente Deventer borduurt nu voort op de provinciale Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving door de bestaande regelingen in een nieuw jasje te steken, 'Kansen uit buiten'.

3.4.4.2 Woning voor schuur

In beginsel dient 850 m² aan voormalige agrarische bebouwing (of 700 m² aan bebouwing met asbestdaken) te worden gesloopt om de bouw van één compensatiewoning te verantwoorden. In beginsel dient de compensatiewoning te worden gerealiseerd op de slooplocatie. De compensatiewoning is maximaal 750 m³ groot en bij de compensatiewoning mag in beginsel maximaal 100 m² aan bijgebouwen worden gebouwd.

Hierna wordt op de deelgebieden ingegaan die (deels) raakvlak hebben met het beleid 'woning voor schuur'.

Arkelsteijnweg 5, Bathmen & Biesterveldsweg 7, Schalkhaar & Koerkampsweg 3, Lettele

Voor de locaties aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen, de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar en de Koerkampsweg 3 in Lettele is het beleid met betrekking tot 'Wonen voor schuur' van toepassing.

Ter plaatse van de Koerkampsweg 3 in Lettele wordt ruim 1.000 m³ aan voormalige agrarische bebouwing gesloopt. Het oppervlak aan te saneren bebouwing met asbestdaken bedraagt 1.393 m². Gelet op het oppervlak aan te saneren bebouwing met asbestdaken, kunnen op basis van deze sloopmeters net geen twee compensatiewoningen worden gerealiseerd.

In voorliggend geval is het niet gewenst (of het voornemen) om ter plaatse van de slooplocatie (Koerkampsweg 3) woningen te realiseren. De sloopmeters worden daarom ingezet als onderdeel van de verantwoording voor de realisatie van een woning in een bestaande schuur aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen en de verbouwing van een recreatiewoning naar een reguliere woning aan de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar.

Doordat aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen een bestaande schuur wordt verbouwd, is ter plaatse nagenoeg geen sprake van de toevoeging van verharding.

Ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar wordt eveneens gebruik gemaakt van bestaande bebouwing (de bestaande recreatiewoning), deze wordt beperkt uitgebreid. Het plan is om de woning aan de zuidzijde te vergroten, met een slaapkamer en badkamer, naar 403 m³ en bij de woning aan de noordzijde een bijgebouw te realiseren met een oppervlakte van 65 m². De inhoud van het bijgebouw inclusief het tussenlid bedraagt 193 m³. De totale inhoud van de woning en het bijgebouw bedraagt in de nieuwe situatie 596 m³. Ook ter plaatse van deze locatie wordt daarmee de toevoeging van verharding beperkt.

Gelet op het vorenstaande, beperkte toevoeging van verharding, alsmede het hergebruiken van bestaande bebouwing, is eveneens verantwoord dat, ook al wordt er net niet genoeg gesloopt voor twee woningen, er toch twee woningen mogelijk kunnen worden gemaakt.

De nieuwe woonerven worden landschappelijk goed ingepast. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2. Daarnaast wordt aanvullend geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit van de directe omgeving.

Borgelinksweg 1, Lettele

Aan de Borgelinksweg 1 in Lettele wordt 1.542 m² aan bedrijfsbebouwing met asbestdaken gesloopt. In totaal wordt 1.642 m² aan asbestdaken gesaneerd.

Met de toepassing van de regeling 'woning voor schuur' kunnen ter plaatse twee woningen worden gerealiseerd. Deze woningen mogen een inhoudsmaat hebben van maximaal 750 m³ en bij de woningen mag per woning 100 m² aan bijgebouwen worden gebouwd.

Door middel van een maatwerkoplossing, ziet het voornemen ter plaatse niet toe op de bouw van twee 'standaard' compensatiewoningen met een 'standaard' oppervlak aan bijgebouwen. De maatwerkoplossing wordt hierna nader toegelicht.

Onderdeel van het voornemen aan de Borgelinksweg 1, is het splitsen van de bestaande woning in twee woningen. Gelet op het vorenstaande mag in een 'standaard' situatie ter plaatse 400 m² aan bijgebouwen worden gebouwd. Het plan voor deze locatie ziet echter toe op de bouw van in totaal slechts 216 m² aan bijgebouwen voor de vier woningen (twee compensatiewoningen en twee woningen in de te splitsen bestaande woning).

Door minder bijgebouwen te realiseren, wordt verantwoord om de compensatiewoningen qua inhoudsmaat te vergroten. Het voornemen ziet toe op de bouw van een woongebouw van 1.534 m³ en 778 m³. In deze woongebouwen worden respectievelijk vier en twee wooneenheden gerealiseerd.

Hoewel de voorgenomen ontwikkeling niet één op één past binnen de regeling 'woning voor schuur', wordt met de maatwerkoplossing (grotere woongebouwen, maar minder bijgebouwen), het bebouwd oppervlak in vergelijking met een 'standaard situatie', niet groter. Omdat dit beter past bij de beoogde doelgroepen (senioren en starters) wordt dit in voorliggend geval aanvaardbaar geacht.

Naast de sloop van de voormalige agrarische bebouwing, wordt tevens een aanvullende kwaliteitsinvestering verricht door de locatie landschappelijk in te passen, de karakteristieke bestaande woning te behouden (en te splitsen), het erfdelen zelf (toevoeging sociale/maatschappelijke waarde) en een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit door de aanleg van een plas-drasgebied en een kikkerpoel en door de aanleg van een wandelpad. Voor een complete uiteenzetting van de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit, wordt verwezen naar bijlage 6 bij deze toelichting.

3.4.4.3 Toetsing

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in lijn is met het beleid 'Kansen uit buiten'.

3.4.5 Bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening"
3.4.5.1 Algemeen

Binnen het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening", is in de algemene wijzigingsregels (artikel 49) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waar een deel van de voorgenomen ontwikkeling grotendeels op aansluit. Het gaat hierbij om het deel van de ontwikkeling dat toeziet op de splitsing van de bestaande woningen aan de Borgelinksweg 1 in Lettele en de Schapenzandweg 13 in Diepenveen.

Omdat niet de volledige voorgenomen ontwikkeling door middel van deze (of andere) wijzigingsbevoegdheden is mogelijk te maken, is in dit geval gekozen voor een bestemmingsplanherziening. Echter, doordat een deel van de ontwikkeling wel met oog van een wijzigingsbevoegdheid wordt verantwoord, volgt hierna een uiteenzetting van en toetsing aan de betreffende wijzigingsbevoegdheid.

3.4.5.2 Wijzigingsbevoegdheid woningsplitsing karakteristieke panden (artikel 49.1) + toetsing

Hierna volgt een exacte citaat van de wijzigingsbevoegdheid. Per voorwaarde (sublid) wordt het voornemen getoetst:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van extra woningen in monumenten en karakteristieke panden die hoofdgebouwen zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. woningsplitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 1. Op beide locaties is de aanduiding 'karakteristiek opgenomen.
  • b. de aanduiding karakteristiek dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 6 of 7 een karakteristiek hoofdgebouw betreft;
    • 1. Beide woningen zijn opgenomen in de lijst met panden dat is opgenomen in bijlage 6 van de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening".
  • c. woningsplitsing is niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
    • 1. Hier wordt aan voldaan.
  • d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
    • 1. Niet van toepassing.
  • e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
    • 1. ter plaatse van de Borgelinksweg 1 in Lettele wordt als onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling, de ter plaatse aanwezige boerderij gesplitst in twee wooneenheden. Zoals in paragraaf 2.2.2 en aanvullend in het beeldkwaliteitsplan als opgenomen in Bijlage 8 is beschreven, worden ter plaatse de nodige inspanningen verricht om de karakteristieke uitstraling van de huidige boerderij te behouden en/of te herstellen.
    • 2. ter plaatse van de Schapenzandweg 13 in Diepenveen wordt de bestaande karakteristieke boerderij gesplitst in twee wooneenheden. Het pand is door de vorm en omvang eenvoudig en zonder grote ingrepen te splitsen. Hoofdzakelijk aan de gevels worden kleine aanpassingen verricht. Het gaat hierbij om het voorzien van ramen en deuren. Deze worden in passende stijl uitgevoerd. Met het voornemen krijgt de gehele boerderij een passende vervolgfunctie. Hiermee wordt bijgedragen een het behoud van de boerderij.
  • f. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
    • 1. Zie onderbouwing onder e.
  • g. woningsplitsing in twee woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
    • 1. De inhoud van de bestaande woningen is groter dan 1.000 m³.
  • h. woningsplitsing in drie woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.500 m³ bedraagt;
    • 1. Niet van toepassing.
  • i. ter plaatse van de gesplitste woning dient de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat de woning aaneengebouwd is en dient te blijven;
    • 1. Hier wordt in de regels van het bestemmingsplan in voorzien.
  • j. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;
    • 1. Hier wordt aan voldaan. Van uitbreiding van de te splitsen woningen is geen sprake.
  • k. bij het wijzigingsplan kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning;
    • 1. In de regels van voorliggend bestemmingsplan worden het toegestane oppervlak aan bijgebouwen vastgelegd.
  • l. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
    • 1. In paragraaf 4.2.3 wordt het voornemen getoetst aan de Wet geluidhinder. In deze paragraaf wordt geconcludeerd dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.4.6 Welstandsnota gemeente Deventer (2014) / Beeldkwaliteitsparagraaf

Bij het beoordelen van bouwplannen wordt aan de Welstandsnota getoetst. De 'Welstandsnota gemeente Deventer, welstands- en reclamebeleid' dateert van 1 oktober 2014. Met deze nota wordt het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Deventer beoogd. In de nota heeft de gemeente het kader voor de welstandstoetsing vastgesteld, door middel van criteria waar nieuwe bouwplannen op grond van het aspect 'welstand' (het uiterlijk van het gebouw) aan moeten voldoen.

Toetsing

Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Ter plaatse van dit deelgebied wordt een bestaande schuur deels verbouwd ten behoeve van de realisatie van één woning. De ingrepen aan de bebouwing zijn beperkt van aard en respecteren de uitstraling van de bestaande bebouwing. Op voorhand wordt daarom gesteld dat het voornemen in overeenstemming is met het welstandsbeleid. In de vergunningsfase wordt het concrete bouwplan getoetst.

Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Ter plaatse van dit deelgebied wordt een bestaande recreatiewoning verbouwd tot een reguliere woning. Op basis van de welstandskaart ligt deze locatie in het gebied 'Het oude hoevenlandshap'. Bij de verbouwplannen is rekening gehouden met de welstandscriteria die gelden in dit gebied.

Koerkampsweg 3, Lettele

Ter plaatse van deze locatie wordt geen bebouwing toegevoegd, en is slechts sprake van de sloop van bebouwing. De welstandsnota is in dit geval niet relevant.

Borgelinksweg 1, Lettele

In voorliggend geval heeft Marten ontwerp mede op grond van de welstandsnota een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld ten behoeve van de gewenste woningbouwontwikkeling. Het beeldkwaliteitsplan is in bijlage 8 van deze toelichting opgenomen.

Het beeldkwaliteitsplan schetst de voorwaarden waaraan moet worden voldaan ten aanzien van onder andere de vorm, detaillering, materiaalgebruik en algehele architectuur- en bouwrichtlijnen voor de nieuwe en te verbouwen bebouwing.

Geconcludeerd wordt dat het beeldkwaliteitsplan in voldoende mate aansluit bij de welstandnota en dat behoudt en versterking van de ruimtelijke kwaliteit hiermee gewaarborgd is.

Oerdijk ong., Lettele

Ter plaatse van deze locatie wordt geen bebouwing toegevoegd, en is slechts sprake van een functiewijziging van gronden. De welstandsnota is in dit geval niet relevant.

Schapenzandweg 13, Diepenveen

Ter plaatse van deze locatie wordt een bestaande karakteristieke boerderij gesplitst in twee wooneenheden en wordt een bijgebouw gebouwd. Ten aanzien van het splitsen van de karakteristieke boerderij wordt opgemerkt dat als gevolg van de splitsing de ingrepen aan de gevels zeer beperkt zijn. De ingrepen die worden gedaan zijn zodanig afgewogen, dat deze de karakteristieke eigenschappen van de boerderij niet aantasten.

Het te realiseren bijgebouw wordt gebouw in stijl met de bestaande bebouwing. B

In voorliggend geval heeft Marten ontwerp mede op grond van de welstandsnota een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld ten behoeve van de gewenste ontwikkeling. Het beeldkwaliteitsplan is in bijlage 9 van deze toelichting opgenomen.

Het beeldkwaliteitsplan schetst de voorwaarden waaraan moet worden voldaan ten aanzien van onder andere de vorm, detaillering, materiaalgebruik en algehele architectuur- en bouwrichtlijnen.

Geconcludeerd wordt dat het beeldkwaliteitsplan in voldoende mate aansluit bij de welstandnota en dat behoudt en versterking van de ruimtelijke kwaliteit hiermee gewaarborgd is.

3.4.7 Gemeentelijk waterbeleid en regionale samenwerking

Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2020) en de regionale samenwerking op het gebied van water in de wateragenda. De wateragenda is een samenwerkingsstructuur waarbij een aantal thema's centraal staan. Deze thema's zijn uitgewerkt in aandachtspunten. Op deze punten gaan de waterpartners de komende jaren lokaal samenwerken. De thema's zijn:

  • Veilig en klimaatbestendig
  • Milieu en gezondheid
  • Beleving, bewustwording en participatie

Doordat de wateragenda duidelijke thema's bevat, kunnen de waterpartners efficiënt en effectief samenwerken aan de watertaken.

