direct naar inhoud van 3.3 Provinciaal beleid
Plan: Amstellaan e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P261-OH01

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie: het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt de provinciale visie geschetst op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het vizier is daarbij gericht op 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van een structuurvisie onder de Wro.

Gebiedskenmerken
Uit de gebiedskenmerkenkaart 'stedelijke laag' blijkt dat de Rivierenwijk, waar het plangebied dwars doorheen loopt, deel uitmaakt van een gebied met de aanduiding 'woonwijken 1955 - nu'. De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, wooneenheden en parken en groenstructuur). Functies zijn meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden. Herstructurering van de woon-, werk- en voorzieningenmilieus (en de bijbehorende infrastructuur, zoals in onderhavig geval) moet deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken.

3.3.2 Omgevingsverordening

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de verordening. De Omgevingsverordening Overijssel 2009 heeft onder andere de status van Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wro. Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet meer geregeld wordt dan nodig is voor het belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt – bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ is ook toegepast bij de flexibiliteitsbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden.

De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • De provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • Gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
  • Grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • Kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan waterschappen);
  • Verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).


Om met name het onderscheid tussen de bebouwde stads- en dorpsomgeving en de onbebouwde groene omgeving scherp te houden, wordt sterker gestuurd op het principe ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Door middel van de SER-ladder wordt de verplichting opgelegd om eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben.

In de verordening wordt bestaand bebouwd gebied in de eerste plaats gedefinieerd als de gronden die op grond van geldende bestemmingsplannen benut kunnen worden voor stedelijke functies. Daarnaast worden daartoe gerekend die gebieden die in een voorontwerp-bestemmingsplan bestemd worden voor stedelijke functies voor zover daarover schriftelijk een positief advies is uitgebracht door de provinciale diensten.

Het plangebied kan aangemerkt worden als 'bestaand bebouwd gebied', zodat het initiatief passend is binnen het provinciale beleidskader.