direct naar inhoud van 3.2 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit
Plan: Oerdijk 192
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0150.P231-OH01

3.2 Landschappelijke inpasbaarheid en ruimtelijke kwaliteit

In de vorige paragraaf is aangegeven dat zowel op nationaal, provinciaal als gemeentelijke niveau de nadruk wordt gelegd op ruimtelijke kwaliteit. Het beleid kent geen strikte voorschriften meer met betrekking tot welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Het beleid biedt ruimte aan economische dynamiek, zolang deze de ruimtelijke kwaliteit bevordert.

Om deze sturingsfilosofie te waarborgen heeft de provincie in de Omgevingsverordening opgenomen dat in het bestemmingsplan dient te worden onderbouwd op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1.5). Aan deze onderbouwing wordt de eis gesteld dat inzichtelijk moet worden gemaakt hoe is omgegaan met de provinciale vier-lagenbenadering, de bijbehorende Catalogus Gebiedskenmerken 2009 en welk ontwikkelingsperspectief van toepassing is. In deze paragraaf zal daarop nader worden ingegaan. Naast het provinciaal beleid zal ook worden ingegaan op de inpasbaarheid van de beoogde ontwikkeling in het gemeentelijke Landschapsontwikkelingsplan (LOP), voor zover deze afwijkt van het provinciale kader. Allereerst zal worden ingegaan op de principe zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bij de keuze het erf en de bestaande bebouwing op het perceel Oerdijk 192 te hergebruiken en een jeugdzorginstelling op deze locatie te vestigen, is rekening gehouden met het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Uitgangspunt is dat niet-agrarische ontwikkelingen in de groene omgeving alleen mogelijk zijn indien aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkeling niet kan plaatsvinden in het bestaand stedelijk gebied. Indien vestiging in de groene omgeving noodzakelijk en wenselijk is, gaat de voorkeur uit naar hergebruik van bestaande bebouwing, zodat geen extra ruimtebeslag op de groene omgeving wordt gelegd.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in hergebruik van bestaande voormalige agrarische schuren door een jeugdzorginstelling die behoefte heeft aan verbreding van haar aanbod wanneer het gaat om locaties waar intensieve jeugdzorg kan worden geboden. Voor jeugdigen met een zorgvraag bieden zogeheten "zorgboerderijen" nieuwe mogelijkheden. Door het ontwikkelen van jeugdzorg- en leerboerderijen worden er nieuwe vormen van dagbesteding en verblijf voor kinderen en jongeren met een hulpvraag gerealiseerd. Dit heeft effect op de wachtlijsten en verbetert de kwaliteit van de hulpverlening in algemene zin. De vraag naar jeugdzorg is nog altijd groot. Door een steeds meer vraaggerichte zorgverlening ontstaat er ook behoefte aan een steeds breder scala aan zorgaanbod.

Naast dagopvang en residentiële verblijfslocaties in de stad ontstaat er ook een steeds grotere vraag naar locaties in het buitengebied. De dag doorbrengen op een boerenbedrijf, met echte dieren en met vooral veel rust en ruimte om je heen. Uit eerdere ervaring en een pilotproject in Overijssel blijkt dat deze combinatie fantastisch werkt en een meerwaarde heeft. Jeugdzorgboerderijen zijn een goede aanvulling op het totale aanbod van de jeugdhulpverlening en bieden daarmee perspectief voor zowel zorgvragers als zorgaanbieders.

Door bestaande erven met voldoende bebouwing te zoeken om in deze behoefte aan 'zorgboerderijen' te voorzien wordt voorkomen dat extra ruimtebeslag wordt gelegd op de groene omgeving. Op de huidige locatie is een nieuwe invulling extra gewenst, omdat het hier een bijzonder waardevol erf met diverse rijks- en gemeentelijke monumenten betreft. Herbestemming draagt bij aan de duurzame instandhouding van deze monumenten.

Landschappelijke inpassing - ontwikkelingsperspectief

Naast het principe 'zuinig en zorgvuldig ruimte gebruik' speelt ook landschappelijke inpassing een belangrijkste rol als het gaat om behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Indien aan de gewenste ontwikkeling behoefte bestaat, is de vraag waar deze ontwikkeling het beste kan plaatsvinden.

In het provinciaal beleid is het grondgebied van de provincie opgedeeld op basis van zes ontwikkelingsperspectieven, drie ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en drie voor de stedelijke omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven geven aan in welke richting het gebied zich dient te ontwikkelen en biedt een (ruimtelijk) kader voor ontwikkelingen binnen het gebied.