De gemeente is verantwoordelijk voor een goed stedelijk watersysteem. Volgens de wet begint de zorgplicht bij de perceeleigenaar. De perceeleigenaar moet het hemel- en grondwater op het eigen perceel verwerken. De gemeente komt in beeld als dit niet kan.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan is beschreven hoe de gemeente haar watertaken invult en uitvoert. De gemeentelijke watertaken komen voort uit 3 zorgplichten:

  • Inzameling en transport van stedelijk afvalwater (Wet Milieubeheer)
  • Verwerking van afvloeiend hemelwater (nieuwe Waterwet)
  • De aanpak en het voorkomen van grondwaterproblemen in bebouwd gebied coördineren (nieuwe Waterwet)

Zorgplicht stedelijk afvalwater: Onder de straat liggen door de hele gemeente honderden kilometers leidingen. Hiervoor zijn putten, straatkolken en honderden pompjes aangelegd. Het hele systeem zorgt er voor dat afvalwater bij de rioolwaterzuivering aan de Roland Holstlaan komt. Hier zorgt het waterschap voor de zuivering. Het gezuiverde water komt daarna in de IJssel. De gemeente is verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van de riolering.

Zorgplicht hemelwater: De Waterwet gaat ervan uit dat hemelwater schoon genoeg is om zonder zuiverende voorziening te lozen. De zorgplicht hemelwater legt de verantwoordelijkheid bij de perceelseigenaar om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. De gemeentelijke zorgplicht begint als de perceelseigenaar niet zelf het hemelwater kan infiltreren of bergen.

Zorgplicht grondwater: Volgens de wetgeving moet de gemeente voor nieuwe situaties structurele grondwaterproblemen voorkomen of beperken, voor zover dit niet onder de verantwoordelijkheid van waterschap of provincie valt. De zorgplicht grondwater benadrukt de verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar om maatregelen te nemen die grondwaterproblemen voorkomen. De gemeentelijke zorgplicht begint als de perceelseigenaar niet kan zorgen voor voldoende ontwatering en overtollig grondwater moet afvoeren. De gemeente heeft de leiding als meerdere partijen betrokken zijn bij (dreiging van) een probleem.

Afweging waterbelang bij ruimtelijke ontwikkelingen: Naast de gemeentelijke zorgplichten heeft de gemeente nog een verantwoordelijkheid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is zij verantwoordelijk voor een goede afweging en implementatie van het waterbelang bij nieuwe ruimtelijke plannen. Hiervoor is het instrument van de watertoets ontwikkeld.

Toetsing

In de watertoets wordt onder andere ingegaan op de aspecten hemelwater en afvalwater. In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de watertoetsen en overige wateraspecten per deelgebied. Op deze plaats wordt geconcludeerd dat het voornemen past binnen het gemeentelijke waterbeleid.

3.4.8 Omgevingsvisie externe veiligheid (2015)

Een belangrijk deel van het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid is ontleend aan de in de wet verankerde afwegingsruimte die de gemeente heeft op het gebied van het groepsrisico. Bij besluitvorming over een risicobron of in de omgeving van een risicobron heeft het bevoegd gezag de plicht om over de verandering van het groepsrisico ten gevolge van het besluit een verantwoording af te leggen. Om deze verantwoording consistent te laten verlopen, wordt in de omgevingsvisie externe veiligheid richting gegeven aan die verantwoording. De hoofddoelen van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid zijn:

  • het voorkomen van onacceptabele risicosituaties ten gevolge van gevaarlijke stoffen;
  • het voorkomen van nieuwe risicobronnen met invloedsgebieden in woongebieden;
  • het bieden van een beleidskader voor de verantwoordingsplicht van groepsrisico's waarbij onderscheid is gemaakt tussen woongebieden, bedrijventerreinen en transportassen;
  • het borgen van het risicobeleid ten behoeve van ruimtelijke besluiten.

Risicobronnen binnen de gemeente Deventer zijn:

  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor;
  • distributie van aardgas door hogedrukaardgasbuisleidingen van de Nederlandse Gasunie (druk hoger dan 16 bar);
  • opslag van gevaarlijke stoffen bij een aantal bedrijven en installaties die risico's buiten de terreingrenzen veroorzaken.

Toetsing

In paragraaf 4.2.6 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid in het kader van voorliggend plan. Op deze plaats wordt geconcludeerd dat het voornemen past binnen de reeds vermelde gemeentelijke omgevingsvisie externe veiligheid (2015).

3.4.9 Milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer

Duurzaamheid

In juni 2009 is de Visie Duurzaam Deventer bestuurlijk vastgesteld. De gemeentelijke ambitie is dat Deventer in 2030 klimaat-en energieneutraal is. Om deze ambitie te realiseren is voor de periode 2011-2014 door de gemeenteraad de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid "Op weg naar een duurzaam evenwicht" vastgesteld. Deze periode is verlengd tot 2018. In april 2016 heeft de raad de doelstelling energieneutraal 2030 herbevestigd en besloten dat tot 2018 de uitvoeringsagenda duurzame energie het kader is. De beleidsprioriteit duurzame mobiliteit is aan 8 beleidsprioriteiten toegevoegd. De focus ligt naast duurzame mobiliteit ook op verduurzaming bestaande woningbouw en verduurzaming bedrijven en kantoren. Daarnaast zijn er beleidsprioriteiten over energieneutrale nieuwbouw en gebiedsontwikkeling, partnerschappen, duurzame energiebronnen (zon, wind en biomassa) en de eigen bedrijfsvoering.

De uitvoeringagenda is de leidraad om in samenspraak met externe partners de doelstelling te realiseren. De sleutel zit in samenwerken, partnerschappen en verbinding leggen met economie, innovatie, arbeidsmarkt, wonen en cultuur. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen zullen we die graag faciliteren, de ruimte geven, daarvoor lobbyen en marketing stimuleren.

De lijst "Aanbevelingen voor duurzaam bouwen op bestemmingsplanniveau" uit de VNG - publicatie "Bouwstenen voor een duurzame stedenbouw" is voor duurzaamheid een bruikbare "Checklist" met maatregelen en aanbevelingen, die mogelijk in een plan toegepast kunnen worden. In het kader van duurzaam bouwen verdient een aantal aspecten bij de ontwikkeling van het woongebied bijzondere aandacht.

Bouwrijp maken

Bij het bouw- en woonrijp maken wordt zo veel mogelijk met een gesloten grondbalans gewerkt. Uitgangspunt is zo weinig mogelijk grond en zand aan te voeren. Dit ter beperking van de milieubelasting, die met het transport van grond samenhangt.


Flexibiliteit en levensloop bestendig bouwen

Door toepassing van een woningbouwsystematiek geënt op flexibel en duurzaam bouwen in combinatie met een consumentgericht ontwikkel- en bouwproces, zullen de te realiseren woningen flexibel zijn ten aanzien van mogelijke woonprogramma's. Door de blijvende flexibiliteit wordt de levensloopbestendigheid van de woningen geoptimaliseerd met een duidelijke toekomstwaarde. Eén van de woningen wordt geheel levensloopbestendig uitgevoerd.

Energie

Energiekosten gaan een steeds belangrijkere rol spelen, voor de ontwikkel- en beheerkosten voor vastgoed. Ook de (toekomstige) huizenbezitters en bedrijven zijn zich hiervan bewust en zullen dit laten meewegen. Om energieneutraliteit te bewerkstelligen kunnen onder andere de volgende maatregelen overwogen worden:

  • zoveel mogelijk gebruik maken van passieve zonne-energie (oriëntatie);
  • overweeg het gebruik van actieve zonne-energie;
  • overweeg het gebruik van collectieve warmtelevering;
  • compacte (woning-)ontwerpen;
  • materiaal toepassingen (vernieuwbare materialen).


Na ontwikkeling kan met dit systeem de nieuwbouw ook gecertificeerd worden met een Europese erkenning. De gemeente wil de ontwikkelende partij graag helpen meedenken in dit proces.

In het bestuursakkoord van het college 2018-2022 wordt stevig ingezet op duurzaamheid. Zaken als energietransitie, circulaire economie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en milieu hebben een nadrukkelijke plek gekregen. De sleutel om de ambities te verwezenlijken zit in samenwerken. Als burgers en bedrijven initiatieven nemen, faciliteert de gemeente die graag. Waar nodig neemt de gemeente ook zelf het initiatief of schept de juiste voorwaarden.

Toetsing

Voor de locaties aan de Koerkampsweg 3 en de Oerdijk in Lettele wordt op voorhand gesteld dat, gelet op de (planologisch) beperkte wijzigingen ter plaatse, het onderdeel duurzaamheid geen uitgebreide aandacht behoeft.

Voor een toelichting voor de overige locaties, wordt verwezen naar paragraaf 4.2.8. Daar wordt nader ingegaan op het aspect duurzaamheid.

Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met het milieu- en duurzaamheidsbeleid Deventer.

3.4.10 Werkwijze ecologie (2013)

In december 2013 heeft de gemeenteraad de "Werkwijze voor beleid en uitvoering van de ecologie in Deventer" vastgesteld. Hierin is beschreven dat Deventer rijk is aan soorten, vanwege de landschappelijke overgang van natte uiterwaarden bij de IJssel naar de droge dekzandruggen in het oosten. Deze soortenrijkdom bevindt zich zowel in het buitengebied als in het stedelijk gebied. Daarbij zijn enkele gebieden aangemerkt als Natura2000-gebied of Natuurnetwerk Nederland (voormalige EHS), maar ook daarbuiten bevinden zich lanen, oud bos, weteringen, oude rivierarmen, etc. Het beleid is erop gericht om de bestaande waarden te beschermen en zo mogelijk te verbeteren. Geconstateerd is dat de trends van co-creatie en schaalverkleining aanknopingspunten bevatten om het beleid ten uitvoering te brengen. 

De gemeente neemt al initiatief of verleent medewerking aan verbetering door herinrichting of beheer, ontplooit soortgerichte activiteiten, faciliteert vrijwilligers van groene organisaties, heeft een Adviesraad Natuur en Milieu ingesteld, hanteert criteria voor de natuurtoets, houdt inzicht in de aangetroffen soorten door het bijhouden van een eigen databank en verzorgt educatie.

Ecologische inbreng bij ontwikkelingen is vooraf verplicht in de vorm van een dialoog, waarbij nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt van de kennis die aanwezig is bij diverse groeperingen en binnen de gemeente (natuurambassadeurs). Bovendien wordt jaarlijks een schouw gemaakt om de stand van de ecologische waarden te monitoren. De strategie gaat uit van het stellen van prioriteiten voor enkele soorten als "ambassadeur". Zo zijn de Das, de Gierzwaluw, Huismus en Muurplant als soortenambassadeur benoemd, net als de Gevlekte Rietorchis. Tot slot is er een lijst opgenomen van 20 tinten groen, waarin de ontplooiingskansen staan benoemd bij de ontwikkeling en het beheer in de gemeente.

Toetsing

In paragraaf 4.2.7 wordt nader ingegaan op het aspect ecologie in het kader van voorliggend voornemen. Op deze plaats wordt vermeld dat het voornemen past binnen de gemeentelijke werkwijze.

3.4.11 Beleidsnota Beroep en bedrijf aan huis (2007)

De beleidsnota 'Beroep en Bedrijf' aan huis biedt duidelijkheid over wanneer het wel en wanneer het niet mogelijk is een bedrijf of beroep aan huis te hebben. Het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten thuis kan een positieve uitstraling hebben op de woonomgeving; het kan de wijk of buurt verlevendigen. In sommige gevallen kan het echter ook ongewenste situaties met zich meebrengen. Zo kan een bepaalde activiteit bijvoorbeeld een ongewenste verkeersaantrekkende werking hebben of voor anderen overlast met zich mee brengen. Onderstaande criteria zijn ter voorkoming van deze ongewenste situaties.

Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan indien:

  • het ondergeschikt is aan de woonfunctie: max. 35 % van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt tot een maximum van 100 m²;
  • er mag geen onevenredige hinder en overlast worden veroorzaakt;
  • de persoon die de activiteit uitoefent moet tevens bewoner van het huis zijn;
  • er mag geen horeca, detailhandel of groothandel plaatsvinden;
  • uitsluitend categorie 1 bedrijven (volgens VNG-brochure "bedrijf en milieuzonering") zijn toegestaan;
  • er mag geen duidelijk waarneembare nadelige invloed zijn op de verkeerssituatie.

In afwijking van het verbod op horeca mag binnen de woonbestemming onder bepaalde voorwaarden wel een Bed & Breakfast voorziening worden gerealiseerd. Naast bovenstaande criteria geldt dat er sprake moet zijn van een toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid, waarbij het zelfstandig functioneren als wooneenheid dient te worden uitgesloten, het authentieke uiterlijke of de verschijningsvorm van de woningen dient te worden gehandhaafd en het maximaal aantal bedden ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid is 4.

Toetsing

Binnen voorliggend bestemmingsplan is sprake van een aantal woonbestemmingen waarbinnen de mogelijkheid wordt geboden om een beroep of bedrijf aan huis te hebben. Onderhavig bestemmingsplan sluit hiermee aan op het beleid uit bovengenoemde nota.

3.4.12 Conclusie gemeentelijk beleid

Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Archeologie / cultuurhistorie en monumenten

4.1.1 Archeologie
4.1.1.1 Wettelijk kader

Op grond van de Erfgoedwet en de Bro is de gemeente verantwoordelijk voor de archeologische monumentenzorg in haar gebied. De gemeente heeft een archeologische zorgplicht en dient in ruimtelijke plannen te borgen dat bij ontwikkelingen die leiden tot grondwerken er voldoende aandacht is voor de aanwezige en te verwachten archeologische waarden. Initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, kunnen verplicht zijn om archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

4.1.1.2 Situatie plangebied

De archeologische verwachting voor de gemeente Deventer is gebaseerd op de landschappelijke en bodemkundige context van bekende archeologische vindplaatsen. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Deventer. Dit archeologiebeleid is op 28 januari 2015 door de raad vastgesteld in de vorm van een beleidskaart en een onderbouwing.

De archeologische beleidskaart vormt de basis voor de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie', zoals die in het bestemmingsplan zijn gehanteerd.

Hierna wordt per deelgebied ingegaan op het onderdeel 'archeologie'.

4.1.1.2.1 Arkelsteijnweg 5, Bathmen

In dit deelgebied geldt de beleidswaarden '4'. De huidige boerderijkamer zal worden verbouwd en in gebruik genomen als woning. Hierbij zal een kleine aanbouw worden gerealiseerd van 11 m², verder vindt geen nieuwbouw plaats. In het herinrichtingsgebied wordt ruim 1.000 m² nieuwe natuur aangelegd. Het planten van de bomen en het realiseren van de aanbouw heeft een totale verstoring van ongeveer 25 m² tot gevolg, dit blijft ruim binnen de vrijstellingsgrens van 100 m² voor waarde 4. Er is geen archeologisch onderzoek nodig.

4.1.1.2.2 Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

In dit deelgebied gelden de beleidswaarden '1' en '2'. De bestemming van de huidige recreatiewoning wordt gewijzigd naar regulier wonen. Hierbij wordt het bouwvlak in het bestemmingplan gewijzigd, maar houdt dezelfde oppervlakte. De bestaande woning wordt vergroot en er krijgt een aangebouwde schuur. De hondenkennel wordt verwijderd en het omliggende bos wordt versterkt. De totale ingreep zal afhankelijk zijn van de fundering van de nieuwbouw, maar niet meer dan 110 m² bedragen. Dit blijft onder de vrijstellingsoppervlakte van 1.000 m² voor waarde 2. Er is geen archeologisch onderzoek nodig.

4.1.1.2.3 Koerkampsweg 3, Lettele

In dit deelgebied geldt de beleidswaarde '3'. Op deze locatie wordt alleen bebouwing gesloopt, ter compensatie van de toevoeging van nieuwbouw op andere locaties. De te slopen bebouwing betreft enkele bijgebouwen met een totale oppervlakte van circa 1.200 m². Het slopen van gebouwen valt binnen de vrijstellingsgrenzen van het huidige bestemmingsplan, hiervoor hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Bij de nieuwe inrichting van het erf wordt een groot deel ingezaaid met gras. Het huidige erfbosje aan de noordkant wordt hersteld en de bestaande boom aan de weg blijft. Mogelijk worden in het nieuwe grasland enkele bomen geplant, maar het aantal of de exacte locatie hiervan is nog onbekend. De ingrepen in de bodem blijven onder de vrijstellingsgrens van 500 m² voor waarde 3. Er is geen archeologisch onderzoek nodig.

4.1.1.2.4 Borgelinksweg 1, Lettele

In dit deelgebied gelden de beleidswaarden '1' en '3'.

Voor beleidswaarde '1' is sprake van een vrijstellingsgrens ten aanzien van het uitvoeren van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen over een oppervlak van 10.000 m².

Op gronden voorzien van beleidswaarde '3' mogen werkzaamheden tot een oppervlakte van 200 m² zonder archeologische voorwaarden worden uitgevoerd. Ook werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,5 m zijn vrijgesteld. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring tussen 200 m² en 500 m² dieper dan 0,5 m geldt een meldingsplicht. Bij werkzaamheden die leiden tot een verstoring groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m dient bij de aanvraag een archeologisch rapport te worden overlegd.

Ter plaatse van de Borgelinksweg 1 vinden bodemingrepen plaats die al met al het oppervlak van 500 m² zal overschrijden. De voorgenomen bodemingrepen vinden echter plaats op gronden waar de bodem door bestaande (te slopen) bebouwing reeds is verstoord.

Gelet op het vorenstaande, wordt archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het onderdeel archeologie vormt geen belemmering voor het voornemen. Tot slot wordt opgemerkt dat de karakteristieke/cultuurhistorische waarden van de boerderij in het kader van dit plan behouden en versterkt worden.

4.1.1.2.5 Oerdijk ong., Lettele

Ter plaatse van deze locatie wordt de abusievelijk wegbestemde agrarische gronden weer voorzien van een agrarische bestemming. Er vinden geen relevante bodemingrepen plaats. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

4.1.1.2.6 Schapenzandweg 13, Diepenveen

In dit deelgebied geldt de beleidswaarde '1'. Op deze locatie vinden de bodemingrepen uitsluitend plaats ter plaatse waar het nieuwe bijgebouw ten behoeve van de extra woning na woningsplitsing wordt gerealiseerd. Dit te bouwen bijgebouw is geprojecteerd op gronden die niet zijn voorzien van een archeologische dubbelbestemming. Op basis daarvan wordt op voorhand geconcludeerd dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Het onderdeel archeologie vormt geen belemmering voor het voornemen. Tot slot wordt opgemerkt dat de karakteristieke/cultuurhistorische waarden van de boerderij in het kader van dit plan behouden en versterkt worden.

4.1.2 Cultuurhistorie
4.1.2.1 Wettelijk kader

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

4.1.2.2 Situatie plangebied

Plangebied

Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel, in het plangebied zelf geen cultuurhistorische waarden. Voor monumenten wordt verwezen naar paragraaf 4.1.3 van deze toelichting.

Conclusie

Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor dit plan.

4.1.3 Rijks- en Gemeentelijke monumenten

Plangebied

Er bevinden zich in het plangebied zelf geen rijks- en gemeentelijke monumenten.

Omgeving: Rijksmonumenten

Er bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied geen rijksmonumenten.

Omgeving: Gemeentelijke monumenten

Er bevinden zich in de directe omgeving van het plangebied geen gemeentelijke monumenten.

Conclusie

Gesteld wordt dat het aspect rijks- en gemeentelijke monumenten geen belemmering vormt voor dit plan.

4.2 Milieu-aspecten

Het onderhavige bestemmingsplan is getoetst voor wat betreft de uitvoerbaarheid. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de volgende milieukundige aspecten van belang, te weten:

  • bedrijven en milieuzonering;
  • geur;
  • geluid;
  • bodemkwaliteit;
  • luchtkwaliteit;
  • risico/veiligheid;
  • ecologie;
  • duurzaamheid.
4.2.1 Bedrijven en milieuzonering
4.2.1.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.

De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan of wijzigingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

4.2.1.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0027.png"

4.2.1.3 Situatie plangebied

Algemeen

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen.

Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:

  • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

Geen van de voorgenomen ontwikkelingen ziet toe op het toevoegen van een milieubelastende functie. Als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen is geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. Daarnaast is van belang of de nieuwe functie de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestaande functies aantast. Hierna volgt per locatie een toetsing:

Op voorhand wordt opgemerkt dat voor veehouderijen voor het milieuaspect 'geur' dient te worden gerekend met de richtafstanden, maar met de in de Wet geurhinder en veehouderij opgenomen wettelijke afstanden, danwel odeur units. Op de Wgh wordt in paragraaf 4.2.2 nader ingegaan.

Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Binnen dit deelgebied worden milieugevoelige functies toegestaan (woningen). Door de geringe menging aan functies, wordt dit deelgebied aangemerkt als 'rustige woonwijk'. Een verlaging van de richtafstanden is niet aan de orde.

Rondom dit deelgebied bevinden zich aan de Arkelsteijnweg 4a en 3a, relevante milieubelastende functies. Het gaat hierbij om twee melkveehouderijen. Voor dergelijke activiteiten geldt een grootste richtafstand van 100 meter voor het millieuaspect 'geur'. Voor de milieuaspecten 'stof' en 'geluid' is sprake van een richtafstand van 30 meter.

De melkveehouderijen liggen op ruim 100 meter afstand van dit deelgebied. Binnen dit deelgebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en omliggende bedrijven worden niet belemmerd in de bedrijfsvoering.


Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Binnen dit deelgebied wordt een milieugevoelige functie toegestaan (woning). Door de geringe menging aan functies, wordt dit deelgebied aangemerkt als 'rustige woonwijk'. Een verlaging van de richtafstanden is niet aan de orde.

De enige relevante milieubelastende activiteit in de nabijheid van dit deelgebied, is gevestigd ten zuiden van het deelgebied. Op een afstand van circa 70 meter is een groothandel in koel- en vrieswaren gevestigd.

Dit bedrijf is in bijlage 1 van de VNG Handreiking bedrijven en milieuzonering in te delen onder de activiteit: (SBI 2008 632, 433) "groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën, koel- en vriesproducten" als categorie 3.1 bedrijf met een richtafstand van 0 meter voor stof, 10 meter voor geur, 30 meter voor geluid en 50 meter voor gevaar. De richtafstand 50 meter is van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van ammoniak als koelmiddel in de koel- en vriesinstallatie. Dat is niet van toepassing voor dit bedrijf. Het bedrijf is geen risico inrichting onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI).

De voor dit bedrijf te hanteren grootste richtafstand is 30 meter voor geluid. Aan deze richtafstand wordt voldaan.

Van belang bij de boordeling van het woon- en leefklimaat voor de aangevraagde wijziging naar woonbestemming en uitbreiding van de woning is dat de ontsluitingsweg van dit bedrijf op een afstand van 10 meter van de woning ligt.

De toegangsweg ligt buiten de bedrijfsbestemming, maar is voor geluid op deze woning wel bepalend. Transportbewegingen van en naar het bedrijf kunnen, afhankelijk van de zwaarte van de voertuigen en het tijdstip, op deze woning hoge maximale (piek-) geluidbelastingen tot gevolg hebben.

In voorliggend geval is door Tecmap een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 12. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting van de ontsluitingsweg op de gevels van de woning aan de Biesterveldsweg 7 beneden de richtwaarden en voorkeurswaarden ligt.

Gelet op het vorenstaande is binnen het deelgebied aan de Biesterveldsweg 7 sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens resulteert het voornemen niet in een belemmering van de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.


Koerkampsweg 3, Lettele

Ter plaatse van dit deelgebied wordt geen milieugevoelig of -belastend object toegevoegd. Een nadere toetsing is niet aan de orde.


Borgelinksweg 1, Lettele

Binnen dit deelgebied wordt een milieugevoelige functies toegevoegd (woningen). Door de geringe menging aan functies, wordt dit deelgebied aangemerkt als 'rustige woonwijk'. Een verlaging van de richtafstanden is niet aan de orde.

Rondom dit deelgebied bevinden zich diverse milieubelastende activiteiten die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat. In de onderstaande tabel is hier een opsomming voor opgenomen:

Betreft   Milieucategorie   Grootste richtafstand   Afstand tot het deelgebied  
Stal de Borgelink (Borgelinksweg 2) met 58 volwassen paarden en 100 opfokpaarden, SBI-2008 categorie 0143 'Fokken en houden van overige graasdieren: 1-paardenfokkerijen'   3.1   50 meter   88 meter  
Geitenhouderij Kuipers (Oostermaatsdijk 7) met 1.050 geiten, SBI-2008 categorie 0143 'Fokken en houden van overige graasdieren: 2-overige graasdieren'   3.1   50 meter   700 meter  
MTS Klein Velderman (Oostermaatsdijk 14) met 195 koeien, SBI-2008 categorie 141 'Fokken en houden van rundvee'   3.2   100 meter   1.200 meter  
Oostermaet groepskampeernatuurterrein (Oerdijk 125), SBI-2008 categorie 553/552 'Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)'   3.1   50 meter   1.200 meter  
Unicom Oost (Ten Havesweg 1), SBI-2008 categorie 016 'Dienstverlening t.b.v. de landbouw: 1-algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m²'   3.1   50 meter   900 meter  
J.M.G. Bloemenkamp-Grondhuis (Bloemenkampsweg 3), SBI-2008 categorie 141 'Fokken en houden van rundvee'   3.2   100 meter   700 meter  
H. Vriezekolk (Bloemenkampsweg 4), SBI-2008 categorie 016 'Dienstverlening tbv de landbouw: plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²'   2   30 meter   570 meter  
Dierenpension De Borgelinckshof (Bloemenkampsweg 1), SBI-2008 categorie 9609 'Dierenasiels en -pensions'   3.2   100 meter   470 meter  
Beltman Lettele (Harmelinksdijk 6), SBI-2008 categorie 0147 'Fokken en houden van pluimvee: - opfokkippen en mestkuikens'   4.1   200 meter   770 meter  
Lindepluim Lettele (Harmelinksdijk 1A), SBI-2008 categorie 0147 'Fokken en houden van pluimvee: - opfokkippen en mestkuikens'   4.1   200 meter   1.030 meter  
D.J. Bolle (Harmelinksdijk 4), SBI-2008 categorie 0141 'Fokken en houden van rundvee'   3.2   100 meter   860 meter  
G.W.J. Leerkes (Harmelinksdijk 2b), SBI-2008 categorie 0150 'Akker- en of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief)'   3.2   100 meter   650 meter  
Mts Aarnink (Bathmenseweg 42A), SBI-2008 categorie 0141 'Fokken en houden van rundvee'   3.2   100 meter   890 meter  
Stal Finesse (Butersdijk 3),
SBI-2008 categorie 0141 'Fokken en houden van rundvee'
SBI-2008 categorie 0143 'Fokken en houden van overige graasdieren: 1-paardenfokkerijen'  

3.2
3.1  

100 meter
50 meter  
2.500 meter  

Op basis van de vorenstaande tabel wordt geconcludeerd dat aan alle richtafstanden wordt voldaan. Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de geurbelasting van omliggende veehouderijen in paragraaf 4.2.2 nader wordt ingegaan.

Geitenhouderij

Tot slot wordt opgemerkt dat in de nabijheid van dit deelgebied een geitenhouderij is gevestigd (Oostermaatsdijk 7). Uit VGO en VGO UGO is gebleken dat personen die binnen een afstand van 2 km tot een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op een longontsteking hebben. Daarbij geldt hoe dichter bij de geitenhouderij hoe groter het extra risico. Dit risico komt neer op een jaarlijkse extra kans van circa 0,5%. Het vorenstaande gaf reden om het GGD om advies te vragen.

Bij het realiseren van woningen op een afstand tussen de 250 meter en 2 kilometer van een geitenhouderij geldt dat er geen bezwaar hoeft te zijn mits:

  • de toekomstige bewoners vooraf aan hun woonkeuze op de hoogte worden gesteld van het extra gezondheidsrisico en dit aanvaarden
  • er geen extra kwetsbare personen worden gehuisvest, dan wel een KDV/BSO, gastouder of zorgboerderij wordt ontwikkeld. Extra kwetsbare personen hebben een nog niet volwaardig/minder goed werkend immuunsysteem (baby's, transplantatie patiënten, patiënten die chemotherapie ondergaan, ouderen) of chronische luchtwegklachten (COPD/astma)
  • er niet meer dan 15 veehouderijbedrijven in een straal van 1 km rond het te ontwikkelen project staan
  • de jaargemiddelde fijnstof concentratie (PM10/PM2,5) is voldoende laag (dwz gelijk aan of onder de WHO norm van 20, respectievelijk 10 µg/m3 ligt).