Het perceel Oerdijk 192 is gelegen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte'. Dit zijn de gebieden binnen de provincie waar sprake is van de verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Ook hier staat de kwaliteitsambitie 'voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. In dit perspectief worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook die van andere sectoren, nog nadrukkelijker verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.

De ontwikkeling van een zorgboerderij voor een jeugdzorginstelling past binnen dit ontwikkelingsperspectief waarin sprake is van functiemening. De activiteiten op het perceel vormen zelf ook een mix van landbouw, wonen, zorg, recreatie en natuur, waarbij ook de cultuurhistorische waarde van het erf en haar omgeving een belangrijke rol speelt. Naast het wonen en de zorg zal middels het dagactiviteitenprogramma ook sprake zijn van landbouw in de vorm van het verzorgen van kleinvee en het kleinschalig verbouwen van producten, zullen er recreatieve activiteiten worden ontplooid, zoals het verzorgen van exposities en het beheren van een rustpunt voor wandelaars en fietsers. Ook natuureducatie en -beheer zullen onderdeel uitmaken van het dagactiviteitenprogramma, zodat het erf en haar omgeving hun uitstraling behouden.

Landschappelijke inpassing - gebiedskenmerken

In het landschapsontwikkelingsplan Salland (LOP) is het gebied rond de Oerdijk 192 aangewezen als 'dekzandrug' Kenmerkend voor dit landschap is de sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met reliëfverschillen (essen) en open ruimtes ontstaat hierdoor een gevarieerd landschapsbeeld van een besloten tot half open landschap. De historische ensembles die in het gebied voorkomen zijn van grote waarde. Monumentale bomen en oude gebouwen hebben een grote museale kwaliteit. Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijke gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd.

Enkele landschappelijke karakteristieken zijn:

  • verdichting van de rug met landschapselementen zoals bosjes, landgoederen, houtwallen, hagen, singels en solitaire bomen;
  • afwisseling van verdichte en open ruimtes, met verrassende doorkijkjes;
  • onbeplante essen, maar beplante wegen;
  • wegen, die zich voegen naar de erven en daar deels ook over heen lopen;
  • knooperven;
  • erven die vloeiend overgaan in het landschap;
  • zandwegen en;
  • reliëf door essen en kampen

Deze gebiedskenmerken worden in de Provinciale Omgevingsvisie eveneens benoemd. Op basis van de Provinciale gebiedskenmerken is het perceel gelegen op een 'dekzandvlakte en ruggen' (natuurlijke laag) en is er sprake van een 'essenlandschap' (agrarisch cultuurlandschap). Met name het in stand houden van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf van de essen is van groot belang, evenals het aanbrengen en behouden van kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandwegen, karakteristieke erven en de beeldbepalende open ruimte daartussen.

Het bouwplan heeft rekening gehouden met deze kenmerken en versterkt deze kenmerken. Binnen het VAB-beleid worden nieuwe 'rode functies' op het erf toegestaan waarbij de monumentale boerderij en het historisch waardevolle erfensemble worden behouden en versterkt. Door het herstel van de hooiberg(en) en het kippenhok wordt daarnaast een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van de kwaliteit van het historische erfensemble.

Het herstellen en uitbreiden van de boomgaard, het aanvullen van de oude bomenrij langs de erftoegangsweg, het planten van enkele solitaire bomen en het realiseren van een haag dragen bij aan de gewenste verdichting van de rug. Echter om de openheid en toegankelijkheid van het landschap te behouden en de kenmerkende vloeiende overgang tussen erf en landschap zoveel mogelijk te behouden, zal het hekwerk dat rond om het erf wordt geplaatst zo minimaal mogelijk worden toegepast. Bij voorkeur middels een transparant hekwerk van houten of metalen palen met draad of gaas.

Op het erf wordt ook een wandelpad gerealiseerd. Met dit pad wordt een verwijzing gemaakt naar een oude route die vanaf de es over het erf liep. Dit pad wordt begeleid door enkele solitaire bomen. Vanaf het pad worden ook wandelroutes richting het ten noorden gelegen bos en richting de Oerdijk gerealiseerd. Met het realiseren van deze wandelpaden wordt een verwijziging gemaakt naar een kenmerkend element in dit landschapstype; wegen die zich veelal kronkelend voegden naar de erven en daar soms ook leterlijk overheen liepen.