Voor het deelgebied aan de Borgelinksweg 1 geldt het volgende:

  • De geitenhouderij ligt op 700 m;
  • De lokale fijnstof concentratie (PM10/PM2,5) is goed, namelijk 16, respectievelijk 9 µg/m3 (Atlas leefomgeving)
  • Er bevinden zich 10 veehouderijen in een straal van 1 km rondom de locatie;
  • Gezien de doelgroep, waaronder 60+, zijn extra kwetsbare personen niet uitgesloten.

Al met al adviseert het GGD het volgende:

De voorgenomen ontwikkeling is vanuit gezondheidsrisico's aanvaardbaar indien de toekomstige bewoners vooraf op de hoogte worden gesteld en de extra gezondheidsrisico's aanvaarden.


Oerdijk ong., Lettele

Ter plaatse van dit deelgebied wordt geen milieugevoelig of -belastend object toegevoegd. Een nadere toetsing is niet aan de orde.


Schapenzandweg 13, Diepenveen

Binnen dit deelgebied wordt een milieugevoelige functie toegevoegd (woning). Door de geringe menging aan functies, wordt dit deelgebied aangemerkt als 'rustige woonwijk'. Een verlaging van de richtafstanden is niet aan de orde.

Rondom dit deelgebied bevindt zich aan de Schapenzandweg 2 een relevante milieubelastende functie. Het gaat hierbij om een melkveehouderij. Voor dergelijke activiteiten geldt een grootste richtafstand van 100 meter voor het milieuaspect 'geur'. Voor de milieuaspecten 'stof' en 'geluid' is sprake van een richtafstand van 30 meter.

De melkveehouderij liggen op circa 170 meter afstand van het deelgebied. Binnen het deelgebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en omliggende bedrijven worden niet belemmerd in de bedrijfsvoering.

4.2.1.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend initiatief.

4.2.2 Geur
4.2.2.1 Wet geurhinder en veehouderij en Activiteitenbesluit

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.

De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

4.2.2.2 Situatie plangebied

Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Voor de in het plan opgenomen woningen geldt dat deze als geurgevoelig zijn aan te merken op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. In de omgeving van de plannen ligt een aantal veehouderijen met landbouwhuisdieren waarvoor conform de Regeling veehouderij en geurhinder geen geuremissiefactoren en geurnormen van toepassing zijn.

Er geldt een aan te houden vaste afstand van 50 meter tussen deze veehouderijen en geurgevoelige objecten gelegen buiten de bebouwde kom. Aan deze vaste afstand wordt voldaan.

Het plan maakt geen nieuwe geurgevoelige objecten op kortere afstand van genoemde veehouderijen mogelijk, zodat de bedrijven door het plan niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering.

De Wgv vormt geen belemmering.


Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

De woning in het plan is geurgevoelig op basis van de wet geurhinder en veehouderij. Aan de vaste afstand van 50 meter tot veehouderijen, met dieren waarvoor geen geuremissiefactoren van toepassing (o.a. melkrundveebedrijven en paardenhouderrijen) wordt voldaan. In de omgeving van de woning (binnen straal van 1km) bevinden zich geen grote intensieve veehouderijbedrijven met dieren met geuremissiefactor (o.a. varkens- en pluimveebedrijven) met een relevante geurbelasting op de woning.

De Wgv vormt geen belemmering.


Koerkampsweg 3, Lettele

Ter plaatse van dit deelgebied wordt geen geurgevoelig of -belastend object toegevoegd. Een nadere toetsing is niet aan de orde.


Borgelinksweg 1, Lettele

Voor de in het plan opgenomen woningen geldt dat deze als geurgevoelig zijn aan te merken op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. In de omgeving van de plannen ligt een aantal intensieve veehouderijen met dieren waarvoor in de Regeling geurhinder en veehouderij geuremissiefactoren zijn vastgesteld:

  • Harmelinksdijk 6 Lettele 317.530 vleeskuikens op 770 m van de planlocatie
  • Harmelinksdijk 1a Lettele 76.000 vleeskuikens op 1.030 m van de planlocatie
  • Bathmenseweg 40 Lettele 2.722 varkens (en 195 runderen) op 1.300 m van de planlocatie
  • Bathmenseweg 42 Lettele 28.019 legkippen op 1.300 m van de planlocatie


Daarnaast is er een aantal bedrijven landbouwhuisdieren waarvoor conform de Regeling veehouderij en geurhinder geen geuremissiefactoren en geurnormen van toepassing zijn. Wel gelden vaste afstanden voor veehouderijen tot geurgevoelige objecten gelegen buiten de bebouwde kom. Aan deze vaste afstand wordt ruim voldaan.

Aan de individuele geurnormen voor de omliggende intensieve veehouderijen met dieren met geuremissiefactoren wordt op de planlocatie voldaan. Er is echter ook sprake van cumulatieve geurbelasting van de locatie door meerdere bedrijven, die mogelijk bepalend is voor de geursituatie en het woon- en leefklimaat voor geur. Om dit te beoordelen, is door de Omgevingsdienst IJsselland een geuronderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport in opgenomen in bijlage 13 bij deze toelichting.

Uit het geuronderzoek blijkt dat er sprake is van een milieukwaliteit die "goed" is. Daarnaast zijn er geen omliggende veehouderijen die in hun ontwikkelingen worden belemmerd. De Wgv vormt geen belemmering.


Oerdijk ong., Lettele

Ter plaatse van dit deelgebied wordt geen geurgevoelig of -belastend object toegevoegd. Een nadere toetsing is niet aan de orde.


Schapenzandweg 13, Diepenveen

Voor de in het plan opgenomen woningen geldt dat deze als geurgevoelig zijn aan te merken op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. In de omgeving van de plannen ligt een veehouderij met landbouwhuisdieren waarvoor conform de Regeling veehouderij en geurhinder geen geuremissiefactoren en geurnormen van toepassing is (zoals genoemd: het bedrijf aan de Schapenzandweg 2).

Er geldt een aan te houden vaste afstand van 50 meter tussen deze veehouderijen en geurgevoelige objecten gelegen buiten de bebouwde kom. Aan deze vaste afstand wordt voldaan.

Het plan maakt geen nieuwe geurgevoelige objecten op kortere afstand van genoemde veehouderijen mogelijk, zodat de bedrijven door het plan niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering.

De Wgv vormt geen belemmering.

4.2.2.3 Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor voorliggend initiatief.

4.2.3 Geluid
4.2.3.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

4.2.3.2 Situatie plangebied
4.2.3.2.1 Industrielawaai

Geen van de locaties waarbij nieuwe geluidsgevoelige objecten worden toegestaan is gelegen binnen de zone van een gezoneerd bedrijventerrein. Daarom wordt niet nader op het aspect industrielawaai ingegaan. In paragraaf 4.2 is reeds nader ingegaan op de in de omgeving aanwezige (individuele) bedrijvigheid.

4.2.3.2.2 Railverkeerslawaai

Uitsluitend de locatie aan de Schapenzandweg 13 in Diepenveen bevindt zich op korte afstand (circa 75 meter) van een spoorweg. Deze locatie ligt binnen de geluidzone van het spoor Zwolle-Deventer. Doordat ter plaatse een geluidsgevoelige functie (woning) wordt toegevoegd is door Adviesburo van der Boom een akoestisch onderzoek railverkeerslawaai uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 14. Hierna wordt op de bevindingen ingegaan.

De hoogste geluidbelasting door railverkeer op de ontwikkeling bedraagt ten hoogste 60 dB op de bestaande woning en 54 dB op de nieuwe woning. De voorkeurswaarde van 55 dB wordt op de locatie op de nieuwe woning niet overschreden. Er zijn geen hogere waarden voor railverkeer op deze locatie nodig.

Indien ter plaatse wordt voldaan aan de geluidwering conform het Bouwbesluit, is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verwachten.

Railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2.3.2.3 Wegverkeerslawaai

Algemeen

In artikel 74 van de Wgh is aangegeven dat wegen aan weerszijden van de weg een wettelijke geluidszone hebben waarvan de grootte is opgenomen in onderstaande tabel.

Wettelijke geluidszones van wegen:

Aantal rijstroken   Stedelijk gebied   Buitenstedelijk gebied  
1 of 2 rijstroken   200 m   250 m  
3 of 4 rijstroken   350 m   400 m  
5 of meer rijstroken   350 m   600 m  

De hiervoor genoemde zones gelden niet voor:

  • wegen die zijn aangeduid als woonerf (art 74.2);
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt (art 74.2).

Hierna wordt per deelgebied ingegaan op het onderdeel 'wegverkeerslawaai'. Doordat ter plaatse van de deelgebieden aan de Koerkampsweg 3 en de Oerdijk geen geluidsgevoelige objecten worden toegevoegd, worden deze deelgebieden hierna buiten beschouwing gelaten.

Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Ter plaatse van dit deelgebied wordt een geluidsgevoelige functie (woning) toegevoegd. Het deelgebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Arkelsteijnweg. De Arkelsteijnweg wordt hoofdzakelijk gebruikt voor bestemmingsverkeer. Gezien de afstand tot de weg en de te verwachten verkeersintensiteiten is het voldoende aannemelijk dat bij de woning wordt voldaan aan de voorkeurswaarde.


Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Ter plaatse van dit deelgebied wordt een recreatiewoning uitgebreid en herbestemd tot reguliere woning. Er is daarmee sprake van een toevoeging van een geluidsgevoelig object, als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Dit deelgebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Biesterveldsweg, de Waterdijk en de N348. Ten aanzien van de Biesterveldsweg en de Waterdijk wordt opgemerkt dat deze wegen hoofdzakelijk bestemd zijn voor bestemmingsverkeer. De verkeersintensiteit over deze wegen is daarmee laag. Voldoende aannemelijk is dat de geluidbelasting van deze wegen op de woning voldoet aan de voorkeursgrenswaarde Lden 48 dB.

Ten aanzien van de N348 wordt opgemerkt dat de woning ligt in een zone waar de geluidsbelasting lager is dan de voorkeurswaarde. Het vorenstaande is in afbeelding 4.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0150.P401-OW01_0028.png"

Afbeelding 4.1 Geluidscontour N348 (Bron: Atlas van Overijssel)

Al met al wordt geconcludeerd dat wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling aan de Biesterveldsweg 7 te Schalkhaar.


Borgelinksweg 1, Lettele

Ter plaatse van dit deelgebied worden geluidsgevoelige functies (woningen) toegevoegd. De woningen zijn gelegen aan de Borgelinksweg die doodlopend en waarover alleen bestemmingsverkeer rijdt. Daarnaast ligt dit deelgebied op een afstand van circa 230 meter van de Butersdijk en 450 meter van de Oerdijk. In beide gevallen is sprake van een weg met een geringe verkeersintensiteit.

Gelet op het vorenstaande is voldoende aannemelijk dat ter plaatse van de woningen binnen dit deelgebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.


Schapenzandweg 13, Diepenveen

Ter plaatse van dit deelgebied wordt een geluidsgevoelige functie (woning) toegevoegd. Het deelgebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Schapenzandweg en de Koopmansweg. De genoemde wegen worden hoofdzakelijk gebruikt voor bestemmingsverkeer. Gezien de afstand tot de weg en de te verwachten verkeersintensiteiten is het voldoende aannemelijk dat bij de woning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

4.2.3.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor het plan

4.2.4 Bodem
4.2.4.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

4.2.4.2 Situatie plangebied

Doordat ter plaatse van de deelgebieden aan de Koerkampsweg 3 in Lettele en de Schapenzandweg 13 in Diepenveen geen sprake is van bodemingrepen, danwel enkel sprake is van een functiewijziging van bestaande gronden (en gebouwen in geval van de Schapenzandweg 13), is voor deze locaties een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Voor de overige locaties wordt hierna per locatie ingegaan op het milieuaspect 'bodem'.

Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Ter plaatse van dit deelgebied wordt de bestaande stal omgebouwd tot een woning. Er is daarmee sprake van de toevoeging van een functie waar langdurig mensen kunnen verblijven. In dit geval is daarom door Hunneman Milieu - Advies een verkennend bodemonderzoek in combinatie met een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. In bijlage 15 is het volledige onderzoeksrapport opgenomen. Hierna wordt ingegaan op de bevindingen.

In de bodem is zintuiglijk geen asbest aangetroffen. Ter hoogte van de voormalige kippenstal is geen asbest aangetoond boven de ½ interventiewaarde.

In de vaste bodem en in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aangetoond. De aangetoonde gehalten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.

Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd, en bestaan geen bezwaren voor de voorgenomen nieuwbouw en bestemmingswijziging op de locatie.


Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Ter plaatse van dit deelgebied wordt een bestaande recreatiewoning uitgebreid en voorzien van een woonbestemming. Er is daarmee sprake van ingrepen in de bodem waarbij een functie voor langdurig menselijk verblijf wordt uitgebreid.

Door de Omgevingsdienst IJsselland voor dit deelgebied een bodemadvies uitgebracht. Het advies is in bijlage 16 opgenomen.

Uit het advies blijkt dat een bodemonderzoek niet noodzakelijk is. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het voornemen.


Borgelinksweg 1, Lettele

Doordat ter plaatse van het deelgebied aan de Borgelinksweg 1 te Lettele woningen worden gebouwd, is een bodemonderzoek noodzakelijk. In voorliggend geval is een verkennend bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek door Hunneman Milieu - Advies uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 17 bij deze toelichting. Hierna wordt ingegaan op de bevindingen:

Zintuiglijk en analytisch zijn in de vaste bodem en in het grondwater, ter plaatse van de voormalige tanks, geen oliecomponenten aangetroffen.

In en op de bodem is zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de actuele contactzone is geen tot maximaal 4 mg/kg d.s. aan gewogen asbest aangetoond. De maximaal aangetoonde gewogen gehalten aan asbest blijven onder de interventiewaarde en vormen geen aanleiding voor nader onderzoek.

In de vaste bodem zijn licht verhoogde gehalten aan arseen en PAK aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium en chroom, een matig verhoogd gehalte aan arseen, en een sterk verhoogd gehalte aan barium aangetoond. Op plaatsen waar kwel optreedt en anaeroob ijzerrijk grondwater in contact komt met zuurstof, kunnen van nature verhoogde gehalten aan arseen voorkomen. Het aangetoonde gehalte aan arseen is naar verwachting van nature aanwezig. Vanwege het ontbreken van antropogene bronnen betreft het aangetoonde gehalte aan barium, naar verwachting, eveneens een van nature verhoogde achtergrondwaarde. De verhoogd aangetoonde gehalten geven, met uitzondering van een eventuele herbemonstering, geen directe aanleiding tot nader onderzoek en/of saneringsmaatregelen.

Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd en bestaan milieutechnisch geen bezwaren voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2.4.3 Conclusie

Op basis van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het milieuaspect 'bodem' geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen.

4.2.5 Luchtkwaliteit
4.2.5.1 Beoordelingskader

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.

4.2.5.2 Situatie plangebied

Gelet op de aard en omvang van voorliggende ruimtelijke ontwikkelingen, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in de vorige paragraaf ('Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen') kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.

Uit de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (GCN) van het RIVM blijkt daarnaast dat ter plaatse van de verschillende deelgebieden in het plangebied, in het jaar 2020, ruimschoots voldaan is aan de wettelijke grenswaarden. Te verwachten is dan ook dat dit, mede gelet op de omgeving, ook in de daarop volgende jaren het geval is.

Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

4.2.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.2.6 Externe veiligheid
4.2.6.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • 3. het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • 4. de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • 5. het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • 6. het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • 7. het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).


Voor het transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

4.2.6.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.

Hierna wordt per deelgebied ingegaan op het onderdeel 'externe veiligheid'. Doordat ter plaatse van de deelgebieden aan de Koerkampsweg 3 en de Oerdijk geen kwetsbare objecten worden toegevoegd, worden deze deelgebieden hierna buiten beschouwing gelaten.

4.2.6.2.1 Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Ter plaatse van de Arkelsteijnweg 5 wordt een kwetsbaar object (woning) toegevoegd. Dit deelgebied ligt niet in aandachtsgebieden risico's als gevolg van inrichtingen (BEVI), transportroutes voor gevaarlijke stoffen (BEVT) of buisleidingen (BEVB). Er hoeft bovendien geen rekening te worden gehouden met richtafstanden voor gevaar als gevolg van omliggende bedrijven.

Wettelijk zijn vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor de gewenste ontwikkeling aan de Arkelsteijnweg 5 te Bathmen. In de omgeving van dit deelgebied zijn geen risicobronnen aanwezig die van invloed zijn op het deelgebied.

4.2.6.2.2 Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 wordt een kwetsbaar object (woning) mogelijk gemaakt. Dit deelgebied ligt niet binnen de aan te houden afstand voor het plaatsgebonden risico (PR-10) van inrichtingen met gevaarlijke stoffen die zijn aangewezen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), aangewezen transportroute voor gevaarlijke stoffen onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) of buisleidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Tevens is het deelgebied niet gelegen in invloedgebied van een BEVI inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding. Een verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.

Wettelijk zijn vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor de gewenste ontwikkeling aan de Biesterveldsweg 7 te Schalkhaar. In de omgeving van dit deelgebied zijn geen risicobronnen aanwezig die van invloed zijn op het deelgebied.

4.2.6.2.3 Borgelinksweg 1, Lettele

Ter plaatse van de Borgelinksweg 1 worden meerdere kwetsbare objecten (woningen) mogelijk gemaakt. In totaal worden binnen dit deelgebied zeven wooneenheden toegevoegd.

Inrichting

Het voorgenomen plan ligt niet in het invloedsgebied van een in de nabijheid gelegen risicobedrijf. Toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) is niet noodzakelijk.

Transportroutes

Het voorgenomen plan ligt niet binnen 200 meter van een in de nabijheid gelegen transportroute voor gevaarlijke stoffen. Toetsing aan het Besluit externe veiligheid transportroutes (BTEV) is niet noodzakelijk.

Buisleidingen

Aan de oostzijde van dit deelgebied liggen twee hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie met nummers A-511 en A-522. Het betreffen leidingen met respectievelijk een diameter van 42 en 48 inch en een druk van 66 bar. Voor een dergelijke leiding geldt een invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) van respectievelijk 490 en 540 meter. De 100% letaliteitsgrens van de gasleidingen liggen echter op respectievelijk 190 en 210 meter. Ter hoogte van de locatie voor de te realiseren wooneenheden ligt langs de leiding geen plaatsgebonden risicocontour (PR 10-06).

Doordat de locatie niet is gelegen binnen de 1% letaliteitsgrens van de genoemde gasleidingen, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Advies veiligheidsregio

Op 8 december 2020 zijn de voorgenomen plannen voorbesproken met de veiligheidsregio. De veiligheidsregio heeft aangegeven dat, gezien de relatief grote afstand tot de buisleidingen, geen aanvullende maatregelen nodig zijn tegen een mogelijk incident bij de hoge druk aardgasleiding.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voornemen aan de Borgelinksweg 1 in Lettele.

4.2.6.2.4 Schapenzandweg 13, Diepenveen

Ter plaatse van de Schapenzandweg 14 wordt een kwetsbaar object (woning) toegevoegd.

Inrichting

Dit deelgebied ligt niet in het invloedsgebied van een in de nabijheid gelegen risicobedrijf. Toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) is niet noodzakelijk.

Transportroutes

Ten westen van dit deelgebied op ongeveer 75 meter ligt het spoor tussen Zwolle en Deventer. Dit is een basisnetroute waar gevaarlijke stoffen over vervoerd worden. Het toetsingskader voor de daaruit voortvloeiende risico's is nu het Besluit externe veiligheid transportroutes (Besluit). Het Besluit bepaalt dat binnen een zone van 200 meter vanaf het spoor het 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) en groepsrisico (GR) wordt onderzocht bij ruimtelijke planvorming.

Op het spoor Zwolle – Deventer (traject: 150B.1) is er geen plaatsgebonden risico (PR- 10-6 contour) aanwezig.

Op basis van artikel 7 van het BTEV, moet de Veiligheidsregio IJsselland (VRIJ) advies uitbrengen over ontwikkelingen die binnen het invloedgebied (1% overlijdenskans) van het spoor zijn gelegen. Op basis van het Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) is de afstand van het invloedgebied (effectgebied) voor het vervoer van C31 stoffen vastgesteld op 35 meter. Het invloedsgebied voor deze stoffen ligt buiten dit deelgebied. Vanwege de afstand van het deelgebied tot het spoor is geen advies van de VRIJ over zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van een ramp noodzakelijk.

Gezien de ontwikkeling binnen 200 meter van het spoor Zwolle – Deventer is gelegen moet op basis van artikel 8 van BEVT verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Gezien het effectgebied slechts 35 meter betreft en de ontwikkeling daarbuiten plaatsvindt is verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Ook in de Omgevingsvisie externe veiligheid van de gemeente Deventer is berekend dat het spoortraject Zwolle – Deventer geen groepsrisico kent.

Buisleidingen

Het voorgenomen plan ligt niet in het invloedsgebied van een in de nabijheid gelegen hoge druk aardgasbuisleiding. Toetsing aan het Besluit externe buisleidingen (BEVB) is niet noodzakelijk.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voornemen aan de Schapenzandweg 13 in Diepenveen.

4.2.6.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

4.2.7 Ecologie
4.2.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.2.7.2 Gebiedsbescherming
4.2.7.2.1 Natura 2000-gebieden

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

In onderstaande tabel is per deelgebied de afstand tot het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied aangegeven.

Deelgebied   Afstand tot Natura 2000  
Arkelsteijnweg 5, Bathmen   5,7 kilometer  
Biesterveldsweg 7, Schalkhaar   5,7 kilometer  
Koerkampsweg 3, Lettele   8,8 kilometer  
Borgelinksweg 1, Lettele   6,3 kilometer  
Oerdijk ong., Lettele   8,1 kilometer  
Schapenzandweg 13, Diepenveen   1 kilometer  

Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor alle beschermde soorten en habitats die daar aanwezig zijn. Per soort of habitat is aangegeven of behoud van de huidige aantallen/arealen voldoende is, dan wel of uitbreiding of een verbetering nodig is. Niet alleen activiteiten binnen een Natura 2000-gebied maar ook activiteiten buiten een Natura 2000-gebied kunnen de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar brengen. Dit wordt externe werking genoemd. Gezien de mogelijke externe werking van de beoogde ontwikkeling op het nabijgelegen Natura 2000-gebied, is het van belang om te toetsen of de realisatie van de beoogde ontwikkeling conflicteert met de waarden waarvoor dit gebied is aangewezen. Hiervoor is in elk geval een toetsing aan de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

Gelet op de onderlinge afstand is van directe hinder (bijv. geluid, verstrooiing van licht etc.) niet aan de orde. Naast directe hinder dient tevens te worden gekeken naar de mogelijke toename van stikstofdepositie op kwetsbare habittatypen binnen het Natura 2000-gebieden

Voor de deelgebieden aan de Arkelsteijnweg 5, Biesterveldsweg 7, Koerkampsweg 3, Oerdijk ong. en de Schapenzandweg 13, wordt op voorhand gesteld dat gelet op de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkelingen ter plaatse, alsmede de afstand van de deelgebieden tot Natura 2000-gebieden, dat deze ontwikkelingen ten aanzien van stikstof geen nadelige invloed hebben op Natura 2000-gebieden.

Voor de locatie aan de Borgelinksweg 1 in Lettele wordt opgemerkt dat ter plaatse omvangrijkere fysieke ingrepen zullen plaatsvinden. Dat maakt dat voor deze locatie door VantErve Advies een stikstofonderzoek is uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 18 bij deze toelichting. Hierna wordt op de bevindingen ingegaan.

De depositieberekening is uitgevoerd voor de aanlegfase (de sloop van de bestaande gebouwen en de bouw van de nieuwe wooneenheden en bijgebouwen) en de gebruiksfase. De ligging van de emissiebronnen en rekenpunten, tezamen met de invoerparameters en de door het programma berekende emissie en depositie van stikstofoxiden zijn vastgelegd in AERIUS-exportfiles. Deze zijn als bijlagen bij het onderzoeksrapport ingesloten.

Uit de AERIUS berekeningen volgt dat de stikstofdepositie op de omliggende stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden, in zowel de gebruiksfase als de aanlegfase, niet meer bedraagt dan 0,00 mol mol/ha/jaar. Er kan worden geconcludeerd dat er geen significante effecten zijn te verwachten.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als NNN is gelegen op minimaal 400 meter afstand van het plangebied. Onder meer gezien de afstand en de aard en omvang van de ontwikkeling wordt gesteld dat geen sprake is van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

4.2.7.3 Soortenbescherming

Algemeen

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden en te verwonden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.

Provincie Overijssel beschikt daarnaast over eigen natuurbeleid, onder andere in de vorm van de 'Beleidsregel Natuur Overijssel 2017' (8e wijziging per 10-12-2019). In bepaalde situaties mogen verboden uit de Wet natuurbescherming worden overtreden, maar daarvoor is dan wel een vrijstelling of een ontheffing nodig. De provincie regelt in de meeste gevallen deze vrijstellingen of ontheffingen.

Via het onderdeel soortenbescherming in de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermt de provincie plant- en diersoorten die in het wild voorkomen. Alle vogels en ruim 230 plant- en diersoorten vallen onder de bescherming van deze wet, met als doel de biodiversiteit te bevorderen. In de wet is een aantal verboden opgenomen. Het is bijvoorbeeld verboden om beschermde dieren opzettelijk te doden, te verstoren of te verjagen of om voortplantingsplaatsen en rustplaatsen te beschadigen en vernielen.

Situatie plangebied

Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Ter plaatse van het deelgebied aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen wordt binnen de bestaande bebouwing een woning gerealiseerd. De bouw- en sloopwerkzaamheden zijn zeer beperkt en geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een ecologische onderzoek. Voor het overige wordt ter plaatse geen beplanting gerooid of gekapt.

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling zijn ter plaatse geen negatieve gevolgen voor beschermde flora en fauna te verwachten.

Opgemerkt wordt dat ter plaatse in het kader van natuurinclusief bouwen er nestkasten voor mussen en steenuilen wordt gerealiseerd. Het voornemen draagt daarmee bij aan de biodiversiteit en ecologische waarde van de locatie.

Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Ter plaatse van het deelgebied aan de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar wordt een bestaande recreatiewoning uitgebreid tot een reguliere woning. Tevens wordt een hondenkennel en een klein kippenhok gesloopt. De te slopen bebouwing beschikt niet over bouwkundige kenmerken die het mogelijk maken dat ter plaatse (beschermde) diersoorten kunnen verblijven.

Ten behoeve van de verbouwing van de recreatiewoning tot een reguliere woning, worden bestaande gevels en dergelijke zoveel mogelijk behouden. Voor (grootschalige) sloop is daardoor geen sprake. De bebouwing is daarnaast gepland op gronden die lange tijd in gebruik zijn als erf. Vanwege het bestaande gebruik en het daarbij behorende beheer, maken de locatie tot een ongeschikt leefgebied voor beschermde flora en fauna.

Gelet op het vorenstaande, wordt het uitvoeren van een natuurwaardenonderzoek niet noodzakelijk geacht.

Koerkampsweg 3, Lettele

Ter plaatse van het deelgebied aan de Koerkampsweg 3 in Lettele wordt uitsluitend bebouwing gesloopt en een bestaande schuur opgeknapt tot bijgebouw bij de bestaande woning. Ten behoeve van de sloopvergunning zal separaat een natuurwaardenonderzoek worden uitgevoerd.

Borgelinksweg 1, Lettele

Ter plaatse van het deelgebied aan de Borgelinksweg 1 in Lettele is door Silvavir ecologisch advies een ecologische onderzoek en nader onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 19 bij deze toelichting. Hierna wordt op de bevindingen ingegaan.

De voorgenomen ontwikkeling heeft naar verwachting geen negatieve effecten op beschermde planten, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden. Wel is er vastgesteld dat de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten hebben op verblijfplaatsen van beschermde gebouwbewonende vleermuizen en broedlocaties van de vogelsoorten boerenzwaluw, huismus en kerkuil.

Deze negatieve effecten dienen te worden gecompenseerd. Hiertoe worden in het plangebied vleermuiskasten, nestgelegenheden voor de huismus, de boerenzwaluw en de kerkuil gerealiseerd. Deze voorzieningen worden deels in de gevels van de te realiseren bebouwing verwerkt (natuurinclusief bouwen).

Daarnaast wordt door de diverse landschapsmaatregelen, de ecologische waarde van deze locatie versterkt.

Indien de hiervoor genoemde maatregelen worden getroffen, dan is een Wnb-ontheffing niet noodzakelijk. Het bevoegd gezag moet hier nadrukkelijk akkoord op geven.

Oerdijk ong., Lettele

Ter plaatse van het deelgebied aan de Oerdijk in Lettele vinden geen ingrepen plaats waardoor een ecologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht. De gronden zijn geruime tijd in gebruik als agrarisch cultuurlandschap. Het huidige gebruik maakt deze locatie dan ook ongeschikt voor beschermde flora en fauna.

Schapenzandweg 13, Diepenveen

Ter plaatse van het deelgebied aan de Schapenzandweg 13 in Diepenveen wordt een bestaande woning gesplitst. Daarnaast wordt er een bijgebouw gebouwd. Het bijgebouw wordt gebouwd op gronden die in de huidige situatie in gebruik zijn als erf en ten behoeve van het grazen van dieren. Door het huidige gebruik is niet aannemelijk dat ter plaatse beschermde flora en fauna aanwezig zijn.

Gelet op het vorenstaande is een ecologische onderzoek niet noodzakelijk.

4.2.7.4 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor voorliggend plan.

4.2.8 Duurzaamheid en natuurinclusief bouwen
4.2.8.1 Algemeen

Duurzaamheidthema's zoals energie- en waterbesparing, aandacht voor langzaam verkeer en groenvoorzieningen, zuinig grondstoffengebruik, efficiënt ruimtegebruik en duurzaam bouwen, zullen met name bij nieuwbouwplannen en herinrichting een belangrijke plaats toegekend krijgen.

De gemeente Deventer heeft in 2019 de motie 'Natuurinclusief bouwen' aangenomen. De gemeente is momenteel bezig een instrument te ontwikkelen waarmee natuurinclusief bouwen op een eenvoudige wijze kan worden getoetst. Duurzaamheid is dan ook een belangrijke pijler van het gemeentelijke beleid.

4.2.8.2 Situatie plangebied

Doordat in voorliggend geval ter plaatse van de deelgebieden aan de Oerdijk en de Koerkampsweg 3 in Lettele geen nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden, worden deze locaties in deze paragraaf buiten beschouwing gelaten. Hierna wordt ingegaan op de overige locaties.

In de voorgenomen plannen is rekening gehouden met het aspect duurzaamheid, onder meer vanwege het feit dat:

  • de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt op een bestaande bebouwde locatie danwel bestaande erven;
  • er ten behoeve van alle nieuw te realiseren bebouwing, tevens verharding en bebouwing wordt gesloopt. Hierdoor is per saldo sprake is van een afname van verharding;
  • er geen uitlogende materialen worden gebruikt bij de bouw;
  • de diverse nieuw te realiseren woningen conform het Bouwbesluit worden gebouwd en daarmee duurzaam(er) zijn,
  • alle nieuwe woningen gasloos worden uitgevoerd;
  • rekening wordt gehouden met het aspect 'water' door de afname van verharding. Daarnaast wordt ter plaatse van het deelgebied aan de Borgelinksweg 1 in Lettele extra ruimte geboden voor water;
  • sprake zal zijn van efficiënt materiaalgebruik en afvalscheiding op de bouwplaats.

Daarnaast wordt opgemerkt dat ten behoeve van de diverse voorgenomen ontwikkelingen ruimtelijke kwaliteitsplannen zijn uitgewerkt, zie:

Locatie   Bijlagen   Paragraaf  
Arkelsteijnweg 5, Bathmen   1 en 2   2.2.1  
Biesterveldsweg 7, Schalkhaar   3 en 4   2.2.1  
Borgelinksweg 1, Lettele   6 en 7   2.2.2  
Schapenzandweg 13, Diepenveen   10 en 11   2.2.4  

Met de ruimtelijke kwaliteitsplannen wordt voorzien in diverse kwalitatieve investeringen. Deze investeringen bestaan in de eerste plaatse uit de zogenoemde 'basisinspanning' ter inpassing van de woonerven in het omliggende landschap, rekening houdend met de ter plaatse aanwezige gebiedskenmerken.

Ter plaatse van de locaties waar nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd, worden tevens (verwerkt in de ruimtelijke kwaliteitsplannen) maatregelen getroffen in het kader van natuurinclusief bouwen. Hiervoor wordt verwezen naar de hiervoor genoemde bijlagen.

4.2.8.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in voorliggend plan voldoende aandacht is uitgegaan naar de aspecten 'duurzaamheid' en 'natuurinclusief bouwen'.

4.2.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
4.2.9.1 Kader

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in de integrale ruimtelijke afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan): Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  • Op basis van het Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3): Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  • Op basis van het Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4): Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r.. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

De voorgenomen ontwikkeling is niet als activiteit opgenomen in de C-lijst van het Besluit MER. In de D-lijst is de volgende activiteit opgenomen: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Het realiseren van woningen is in beginsel als een stedelijk ontwikkelingsproject aan te merken, waardoor toetsing aan de drempelwaarden dient plaats te vinden.

De drempelwaarden zijn ten aanzien van de hiervoor genoemde activiteit als volgt:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.
4.2.9.2 Situatie plangebied

Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat in het kader van de voorliggende plannen geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkelingen is het de vraag of er daadwerkelijk sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Bestluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aan de hand van aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

Gelet op de kenmerken van de voorgenomen ontwikkelingen (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is en wordt tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Deze paragraaf wordt in dit geval beschouwd als de vormvrije m.e.r.-toets.

4.3 Leidingen en kabels

Uitsluitend ter plaatse van het deelgebied aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen bevindt zich in de nabijheid van het deelgebied een relevante hoogspanningslijn.

Ten noorden van dit deelgebied loopt een 110 kV hoogspanningslijn. Op 3 oktober 2005 heeft toenmalig Minister van VROM de gemeenten geadviseerd over het te voeren beleid met betrekking tot gezondheidsrisico's afkomstig van hoogspanningslijnen. Aanleiding voor het advies was wetenschappelijk onderzoek waaruit een zwakke, maar statistisch significante associatie werd aangetoond tussen het optreden van leukemie bij kinderen met leeftijden tot 15 jaar en de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen. Het advies luidt om bij de vaststelling van bestemmingsplannen, dan wel bij wijzigingen in bestaande plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (0 tot 15 jaar) langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbij het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (µT). In het advies wordt door VROM met nieuwe situatie, i.r.t. verblijftijd en mate van blootstelling, bedoeld o.a. het oprichten van woningen, scholen en kinderdagverblijven. Langdurig is gedurende minimaal 1 jaar met een verblijftijd van minimaal 14-18 uur per dag. Er wordt bij gemeentelijke planvorming rekening gehouden met dit VROM-advies.

De gemeente Deventer heeft de ligging van de magneetvelden in beeld laten brengen, volgens RIVM rekenprotocollen (Petersburg Consultants rapport GE140700-R01 MP versie 1.2, d.d. 27 maart 2015). Hieruit blijkt dat de nieuwe woning niet is gelegen binnen een magneetveld met een jaargemiddelde hoger dan 0,4 microtesla (µT). Gezondheidsrisico's vanwege de hoogspanningslijnen hoeven daarom niet verder onderzocht te worden.

Opgemerkt wordt dat voor de overige deelgebieden zich in en nabij van de deelgebieden geen relevante ondergrondse en bovengrondse leidingen aanwezig zijn waar bij het opstellen van dit bestemmingsplan rekening mee hoeft te worden gehouden.

4.4 Waterhuishouding

4.4.1 Vigerend beleid
4.4.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

4.4.1.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).

4.4.1.3 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

4.4.1.4 Waterschap

Algemeen

In voorliggend geval ligt het deelgebied aan de Arkelsteijnweg 5 in Bathmen binnen het gebied van het waterschap Rijn en IJssel. Voor de overige deelgebieden betreft dat het waterschap Drents Overijsselse Delta.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten kunnen worden ingezien op het hoofdkantoor van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wdodelta.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Waterschap Rijn en IJssel

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Drents Overijsselse Delta (voorheen Reest en Wieden & Groot Salland), Vechtstromen en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost.

Het waterschap Rijn en IJssel heeft het waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheerplan (WBP 2016-2021). Het waterbeheerplan geeft vooral de koers aan voor de komende jaren.

Overstromingen, wateroverlast of droogte te voorkomen of beperken. Inwoners kunnen hierdoor op een goede manier wonen en werken. Boeren en natuurbeheerders kunnen goed gebruik maken van de grond.

Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte. Een goede ecologische en chemische kwaliteit van het (oppervlakte)water is belangrijk. Het water is schoon en gezond en inwoners kunnen hiervan genieten. Ook de doelen voor waterkwaliteit die voortvloeien uit Europese wetgeving; de Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van het plan.

Afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen. Het waterschap probeert niet alleen schadelijke stoffen uit het water te halen, het wil ook van deze stoffen nieuwe producten maken en nieuwe toepassingen zoeken.

4.4.1.5 Gemeentelijk rioleringsplan 2015-2020

Algemeen

In 2014 is door de gemeenteraad het Gemeentelijk Rioleringsplan (grp) 2015-2020 vastgesteld. Het plan was in beginsel van kracht tot 1 januari 2020. Het grp is een verplicht plan op basis van de Wet Milieubeheer. De werkingsduur van het grp is niet in de wet vastgelegd. In zijn huidige vorm komt het grp als verplicht plan te vervallen bij het ingaan van de omgevingswet. Dat is naar verwachting in 2022 het geval.

Binnen Rivus, de samenwerking in de regio op het gebied van de afvalwaterketen en klimaatadaptatie, wordt gewerkt aan een nieuwe planvorm die gestalte moet krijgen onder de werking van de Omgevingswet. Door hier samen met onze 7 partnergemeenten in op te trekken kan een groot deel van dit RioleringsProgramma met een gezamenlijke inhoud worden opgesteld. Iedere gemeente heeft daarnaast natuurlijk zijn eigen invulling van dat programma naast het gezamenlijke deel.

Besloten is om het huidige grp 2015-2020 te verlengen tot het moment dat de omgevingswet in gaat.

Waterbergingseis

Op basis van het grp geldt er bij ruimtelijke ontwikkelingen in beginsel een waterbergingseis. Dit wil zeggen dat er bij een toename van verharding een waterbergingsvoorziening moet worden gerealiseerd, met een volume in m³ afhankelijk van de toename aan verharding in m² (toename verharding in m² * 0,02 of 0,01 (afhankelijk van de situatie)).

4.4.2 Waterparagraaf
4.4.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Op voorhand wordt opgemerkt dat ter plaatse van de deelgebieden aan de Koerkampsweg 3 en de Oerdijk in Lettele geen sprake is van het toevoegen van verharding of functies waarbij sprake is van een toename van af te voeren afvalwater. Ter plaatse van de Koerkampsweg 3 is daarentegen juist sprake van een aanzienlijk afname van verhard oppervlak. Gelet op het vorenstaande wordt hierna niet ingegaan op deze locaties.

4.4.2.2 Watertoetsproces

Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

Voor de locatie aan de Arkelsteijnweg 5 is in bijlage 20 de ingevulde watertoetstabel opgenomen. In voorliggend geval is geen van de vragen met een 'ja' beantwoord. Er is daarmee geen sprake van een waterschapsbelang.

Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Het waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). Op basis van deze digitale toetsing valt de ontwikkeling onder de korte procedure. De hierbij behorende ‘standaard waterparagraaf’ is opgenomen in bijlage 21 bij deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies.

Borgelinksweg 1, Lettele

Het waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). Op basis van deze digitale toetsing valt de ontwikkeling onder de normale procedure. De hierbij behorende ‘standaard waterparagraaf’ is opgenomen in bijlage 22 bij deze toelichting. Doordat er sprake is van een 'normale procedure', volgt hierna een nadere uiteenzetting van de waterhuishoudkundige aspecten:

Invloedszone A-watergang

De reden dat uit de watertoets de 'normale procedure' volgt, komt doordat bij het uitvoeren van de watertoets de invloedszone van een A-watergang is geraakt. Dit heeft betrekking op de A-watergang ten zuiden van dit deelgebied. In dit gebied vinden echter geen ingrepen plaats die een negatieve invloed hebben op de A-watergang. In de nabijheid van de A-watergang vinden enkel ingrepen plaats ten behoeve van de landschappelijke inpassen/ kwaliteitsverbetering ter plaatse. Deze ingrepen zijn met het waterschap afgestemd.

Verhard oppervlak

Het verhard oppervlak ter plaatse neemt, door de sloop van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, af. Een extra compensatie ten behoeve van de waterberging is niet noodzakelijk.

Hemelwater

Ter plaatse wordt het hemelwater op eigen terrein geïnfiltreerd.

Afvalwater

Na overleg met de gemeente Deventer is besloten om geen IBA-systeem toe te passen, maar via een nieuwe pompput aan te sluiten op het drukriool ter plaatse. Gebleken is namelijk dat het riool ter plaatse voldoende capaciteit heeft om het extra afvalwater te kunnen afvoeren.

Overige

Ter plaatse is geen sprake van grondwateroverlast en het voornemen vindt niet plaats binnen een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied.

Schapenzandweg 13, Diepenveen

Het waterschap Drents Overijsselse Delta is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). Op basis van deze digitale toetsing valt de ontwikkeling onder de normale procedure. De hierbij behorende ‘standaard waterparagraaf’ is opgenomen in bijlage 23 bij deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies.

4.4.3 Overstromingsrisicoparagraaf

Het bestemmingsplangebied ligt buiten het invloedsgebied van dijktrajecten. Dit is een wettelijk vastgelegde gebieden, waarbinnen alleen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk zijn indien in het bestemmingsplan voorwaarden worden opgenomen om de veiligheid ook op lange termijn voldoende te waarborgen.

Door klimaatveranderingen moet meer rekening worden gehouden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). Omdat het plangebied is gelegen buiten de dijktrajecten is een overstromingsrisicoparagraaf niet noodzakelijk.

4.4.4 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend voornemen.

4.5 Verkeer en parkeren

4.5.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de effecten op de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Voor het berekenen van de parkeerbehoefte wordt aangesloten bij de uitgangspunten uit de 'Nota 'Parkeernormen Deventer 2013 Auto en fiets'.

Deze parkeernormen zijn geënt op landelijke parkeerkencijfers op basis van de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' van het CROW. Voor de verkeersgeneratie wordt aangesloten bij de meest recente CROW-publicatie, genaamd 'Toekomstbestendig parkeren, 381 (december 2018). De kencijfers van het CROW zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.

Bij het gebruik van kencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. Ook de stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de hoogte van het parkeerkencijfer. Onder stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per vierkante kilometer. In de vermelde publicaties van het CROW worden de kencijfers weergegeven onderverdeeld naar functies, de stedelijke zone en de stedelijkheidsgraad.

4.5.2 Uitgangspunten

Op basis van voorliggend plan in relatie tot het gemeentelijke parkeerbeleid wordt voor de berekening van zowel de parkeerbehoefte als van de verkeersgeneratie uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • Stedelijkheidsgraad: 'sterk stedelijk' (CBS Statline);
  • Gebiedsindeling: 'buitengebied'.

Hierna wordt per deelgebied ingegaan op het onderdeel verkeer en parkeren. Ter plaatse van de deelgebieden aan de Koerkampsweg 3 en de Oerdijk in Lettele worden geen (nieuwe) functies mogelijk gemaakt, waardoor er sprake is van een toename van de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie. Deze locaties worden daarom verder achterwege gelaten.

4.5.3 Arkelsteijnweg 5, Bathmen

Ter plaatse wordt één vrijstaande woning toegevoegd.

Parkeren

Voor een vrijstaande koopwoning geldt een parkeernorm van 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen per woning. Ter plaatse is ruim voldoende ruimte om ten minste drie auto's op eigen terrein te kunnen parkeren.

Verkeer

Voor een vrijstaande woning geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie kan eenvoudig worden afgewikkeld via de omliggende infrastructuur.

Het woonperceel wordt ontsloten via de bestaande in- en uitrit dat aansluit op de Arkelsteijnweg.

4.5.4 Biesterveldsweg 7, Schalkhaar

Ter plaatse is in de gewenste situatie sprake van één vrijstaande woning.

Parkeren

Voor een vrijstaande koopwoning geldt een parkeernorm van 2,4 (afgerond 3) parkeerplaatsen per woning. Ter plaatse van de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar is ruim voldoende ruimte om ten minste drie auto's op eigen terrein te kunnen parkeren.

Verkeer

Voor een vrijstaande woning geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie kan eenvoudig worden afgewikkeld via de omliggende infrastructuur. Hierbij wordt opgemerkt dat ter plaatse reeds een recreatiewoning aanwezig is. Op basis van een persoonsgebonden gedoogbeschikking mag hier reeds worden gewoond. In dat kader is van een feitelijke toename van de verkeersgeneratie geen sprake.

Het perceel is en blijft ontsloten op de Biesterveldsweg.

4.5.5 Borgelinksweg 1, Lettele

Ter plaatse is in de gewenste situatie sprake van vier twee-onder-een-kap woningen en vier tussen-/hoek woningen. Worst-case wordt in dit geval uitgegaan van uitsluitend koopwoningen.

Parkeren

Voor twee-onder-een-kap woningen geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Met vier twee-onder-een-kap woningen is sprake van een parkeerbehoefte van 8,8 parkeerplaatsen.

Voor een tussen-/hoekwoning geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. Met vier tussen-/hoekwoningen is sprake van een parkeerbehoefte van 8 parkeerplaatsen.

In de gewenste situatie is sprake van een parkeerbehoefte van 16,8 (afgerond 17) parkeerplaatsen. Ter plaatse van deze locatie wordt in beginsel voorzien in 12 parkeerplaatsen op een centrale parkeervoorziening (zie Bijlage 7). Hiermee is sprake van een tekort van 5 parkeerplaatsen. Echter in het kader van de deelerfgedachte, is aannemelijk dat ter plaatse ook sprake zal zijn van deelauto's. Daarnaast wordt benadrukt dat het erf van voldoende omvang is, om de overige 5 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren.

Verkeer

Voor een twee-onder-een-kap woningen en tussen-/hoekwoningen geldt een verkeersgeneratie van respectievelijk 7,8 en 7,4 verkeersbewegingen per woning per weekdagetmaal.

In geval van de Borgelinksweg 1 is daarmee sprake van een verkeersgeneratie van ((7,8 * 4) + (7,4 * 4)) 60,8 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie kan eenvoudig worden afgewikkeld via de omliggende infrastructuur.

Doordat ter plaatse een agrarisch bedrijf wordt gesaneerd en er reeds één bestaande woning aanwezig is, is de toename van de verkeersgeneratie geringer.

De locatie wordt in de gewenste situatie ontsloten via één gezamenlijke in- en uitrit op de Borgelinksweg.

4.5.6 Schapenzandweg 13, Diepenveen

Ter plaatse is in de gewenste situatie sprake van twee twee-onder-een-kap woningen.

Parkeren

Voor twee-onder-een-kap woningen geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Met twee twee-onder-een-kap woningen is sprake van een parkeerbehoefte van 4,4 parkeerplaatsen. Ter plaatse van de Schapenzandweg 13 in Diepenveen is voldoende ruimte aanwezig om ten minste vijf auto's op eigen terrein te kunnen parkeren.

Verkeer

Voor een twee-onder-een-kap woningen geldt een verkeersgeneratie van 7,8 verkeersbewegingen per woning per weekdagetmaal.

In geval van de Schapenzandweg 13 is daarmee sprake van een verkeersgeneratie van 15,6 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Doordat ter plaatse in de bestaande situatie reeds een woning aanwezig is, bedraagt de toename van de verkeersgeneratie 7,8 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie kan eenvoudig worden afgewikkeld via de omliggende infrastructuur.

4.5.7 Conclusie

Gelet op het vorenstaande, vormen de aspecten 'parkeren en verkeer' geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Sociale veiligheid

4.6.1 Algemeen

Naast een aantrekkelijke en aanpasbare woonomgeving zal de woonomgeving vooral ook (sociaal) veilig in het gebruik moeten zijn. Het gaat er om dat mensen zich veilig voelen en dat zoveel mogelijk daadwerkelijk zijn. Factoren die kunnen bijdragen aan (het gevoel van) meer veiligheid zijn: informeel toezicht op de openbare ruimte, persoonlijke controle over de ('eigen') omgeving en het imago van het (totale) gebied. Toegespitst op het plangebied betekent dit, dat door inrichting en beheer van de openbare ruimte een goede sociale controle mogelijk dient te zijn. Een aantal aspecten waarbij de sociale veiligheid bijzondere aandacht vraagt, is:

  • stedenbouwkundige inrichting: daarbij gaat het onder meer om de relatie openbaar-privé, menging tuin- en straatgericht wonen, overzichtelijkheid van stratenpatronen, parkeervoorzieningen en openbare verlichting;
  • vrijliggende groenvoorzieningen: vooral de waarborging van overzichtelijkheid;
  • langzaam-verkeerroutes: primaire routes moeten bij voorkeur 'begeleid' worden door woonbebouwing;
  • buurtbeheer: optredende gebreken als gevolg van dagelijks gebruik adequaat en snel herstellen;
  • jeugdopvang: creëren van adequate speel- en ontmoetingsplekken.
4.6.2 Situatie plangebied

Met de ontwikkelingen worden nieuw woonerven gecreëerd in het buitengebied van Deventer. Hierdoor zullen meer mensen verblijven in het buitengebied van Deventer, met meer sociale controle tot gevolg. Een en ander draagt bij aan de sociale veiligheid binnen het gebied. Daarnaast is bij de stedenbouwkundige inrichting van het plangebied eveneens rekening gehouden met het aspect sociale veiligheid.

4.6.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in voldoende mate rekening is gehouden met het aspect sociale veiligheid.

Hoofdstuk 5 Planopzet en juridische aspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de plansystematiek. Allereerst wordt de overgang van het analoge, 'papieren' bestemmingsplan naar een digitaal bestemmingsplan behandeld. Vervolgens wordt de standaardisering van de bestemmingsplannen toegelicht. In § 5.3 wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Tenslotte wordt in § 5.4 aandacht gegeven aan de handhaving van de bestemmingsplanregels.

5.2 RO Standaarden 2012

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld moeten worden. Om dit mogelijk te maken zijn de RO standaarden ontwikkeld.

De standaarden voor vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP2012) bevatten normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van het bestemmingsplan, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. De SVBP2012 geeft daartoe normen voor de opbouw van de regels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan.

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt digitale verbeelding genoemd. In de digitale verbeelding wordt alle relevante bestemmingsplaninformatie in een interactieve raadpleegomgeving getoond. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. Dit betekent dat bestemmingsplannen alleen in digitale vorm rechtskracht kunnen krijgen. Dit bestemmingsplan is daarom digitaal opgesteld, zodat het voorbereid is om digitaal te worden vastgesteld en gepubliceerd.

5.3 Planopzet

5.3.1 Algemeen

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 4. Inleidende regels;
  • 5. Bestemmingsregels;
  • 6. Algemene regels;
  • 7. Overgangs- en slotregels.
5.3.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen. Hierin zijn twee artikelen opgenomen: Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van Meten. Deze regels dienen ter verduidelijking van de in de andere regels opgenomen begrippen en op welke manier gemeten dient te worden.

De meeste gebruikte begrippen en wijzen van meten behoeven geen toelichting. Eén begrip wordt hier nader toegelicht, namelijk ‘erfdelersinitiatief’ (artikel 1.32).

Erfdelersinitiatieven zijn er in verschillende soorten en maten. In de kern gaat er om dat een erf gedeeld wordt door verschillende partijen. Dit zijn meestal huishoudens, maar ook kan er sprake zijn van een combinatie met andere functies zoals instellingen. De huishoudens kunnen een doorsnede van de samenleving zijn, maar ook alleen afkomstig zijn uit een bepaalde groep, zoals senioren.

Het delen van het erf bestaat enerzijds uit het delen van de onbebouwde ruimte. Het gaat dan om de oprit, het eigenlijke erf met onder andere parkeerplaatsen, en groene ruimte. Beperkte privé buitenruimte (terras of tuin) is daarbij niet uitgesloten, maar de nadruk ligt op het gemeenschappelijke karakter.

Anderzijds gaat het ook om het delen van bebouwing. Er kan sprake zijn van individuele (privé) wooneenheden, gecombineerd met bijvoorbeeld een gezamenlijke berging en gezamenlijke voorzieningen zoals een wasserette, hobbyruimte, gastenverblijf of ruimte voor bijeenkomsten.

Bij erfdelen is er tussen de deelnemers sprake van een onderlinge sociale relatie die verder gaat dan de relatie tussen buren. Deelname aan het initiatief is niet alleen kiezen voor de locatie, maar ook voor de andere deelnemers. Wat deze sociale relatie precies inhoudt, wordt beschreven in een visie die de grondslag vormt van het erfdelersinitiatief. Onderlinge afspraken over het erfdelen tussen de deelnemers zijn schriftelijk vastgelegd. Deze schriftelijke afspraken kunnen ook inhouden dat de erfdelers lid zijn van een coöperatie of andere rechtsvorm.

Met de in artikel 1.32 opgenomen definitie is beoogd een samenvatting van het bovenstaande te geven.

5.3.3 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. De onderstaande bestemmingen maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Enkelbestemmingen

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

Ter plaatse van de deelgebieden aan de Arkelsteijnweg 5, Borgelinksweg 1, Schapenzandweg 13 en de Oerdijk, is onder andere de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' opgemomen. Voor het deelgebied aan de Oerdijk is deze bestemming opgenomen om zodoende het gewenste agrarisch gebruik voort te kunnen zetten. Ter plaatse van de overige deelgebieden is deze bestemming opgenomen om agrarische bouwvlakken weg te bestemmen.

Deze gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf alsmede voor het behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden. Dit komt mede tot uitdrukking in de maatregelen, conform het inrichtingsplan en maatregelen in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving die in het kader van voorliggend plan worden genomen. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan.

Binnen deze bestemming zijn geen bouwvlakken opgemomen. Ter plaatse bestaan slechts nog beperkte bouwmogelijkheden.

Artikel 4 Natuur

Ter plaatse van de deelgebieden aan de Arkelsteijnweg 5 en de Biesterveldweg 7 is de bestemming 'Natuur' opgenomen. Deze bestemming is opgenomen om de voorgenomen natuurontwikkeling op deze locaties mogelijk te maken.

Gronden voorzien van deze bestemming zijn onder andere bedoeld voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Tevens is extensieve dagrecreatie toegestaan.

Binnen deze bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt tot het mogen bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

Artikel 5 Wonen

Op het deelgebied aan de Oerdijk na, is elk overig deelgebied voorzien van de bestemming 'Wonen'. Gronden voorzien van de bestemming 'Wonen' zijn bedoeld voorhet wonen (daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis.

Ter plaatse van de Koerkampsweg 3 is daarnaast door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' bepaald dat voormalige bedrijfsbebouwing is toegestaan.

Ter plaatse van de Arkelsteijnweg 5 is door middel van de aanduiding 'specifiek vorm van wonen - boerderijkamers' bepaald dat de ter plaatse aanwezige twee boerderijkamers zijn toegestaan.

Voor de Borgelinksweg 1 is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gezamenlijke voorzieningen' opgenomen. Deze aanduiding maakt het mogelijk om ter plaatse van de aanduiding de gewenste twee logeerkamers en gezamenlijke woonkeuken in één van de bijgebouwen te realiseren.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn daarnaast erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, paardenbakken, water en voorzienngen ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan. Tevens zijn de uitvoering en instandhouding van de maatregelen conform de diverse inrichtingsplannen specifiek toegestaan.

Binnen de bouwregels behorende bij de bestemming 'Wonen' is bepaald dat per bouwvlak één woning is toegestaan. Voor diverse deelgebieden is daarnaast door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bepaald dat er meer dan één woning per aangewezen bouwvlak is toegestaan. Qua bouwregels is daarnaast zoveel mogelijk aangesloten op de 'standaard' bouwregels voor woningen in het buitengebied. Daar waar maatwerk is toegepast, is dit door middel van aanduidingen gedaan.

Specifiek voor het deelgebied aan de Borgelinksweg 1 zijn maatwerkregels opgesteld. De woonbestemming ter plaatse van deze locatie is volledig voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erfdelers'. In afwijking van alle bouwregels, is ter plaatse van deze woonbestemming door middel van bouwvlakken en aanduidingen specifiek vastgelegd wat waar mag worden gebouwd.

In de specifieke bouwregels zijn daarnaast meerdere voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Zo zijn er sloopverplichtingen voor de Arkelstijnweg 5, de Biesterveldsweg 7 en de Borgelinksweg 1 opgenomen.

Voor de locaties Arkelsteijnweg 5, Biesterveldsweg 7, Borgelinksweg 1 en de Schapenzandweg 13 zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor de aanleg en instandhouding van de voor deze locaties opgestelde ruimtelijke kwaliteitsplannen.

Dubbelbestemmingen

Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Conform het geldend planologisch regime, is ter plaatse van het deelgebied aan de Arkelsteijnweg 5 de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen.

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2, Artikel 8 Waarde - Archeologie - 3 en Artikel 9 Waarde - Archeologie - 4

Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

Artikel 10 Waterstaat - Intrekgebied

Conform het geldend planologisch regime, is ter plaatse van het deelgebied aan de Biesterveldweg 7 de dubbelbestemming 'Waterstaat - Intrekgebied' opgenomen.

De voor 'Waterstaat - Intrekgebied' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.

5.3.4 Hoofdstuk 3: Algemene regels

De algemene regels omvatten een aantal algemene en aanvullende regels die van toepassing zijn op de gronden behorende bij het onderhavige plangebied. Vanwege het algemene karakter van deze planregels zijn deze opgenomen in dit algemene hoofdstuk.

Artikel 11 Antidubbeltelregel

Door wijziging in de begrenzing van het bouwperceel zouden regelingen die aan het bouwperceel zijn verbonden, kunnen worden ontdoken. De anti-dubbeltelregel verhindert dat.

Artikel 12 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn algemene bouwregels opgenomen ten aanzien van afwijkende maatvoeringen, overschrijding van bouwgrenzen, herbouw van woningen en ondergronds bouwen.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

In deze bepaling wordt eveneens vermeld welk gebruik ter plaatse in ieder geval strijdig is. Tevens worden de vereisten aangegeven voor een beroep of bedrijf aan huis en een kleinschalige kinderopvang. Daarnaast wordt aangegeven welke parkeerregels ter plaatse van toepassing zijn.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt wat de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' inhoudt.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid af te wijken van het plan ten aanzien van en/of ten behoeve van mantelzorg, herbouw van woningen, kleinschalige windturbines en zonnepanelen.

Ten aanzien van de afwijking ten behoeve van zonnepanelen wordt nog het volgende opgemerkt.

De gemeente Deventer hecht grote waarde aan de aspecten 'duurzaamheid' en 'natuurinclusief bouwen', zoals eerder al bleek in paragraaf 4.2.8. In dit kader werkt de gemeente momenteel aan een paraplubestemmingsplan om alle bestemmingsplannen in het buitengebied te voorzien van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid om zonnepanelen bij woningen toe te staan. Vooruitlopend hierop is deze afwijkingsbevoegdheid opgenomen in dit bestemmingplan.

Met deze afwijkingsbevoegdheid kan van alle regels worden afgeweken die aan zonnepanelen in de weg staan mits aan de bijbehorende voorwaarden wordt voldaan. Hieronder zijn de bijbehorende voorwaarden weergegeven met per voorwaarde een korte toelichting.

1. De zonnepanelen zijn gesitueerd bij een woning of (agrarische) bedrijfswoning, met uitzondering van recreatiewoningen.

Toelichting:

Uitgangspunt is dat het gaat om particuliere zonnepanelen bij een reguliere woning. Bij een (agrarische) bedrijfswoning is ook mogelijk, maar het aantal zonnepanelen moet dan afgestemd zijn op de woning en niet op het bijbehorende bedrijf (zie ook voorwaarde 3). Of er sprake is van “bij een woning” moet per geval beoordeeld worden. Dit hangt af van de feitelijke omstandigheden. Hier kunnen aspecten als de omvang van de woning en de inrichting van de ruimte rondom de woning een rol spelen. In ieder geval is niet uitgesloten dat zonnepanelen op enige afstand van de woning gesitueerd worden, mits er een ruimtelijke samenhang bestaat tussen de woning en de locatie van de zonnepanelen.

2. Aangetoond moet worden dat het aanbrengen van zonnepanelen op het dak en binnen het bouwvlak uit financieel, bouwkundig, landschappelijk of stedenbouwkundig oogpunt redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort.

Toelichting:

Deze voorwaarde speelt met name bij zonnepanelen bij woningen in het buitengebied. De provincie Overijssel hanteert een zonneladder om te voorkomen dat onnodig grond in de groene omgeving wordt aangewend voor het plaatsen van zonnepanelen. In eerste instantie moeten zonnepanelen op het dak worden aangebracht. De hier gestelde voorwaarde vraagt de initiatiefnemer aan te tonen dat het aanbrengen van zonnepanelen op het dak niet mogelijk is. Het kan zijn dat het dakvlak te klein is, of niet geschikt is, voor het plaatsen van voldoende zonnepanelen om in de eigen energiebehoefte te voorzien. Deze voorwaarde kan wel met zich meebrengen dat van initiatiefnemer gevraagd wordt om (ook) een deel van het dak voor zonnepanelen aan te wenden.

3. De aard en de schaal van de zonnepanelen staan in relatie tot de energiebehoefte van de woning waarbij zij horen.

Toelichting:

Deze voorwaarde borgt dat de zonnepanelen zijn afgestemd op de energiebehoefte van de woning. Dit betekent dat op voorhand niet meer zonnepanelen worden toegestaan dan nodig is om de woning van energie te voorzien. De initiatiefnemer zal dit met een energieberekening moeten onderbouwen.

De voorwaarde sluit overigens niet uit dat in 'goede jaren', waarin meer energie wordt geproduceerd dan nodig is om aan de energiebehoefte van de woning te voldoen, het overschot terug wordt geleverd aan het net. Het is ook toegestaan om rekening te houden met een voorzienbare toename in de energiebehoefte van de woning. Het is echter niet de bedoeling om op voorhand van zo veel zonnepanelen uit te gaan, dat er structureel meer energie wordt opgeleverd dan nodig is.

4. De aard en de schaal van de zonnepanelen staan in relatie tot de omgeving.

Toelichting:

De gemeenteraad heeft in het kader van grote, bedrijfsmatige zonne-initiatieven besloten dat het primaat om dergelijke initiatieven toe te staan, bij de raad ligt. De gedachte daarbij is dat over projecten met zo'n grote landschappelijke impact door het democratisch gelegitimeerde bestuursorgaan moet worden besloten. Over kleinere initiatieven kan evenwel door het college besloten worden.

Het is echter moeilijk om in zijn algemeenheid te zeggen bij welke hoeveelheid of oppervlakte aan zonnepanelen de landschappelijke impact te groot wordt. De mate van impact hangt af van de omgeving.

5. De zonnepanelen worden landschappelijk ingepast. De landschappelijke inpassing is vastgelegd in een inrichtingsplan.

Toelichting:

Een basisvereiste voor nagenoeg elke ontwikkeling is dat nieuwe bouwwerken goed landschappelijk worden ingepast, waarbij kansen voor biodiversiteit en/of klimaatadaptatie waar mogelijk worden benut. Deze eis wordt daarom ook aan particuliere zonnepanelen op de grond gesteld. De landschappelijke inpassing moet worden vastgelegd in een inrichtingsplan, dat als voorwaarde aan de omgevingsvergunning wordt verbonden.

6. De bestaande natuurwaarden, cultuurhistorische waarde en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

Toelichting:

Uit de ingediende documenten bij de vergunningsaanvraag moet blijken dat aanwezige natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

7. Het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig wordt aangetast;

De zonnepanelen mogen niet leiden tot onevenredige hinder voor omwonenden of voor omliggende bedrijven. Een voorbeeld is onevenredige hinder vanwege reflectie van zonlicht.

8. De initiatiefnemer heeft voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning aangetoond dat procesparticipatie van de omgeving heeft plaatsgevonden.

Toelichting;

Een vereiste uit de Uitgangspunten zonnepanelen is participatie. Dit vereiste geldt ook voor de kleine, particuliere zonne-initiatieven. Aangezien het hier gaat om particuliere zonnepanelen uitsluitend ten dienste van de woning, is projectparticipatie per definitie uitgesloten. Alleen procesparticipatie is vereist. Het gaat hier om een inspanningsverplichting en nadrukkelijk geen resultaatsverplichting. Het is niet nodig dat de omgeving het met het initiatief eens is; het is wel nodig dat de omgeving daarover is geraadpleegd en in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen te uiten. De initiatiefnemer moet motiveren waarom hij wensen uit de omgeving wel of niet meeneemt in zijn initiatief.

9. Afwijking van regels die een specifiek belang beogen te beschermen

Toelichting:

Met de afwijkingsbevoegdheid kan ook afgeweken worden van bijv. regels ter bescherming van archeologische waarden, gasleidingen e.d. De gestelde voorwaarden beogen dat die belangen een plaats krijgen in de afweging omtrent het verlenen van de vergunning. Het criterium 'niet onevenredig schaden' kan bijvoorbeeld worden ingevuld met de specifieke criteria die de betreffende regels stellen.

Conclusie

Hoewel geen objectief maximum wordt gesteld aan het aantal of de oppervlakte van de zonnepanelen in een particulier initiatief, wordt toch met bovenstaande voorwaarden in samenhang geborgd dat hiermee alleen particuliere zonne-initiatieven worden toegestaan die niet een zodanige ruimtelijke impact hebben, dat besluitvorming aan de gemeenteraad zou moeten worden voorbehouden. Daarbij worden de principes uit de 'Uitgangspunten zonnepanelen' als leidraad genomen bij kleine particuliere zonne-initiatieven.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van en/of ten behoeve van de archeologische dubbelbestemmingen en de herbouw van woningen.

Artikel 17 Overige regels

In dit artikel komt de werking van in de planregels genoemde wettelijke regelingen en het in strijd met de bestemming toegelaten gebruik aan de orde.

5.3.5 Hoofdstuk 7: Overgangs- en slotregels

Tenslotte zijn in het laatste hoofdstuk van de planregels de overgangs- en slotregels opgenomen. Ook deze regels hebben een algemeen karakter en zijn op het gehele plangebied van toepassing.

Artikel 18 Overgangsregels

Deze bepaling regelt het regime van bebouwing en van gebruik van de grond dat strijdig is met het plan. Strijdigheid met het plan wordt voor zowel bebouwing als gebruik beoordeeld naar het moment waarop het plan in werking treedt.

Artikel 19 Slotregel

Hier staat de benaming van dit bestemmingsplan vermeld.

5.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft geen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan geen handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.

  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan

De inhoud van het bestemmingsplan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.

  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de regels goed controleerbaar zijn. De planregels moeten niet meer regelen dan noodzakelijk is.

  • 4. Actief handhavingsbeleid

Er moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de planregels niet worden nageleefd, met name als dit negatieve gevolgen heeft voor de veiligheid en/of de (volks)gezondheid.

Voornoemde onderwerpen zijn als uitgangspunt opgenomen en als richtlijn gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, aanhef en onder f van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is. Allereerst wordt in § 6.2 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Vervolgens wordt in § 6.3 en 6.4 ingegaan op de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid'.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriële regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.


Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval wordt een overeenkomst gesloten tussen de verschillende initiatiefnemers en de gemeente Deventer. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

6.3 Resultaten inspraak

Omwille van een vlotte bestemmingsplanprocedure is gekozen om de voorontwerpfase over te slaan. De mogelijkheid tot het indienen van inspraak wordt hiermee achterwege gelaten. Op grond van artikel 2.1 van de Inspraakverordening kan elk bestuursorgaan zelf beslissen of zij een inspraakronde noodzakelijk vindt of niet. In het onderhavige bestemmingsplan gaat het om een kleinschalige ontwikkeling. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.

De initiatiefnemers voor de in voorliggend bestemmingsplan individuele ontwikkelingen, hebben de voorgenomen plannen besproken met de directe omwonenden. Uit deze vorm van participatie zijn geen belemmeringen en bezwaren kenbaar gemaakt.

6.4 Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

De volgende instanties zijn in het kader van het vooroverleg benaderd om een reactie te geven op (delen van) het ontwerp bestemmingsplan.

  • Waterschap Drents Overijsselse Delta en Rijn & IJssel;

Beide waterschappen hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben en zijn dan ook akkoord met de inhoud van voorliggend bestemmingsplan.

  • Provincie Overijssel

De provincie heeft in een reactie aangegeven dat de ontwikkeling aan de Biesterveldsweg 7 in Schalkhaar tevens getoetst moet worden aan artikel 2.8 (bos buiten NNN) en artikel 2.12.9 (solitaire recreatiewoningen) van de Omgevingsverordening. Naar aanleiding van deze reactie is voorliggend bestemmingsplan hierop aangevuld.

6.5 Zienswijzen

Deze paragraaf wordt na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ingevuld.